B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1. Kadernota (V9)

Vergelijkbare documenten
Financiële ontwikkelingen na gereedkomen primitieve begroting

Meerjarenbegroting Gemeentefinanciën Bloemendaal

Raadsinformatiebrief llllllllllllllll llll! llllllllllllllllllll illllillllillllllii

Collegebesluit. Onderwerp: Decembercirculaire 2014 Reg. Nummer: 2015/ Inleiding

Inhoudsopgave. I Inleiding 3. II Financiële beschouwing begroting 2016 en meerjarenraming 3. III Kaders begroting

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP

Gemeente Langedijk. 2e Kwartaalrapportage Verzonden aan de raad 23 juli e Kwartaalrapportage Gemeente Langedijk - 1 -

Onderwerp : Verwerking septembercirculaire 2014 in de begroting, als 1 e begrotingswijziging op de programmabegroting 2015

Voorstel raad en raadsbesluit

: Aanvullend voorstel voor voorjaarsnota 2006 en kadernota 2007

Raadsinformatiebrief. Onderwerp Septembercirculaire 2014 algemene uitkering

Voorstel raad en raadsbesluit

Inhoudsopgave. I Inleiding 3. II Kaders begroting III Financiële beschouwing begroting 2014 en meerjarenraming 4

De raden van alle gemeenten in de provincie Limburg

De netto verschillen tussen de meicirculaire 2016 en de decembercirculaire 2015 zijn als volgt:

Kaders Financieel gezond Brummen

Onderstaand overzicht uit de voorjaarsnota 2017 is bijgewerkt met de resultaten van de meicirculaire 2016.

Financieel beeld van de gemeente Naarden, Muiden, Bussum September 2014

Raadsvoorstel agendapunt

gemeente Eindhoven 0,6 1,5 3,6 4,0 2,8 5,9 7,9 8,2

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Samenvatting Voorjaarsnota - decembercirculaire

Begroting Aanbieding Gemeenteraad 20 september 2013

Algemene uitkering Beginstand algemene uitkering

datum voor Afdeling/cluster 23 juni 2015 Leden van de Raad Bedrijfsvoering

Voorts geven wij ook inzicht in de voorlopige financiële consequenties van de ontwerp-najaarsnota 2015.

AAN DE AGENDACOMMISSIE

Gemeente Bladel MEDEDELING. Aan de raad. Economisch hart van de Kempen IllililllilllllUllllililliUlll. : R : Septembercirculaire 2017

Algemene uitkering

Raadsvoorstel: Onderwerp: Septembercirculaire 2015

23 juni 2015 Financiële gevolgen meicirculaire 2015 gemeentefonds M.A. Bouter

Kader Dit besluit vloeit over het algemeen voort uit de Financiële Verhoudingswet en heeft specifiek betrekking op het Gemeentefonds.

Voorstel raad en raadsbesluit

Inleiding Op 31 mei 2016 is de meicirculaire verschenen, in dit advies worden de gevolgen voor de gemeente Krimpen toegelicht.

UITGANGSPUNTEN voor de Programmabegroting

FINANCIEEL PERSPECTIEF KADERNOTA

1. Kennis te nemen van de maart- en meicirculaire en de (financiële) gevolgen daarvan

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

categotie/ agendanr

UITWERKING MEICIRCULAIRE bijlage -

documentnr.: INT/C/16/24902 zaaknr.: Z/C/16/27528 Raadsvoorstel

C. Taakmutaties voor domeinen D. Doeluitkeringen voor domeinen E. Decentralisaties sociaal

Inhoudsopgave. 1 Inleiding... 5

Bijlagen 1 Voorjaarsnota

Notitie Financieel Kader Schiermonnikoog

*ZEA1C1378EA* Begrotingsraad d.d. 10 november 2015

Financiële kadernota Samen kom je verder! Gemeente Leiderdorp

Raadsbesluit. Heemstede. Raadsvergadering: 8 en 9 november ONDERWERP Eerste begrotingswijziging 2019

OXT.?W III III MUI MUI INI II Advies B&W. Beslissing. Bespreken. Burgemeester Gelok. Registratienummer

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Aan de raad van de gemeente Lingewaard

Ontwikkelingen, Prestaties (wat gaan we doen) en financiële consequenties per product

AAN DE AGENDACOMMISSIE

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP AANLEIDING EN DOELSTELLING PROBLEEMSTELLING OPLOSSINGSRICHTINGEN

i^v RAADSINFORMATIEBRIEF

Agendapunt. Op grond van artikel 192 van de gemeentewet is de raad het bevoegd orgaan om de begroting tussentijds te wijzigen.

Afweging Het voorstel is om kennis te nemen van de uitkomsten van de meicirculaire en de raadsleden te informeren met het bijgevoegde memo.

Raadsstuk. Onderwerp Decemberrapportage 2018 Nummer 2018/ Portefeuillehouder Snoek, M. Programma/beleidsveld 7.2 Algemene dekkingsmiddelen

IIIIIIIIIIIIIIIIIIII INI

Vervolgens zijn de resultaten vergeleken met de ramingen voor de jaren , welke zijn gebaseerd op de meicirculaire 2015.

Raadsinformatiebrief 73

Raadsinformatiebrief1

Voorstel raad en raadsbesluit

Regiodagen Gemeentefinanciën 2014

Ontwerpbesluit pag. 3. Toelichting pag. 4. Bijlage(n): Najaarsrapportage 2016

In de bijgevoegde analyse wordt weergegeven waardoor de verschillen ten opzichte van de meicirculaire zijn ontstaan.

UITWERKING MEICIRCULAIRE bijlage -

onderwerp Zienswijze SWA ontwerp programmabegroting 2016 en SWA meerjarenbegroting

GESPREKSNOTITIE VOORJAARSGESPREK 23 JUNI 2017 VS

Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet?

Memo Reg.nr.: O-FIN/2014/519 / RIS

Financiële positie. Financieel perspectief. Financiële uitgangspositie

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp

Onderwerp Meicirculaire 2009 Gemeentefonds en aanpassingen begroting 2009

Zienswijze ontwerp begroting 2018 Veiligheidsregio Brabant Zuidoost.

Provincie Noord-Holland

Bijlage 2 bij Raadsvoorstel nr. HVE (Verkeersproblematiek Maastrichterlaan/Randweg Noord)

= = Raadsvergadering d.d. 25 november 2014 Agendanr..

RAADSVOORSTEL. Aanleiding: Het college doet de raad voorstellen voor de financiële kaders voor de begroting 2016 en de meerjarenbegroting

Memo Reg.nr.: O-FIN/2013/16 / RIS

Raadsinformatiebrief 81

Programma 10. Financiën

Voorjaarsnota 2018 Uitgangspunten begroting 2019 en meerjarig kader Provincie Gelderland

Raming algemene uitkering gemeentefonds is te optimistisch. De raad van de gemeente Meierijstad Postbus DA VEGHEL

Economisch hart van de Kempen

Samenvatting uitkomsten enquête BZK onderzoek begroting 2017 op onderdeel decentralisaties Provincie Zuid-Holland

Postbus AA Bezoekadres Stadsplein LZ IBAN: NL49 BNGH BIC: BNGHNL2G

Collegevoorstel. Zaaknummer Decembercirculaire 2016 gemeentefonds

Voorstel raad en raadsbesluit Programma

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1 e Bestuursrapportage 2014 & Kadernota 2015

Raadsvoorstel 26 juni 2014 AB RV

Portefeuillehouder : W.C. Luijendijk Datum collegebesluit : 1 november 2016 Corr. nr.:

Jaarstukken xx maart De raden van de 26 VRU-gemeenten door tussenkomst van de colleges van burgemeester en wethouders.

