2 VMBO-BK(G) DEEL A. geschiedenis voor de onderbouw



Vergelijkbare documenten
Aan het werk! Kijkwijzer voor het VMBO bij de tentoonstelling Mens en Werk

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

!"#$%&'&(%)*#+&,-#./##

Tegenwoordig werken jonge kinderen niet. Tot 1874 is dat anders. Kinderen. Waarom vinden mensen het goed dat kinderen werken?

Wat denken de jongens? Trek een lijn naar het denk-wolkje. Het is niet eerlijk, ik ben arm en hij is rijk. Ik wil graag vrienden blijven

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 De Industri?le Revolutie

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Taakkaart 3 De ontdekking van de stoommachine: de industriële revolutie

Werkblad 1 Vroeger en nu

De Industriële Revolutie. Veranderingen in de landbouw

Les 1: Kinderarbeid. Bedelende jongen

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Werkblad Mijn huis staat in...

Leergebied: Zuid Nederland. Constructies. De mens draagt al meer dan 5000 jaar iets om zijn lichaam. Zo blijft het lichaam warm!

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Wat een vreemde bromfiets!

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor

STOOM, MACHINES EN ARBEIDERS

Lees het verhaal over master Roelof en slaaf Tomboy (deel 1).

Mentor Datum Groep Aantal lln

Welke wapens worden voor het eerst gebruikt in de Eerste Wereldoorlog? 1. Geweren en gifgas. 2. Machinegeweren en gifgas. 3. Gifgas en pistolen.

Lesbrief DUURZAAM WERKEN OPDRACHT 1 - WERKEN IN DE HAVEN

GESCHIEDENIS LES 2 STAP VOOR STAP VOORUIT

Geschiedenis groep 6 Junior Einstein

Leerlijn erfgoededucatie Hengelo. Lesbladen groep 8

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Leergebied: West Nederland. Besturing. In oude tijden droegen de mensen geen horloges. Toch konden ze de tijd meten!

Verhaal: Jozef en Maria

Burgers en Stoommachines. Tot 1:20

Brandaan. Geschiedenis WERKBOEK

SAMEN DELEN. een lesbrief in het kader van de schoenendoosactie

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

Lesbrief. Voetstappen Kader Abdolah

TECHLAB IN DE KLAS WERKBLAD: GROEP 7/8 DE GESCHIEDENIS VAN DE TREIN NAAM: GROEP:

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 5-6. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

Antwoordenvel Handel en Wandel, primair onderwijs

Les 1 Ontstaan aardgas

ERN. Klantgericht handelen. Taak. Doelen. Werk jij ook zo klantgericht dat elke klant met een tevreden gevoel de winkel verlaat?

.22. Hoe ziet een centrum eruit?

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Soms is er thuis ruzie Dan is mama boos en roept soms omdat ik mijn speelgoed niet opruim Maar ik heb daar helemaal niet mee gespeeld Dat was Bram,

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 7-8. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

MODULE V. Ben jij nou Europees?

Informatie over Kinderarbeid.

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

Het onze Vader. Naam:

Lesbrief bij Mijn broer is een boef van Netty van Kaathoven voor groep 7 en 8

Verzet tegen kinderarbeid hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 17 Ω Over Indië en Suriname Ω Les 1: Van Batavia tot Jakarta Naam:

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 paragraaf 1 t/m 5

Het houden van een spreekbeurt

8 6 Samenwerking in de wereld. Lees het verhaal Bijna de derde Wereldoorlog.

FAIRTRADE. Een beter leven. Wat is Fairtrade

Lesbrief DUURZAAM WERKEN OPDRACHT 1 - WERKEN IN DE HAVEN

Discussiëren Kun Je Leren:

LEVEN IN DE OORLOG LES 1. Het begin van de oorlog

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

een zee van tijd een zee van tijd Werkblad 1 Ω Steden Ω Les 1: De middeleeuwse steden Naam:

1 Ik vind dat 2 Ik vind dat 3 Ik vind dat 4 Ik vind dat 5 Ik vind dat 6 Ik vind dat 7 Ik vind dat

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:

Bijlage interview meisje

Blood in the Mobile. Opdrachtenblad. Regie: Frank Piasecki Poulsen Jaar: 2010 Duur:

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Een goede vangst! Een goede vangst

Naam: DE GOUDEN EEUW en Rembrandt

Hoe maak je een werkstuk?

Afval Anne en de Sorteerbrigade

In deze les werk je in groepen van drie of vier personen. Vul hier de namen van de groepsleden in:

Stoomkracht Burgers en Stoommachines Groep 8 Handleiding voor de leerkracht Informatie voor de geschiedenislessen Hoofdopdrachten Materialen;

Voorwoord. Rome en de Romeinen

Hoe maak ik in groep 6 een werkstuk?

Werkblad 1 (Bij bladzijde 2 en 3 van het lesboek)

Prinsjesdag A Tradities

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Opstart modulen. Einde topografie oefenen

Een deel van het onderzoek doe je met z n tweeën, het andere deel doe je zelfstandig. Dit onderzoek telt als repetitie A en B.

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

Mijn kledinggebruik. Succes! Dit gedeelte gaat over het kopen van kleding.


