TOETSTAAK 9: HARD GEWERKT VANDAAG Vaardigheid: spreken. Doelstelling: eindterm 3 beheersen: de cursist kan zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner. Verwerkingsniveau: beschrijvend. Context: afspraken en regelingen. INTRODUCTIE De toetsafnemer stelt de cursist gerust aan de hand van een kort introducerend gesprek over werk en de gevolgen voor je vrije tijd. Het is belangrijk voor het goede verloop van de toetstaak dat de cursist even kan praten zonder dat hij daarop beoordeeld wordt. Vraag de cursist of hij al werk heeft. Heeft de cursist naast het werk of naast de lessen nog veel vrije tijd? Wat doen hij s avonds na het werk? INSTRUCTIE De toets: zie kopieerblad cursist, toets: spreken 9. De toetsafnemer leest de instructie voor: Het is donderdagavond. Je hebt heel de week al hard gewerkt en je moet morgen om 6.00u opstaan. Je bent heel erg moe en je wil vroeg gaan slapen. Een vriendin belt op om te vragen of je iets mee wil gaan drinken. Je wil niet en je vertelt dat ook aan je vriendin. Tijdens het uitvoeren van de toetstaak mag de toetsafnemer op geen enkele wijze helpen. Eventueel kunnen de instructies nog eens op dezelfde wijze worden herhaald als ze niet goed begrepen zijn, maar extra uitleg (bijvoorbeeld, woordverklaringen) is uitgesloten. De maximale tijd voor het voeren van dit gesprek is 4 minuten.
Gespreksstramien (T: toetsafnemer, C: cursist) Dit gesprek is een open gesprek maar de toetsafnemer moet bijkomende vragen stellen als de cursist dingen vergeet te zeggen. Voorbeeldhulpvragen: Hoe? En waarom wil je niet mee? Het kan voorkomen dat een cursist onvoorziene dingen zegt of vraagt. De toetsafnemer reageert daarop naar eigen goeddunken en noteert dit voorval op het scoreblad van de cursist. Zo kan hij er achteraf naar teruggrijpen en op een vergelijkbare manier reageren bij andere cursisten. Maar de toetsafnemer moet er zich altijd van bewust zijn dat hoe meer hij tussenkomt of reageert, hoe meer verschillen hij creëert tussen de cursisten. En dat moet worden vermeden. T: Hallo, met. C:... De cursist begroet de beller. T: Alles goed? C:.. De cursist antwoordt positief of negatief, al dan niet gevolgd door de vermelding dat hij/zij heel moe is. T: Ik wilde je vragen om iets mee te gaan drinken. Er is een nieuw cafeetje in de stad! C:.. T: Waarom niet, komaan! De cursist kan verwoorden dat hij het voorstel niet zo ziet zitten. Als de cursist de reden al vermeld heeft, vervalt deze vraag. C:... De cursist zegt dat hij moe is. T: Ok, dan zal het voor een andere keer zijn. Tot hoors! C:... De cursist neemt afscheid.
BEOORDELINGSMODEL De nadruk ligt op het overbrengen van de inhoud van de boodschap, niet de vorm. Op dit niveau zijn de vormelijke eisen die kunnen worden gesteld nog zeer laag. Voor vorm wordt dan ook een meer globaal criterium gehanteerd (zie model). Het spreektempo mag laag zijn, maar het gesprek moet in zijn geheel niet langer duren dan 4 minuten. De woordenschat mag omschrijvend zijn. Toetsitems Score Preconditie De cursist voert een adequaat gesprek (De cursist heeft het over het onderwerp). Inhoud Item. De cursist begroet de beller. Item 2. De cursist antwoordt positief of negatief op de vraag hoe het met hem gaat. Item 3. De cursist zegt dat hij niet mee zal kunnen gaan. Item 4. De cursist formuleert de reden. Item 5. De cursist neemt afscheid. Spreekdurf De cursist doet actief mee aan het gesprek en wacht niet telkens hulpvragen van de toetsafnemer af om een goed antwoord te formuleren.
Vorm De cursist kan zeer eenvoudige korte zinnen maken met stereotype formuleringen en standaarduitdrukkingen. De zinnen mogen op dit niveau nog af en toe fouten bevatten zoals: uitspraakfouten, fouten tegen de woordvolgorde,.... De fouten die gemaakt worden, hebben geen systematisch karakter; er worden niet steeds dezelfde fouten gemaakt. OF: De cursist kan woordgroepen formuleren, maar maakt systematisch dezelfde fouten, bijvoorbeeld tegen de woordvolgorde, vervoeging,... OF/EN De cursist maakt veel fouten, maar er ontstaat geen begripsverwarring. OF: De cursist formuleert uitingen van slechts woord, herhaalt enkel de instructie of kan helemaal geen antwoord geven. 0.5 0 Totaal 7 (bijgevoegd: scoretabel)
Naam:.. Datum:... TOETS Het is donderdagavond. Je hebt heel de week al hard gewerkt en je moet morgen om 6.00u opstaan. Je bent heel erg moe en je wil vroeg gaan slapen. Een vriendin belt op om te vragen of je iets mee wil gaan drinken. Je wil niet en je vertelt dat ook aan je vriendin. kopieerblad cursist toets: spreken 9