Financiën Ingekomen stuk D5 (PA 13 november 2013) Concern Financiën. Ons kenmerk FA20/ Datum uw brief

Advies. Begroting 201G Gemeenschappel üke Regel i ng GGD Gelderland- Zuid. mesen. Gemeente Nijmegen. Gt.ir8ßH. Peggy van Gemert RA/AA

Concept Raadsvoorstel 2 e herijking deelbegroting Jeugdhulp 2017 en 1 e herijking deelbegroting jeugdhulp 2018 Regio Hart van Brabant

Begroting Intergemeentelijke Afdeling Sociale Zaken

Raadsstuk. Onderwerp Bestuursrapportage Nummer 2018/ Portefeuillehouder Snoek, M. Programma/beleidsveld 7.2 Algemene dekkingsmiddelen

Voorstel raad en raadsbesluit

Transcriptie:

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 Kadernota 2016 (V9)

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 1 Inleiding 3 2 Uitgangspunten begroting 4 2.1 Aandachtspunten provincie 4 2.2 Opgelegde uitgangspunten vanuit de provincie 4 2.3 Interne uitgangspunten 5 3 Financiële stand van zaken 7 3.1 Financieel startpunt begroting 2016 7 3.2 (Autonome) ontwikkelingen 7 3.3 Overige autonome ontwikkelingen 19 3.4 Saldo-ontwikkeling 20 3.5 Vermogenspositie 21 4 Resultaten burgerparticipatie 22 5 Beleidsalternatieven 24 5.1 Ruimtevragen exploitatie 25 5.2 Ruimtevragen investeringen 26 5.3 Ruimtecreaties exploitatie 27 6 Proces 28 6.1 Tijdsbalk 28 6.2 Aanpak RIA (9 juni) 28 6.3 Aanpak oordeelsvormende raad kadernota (16 juni) 29 7 Voorstel 30 Bijlage 1 Ramingsbladen autonome ontwikkelingen 1 Bijlage 2 Burger enquête Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Bijlage 3A Ruimtevragen exploitatie 1 Bijlage 3B Ruimtevragen investeringen 20 Bijlage 4 Ramingsbladen beleidsalternatieven ruimtecreaties 1 2

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 1 Inleiding Net als iedere kadernota presenteren wij uw raad ook nu weer de financiële kaders en uitgangspunten die gelden bij het opstellen van de nieuwe meerjarenbegroting. Als eerste presenteren wij u de belangrijkste aandachtspunten voor de begroting 2016 zoals geformuleerd door de provincie. Daarna presenteren wij u een geactualiseerd beeld (inschatting) van de ontwikkeling van het meerjarensaldo. Geactualiseerd naar de stand van de ons ter beschikking staande informatie tot en met 1 mei 2015. Die presentatie bouwen we, naar analogie van de werkwijze die we ook hanteren in iedere begroting, op vanuit het laatste bij uw raad bekende en vastgestelde meerjarensaldo uit het begrotingsboekwerk 2015. Aansluitend presenteren wij u de belangrijkste ontwikkelingen die van invloed zijn op de begroting. Als eerste de ontwikkelingen a.g.v. de najaar 2014 ontvangen circulaires vanuit het Rijk. Die informatie is bij de RIA van de begroting 2015 op hoofdlijn al aan u gepresenteerd. Vervolgens de overige ontwikkelingen met een te verwachten voordelig danwel nadelig effect op het saldo. In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan de ontwikkeling ambtelijke fusie en de ontwikkeling in het sociale domein. Vervolgens presenteren wij u het meest actuele beeld van de omvang en ontwikkeling van de algemene reserve. De omvang van deze reserve geeft inzicht in de mate waarin we nu en in de nabije toekomst in staat zijn risico s op te vangen. Nieuw in de kadernota is het overzicht van de geïnventariseerde mogelijke beleidsalternatieven. Daar waar we in het verleden een apart beleidsalternatievenplan opstelden hebben we nu de beleidsalternatieven toegevoegd aan de kadernota zelf. Mogelijke beleidsalternatieven omdat het uw Raad bekend is dat de financiële situatie nog steeds onzeker en verre van rooskleurig is. We maken hierbij een uitzondering voor het accommodatiebeleid omdat dit beleid inbegrepen de daarvoor bestemde en afgebakende middelen separaat wordt besproken ten tijde van de behandeling van de begroting zelf. In deze kadernota presenteren wij uw raad tenslotte ook de resultaten van het gehouden burgeronderzoek. Zoals afgesproken zal uw raad deze informatie meenemen in haar debat over de kadernota en de beschikbare beleidsalternatieven. We sluiten af met een toelichting op het proces zodat voor de raad duidelijk is wanneer op basis van welke informatie, aan de hand van welke methodiek het debat wordt gevoerd over deze kadernota en de gevoegde beleidsalternatieven in het bijzonder. 3

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 2 Uitgangspunten begroting Uitgangspunt bij besluitvorming over de begroting zijn de kaders en criteria genoemd in de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, het Gemeenschappelijk financieel toezichtkader provincie (2014) en de begrotingscirculaire 2016 van de Provincie. 2.1 Aandachtspunten provincie Ieder jaar ontvangt de gemeente van de provincie als financiële toezichthouder een begrotingsbrief. In deze brief verwoordt de provincie een aantal aandachtspunten en harde toetsingscriteria voor de nieuwe begrotingscyclus. De belangrijkste aandachtspunten van deze brief zijn: Indien gemeenten de lasten van de 3D in de begroting gelijk ramen aan de te ontvangen baten van het Rijk dan lopen de gemeenten een fors risico. Het Rijk heeft immers forse bezuinigingen doorgevoerd en het in onzeker of de lasten daadwerkelijk niet hoger worden dan de baten; Monitor de financiële ontwikkelingen in de 3D gedurende 2015 en stel bij indien nodig; Monitor de ingeboekte bezuinigingen/ombuigingen; Heb aandacht voor de effecten van het groot onderhoud 2 e fase gemeentefonds en de herijking van de objectieve verdeelmodellen (info meicirculaire) en neem deze mee in de nieuwe begroting; 2.2 Opgelegde uitgangspunten vanuit de provincie De uitgangspunten en richtlijnen van de provincie voor het begrotingsjaar 2016 zijn: De begroting 2016 dient structureel en reëel in evenwicht te zijn of als dat niet het geval is, dient de meerjarenraming aannemelijk te maken dat dit evenwicht in 2019 uiterlijk tot stand zal worden gebracht; De jaarrekening 2014 behoort structureel en reëel in evenwicht te zijn; indien de jaarrekening niet in evenwicht is, zal het structureel tekort worden betrokken bij het onderzoek van de begroting 2016. Dit betekent dat in de jaarrekening inzicht moet worden gegeven in het structurele en incidentele aandeel van het tekort; De vastgestelde jaarrekening 2014 en de begroting 2016 dienen tijdig, respectievelijk vóór 15 juli en 15 november 2015, aan de provincie te zijn toegezonden; Alle in de begroting opgenomen bezuinigingsmaatregelen c.q. taakstellingen worden op hard- en haalbaarheid beoordeeld. Bij een negatief oordeel zullen deze posten op de gepresenteerde begrotingssaldi gecorrigeerd worden. Deze correctie kan tot gevolg hebben dat er sprake blijkt van een structureel begrotingstekort met preventief toezicht als gevolg; Taakstellingen die aan de verbonden partijen, waaronder gemeenschappelijke regelingen, worden opgelegd, worden als niet reëel beschouwd, tenzij de desbetreffende verbonden partij of gemeenschappelijke regeling op bestuurlijk niveau heeft besloten of en hoe deze opgelegde taakstelling daadwerkelijk wordt ingevuld. 4