4 Gedrag. 4.2 Aapt een aap echt na? 4.4 Hoe leven dieren samen in een groep? 4.1 Opdrachten Opdrachten

Techniekkit: Oost Nederland. Domein: Overbrengingen. Competentie: Ontwerpen Toepassen Reflectie. Leergebied: Aardrijkskunde

Nederland. Op welke dag is deze foto gemaakt?.. Welke bekende persoon is er altijd bij?

DUURZAAM WERKEN LESBRIEF PRIMAIR ONDERWIJS BOVENBOUW OPDRACHTEN

DUURZAAM WERKEN LESBRIEF PRIMAIR ONDERWIJS BOVENBOUW ANTWOORDEN

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Transcriptie:

2 VMBO-BK(G) DEEL A geschiedenis voor de onderbouw

Inhoudsopgave Introductie 3 1 De tijd van pruiken en revoluties Opstand tegen onrecht 1 Oriëntatie 6 Basis 2 De Franse Revolutie 8 3 Nederland 14 4 Slaven uit Afrika 20 5 Afsluiting 26 2 De tijd van burgers en stoommachines De 19e eeuw 1 Oriëntatie 30 Basis 2 Op stoom 32 3 Hard werken 38 4 Geld, geluk en grondstoffen 44 5 Afsluiting 50 3 1800-nu Wie beslist? 1 Oriëntatie 54 Basis 2 Het koninkrijk der Nederlanden 56 3 Zo bestuur je een land 62 4 Nederlander of Europeaan? 68 5 Afsluiting 74 Register 79 Colofon 80 2

2 1 De tijd van burgers en stoommachines De 19e eeuw Oriëntatie Bron 1 Daar komt ie aan! Daan staat boven op de brug, zijn camera in de aanslag. Nu! Hij maakt een foto op het moment dat de trein onder de brug door rijdt. Met een grote glimlach op zijn gezicht ziet hij dat zijn foto goed gelukt is. Hij heeft een supersnelle trein, die wel 500 kilometer per uur kan rijden, gefotografeerd! Dat is echt hartstikke snel! Daan heeft op school geleerd dat de 19e eeuw de tijd van burgers en stoommachines was. Een stoommachine kon voor veel dingen gebruikt worden. En iemand kwam toen op het idee om een trein op stoomkracht te laten rijden. Die eerste trein reed niet snel: maar 40 kilometer per uur. Treinen werden daarna steeds sneller en krachtiger. Daan kijkt naar zijn foto. Zonder stoommachine geen supersnelle trein? Hij vraagt het zich af. 30

1 Wat is er zo bijzonder aan de foto van Daan? A De foto is goed gelukt. B De trein rijdt net onder de brug door. C Er staat een rijdende, supersnelle trein op. D Er staat een stoomtrein op. 2 Bekijk bron 1. Rechts zie je een trein uit de 19e eeuw. Hoe hard rijdt deze trein? A 500 kilometer per uur. B 190 kilometer per uur. C 40 kilometer per uur. D Supersnel. 3 Vul het juiste getal in. De trein die Daan gefotografeerd heeft, kan kilometer per uur sneller rijden dan de trein uit de 19e eeuw. 4 Bekijk bron 2. Hoe ging je in 1868 van Rotterdam naar Nijmegen? Geef met een rode lijn de route aan. In 1868 moest je 190 kilometer afleggen van Rotterdam naar Nijmegen. De eerste trein reed ongeveer 40 kilometer per uur. De trein van nu legt 120 kilometer af en rijdt gemiddeld 100 kilometer per uur. 5 Bekijk nog eens bron 2. Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: fabrieken 300 treinen goederen stad 90 mensen rivieren sneller korter. De in 1868 zullen van de ene naar de andere hebben gebracht. En er zullen mee vervoerd zijn van en naar de. De reis van Rotterdam naar Nijmegen duurde toen minuten. Er waren toen nog geen rails over de. Nu wel en daarom is de route nu een stuk. Sinds 1868 zijn de treinen bovendien een stuk geworden. De reis duurt nu nog maar minuten. 6 Streep de foute woorden door. Sinds 1868 1968 is er op het gebied van treinen veel weinig veranderd. De mensen gingen meer minder per spoor vervoeren en wilden via de snelste mooiste route van de ene plek naar de andere. Bron 2 31

Hoofdstuk 2 Basis 2 De tijd van burgers en stoommachines De 19e eeuw Op stoom Bron 1 Intro Klonk, klonk, klonk... Edith probeert het eentonige geluid te negeren. Haar weefgetouw maakt uit zichzelf een deken. Edith hoeft alleen maar te controleren of de draad niet breekt. Klonk, klonk, de maat van de machine. Ze kijkt onafgebroken naar de draad die van links naar rechts beweegt. Het weven dat Edith eerder met zoveel plezier deed, is nu een saaie en vermoeiende klus geworden. Edith denkt aan de deken die ze thuis voor haar bed heeft gemaakt. Schapen geschoren, wol gewassen en geverfd om vervolgens een draadje te spinnen dat sterk genoeg is om mee te weven. Klonk, klonk, krrrr... haar weefgetouw heeft vandaag de tweede deken afgemaakt. Misschien wel sneller dan thuis, maar het werk is veel minder leuk. De vraag van deze paragraaf is: wat veranderde er door de uitvinding van de stoommachine? 32