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 Aannemelijk moet worden gemaakt dat de verbonden partij de opgelegde bezuinigingsmaatregel concreet zal invullen; Om vast te kunnen stellen dat sprake is van een structureel evenwicht is het van belang dat inzicht bestaat in welk deel van de in de begroting geraamde baten en lasten incidenteel is en welke structureel. De incidentele baten en lasten moeten per programma en meerjarig inzichtelijk worden gemaakt; De paragraaf onderhoud kapitaalgoederen dient conform BBV art 12, lid 2 inzicht te bieden in: o Actueel beleidskader; o Het kwaliteitsniveau; o De vertaling van de financiële consequenties van het door de raad vastgestelde kwaliteitsniveau; Per type kapitaalgoed wordt inzicht geboden in de ontwikkeling van het achterstallig onderhoud en de stand per 1 jan 2016. Tevens wordt inzicht geboden in de maatregelen die genomen worden om de aanwezige achterstand weg te werken; De algemene uitkering zoals gepresenteerd in de mei/juni circulaire 2015 inbegrepen de gehanteerde uitkeringsfactor en de herverdeeleffecten van de 2e fase onderhoud gemeentefonds is bepalend voor de ontwikkeling algemene uitkering zoals op te nemen in de begroting 2016; Wegen worden minimaal op onderhoudsniveau C van de CROW normen onderhouden opdat geen verdergaande kapitaalvernietiging plaats vindt; De reserve onderhoud accommodaties dient binnen twee begrotingsjaren te worden omgezet naar een voorziening onderhoud kapitaalgoederen danwel de lasten van het onderhoud in het jaar worden direct t.l.v. de exploitatie gebracht met als onderbouwing voor de omvang van die voorzieningen onderhoudsplannen per gebouw; Er is geen verplichting meer tot het opstellen van een paragraaf demografische ontwikkelingen. Er is een facultatieve paragraaf taakstellingen en reserveringen. Aanvullend op de gegevens die wij al enkele jaren opnemen dient in de begroting in de lijst met verbonden partijen tevens inzicht te worden geboden in: o het financieel belang dat de provincie onderscheidenlijk de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar; o de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar; o de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar. 2.3 Interne uitgangspunten Naast de uitgangspunten op basis van externe wet, regelgeving en/of richtlijnen gelden tevens de navolgende Landgraafse uitgangspunten: De in de begroting 2016 opgenomen vaste ruimte voor kapitaallasten investeringen 2016 (exclusief ICT en riolen) wordt gereserveerd ter dekking van de noodzakelijke vervangings- en geplande uitbreidingsinvesteringen (exclusief ICT en riolen); 5

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 Vanuit het voorzichtigheidsprincipe worden mogelijke toekomstige besparingen pas cijfermatig verwerkt in de meerjarenbegroting indien de raad het besluit tot definitieve uitvoering heeft genomen; De gede-allocceerde budgetten en alternatieven t.b.v. het toekomstbestendig accommodatiebeleid worden omschot toegevoegd aan de ontwerpbegroting 2016. Pas ten tijde van de begrotingsbehandeling 2016 voert de raad het debat over het in samenwerking met de commissie accommodatiebeleid door het college ontwikkelde accommodatieplan; De programmastructuur 2016 is identiek aan de programmastructuur 2015 met als enige uitzondering de verschuiving van het beleidsveld onderwijs van programma 5 Maatschappelijke stimulering naar programma 2 Maatschappelijke voorzieningen; De doelen en effectindicatoren in de 1e W vormen het meerjarig ambitieniveau van het college; De doelen en effecten uit de meerjarenbegroting 2015-2018 blijven in principe stabiel m.u.v. de effectindicatoren op het sociale domein. Hierop vindt een verbeterslag plaats op basis van de opgedane ervaring in 2015; De te bereiken ambities (normen) op de programma effectindicatoren worden waar nodig geactualiseerd; Waar nodig en mogelijk voegen we rechtmatigheids-indicatoren toe i.h.k.v. de nieuwe vorm van interbestuurlijk toezicht dat gericht is op het versterken van het horizontaal toezicht door de raad; Per programma wordt zoals te doen gebruikelijk inzicht geboden in de relatie met de verbonden partijen inbegrepen de gesubsidieerde professionele instellingen. o Per programma wordt inzicht geboden in de 4 W's o Wat willen we bereiken? o Wat gaan we daarvoor doen? o Wat mag het kosten? o Welke risico's lopen we daarbij? De activiteiten inbegrepen indicatoren in de 2e W vormen de prestaties die het college met de door de raad ter beschikking gestelde middelen (3eW) in het begrotingsjaar zal gaan realiseren; De risico-inventarisatie (4eW) focust op de majeure risico's (80/20 regel)1 met per risico een kans impact analyse. De niet in detail geïnventariseerde restrisico's (20%) worden financieel afgedekt door m.i.v. de begroting 2015 bij de berekening van de weerstandsratio 20% extra weerstandsbehoefte mee te nemen; We nemen geen facultatieve paragraaf taakstellingen en reserveringen op omdat we binnen de begrotingsopbouw van Landgraaf al inzicht bieden in zowel de reserveringen de taakstellingen en de voortgang van de ingeboekte ombuigingen. We nemen wel nog een paragraaf demografische ontwikkelingen op in de begroting en presenteren in deze paragraaf de meest actuele cijfers die te maken hebben met de krimp in de regio en Landgraaf in het bijzonder en geven inzicht in de lange termijn financiële impact van deze krimp op de ontwikkeling van de algemene uitkering. We ramen de salarissen op formatieschaal trede max 2. 1 20 % van de risico's zorgt voor 80% van de mogelijke impact. 2 In 2016 zit 80% van het personeel op trede max. 6

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 3 Financiële stand van zaken 3.1 Financieel startpunt begroting 2016 Net als bij de voorgaande kadernota s beginnen we met het opnieuw presenteren van het financiële startpunt van de nieuwe meerjarenbegroting. Dat betreft het meerjarig saldo zoals gepresenteerd in hoofdstuk 1 van de ontwerpbegroting 2015-2018. Bij de begrotingsbehandeling 2015 heeft de raad een begroting 2015 vastgesteld met reële ramingen en die structureel in evenwicht was. De geraamde structurele lasten die opkomen m.i.v. 2015 zijn gedekt door geraamde structurele baten m.i.v. 2015. Er was echter nog geen sprake van een duurzaam (= meerjarig) financieel begrotingsevenwicht. Vanaf 2018 was immers nog sprake van een aanzienlijk tekort: (bedragen x 1.000) Maarjaren saldi ontwerp programmabegroting 2015-2018 na bestemming 2015 2016 2017 2018 2019* Meerjarensaldi 0 0 0-999 -999 * nieuw jaar is bij start nieuwe ramingen altijd gelijk aan laatste jaar voorgaande mjb Tabel 3.1 Tijdens de begrotingsbehandeling zelf is ter correctie een 1 e begrotingswijziging aan de raad voorgelegd waardoor het meerjarentekort vanaf 2018 steeg van K -999 naar K -1079. Maarjaren saldi ontwerp programmabegroting 2015-2018 inbegrepen 1e begrotingswijziging (bedragen x 1.000) 2015 2016 2017 2018 2019* Meerjarensaldi 0 0 0-1.079-1.079 * nieuw jaar is bij start nieuwe ramingen altijd gelijk aan laatste jaar voorgaande mjb De raad heeft echter ook reeds besloten een deel van de dekking van Het Gegevenshuis mee te nemen in het meerjarenbegrotingsaldo. Dit besluit heeft dus invloed op het meerjarensaldo. Maarjaren saldi ontwerp programmabegroting 2015-2018 inbegrepen 1e begrotingswijziging & besluit ''Het gegevenshuis'' (bedragen x 1.000) 2016 2017 2018 2019* Meerjarensaldi inb. 1e begrotingswijziging 0 0-1.079-1.079 Aanvullende dekking ''Het Gegevenshuis'' -25-36 -40-44 Meerjarensaldi -25-36 -1.119-1.123 3.2 (Autonome) ontwikkelingen Zoals ieder jaar inventariseren we de (autonome) ontwikkelingen. Dit zijn ontwikkelingen die al invloed uitoefenen positief danwel negatief op de ontwikkeling van het meerjarig begrotingssaldo. M.a.w. de raad heeft hierin haar keuze al bepaald of heeft hierop geen directe invloed (meer). 7