1 Zet de letters op de goede plek in de tekening. A Stoommachine. B Weefgetouw. C Edith. D Fabriekshal. E Kind. F Steenkool. 4 Waarom kun je in de fabriek niet je eigen werktempo bepalen? A Omdat de fabrieksbaas wil dat je altijd snel werkt. B Omdat je minstens twee dekens per dag moet maken. C Omdat de machine bepaalt hoe snel je moet werken. D Omdat iedereen even hard moet werken. 2 Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: kinderen zelf tempo somber fabriek machine controleert weefgetouw saai. Edith werkt aan een in een. Een laat het weefgetouw bewegen. Vroeger weefde Edith dekens, maar nu doet de machine dat voor haar. Edith alleen maar of alles goed gaat. Het werk is erg en je moet het van de machine bijhouden. De fabriek ziet er uit en er werken zelfs! 3 Welke zinnen zijn juist? In de fabriek is het de hele dag stil. Een deken is sneller in een fabriek gemaakt dan thuis. Thuis een deken maken is makkelijker. Het werk in een fabriek is saai. 5 Edith maakt thuis een deken. Dat kost veel tijd. Hoeveel tijd? Vul in. Schapen scheren en wol wassen, daar doet Edith wel een dag over. Wol verven en drogen, dat duurt zeker twee dagen. De wol spinnen, een intensief klusje van wel twee dagen. Dan kan ze de deken weven. Dat duurt zeker nog eens drie dagen. Edith is dagen bezig om een deken voor zichzelf te maken. 6 Hoeveel dagen kost het Edith om een deken te weven? Streep de foute woorden door. In de fabriek kost het Edith een halve dag drie dagen vijf dagen acht dagen om een deken te weven. Thuis doet Edith daar een halve dag drie dagen vijf dagen acht dagen over. 33

1 Water wordt stoom De eerste machines in de fabrieken werden in beweging gebracht door waterkracht. Later werd de stoommachine uitgevonden. In de ketel van deze stoommachine werd water aan de kook gebracht. De druk die in de ketel ontstond, werd naar een ander apparaat geleid en zorgde ervoor dat dat apparaat ging bewegen. De stoommachine kon zo heel veel apparaten laten bewegen. Een pomp, een weefgetouw, een drukpers en zelfs een trein. Die apparaten moesten vroeger door een mens bediend worden. Dag en nacht dreef de stoommachine de andere apparaten aan. Zonder pauze, zonder snelheid te verliezen. Het rad draait, een draaiende beweging kan een ander apparaat ook laten bewegen. Deze riem wordt op een rad aan bijvoorbeeld een weefgetouw vastgemaakt. Koude lucht wordt weer afgevoerd. 8 Hoe rijdt een stoomtrein? Kleur in onderstaande trein: oranje: kolen worden verwarmd; geel: water wordt gekookt; groen: zet warmte om in druk; blauw: stoom ontsnapt; rood: drijft wielen aan. 6 1 5 3 4 2 Bron 2 Een stoommachine. 7 Bekijk bron 2. Welke zin hoort bij welk nummer? Zet de nummers op de juiste plek. In een ketel wordt water aan de kook gebracht. Stoom verlaat de ketel en verhoogt de druk. Door de druk komt een arm in beweging. 9 Bekijk bron 1 nog eens. Op welke brandstof loopt een stoommachine? A Elektriciteit. B Diesel. C Steenkool. D Gas. 10 Wat past bij een sttoommachine? Streep de foute woorden door. elektrisch fabriek lawaai duurder dan mensen snel zonder pauze thuis. 34

2 De industriële revolutie Overal in Europa waren genoeg grondstoffen te vinden zoals steenkool dat uit mijnen werd opgegraven. Om van die grondstoffen producten te maken, ontstonden er heel snel veel industrieën. Zo veranderde de manier waarop spullen gemaakt werden. Eerst werden ze met de hand gemaakt, nu met een machine. Die verandering noemen we de industriële revolutie. Er werden grote gebouwen neergezet met allerlei apparaten, aangedreven door stoommachines. In minder tijd werd er veel meer gemaakt. Mensen waren daarbij steeds minder nodig. Machines namen hun werk over. De spullen die in deze fabrieken werden gemaakt, waren daardoor veel goedkoper. 11 Streep de foute woorden door. In grote gebouwen werden machines neergezet. Die gebouwen noemen we industrieën fabrieken. Daar werden machines grondstoffen verwerkt. Fabrieken die machines grondstoffen verwerken en er een product van maken, noemen we een industrie industriële revolutie. 12 Welk begrip past het best bij de volgende omschrijving? Het maken van producten uit grondstoffen met een machine. A Industrie. B Fabrieken. C Industriële revolutie. A Er was geen plaats meer voor mensen, want er waren zoveel machines. B Machines namen het werk van de mensen over. C Mensen zijn te duur. D Er werd minder gemaakt. 14 Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: overbodig fabrieken dag en nacht machines producten fabriekseigenaar sneller goedkoop loon. Er kwamen meer met. Machines maken mensen. Omdat machines konden draaien, werden er veel gemaakt. Omdat een de machines geen hoefde te betalen, waren de producten. Bovendien werden ze gemaakt. 15 Wat is nou precies de industriële revolutie? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: verandering hand industriële revolutie machine producten. Het maakt niet uit in welke volgorde je de woorden gebruikt. 13 Waarom waren er steeds minder mensen nodig in de fabrieken? 35