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 3.2.1 Ontwikkeling algemene uitkering Gemeenten ontvangen op drie tijdstippen in het jaar de informatie over de gemeentefonds uitkeringen: in mei op basis van de Voorjaarsnota, in september op basis van de Miljoenennota en in december, ter afronding van het lopende jaar, op basis van de Najaarsnota. De regel is dat we de prognoses van de meicirculaire cijfermatig opnemen in de nieuwe begroting. In de kadernota geven we op basis van de september en soms ook de decembercirculaire die beperkt zich meestal tot de ontwikkeling van het accress van het lopende jaar - van het jaar voorafgaand een voorzichtige prognose af over de ontwikkeling van de algemene uitkering en het accres (de groei of daling) in het bijzonder. Voor wat betreft de ontwikkeling van de algemene uitkering zijn twee zaken te benoemen. De septembercirculaire 2014 is voor de ontwikkeling van het accres 2015 minder positief dan voorzien. Meerjarig is echter de verwachting dat het accres (de jaarlijkse toe- of afname van de algemene uitkering) t.o.v. eerdere ramingen iets stijgt. Zoals ook aangegeven bij de RIA van de begroting 2015 kan dit voor Landgraaf mogelijk oplopen tot 0,6 mln. in 2018. Of die positievere ontwikkeling wederom zichtbaar zal zijn in de meicirculaire 2015 is afwachten. Het Rijk hanteert echter wel weer het trap op trap af systeem. Dit betekent dat als de netto gecorrigeerde Rijksuitgaven (verder) toenemen de algemene uitkering ook (verder) toeneemt. En de algemene regel is dat als het economisch beter gaat de Rijksuitgaven toenemen en daarmee dus ook de omvang van het gemeentefonds. Uit de decembercirculaire 2014 die doorgaans geen hernieuwde prognose oplevert voor de ontwikkeling van de algemene uitkering blijkt dat de algemene uitkering toeneemt vanaf 2015. Dit is echter het gevolg van het toevoegen van de middelen van de decentralisatieuitkering Centra voor Jeugd en Gezin. Er is dus slechts sprake van een verschuiving van middelen en niet van verdere groei t.o.v. de prognoses uit de septembercirculaire 2014. Naast groei of daling van de omvang van het Rijksbrede gemeentefonds (algemene uitkering) is natuurlijk ook de verdeling van dit budget over de gemeenten van invloed op het door Landgraaf te ontvangen budget algemene uitkering. Het verdeelmodel gemeentefonds ondergaat momenteel een grote herijkingsoperatie (onderhoud) dat in twee fasen is verdeeld. In de eerste fase van deze herijkingsoperatie waren we nog een lichte voordeel gemeente (+ 6 per inwoner). Dit voordeel is al verwerkt in de meerjarenbegroting 2015. Helaas duiden de voorlopige cijfers van de 2 e fase herijking gemeentefonds er op dat we als Landgraaf er in 2016 ca. 20 per inwoner op achteruit gaan. Op een inwonertal van ca. 37500 is dat een bedrag van ca. 0,75 mln. U bent hierover separaat per raadsinformatiebrief over geïnformeerd. Bijkomende ontwikkeling binnen de algemene uitkering is het beëindigen van de bijdrage voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Dit budget dat m.i.v. 2011 vanuit het Rijk is gedecentraliseerd als onderdeel van de algemene uitkering naar de gemeenten was bedoeld om de leefkwaliteit in de plaatselijke stedelijke omgeving te verbeteren. De storting ter hoogte van ca. 125.000 in de reserve ISV t.l.v. de algemene uitkering komt daarmee te vervallen hetgeen voordelig doorwerkt op de algemene uitkering. 8

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 Pas in de meicirculaire zullen we meer zekerheid hebben over de in de begroting 2016 te hanteren cijfers. Op basis van deze voorlopige cijfers valt voorzichtig te concluderen dat er meerjarig zeker geen ruimte zal ontstaan in de ontwikkeling van de algemene uitkering. Voorlopig schatten wij in dat de groei en de herverdeling van de algemene uitkering met inzet van de egalisatiereserve elkaar in evenwicht houden. (bedragen x 1.000) Ontwikkeling algemene uitkering 2016 2017 2018 2019* Effect herijking 2e fase onderhoud gemeentefonds -750-750 -750-750 Verwachte groei algemene uitkering (o.a. o.b.v. sept circulaire 2014) inbegrepen mogelijke inzet egalisatiereserve algemene uitkering en wegvallen storting res ISV 750 750 750 750 3.2.2 Ambtelijke fusie (samenwerking) Landgraaf-Brunssum saldo 0 0 0 0 De samenwerking tussen Landgraaf en Brunssum moe(s)t, naast de vermindering van de kwetsbaarheid en verbetering van de kwaliteit leiden tot een financieel besparing van 0,25 mln. in 2015 tot 1,0 mln. in 2018. Door de stagnatie in het fusieproces is het ramingstechnisch niet meer reëel deze zelfde taakstelling zo te laten staan in de begroting. Er zal daarom een nieuwe raming moeten worden opgesteld in de begroting en het verschil zal alternatief dienen te worden gedekt. Alhoewel bij het opmaken van deze kadernota nog niet duidelijk is in welke vorm en in welk tempo (en mogelijk met wie) de samenwerking wordt voortgezet stellen wij voor om de meerjarige raming van deze taakstelling bij te stellen. We stellen u voor de besparingen zowel in tijd als in omvang te temporiseren. Dat betekent dat we de taakstelling twee jaar door schuiven in de planning en, gelezen het rapport van BMC, de te behalen taakstelling over meer jaren uitsmeren. Ter dekking van de vertraging zal dan incidenteel een beroep moeten worden gedaan op de reserve frictie. De reserve frictiekosten is bedoeld om vertragingen in ombuigingen op te vangen en daarmee de aangewezen reserve om tijdelijk dekking te verzorgen. Mochten de besparingen toch eerder opkomen dan vindt de geplande onttrekking aan de genoemde reserve niet plaats en blijft deze reserve op niveau. Verderop in de nota presenteren wij u de financiële doorrekening van deze keuze in samenhang met enkele andere meer technische maatregelen in de raming van de bedrijfsvoeringsbudgetten. Bijstelling financiele taakstelling fusie (samenwerking) 2016 2017 2018 2019 2020 In mjb2015 opgenomen taakstelling ambtelijke fusie 500 750 1.000 1000 1000 Bijgestelde raming taakstelling ambtelijke fusie tbv mjb 2016 0 125 250 500 750 Tekort a.g.v. temporisering taakstelling fusie -500-625 -750-500 -250 3.2.3 Drie decentralisaties Per 1 januari 2015 heeft het Rijk de taken i.h.k.v. de jeugdzorg, de begeleiding van mensen met beperkingen (WMO) en de re-integratie van mensen met beperkingen op de arbeidsmarkt (participatie) overgedragen aan de gemeenten. Uitgangspunt was om deze budgetten afgebakend te verstrekken aan de gemeenten in de vorm van een Sociaal Deelfonds. In de meerjarenbegroting 2015 hebben wij de van het Rijk te verwachten budgetten Sociaal Deelfonds zoals we die hadden ingeschat in de kadernota 2015 taakstellend opgenomen in de begroting. Taakstellend betekent dat we bij de 9