3 Stoom, steden, spoor Door de nieuwe industrie en fabrieken veranderde er veel in het Nederlandse landschap. Zelfs op het land werden steeds meer machines gebruikt om zwaar werk lichter te maken. Kleine stadjes werden grote steden. De mensen woonden vlak bij de fabrieken waar ze werkten. Ook werden er wegen en spoorwegen aangelegd om producten en grondstoffen te vervoeren. En als het mogelijk was, werden er kanalen gegraven tussen grote steden. In Nederland kwam de industriële revolutie pas laat op gang. Rond 1800 stonden er in Engeland al op veel plaatsen fabrieken. Bij ons gebeurde dat pas vijftig jaar later. 18 Bekijk bron 3. Op welke vijf plaatsen in de bron zie je een goed voorbeeld van de industriële revolutie? Zoek ze zelf op en schrijf er de nummers 1 tot en met 5 bij. Schrijf hieronder op wat je bij elk nummer kunt zien. 16 Waarom veranderde er veel in het Nederlandse landschap? Noem twee redenen.. 17 Kleine stadjes worden grote steden. Hieronder zie je een stukje van een klein stadje. Tijdens de industriële revolutie groeit het stadje uit tot grote stad. Maak de tekening af. Bron 3 Nederlands landschap in 1890. 36

Eindopdracht 19 Vul het juiste woord in de puzzel in. 1 Brandstof, gebruikt in een stoommachine. 2 Industriële... 3 Machine die een weefgetouw kan aandrijven. 4 Fabrieken die van eenzelfde grondstof een eindproduct maken. 5 Middel om mensen en goederen mee te vervoeren. 6 Worden gegraven om grondstoffen te vervoeren. 7 Zijn erg zichtbaar in het landschap. 8 Worden vervangen door machines. 1 2 3 4 5 6 7 8 20 a Welke letters zie je in de blauwe vakjes van de puzzel?. b Van deze letters kun je een woord maken dat goed in de volgende zin past. Vul dat woord in. De 19e eeuw is ook de eeuw van de 21 Wat veranderde er door de uitvinding van de stoommachine? Maak goede zinnen. Bij elke letter hoort een cijfer. Machines konden Mensen werden door Producten werden zo sneller en De mensen die nog werkten, Overal werden snel grote Door de industriële revolutie fabriekshallen met machines gebouwd. deden erg saai en simpel werk. apparaten uit zichzelf laten bewegen. de machine vervangen. goedkoper gemaakt. ging produceren sneller en goedkoper. 37

Hoofdstuk 2 Basis 3 De tijd van burgers en stoommachines De 19e eeuw Hard werken Bron 1 Kinderen aan het werk in een textielfabriek rond 1900 in de Verenigde Staten. Intro Het is pas 6 uur, maar Betty, haar moeder en haar zusje zijn al wakker. Om 7 uur moeten ze aan het werk in de fabriek. Betty heeft geen zin. Ze bedient, net als haar moeder en haar zusje, een spinmachine in de grote fabriek aan de overkant van de straat. Het werk is ontzettend saai en ze zou liever lekker spelen op straat. Haar werkdag is lang, pas om 7 uur vanavond mag ze weer naar huis. Ze heeft dan maar een half uurtje pauze gehad. s Avonds is ze veel te moe om te spelen. Haar moeder weet ook wel dat Betty liever buiten speelt. Maar het kleine beetje extra geld dat Betty en haar zusje verdienen, is heel erg hard nodig! De vraag van deze paragraaf is: hoe was het leven van arbeiders in de fabrieken? 38

1 Hoe lang duurt de werkdag van Betty? A Zeven uur. B Acht uur. C Tien uur. D Twaalf uur. 2 Betty is pas 13 jaar oud. Ze gaat niet naar school. Hoe lang zit jij per dag gemiddeld op school? 3 Waarom moet Betty werken? A Haar moeder kan geen schoolgeld betalen. B Haar moeder kan het beetje extra geld goed gebruiken. C Haar moeder wil niet dat Betty op straat speelt. D Haar moeder wil dat Betty haar zusje in de gaten kan houden op haar werk. 4 Sommige klussen aan machines konden kinderen beter doen dan volwassenen. Waarom? Meer antwoorden zijn goed. Volwassenen kunnen niet overal bij, omdat hun handen en armen te dik zijn. Kinderen vinden het klimmen op de machines leuk. Volwassenen vinden dit werk niet leuk. Kinderen kunnen met hun kleine handjes overal tussendoor. 5 Bekijk bron 1. Wat doen de kinderen op deze foto? 6 Was het gevaarlijk werk, denk je? Ja Nee, want: 7 Welke zin past het beste bij bron 1? A Kinderen mogen in de lunchpauzes op de machines spelen. B Een fabriekseigenaar maakte zich niet druk om de veiligheid van kinderen. C Als de kinderen heel goed hun best deden, mochten ze gevaarlijk werk doen. D Kinderen werden goed betaald om het gevaarlijke werk te doen. 8 Hier zie je bron 1 nog eens. Welk gevaar hoort bij welk nummer? Snel draaiende machineonderdelen. Smalle ruimtes waar je gemakkelijk in kon vallen. Op de grond vallen. Met je handen vast komen te zitten. 1 4 3 2 9 Kinderarbeid kwam in de 19e eeuw veel voor in ons land. Nu niet meer. Maar in ontwikkelingslanden is kinderarbeid nog heel gewoon. Wat vind jij daarvan? 39