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 meerjarenbegroting 2015 hebben aangenomen dat het te ontvangen maar gekorte budget van het Rijk voldoende zou zijn om de opkomende lasten te dekken. Vanwege de grote onzekerheid over de baten en lastenontwikkeling een onvermijdelijke keuze. 3.2.3.1 Van sociaal deelfonds naar integratie uitkering sociaal domein Het wetsvoorstel dat moest leiden tot het instellen van het deelfonds Sociaal Domein is door het kabinet najaar 2014 ingetrokken na kritische kanttekeningen van de Algemene Rekenkamer. Het kabinet heeft daarom per septembercirculaire 2014 medegedeeld dat de tijdelijke bestedingsvoorwaarden aan de budgetten voor het sociale domein zijn komen te vervallen. De middelen binnen het sociale domein komen daarom in de vorm van een integratie uitkering richting de gemeenten. Een integratie-uitkering is bestemd om middelen via het gemeentefonds te verdelen op een wijze die afwijkt van de bestaande verdeelsleutels van het gemeentefonds. De gelden binnen het sociale domein zijn daarmee feitelijk voor de Raad helemaal vrij besteedbaar. Het Rijk monitort wel de realisatie van de budgetten via de verplichte IV3 rapportage en houdt daarmee een stevige vinger aan de pols. 3.2.3.2 Schotten om de budgetten 3D Vanwege de nog grote onzekerheden binnen de baten- en vooral lastenontwikkeling in het sociale domein willen wij de Raad voorstellen tot en met 2018 de schotten om de budgetten en reserves van het sociale domein die wettelijk beoogd waren met de vorming van een sociaal deelfonds te handhaven tenzij.. Tenzij we eerder dan verwacht zicht krijgen op de effecten op de structurele lastenontwikkeling in het sociale domein en die effecten overduidelijk wijzen op het realiseren van die lasten binnen de ter beschikking gestelde middelen. Dat betekent dat eventuele exploitatievoordelen in het sociale domein in enig jaar niet direct terug vloeien naar de algemene middelen maar eerst indien nodig (gelet op de bepaalde omvang) gestort worden in de reserves sociaal domein. Pas indien blijkt dat de reserve sociaal domein op niveau is zal het eventuele jaarvoordeel vrijvallen t.b.v. het algemene JR resultaat. 3.2.3.3 Herijking objectieve verdeelmodellen Landgraaf ontvangt op dit moment haar deel vanuit de Rijksbudgetten binnen het sociaal domein (groten)deels op basis van historische realisatie. Door middel van het gebruik van objectieve(re) maatstaven tracht het Rijk de budgetten WMO en Jeugdzorg beter te verdelen. Bij het budget participatie (werkdeel) is sprake van een nieuwe verdeling op basis van een andere doelgroep definitie. Het inkomens deel van het budget participatie (budget BUIG) was voor Landgraaf al grotendeels verdeelt o.b.v. objectieve maatstaven. Die objectieve maatstaven zijn echter eveneens herijkt. De definitieve resultaten van de verdeelmodellen zullen zichtbaar worden in de meicirculaire 2015. Onderstaand de voorlopige indicatie van die nieuwe budgetten voor Landgraaf t.o.v. de oude in de meerjarenbegroting 2015 opgenomen budgetten. In onderstaande tabel staat niet het effect van de tweede fase herijking algemene uitkering. 10

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 (X 1.000) Landgraafse baten budgetten sociaal domein oud versus objectief 2015 2016 2017 2018 2019 jeugd oud 9791 9791 9791 9791 9791 jeugd nieuw* 9791 9791 9791 9791 9791 verschil 0 0 0 0 0 wmo nieuwe taak oud budget 7358 7358 7311 7291 7270 wmo nieuwe taak nieuw budget o.b.v. sept circulaire 2014 7308 6968 6968 6968 6968 verchil -50-390 -343-323 -302 participatie inkomensdeel (BUIG) oud 16256 16478 16288 15631 15631 participatie inkomensdeel (BUIG) nieuw** 13650 13539 12794 12048 12048 verchil -2606-2939 -3494-3583 -3583 participatie werkdeel (wsw+reintegratie) oud 14734 13902 13260 12502 12502 participatie werkdeel (wsw+reintegratie) nieuw 14805 13979 13262 12557 12557 verchil 71 77 2 55 55 subtotaal oud 48139 47529 46650 45215 45194 subtotaal nieuw 45554 44277 42815 41364 41364 Verschil oud versus nieuw -2585-3252 -3835-3851 -3830 * de nieuwe objectieve baat jeugdzorg is nog niet bekend. **24 april 2015 Ook de nieuwe objectieve verdeling van het budget jeugdzorg is nog niet bekend reden waarom bij jeugd nieuw dezelfde bedragen staan zoals opgenomen in de meerjarenbegroting 2015. 3.2.3.4 Negatieve stapelingseffecten a.g.v. herverdeling budgetten door het Rijk. Namens alle gemeenten heeft de VNG reagerend op de adviesaanvraag voor het objectieve verdeelmodel jeugdzorg - het Ministerie maart 2015 geadviseerd om, teneinde te grote schokeffecten te voorkomen, het ingroeipad van alle herverdelingen in samenhang met elkaar te bezien. Het gaat daarbij om de eerste en tweede fase van het groot onderhoud van het gemeentefonds, Wmo 2015, Jeugdhulp, het Participatiebudget en de BUIG-middelen. Ten tijde van de totstandkoming van deze kadernota is een soortgelijke reactiebrief n.a.v. de concept cijfers van de 2e fase herijking gemeentefonds in voorbereiding. Het negatieve saldo van alle herverdeeltrajecten samen zo wordt gepleit in de brief - zou per jaar niet meer dan 15 euro per inwoner mogen bedragen. Dit gedurende een periode van vier jaar. Voor Landgraaf zou dat betekenen een maximaal herverdeel nadeel van ca. 563.000 per jaar. In deze vier jaar kan dan verder worden nagedacht over de laatste stappen naar de structurele situatie. Dat kan op basis van de verbeterde objectieve verdeelmodellen die in de komende jaren beschikbaar komen, mét bijbehorende hernieuwde herverdeeleffecten. Uit de meicirculaire zal blijken of en in welke mate het Rijk het ingroeipad heeft ingeregeld overeenkomstig de wensen van de VNG. De verwachting is echter dat het Rijk het budget participatie inkomensdeel (BUIG) buiten een eventueel samenhangend ingroeipad laat. Voor Landgraaf is het dan nog maar de vraag of het gecumuleerde effect van de herverdeling van de budgetten jeugdzorg, participatie werkdeel, wo en algemene uitkering boven het drempelbedrag komt van 563.000. Alleen in dat geval treedt er temporisering op van het gecumuleerde negatieve effect. 11

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 3.2.3.5 Baten en lastenraming sociaal domein 2016-2019? Op dit moment is het nog immer onmogelijk een reële indicatie te geven van de lastenontwikkeling op het sociaal domein. Dit is o.a. het gevolg van het feit dat we het jaar 2015 nog volop te maken hebben met de transitierechten. Het is daarnaast ook niet reëel te verwachten dat de effecten van het nieuwe beleid (van maatwerk naar algemeen) al volledig tot uitdrukking komen. Dat heeft meer tijd nodig. Dat betekent dat we de raad willen voorstellen om de mogelijke stijging (jeugdzorg) en of daling (Wmo) van de baten vanuit het Rijk a.g.v. de objectieve(re) herverdeling taakstellend door te vertalen naar de geraamde lasten jeugdzorg en Wmo. Stijgt de baat in de integratie-uitkering t.o.v. de eerder geraamde baat dan neemt de geraamde last evenredig toe. Daalt de baat t.o.v. de eerder geraamde baat dan ramen we de geraamde last eveneens evenredig af. Het meerjarige verschil tussen baat en last blijft daardoor gelijk en storten we onveranderd t.o.v. de meerjarenbegroting 2015 in de reserve Sociaal domein Rijksmiddelen. 3.2.3.6 WMO (X 1.000) WMO 2015 2016 2017 2018 2019 Baten mjb 2016 verwacht o.b.v. ingroeimodel objectief verdeelmodel 7308 6968 6968 6968 6968 Lasten te ramen mjb 2016 e.v. 6913 6634 6867 6887 6968 Saldo te storten in reserve sociaal domein rijksmiddelen 395 334 101 81 0 Geraamde storting in reserve sociaal domein rijksmiddelen (actuele mjb 2015) 395 334 101 81 0 Verschil 0 0 0 0 0 De ramingen van de baten en de lasten van de Wmo zijn gebaseerd op het nieuwe objectieve verdeelmodel Wmo [bron: septembercirculaire 2014]. De te ramen last daalt evenredig met de t.o.v. de vorige meerjarenbegroting dalende baat. Daardoor blijft het te storten saldo in de reserve sociaal domein rijksmiddelen ongewijzigd. Wijzigen in de te ontvangen baat bij de meicirculaire 2015 zullen op dezelfde manier worden verwerkt. 3.2.3.7 Jeugdzorg (X 1.000) Jeugdzorg 2015 2016 2017 2018 2019 Baten mjb 2016 verwacht o.b.v. ingroeimodel objectief verdeelmodel 9791 9791 9791 9791 9791 Lasten te ramen mjb 2016 e.v. 8716 8716 8716 8716 8716 Saldo te storten in reserve sociaal domein rijksmiddelen -1075-1075 -1075-1075 -1075 Geraamde storting in reserve sociaal domein rijksmiddelen (actuele mjb 2015) 1075 1075 1075 1075 1075 Verschil 0 0 0 0 0 De ramingen van de baten en lasten van de jeugdzorg zijn nog gebaseerd op het oude verdeelmodel 3. Stijgt o.b.v. de meicirculaire 2015 het te ontvangen budget dan zal de geraamde last evenredig stijgen. Daalt het te ontvangen budget dan daalt de last evenredig. De al in de meerjarenbegroting 2015 geraamde storting in de reserve sociaal domein blijft daarmee onveranderd. 3.2.3.8 Participatie werkdeel (wsw) De raming van het participatiebudget verloopt via de begroting van de WOZL. Uit de conceptbegroting WOZL 2016-2019 blijkt dat er t.o.v. de meerjarenraming Landgraaf begroting 2015-2018 nog een meerjarig tekort resteert van ca. 0,4 mln. 3 Pas bij de meicirculaire ontvangen we de uitkomst van de objectieve verdeling 12