1 Kinderarbeid Rond 1800 werd geld belangrijker. Je kon er grondstoffen voor producten van kopen en fabrieken van bouwen. Fabriekseigenaren konden zo veel geld verdienen. Het loon dat ze hun arbeiders betaalden, was laag. Kinderen waren het allergoedkoopst en kinderarbeid was daarom gewoon. Met hun kleine armpjes en vingers konden die overal goed bij. Het was wel gevaarlijk werk! Ouders vonden het prima dat hun kind werkte, want dat zorgde voor extra inkomen. En zo konden de kinderen werkervaring opdoen voor later. In 1874 kwam het Kinderwetje, dat verbood dat kinderen onder de 12 jaar in een fabriek werkten. 10 Zet de zinnen in de goede volgorde. A Er bleef winst over. B Er werd geld verdiend. C De fabriekseigenaar kocht grondstoffen. D Producten werden verhandeld. E In de fabriek werden producten gemaakt. De goede volgorde is: Het Kinderwetje Na 1850 vonden de mensen dat er een wet moest komen die kinderarbeid verbood. De regering deed dat niet. Kinderarbeid was geen zaak van de regering, maar van de fabriekseigenaar. Samuel van Houten werkte in de Tweede Kamer en schreef zelf een wet over kinderarbeid. Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer in fabrieken werken. De ouders konden daarvoor straf krijgen en de fabriekseigenaren ook. Bron 2 Het Kinderwetje van 1874. 11 Waarom waren ouders en fabriekseigenaren blij met kinderarbeid? Vul het schema in. Fabriekseigenaar Ouders 12 Waarom maakte de regering geen wet die kinderarbeid verbood? A De regering had niets te zeggen over de fabriekseigenaren. B Daar had de regering geen tijd voor. C De regering vond kinderen niet belangrijk. D De regering vond dat een fabriekseigenaar daar zelf maar voor moest zorgen. 40

2 Lange dagen, lage lonen In de fabriek werkte je als arbeider 12 uur per dag. Er was weinig daglicht en de machines maakten veel herrie. Het was overal erg vies en er was nauwelijks frisse lucht. Arbeiders kregen te weinig betaald en er waren geen wetten om hen te beschermen. Fabriekseigenaren maakten zelf strenge regels waaraan de arbeider zich moest houden. Als je te laat op je werk kwam, kon je een boete krijgen! En als een arbeider ziek was, werd hij meestal ontslagen. De meeste arbeiders waren daarom erg ontevreden en wilden dat er iets aan hun situatie werd gedaan! 13 Streep de foute woorden door. Het werk in de fabriek was makkelijk te doen zwaar. Je werkplek was schoon vies. Er was voldoende weinig frisse lucht. Er waren weinig voldoende wetten die een arbeider fabriekseigenaar beschermden. De meeste mensen waren tevreden ontevreden. De arbeiders fabriekseigenaren maakten de regels. Bron 3 16 Welke titel past het best bij bron 3? A Een stad tijdens de industriële revolutie. B Regen boven de stad. C Met de trein de stad in. D Fabrieken vóór de industriële revolutie. 17 Hieronder staan vier arbeiders. Ze zijn ontevreden. Schrijf op hun borden waarover ze ontevreden zijn. 14 Maak de zin af. Een arbeider is 15 Bekijk bron 3. Welke drie woorden passen het beste bij deze bron? Schrijf ze erboven. Kies uit: kunst fabrieken landbouw gezond stoomtrein stad. 41

3 Samen sterk De arbeiders wilden kortere werkdagen, een hoger loon en betere werkomstandigheden. Maar een fabriekseigenaar luisterde niet naar één arbeider die praatjes had. Zoals het nu ging, verdiende hij immers veel geld en dat vond hij het belangrijkste. Dat kon zo niet verdergaan, vonden de arbeiders, en daarom gingen ze samenwerken. Ze wilden ook rechten. En meebeslissen over regels en wetten. Dat kon door het kiesrecht. Maar kiesrecht was in de 19e eeuw alleen iets voor de rijken. Er werden allerlei groepen opgericht door arbeiders die verbeteringen eisten. Er moesten maar eens echte wetten komen, die de arbeiders konden beschermen! 18 De volgende zinnen zijn in tweeën geknipt. Welke stukken horen bij elkaar? Bij elke letter hoort een cijfer. A Arbeiders C Rijken B Fabriekseigenaren D Armen 1 hadden weinig te vertellen. 2 hadden kiesrecht. 3 vonden werkomstandigheden niet belangrijk. 4 wilden betere werkomstandigheden. De goede combinaties zijn: 20 Waarom wilden arbeiders kiesrecht? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: arbeiders rechten kiesrecht iets te vertellen meebeslissen rijken. 21 Naar één arbeider met eisen werd niet geluisterd. Daarom gingen de arbeiders samenwerken. Bekijk bron 4. Deze posters werden in de stad opgehangen. Waarom gebeurde dat? A Om mensen te waarschuwen tegen de arbeiders op 1 mei. B Om arbeiders op 1 mei samen in opstand te laten komen. C Om 1 mei als nieuwe feestdag aan te kondigen. 19 Wat is kiesrecht? A Dat je zelf mag weten wat je zegt. B Dat je mag stemmen bij een verkiezing. C Dat je zelf mag weten wat je doet. D Dat je je niet aan de regels hoeft te houden. Bron 4 42

Eindopdracht 22 Zet het goede woord in de puzzel. 1 Arbeiders moesten met elkaar... 2 In de fabriek was het door de machines een enorm... 3 Kinderen werkten aan de... 4 Wet, gemaakt in 1874. 5 Arbeiders wilden meer... 6 Arbeiders wilden ook wat te vertellen hebben. Daarom wilden ze... 7 Er waren geen regels en... om een arbeider te beschermen. 8 Iemand die in een fabriek werkt, noem je een... 9 De arbeiders werkten soms wel twaalf uur per dag. Ze wilden een kortere... 10 De meeste arbeiders werkten in... 10 4 2 5 6 7 8 9 1 3 23 In de blauwe vakjes van de puzzel lees je een uitdrukking die voor een bepaalde groep mensen heel belangrijk was. Wat staat er? 24 Voor welke groep mensen was dit een hele belangrijke uitspraak? A Voor de arbeiders. B Voor de regering. C Voor de fabriekseigenaren. D Voor de rijke mensen. 43

Hoofdstuk 2 Basis 4 De tijd van burgers en stoommachines De 19e eeuw Geld, geluk en grondstoffen Bron 1 Intro Wat denken die Nederlanders wel! Dat ze zomaar overal en altijd de baas over ons kunnen spelen? Ik weiger nog voor hen te werken! Dit is mijn land. Ze halen hun rubber maar ergens anders! Satria is woedend! Hij gooit zijn emmer tegen de grond. Terug naar je plek! Satria krijgt een klap met het geweer van de Nederlander. Jij hebt hier niets te willen, ik ben hier de baas! Jij gaat weer aan het werk! Dit keer duwt de blanke man de loop van zijn geweer tegen het gezicht van Satria. Boos, geschrokken en verdrietig kijkt Satria om zich heen. Niemand durft iets te zeggen of te doen. Grote tranen rollen over zijn gezicht, als hij zijn emmer opraapt. Die Nederlanders zijn de baas en er is niets wat Satria ertegen kan doen. De vraag van deze paragraaf is: waarom had Nederland kolonies overzee? 44

1 Bekijk bron 1. Satria is een... A Nederlandse werkman. B Indische soldaat. C Nederlandse soldaat. D Indische werkman. 2 Bekijk bron 1. Wat zie je hier? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: Indische mensen Nederlanders rubberplantage gedwongen baas werken. D Er was een tekort aan bouwgrond in de kolonie. 5 Bekijk bron 2. Nederland was niet het enige land dat kolonies had. Welke andere vijf Europese landen hadden kolonies? Antillen Suriname 3 Waarom is Satria zo boos? A De emmer is op de grond gevallen. B De andere Indische mensen helpen hem niet. C De Nederlander is de baas op zijn land. D Het geweer is van Satria. 4 De Nederlanders beslisten wat er verbouwd werd. Veel grondstoffen werden naar Nederland gebracht. Daardoor ontstond er ook een probleem in de kolonie. Welk probleem zou dat zijn? A Er was niemand die nog voor de Nederlanders wilde werken. B Er kwam een tekort aan grondstoffen in de kolonie. C In de fabrieken moesten meer arbeiders komen om de grondstoffen te verwerken. Bron 2 Kolonies in de 19e eeuw. 6 Bekijk bron 2 nog een keer. Hoe heetten de twee Nederlandse kolonies in Amerika? Omcirkel ze op de kaart en zet de namen hieronder. 1. 2. 7 Veel West-Europese landen hadden kolonies in de 19e eeuw. Wat vind je daarvan? 45

1 Nederlands-Indië Nederland dreef al lange tijd handel met Indië. Na 1800 ging Nederland het gebied zelf besturen. Zo werd Indië een Nederlandse kolonie. Geld en aanzien, daar ging het de Nederlanders om! De Indische bevolking was er niet blij mee dat de Nederlanders het bestuur hadden overgenomen. De Indische vorsten en machthebbers hadden opeens niets meer te vertellen. De Nederlanders zeiden wat de bevolking moest verbouwen en hoe ze zich moest gedragen. De Nederlanders keken neer op het Indische volk. Ze voelden zich sterker, beter en belangrijker. Ook andere Europese landen keken neer op de bevolking van hun kolonies. 8 Bekijk de kaart. Bij welke letter ligt Nederlands-Indië? Nederlands-Indië ligt bij overgenomen. D Een kolonie is een ander land, waarin andere mensen wonen. 10 Wat hoort bij elkaar? Bij elke letter hoort een cijfer. A Nederlanders keken neer op het Indische volk B Door Nederlanders veroverd gebied C Handelswaar uit Indië 1 Kolonie 2 Discriminatie 3 Geld De goede combinaties zijn: 11 Welke zin in de tekst is een duidelijk voorbeeld van discriminatie? A Nederland wilde Indië niet zomaar opgeven. B Geld en aanzien, daar ging het de Nederlanders om! C De Indische vorsten en machthebbers hadden opeens niets meer te vertellen. D De Nederlanders voelden zich sterker, beter en belangrijker. 9 Wat is de beste beschrijving van een kolonie? A Een kolonie is een stuk land overzee. B Een kolonie is een gebied ver weg dat bij een ander land hoort. C Een kolonie is een veroverd gebied waar een ander land het bestuur heeft 12 Streep de foute woorden door. Het ging de Nederlanders om geld land. Veel Europese Afrikaanse landen hadden kolonies. Hoe meer minder kolonies een land gebied had, des te meer macht het had. 46