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 (X 1.000) Participatie bijdrage WOZL 2016 2017 2018 2019 Raming Landgraafse bijdrage aan Schapslasten en tekort in WOZL [bron: Concept Mjb WOZL 2016-2019] 1.199 1.241 1.300 1.300 In mjb 2015-2018 Landgraaf reeds opgenomen bijdrage schapslasten en tekort in WOZL begroting 807 896 896 896 Nog aanwezig tekort (-) in meerajren begroting Landgraaf -392-345 -404-404 Dit tekort zal indien het structureel blijkt te zijn gedekt dienen te worden uit de exploitatie. Gelet echter op het feit dat zowel in 2013 alsook in 2014 uit de jaarrekening van WOZL blijkt dat de tekortbijdrage aan WOZL lager is dan begroot, waardoor er een voordeel opkomt dat terugvloeit naar de gemeenten, en gegeven het feit dat we ten laste van de budgetten sociaal domein structureel bijna een miljoen storten in de reserve sociaal domein stellen we voor om het geraamde tekort te onttrekken aan de reserve sociaal domein. We hangen een deel van de structurele storting in de reserve sociaal domein dus nog niet om naar de exploitatie ter dekking van het tekort bij de WOZL maar onttrekken dit tekort wel al meerjarig aan diezelfde reserve sociaal domein. 3.2.3.9 Participatie inkomensdeel (BUIG) De raming van de baten en lasten van het budget inkomensdeel participatie verloopt via de begroting ISD BOL. Uit de conceptbegroting ISD BOL blijkt dat het geraamde budget te ontvangen vanuit het Rijk mede a.g.v. de nieuwe voorlopige objectieve herverdeling onvoldoende is om de geraamde lasten te dekken. De last is dus nog niet gedekt door een structurele baat. Participatie inkomensdeel (BUIG) 2016 2017 2018 2019 Bijdrage BUIG LG aan ISD BOL MJB 2016-2019 *) 13.844.408 13.441.526 12.920.465 12.920.465 Te ontvangen budget BUIG Rijk [bron: voorlopige beschikking 2015] 13.539.117 12.793.595 12.048.071 12.048.071 saldo 305.291-647.931-872.394-872.394- *) cijfers ISD BOL, gecorrigeerd met 300.000 terugvorderingen debiteuren Wij stellen voor dit tekort te dekken uit de reserve BUIG. Reden betreft het nog niet definitief zijn van het nieuwe verdeelmodel BUIG waardoor de batenontwikkeling nog niet zeker is. Tevens zijn in de raming, die gebaseerd is op de meerjarenbegroting ISD BOL, de lasten wel geïndexeerd en de baten niet. Daar staat tegenover dat de geraamde lastendaling wel gebaseerd is op een ambitieus geprognosticeerde cliëntendaling. Los van bovenstaande redenen om het gat tussen de geraamde last en baat niet structureel te dekken stellen wij ons op het standpunt dat een waarlijk goed werkend objectief verdeelmodel bij een goed functionerend uitkerings- en re-integratiebeleid en -proces moet leiden tot een vorm van evenwicht tussen te ontvangen budget en de lasten met een goed werkende egalisatiereserve ter opvang van de schommelingen. De reserve BUIG is medio 2015 ca. 3,0 mln. groot (hierbij is reeds rekening gehouden met afdekking van het tekort over 2015). Indien de raad na vaststelling jaarrekening 2014 in stemt met het voorstel het gerealiseerde voordeel op de BUIG in het JR resultaat van 0,2 mln. over te hevelen van de algemene reserve naar de reserve inkomensdeel WWB bedraagt de hoogte zelfs 3,2 mln. Meerjarig zullen we deze reserve groot genoeg maken om het 13

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 vooralsnog gemaximeerde risico van 10% van de te ontvangen baat (vangnetregeling) op te kunnen vangen 4. 3.2.3.10 Participatie werkdeel re-integratie De geraamde lasten voor re-integratie zijn gebaseerd op het budgetaandeel in de toekenning van het participatiebudget 2015. Dit is overeenkomstig de begroting ISD BOL 2016-2019, waarin het actuele bedrag is verwerkt. Participatie werkdeel re-integratie 2016 2017 2018 2019 Geraamde bijdrage aan begroting ISD BOL 2016-2019 2.049.297 2.049.297 2.049.297 2.049.297 Geraamde lasten MJB landgraaf 2016-2019 2.049.297 2.049.297 2.049.297 2.049.297 saldo - - - - 3.2.3.11 Risicoreserve(s) sociaal domein Vanwege de grote onzekerheid ten aanzien baten en lasten ontwikkeling in het sociale domein hebben we in de aanloop naar de begroting 2015 een forse risicoreserve sociaal domein gevormd. In deze paragraaf geven we aan op welke wijze we de hoogte van deze reserve in de meerjarenbegroting 2016 bepalen en op peil houden. Omvang en voeding risicoreserve sociaal domein Het maximale risico op het sociaal domein is bij de totstandkoming van de begroting 2015 berekend door het voor Landgraaf evenredige deel van de door het Rijk doorgevoerde macrokorting te berekenen voor zowel de jeugdzorg alsook de WMO. Bij het participatie werk wsw-deel hebben we het maximaal risico bepaald aan de hand van het niet in de meerjarenbegroting Landgraaf 2015-2018 gedekt tekort van de destijds voorliggende concept meerjarenbegroting WOZL 2015-2018. Voor het participatie werk re-integratiedeel hebben we het risico fictief bepaald op 250.000 in 2015 oplopend tot 1 mln. in 2018. Bij elkaar opgeteld en gebruik makend van een kans impact berekening 5 leverde dit gecumuleerd onderstaande cijfers op voor de hoogte van de achter de hand te houden risicoreserve sociaal domein in de meerjaren 2015 t/m 2018 6 : (X 1.000) Totaal risicoreserve sociaal deelfonds 2015 2016 2017 2018 Subtotaal 4985 3897 2484 1000 Vooralsnog stellen wij de raad voor deze berekening/bepaling van de aan te houden risicoreserve sociaal domein te handhaven in de meerjarenbegroting 2016 e.v. Dat betekent dat de risicoreserve sociaal domein in de ontwerpbegroting 2016 een hoogte van 3,897 mln. zal moeten hebben. Deze reserve wordt gevoed/gevormd uit: o Het mogelijk niet gebruikte deel van de risicoreserve sociaal domein 2015; o De al geraamde meerjarige storting t.l.v. de budgetten sociaal domein; 4 In 2015 is dit max eigen risico eenmalig 7,5%, waarboven 50% van het tekort wordt gecompenseerd. Vanaf 12,5% wordt vervolgens 100% gecompenseerd. 5 In vier jaar van 75% naar 0% risico. 6 De gedetailleerde berekening van de benodigde risicoreserve kunt u terugvinden in de actuele beleidsnota sociaal domein. Deze risicoreserve is inclusief de risicoberekening voor de oude taken Wmo. 14