2 Wij zijn de baas hier! Sommige Indische leiders kwamen in opstand. Maar de Nederlanders hadden betere wapens en alle opstanden werden direct weer gestopt. De leiders werden gevangengenomen of gedood. Het Indische volk was machteloos. De Nederlanders bepaalden wat er in Nederlands-Indië verbouwd moest worden. Vaak ging het om gewassen die in Nederland niet voorkwamen, zoals de grondstof rubber. De bevolking werd gedwongen aan het werk gezet om die grondstoffen voor de Nederlandse industrie te maken. In Nederland maakte weinig mensen zich druk om de situatie van de mensen in Nederlands-Indië. Nederland verdiende erg veel geld met de kolonie en dat was het belangrijkste! 13 Wat gebeurde eerst, wat daarna? Zet de zinnen in de goede volgorde. A De gewassen werden geoogst. B De nieuwe producten werden verkocht met winst. C Nederlanders bepaalden wat verbouwd moest worden. D De grondstof ging naar Nederland. E In Nederland werd van de grondstof een nieuw product gemaakt. De goede volgorde is: 14 Wat is een grondstof? A Iets waar je een ander product mee kunt maken. B Een tapijt dat is gemaakt in Nederlands-Indië. C Iets wat wordt gebruikt om stof van te maken. 15 Er zijn heel veel grondstoffen. Verzin twee producten die je van de grondstof rubber kunt maken. 16 Waarom kwamen de mensen in Nederland niet in verzet tegen de situatie in Nederlands-Indië? Weinig mensen maakten zich druk om Indië, want het was ver weg. De mensen in Nederland wisten niets over de mensen in Nederlands-Indië. De Indische kolonie was goed voor de Nederlandse economie. 17 Bekijk bron 3. Max Havelaar werd geschreven in 1860. Maak in het kader een mooie kaft voor dit boek. Multatuli wist dat de Indische mensen gedwongen werden om te werken op de plantages. Het leven was er slecht en veel mensen hadden honger. Hij schreef een boek, zodat alle mensen in Nederland zouden weten hoe slecht de Indische mensen behandeld werden. De mensen in Nederland reageerden geschokt. Het boek heet Max Havelaar. Bron 3 47

3 Wereldwijde handel Nederland verdiende veel geld aan Nederlands-Indië. Dat was dan ook de belangrijkste reden om de kolonie te willen houden. De goedkope grondstoffen werden naar Nederland gebracht. Daar werden ze verwerkt tot andere producten. De producten werden daarna weer met flinke winst over de hele wereld verkocht. En dat was natuurlijk heel erg goed voor de Nederlandse economie. Maar Nederland was niet het enige land dat op deze manier geld verdiende. Veel landen met kolonies kregen een bloeiende handel. Alle landen verkochten hun producten aan elkaar. Spullen vanuit de hele wereld werden overal geëxporteerd en geïmporteerd. Zo ontstond een wereldmarkt. 18 Hieronder zie je dozen, manden en zakken van een koopman. Spullen van over de hele wereld worden door koopmannen verkocht. Het is 1870. Vul de dozen, manden en zakken met spullen. Je mag ze tekenen of erbij schrijven. 19 Streep de foute woorden door. Van grondstoffen producten uit Nederlands-Indië Nederland werden in Nederland producten gemaakt. Die werden in heel Europa over de hele wereld verkocht. Ook andere landen producten deden dat en zo ontstond een wereldmarkt. 20 In de tekst staat: En dat was natuurlijk heel erg goed voor de Nederlandse economie. Wat was er nou precies zo goed voor de Nederlandse economie? A Dat producten van Indische grondstoffen met veel winst werden verkocht. B Het kopen van goedkope producten uit Nederlands-Indië. C Dat alle landen met elkaar in grondstoffen gingen handelen. D Dat Nederlands-Indië een onderdeel van de wereldmarkt was. 48