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 (X 1.000) Reserve rijksmiddelen deelfonds sociaal domein 2016 2017 2018 2019 Storting vanuit budget nieuwe taak Wmo 334 101 81 60 Storting vanuit nieuwe taak jeugdzorg 1075 1075 1075 1075 Subtotaal 1409 1176 1156 1135 o Voor zover nodig ter aanvulling de algemene reserve. Uit het volgende schema blijkt dat aanvulling van de risicoreserve sociaal domein in 2016 en 2017 t.l.v. de algemene reserve nodig is indien de reserve in 2015 en 2016 volledig wordt uitgeput. Blijkt de reserve in voorgaand jaar niet volledig te zijn uitgeput het verwachte risico is dan dus niet volledig opgekomen - behoeft niets of veel minder te worden onttrokken aan de algemene reserve. Benodigde omvang risicoreserve 4.985 mln. zo nodig t.l.v. Algemene Reserve aanvullen (1.94 mln.) res algemene 3.897 zo nodig t.l.v. Algemene Reserve aanvullen eigen middelen reserve sociaal domein (1.58 mln.) 2.484 res (uitv) wmo res re-integratie & participatie res rijksmiddelen (1.47 mln.) 1.000 1.000 sociaal domein + rijks middelen 3D (1.409 mln.) (1.176 mln.) (1.156 mln.) (1.137 mln.) 2015 2016 2017 2018 2019 De minimale ondergrens van de risicoreserve is echter bepaald. Moment van herberekening omvang risicoreserve sociaal domein Indien blijkt dat in voorgaand jaar sprake is geweest van substantiële onder- danwel overuitputting van de risicoreserve dan dient een heroverweging van de omvang van de risicoreserve plaats te vinden. Alleen zo kan met behulp van de budgetten en de reserves de noodzakelijke spanning worden gehouden op de realisatie van het beleid in het sociaal domein binnen de daarvoor ter beschikking gestelde middelen en de gemaakte afspraken met de zorgverleners. Er is pas sprake van een substantiële onder- danwel overuitputting indien bij de jaarrekening van enig jaar blijkt dat de gerealiseerde onttrekking aan de risicoreserve sociaal domein meer dan 25% afwijkt van de primitief geraamde omvang van de reserve. Voor de reserve 2015 betreft dit dat indien de onttrekking aan de reserve(s) sociaal domein groter is dan 6.231 mln. of kleiner is 3.739 mln. er een heroverweging plaats vindt van de noodzakelijk omvang van de risicoreserve sociaal domein in 2016 e.v. 15

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 3.2.4 Ontwikkeling salarislasten In de meerjarenschijven 2015-2018 behorende bij de begroting 2015 zijn de salarislasten jaarlijks geïndexeerd met 1,75 %. Bij de inschatting van de indexering houden we naast de stijging van salarislasten ook rekening met eventuele overige maatregelen zoals de altijd mogelijke verhoging en incidenteel verlaging van de premie van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Door vanaf 2016 de raming op de indexering salarislasten neerwaarts bij te stellen met 0,75% in samenhang met de mogelijke bijstelling van de raming werkgeverslasten pensioenpremies ontstaat extra dekking vanaf 2016 van ca. K 155. Omdat we de index drie jaar neerwaarts bijstellen cumuleert de lastenvermindering naar ca. K 380 vanaf 2018. We lopen wel het risico dat in enig jaar de CAO afspraak om meer ruimte vraagt dan de beschikbare 1%. Daarnaast is die 1% ook ter dekking van mogelijke mutaties in de werkgevers pensioenpremie. Omdat de indexering meerjarig is geraamd en dus cumuleert kunnen we in het geval dat een toekomstige CAO afspraak meer ruimte vraagt dan de 1% de indexraming van meerdere jaren inzetten. We hebben dan wel een incidenteel gat. We zullen daarom de komende jaren hiervoor een substantiële risicopost moeten meenemen in de berekening van de weerstandsbehoefte. Daarnaast stellen we voor vanaf 2017, anticiperend op de verdere afname van het aantal mobiliteitskandidaten, gefaseerd het restant van het budget afwikkeling reorganisatie 7 in te zetten ter dekking. Dit is mogelijk omdat het aantal mobiliteitskandidaten inmiddels fors is afgenomen. Zoals eerder aangegeven stellen wij voor de taakstelling fusie te temporiseren. Het nadeel dat hier uit voortkomt kunnen we voor een deel incidenteel dekken uit de daarvoor bestemde reserve frictiekosten met een incidentele onttrekking van ca. 0,48 mln. Het doorschuiven van de taakstelling met twee jaar legt echter een (te) grote en deels ook structurele claim op die reserve. Door de hierboven genoemde meer technische bijstellingen in de salarisbudgetten structureel in te zetten ter dekking van het tekort a.g.v. de temporisering van de taakstelling ambtelijke fusie kunnen we het volledige tekort a.g.v. de fusie dekken. Door de oplopende lastenvermindering a.g.v. de neerwaartse bijstelling indexering en de gefaseerde toenemende inzet van het budget afwikkeling reorganisatie ontstaat zelfs een budgettair voordeel m.i.v. 2019. Dekking tekort a.g.v. getemporiseerde realisatie taakstelling fusie 2016 2017 2018 2019 2020 Tekort a.g.v. temporisering taakstelling fusie -500-625 -750-500 -250 Inzet budget afwikkeling reorganisatie (mob. en bovenvakkers)* 100 200 300 300 300 Neerwaartse bijstelling indexering salarissen (van 1,75% naar 1%) + bijstelling werkgeverslasten pensioenpremie 155 262 382 382 382 Reserve frictiekosten 245 163 68 nvt nvt Budgettair effect meerjarenbegroting 0 0 0 182 432 Dit budget is alleen in te zetten indien afbouw en dekking mobiliteitskandidaten en bovenvakkers verloopt cfm. verwachting. Daarenboven dient er voor mogelijk nieuwe mobiliteitskandidaten a.g.v. effectuering fusie in ieder geval incidenteel geld ter beschikking te zijn ter opvang van de tijdelijke meerkosten. 7 In de dagelijkse praktijk noemen we dit het smeeroliebudget 16

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 3.2.5 Ontwikkeling lokale lasten 3.2.5.1 Ontwikkeling inflatie In de meerjarenbegroting 2015 is voor wat betreft het jaar 2016 rekening gehouden met een inflatiecorrectie van 2% (CPI). Op basis van het Centraal Economisch Plan 2015 (CEP) dat het Centraal Plan Bureau (CPB) jaarlijks in maart/april uitgeeft bedraagt de verwachte inflatie berekend op basis van de Geharmoniseerde Consumentenprijsindex (HICP) voor 2016 slechts 0,9% 8. Een verschil van 1,1%. In de begroting 2016 zullen we ons baseren op de dan actuele juniramingen 2015 van het CPB. Mocht de indexraming 2016 dan ook lager liggen dan de geraamde 2% in 2016 dan zullen we de tarieven lokale lasten waar aan de orde op dit onderdeel neerwaarts moeten bijstellen. 3.2.5.2 Onroerende zaakbelasting Op basis van de nu bekende CPB prognose inflatie % 2016 zal de in meerjarenraming 2016-2019 te verwerken indexering van de opbrengst OZB heffing 2016 evenredig dalen van 2,6% 9 naar 1,5%. Dit heeft een structureel budgettair effect op de geraamde opbrengst OZB 2016 e.v. De jaren 2017 e.v. blijft de opbrengst vooralsnog ongewijzigd staan op 2% indexering opbrengst. We verwachten echter een daling van het areaal a.g.v. krimp en sloop. De verminderde opbrengst a.g.v. areaaldaling vertalen we niet door naar de resterende woningsbezitters. Dat betekent dat de verwachte opbrengst meerjarig vanaf 2017 e.v. iets lager zal worden (zie 3.2.5.7). 3.2.5.3 Rioolheffing Eind 2013 is het ISW geactualiseerd en door de raad vastgesteld. De raad heeft eerder bepaald dat de riool en afvalstoffenheffing 100% kostendekkend moet zijn. Voor de rioolheffing is daarbij de tariefontwikkeling vanuit het ISW (Integraal Stedelijk Waterplan) leidend. In het Integraal Stedelijk Waterplan (ISW) is de route uitgestippeld die de gemeente moet afleggen om te komen tot een adequaat rioolsysteem. Daarbij wordt naast de daarvoor benodigde investeringen ook aangegeven hoe het tarief rioolheffing zich moet ontwikkelen om e.e.a. 100% kostendekkend te laten zijn. Het ISW voorziet voor 2016 in een autonome stijging van de rioolheffing van 5,- per aansluiting. Doel hiervan is om voor de toekomst een voldoende grote buffer op te bouwen om de sterk toenemende kosten als gevolg van de dan noodzakelijke investeringen deels te kunnen opvangen. Dit voorkomt een te grote stijging van het tarief in de toekomst. De tarieven rioolheffing 2016 zullen daarom gebaseerd zijn op het geactualiseerde ISW. Daarbij moet worden aangetekend dat in het ISW geen rekening is gehouden met indexering. Dientengevolge zal het tarief van deze heffing meer dan de inflatie stijgen ondanks de lagere perceptiekosten van de BsGW die een licht drukkend effect hebben op het tarief. 8. In veel Europese landen worden 2 belangrijke consumenten inflatiecijfers bijgehouden: de consumentenprijsindex (CPI) en de geharmoniseerde consumentenprijsindex (HICP). De CPI is vaak het officiële consumentenprijzen inflatie tarief dat in het land zelf bijgehouden wordt. De HICP is speciaal in het leven geroepen om de Europese inflatiecijfers met elkaar te kunnen vergelijken. 9 De indexering 2016 OZB opbrengst lag hoger dan de 2% a.g.v. compensatie via de OZB van de lagere perceptiekosten BSGW. 17

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 3.2.5.4 Afvalstoffenheffing: De afgelopen twee jaren hebben we geraamde stijging van de lasten afvalstoffen (o.a. RD4 10 ) ramingstechnisch gedekt middels een incidentele onttrekking uit de reserve reiniging, waardoor geen tariefstijging nodig was. In tegenstelling tot het geen we zien gebeuren bij de bijdrage aan de WOZL achten we deze kostenstijging trendmatig en structureel, hetgeen ook terug te zien is in de begroting 2016 van Rd4, waarin sprake is van een kostenstijging. We dienen daarom de kostenstijgingen in 2014 en 2015, die incidenteel gedekt zijn uit de reserve, door te vertalen in de kostendekkende tarieven. Alleen zo kunnen we er voor zorgen dat de opbrengsten de structurele lasten dekken Een eerste globale schatting laat zien dat in 2016 0,2 mln. meer aan kosten moet worden doorberekend in de afvalstoffenheffing t.o.v. 2015. Per aansluiting betekent dit ca. 11,- meer. Deze 11,- zullen verdisconteerd moeten worden in het vaste tarief, het tarief per container of een combinatie daarvan, hetgeen een stijging van 5 tot 6 % betekent. Het betreft dan een eerste stijging na 5 jaren waarin de vaste tarieven in 2012 en 2013 zelfs zijn verlaagd. 3.2.5.5 Toeristenbelasting: De hoogte van de toeristenbelasting wordt per twee jaar bepaald. Voorgesteld wordt de nieuwe tarieven toeristenbelasting 2016 en 2017 conform de eerdere verhoging van 2014 en 2015 met 0,05 te verhogen naar 1,40 voor hotels per overnachting en voor overige onderkomens zoals campings of recreatiewoningen, naar 1,00 per overnachting. 3.2.5.6 Verruiming belastinggebied gemeenten Met het wegvallen van de OZB gebruikers heffing in 2006 is het gemeentelijk belastinggebied fors gekrompen. Vooral nu met de decentralisaties in het sociale domein zijn de gemeenten meer dan ooit van mening dat het gemeentelijk belastinggebied weer moet worden vergroot. Volgens de VNG worden op dit moment door het ministerie voorstellen uitgewerkt, waarbij gemeenten weer de OZB gebruikersheffing mogen gaan invoeren. Daarnaast, vergelijkbaar met de waterschappen, mogen gemeenten, hoogst waarschijnlijk ook een ingezetenenbelasting gaan heffen. E.e.a. "zal" gepaard gaan met een verlaging van de landelijke belastingheffing waardoor de lastendruk bij de burgers nagenoeg gelijk zou moeten blijven. Deze ontwikkeling die mogelijk al in 2017 zijn beslag krijgt biedt ons de mogelijkheid om woonlastenneutraal binnen de woonlasten te schuiven met de tariefsverhoging of -verlaging. 10 Bron: begroting RD4 18

B.15.0998 Hoofddocument Kadernota 2016 V9_1 3.2.5.7 Verwacht budgettair effect ontwikkeling HICP index Aanpassing van de indexering vindt enkel plaats voor 2016 maar dit heeft wel structurele financiële gevolgen. Vooralsnog zal dit in 2016 een nadelig budgettair effect hebben van in totaal ca. 54.000. (X 1.000) Verwachte bijstelling opbrengst lokale lasten 2016 2017 2018 2019 Gehanteerde index mjb 2015 2% 2% 2% 2% Geraamde opbrengsten lokale lasten mjb 2015 8.199 8.383 8.522 8.680 Te hanteren index mbj 2016 0,90% 2% 2% 2% Te ramen opbrengst lokale lasten mjb 2016 8.145 8.328 8.466 8.633 Saldo - 54-55 -56-46 3.3 Overige autonome ontwikkelingen Onderstaand een overzicht van de ge-inventariseerde overige autonome ontwikkelingen. Dit betreft onvermijdelijke financiële ontwikkelingen bij voortzetting van het bestaande beleid al dan niet onder druk van de door de toezichthouder opgelegde uitgangspunten. In bijlage 1 van deze kadernota wordt iedere autonome ontwikkeling nader toegelicht. De belangrijkste autonome ontwikkelingen betreft de toename van de kosten voor voor- en vroegschoolse educatie en het onderhoud wegen. Autonome ontwikkelingen Bedrag Nr. Omschrijving 2016 2017 2018 2019 AO-01 Kosten voor- en vroegschoolse educatie 65.750 60.750 60.750 60.750 incidenteel 5.000 structureel 60.750 AO-02 Wegvallende baten processen verbaal 15.000 15.000 15.000 15.000 structureel AO-03 Stijging huisvestingslasten peuterwerk 8.729 8.729 8.729 8.729 structureel AO-04 Onderhoud wegen 475.000 475.000 75.000 75.000 incidenteel 400.000 structureel 75.000 Totaal autonome ontwikkelingen 564.479 559.479 159.479 159.479 Van het totaal van deze autonome ontwikkelingen is ca. K 159 structureel. De groei van de kosten voor- en vroegschoolse educatie vindt zijn basis in de toename van het aantal kinderen dat gebruik maakt van de VVE, waardoor er meer compensatie ouderbijdrage nodig is. Bovendien is sprake van een wettelijk verplichting tot monitoring, waarmee in de budgetten tot nu toe geen rekening gehouden is. De lasten toename voor het onderhoud aan de wegen is het gevolg van het door de provincie opgelegde uitgangspunt dat het onderhoud aan de wegen minimaal moet voldoen aan de CROW norm C. Het incidenteel extra budget in 2016 en 2017 is nodig om de omvang van de achterstalligheid in snel tempo terug te brengen. Uit berekeningen is namelijk gebleken dat snel wegwerken van het achterstallig onderhoud een gunstig effect heeft op de uiteindelijk in totaal benodigde middelen. 19