Eindopdracht 21 Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet kruisjes op de juiste plaatsen. Waar Niet waar Nederland was het enige land dat kolonies had. 20 3 Heel veel Amerikaanse landen hadden een kolonie. 30 17 België had geen kolonies. 12 21 Suriname was een kolonie van Nederland. 8 11 De Indische kolonie kostte Nederland erg veel geld. 23 31 Het ging de Nederlanders om geld en macht. 14 10 De mensen in Nederlands-Indië werden gediscrimineerd. 22 16 De Indische bevolking was erg blij met de Nederlandse hulp. 29 26 Rubber, koffie en thee kwamen uit Nederland. 4 7 Een kolonie is een land dat een ander gebied heeft ingepikt. 32 9 De wereldmarkt ontstond in 1602. 13 2 Het boek Max Havelaar ging over het leven in de Indische kolonie. 5 6 In Nederland kon je producten uit Nederlands-Indië en Brazilië kopen. 15 34 Een grondstof is een duur product. 35 27 Nederlands-Indië was een Nederlandse kolonie. 24 33 Multatuli was een Nederlandse schrijver. 18 28 Nederland nam het bestuur in Indië over in de VOC-tijd. 25 19 22 Achter welke getallen heb je een kruisje gezet bij vraag 21? Schrijf ze op, van klein naar groot. 23 Trek in de tekening een lijn van punt naar punt. Begin bij punt 1. Werk in de volgorde van vraag 22. Het laatste stukje is al getekend. 24 Wat heeft de tekening die je hebt gemaakt, te maken met kolonies? 49

Hoofdstuk 2 5 De tijd van burgers en stoommachines De 19e eeuw Afsluiting Wat moet je weten? A Door de komst van stoommachines kwamen er snel veel fabrieken. De industriële revolutie begon! C Arbeiders wilden regels en wetten die hen konden beschermen. Ze wilden kiesrecht en gingen samenwerken. B Door de komst van de machines werd het werk van mensen overgenomen. Kinderen en volwassenen werkten in fabrieken. De arbeiders deden saai werk onder slechte omstandigheden voor weinig inkomen. D Nederland hield na de VOC het gebied Indië en nam het bestuur daar over. Nederlands-Indië was goed voor de Nederlandse economie. Grondstoffen kwamen goedkoop naar Nederland, producten werden over de hele wereld verhandeld. Er ontstond een wereldmarkt. Begrippen arbeider Iemand die in een fabriek werkt (voor een laag loon). grondstof Een natuurproduct waarvan een ander product gemaakt wordt. industrie Fabrieken die grondstoffen bewerken om er nieuwe producten van te maken. industriële revolutie Tijd waarin heel snel heel veel fabrieken werden gebouwd. kinderarbeid Werk dat gedaan wordt door kinderen. kolonie Gebied dat door een ander land wordt bestuurd. stoommachine Een machine die door stoom een ander apparaat kan laten bewegen. wereldmarkt Alle landen kopen van en verkopen aan elkaar. kiesrecht Het recht om te stemmen bij een verkiezing. 50

1 De 19e eeuw is de tijd van de... A VOC. C Industriële revolutie. B Kinderarbeid. D Gouden Eeuw. 2 Zoek de jaartallen bij de volgende gebeurtenissen. Zet jaartal en gebeurtenis in de tijdbalk. a In Engeland stonden al veel fabrieken. b In Nederland kwamen steeds meer fabrieken. c Het Kinderwetje verminderde de kinderarbeid. 3 Schrijf naast elk plaatje welk woord erbij hoort. 5 Vraag aan je docent het kwartetwerkblad. Op dit werkblad staan vier kaartjes en een voorbeeld met drie getallen. a Kies eerst een onderdeel. Je kunt kiezen uit: de industriële revolutie arbeiders en werk de stoommachine de kolonie. Vul jouw onderdeel in bij 1. b Bedenk vier onderwerpjes die bij jouw onderdeel passen. Maak in kader nummer 2 bij elk onderwerpje een klein tekeningetje. c Schrijf de onderwerpjes op de regels in kader 3. Het onderwerpje op het kaartje dat je tekent, schrijf je met een andere kleur pen. d Knip de kaartjes netjes uit. e Kies drie leerlingen uit met een ander onderdeel en speel een kwartet. Heb jij gewonnen? 4 Schrijf de letters bij de juiste tekening in vraag 3. A Elk gezinslid werkte in de fabriek. B Deze machine kon bijna elk apparaat in beweging brengen. C Mensen worden vervangen door machines. 6 In het volgende schema staan acht woorden. Welk begrip past het beste bij het woord? Zet het begrip erachter. Kies uit: stoommachine industrie kinderarbeid arbeider kiesrecht kolonie grondstof wereldmarkt. handelen kleine handen Nederlands-Indië hoge druk eindproduct meebeslissen fabrieken loon 51

7 Vier begrippen uit vraag 6 staan in de puzzel hieronder. Zoek ze alle vier. 1 2 3 4 5 6 7 a H T W R R E T b C R E M M V H c A P I E I D C d R W R S E U E e B M T T W L R f E B S O R T S g I S U F B U E 9 Naast de kruisjes in vraag 8 staan coördinaten, bijvoorbeeld h4. Ze verwijzen naar een vak in de puzzel van vraag 7. Je vindt ze zo: als de coördinaat h3 is, ga dan in rij h naar rechts tot je bij kolom 3 komt. In dat vak zie je de letter D. a Bij welke coördinaten heb je een kruisje gezet? Zoek ze op in de puzzel van vraag 7. Zet een cirkel om de letters die je vindt. b Als je alles goed hebt gedaan, vormen deze letters een woord. Welk woord? h D Z D E T L I i E I N O L O K j R E I S I B R 8 Zijn de zinnen waar of niet waar? Zet kruisjes op de juiste plaatsen. Waar Niet waar In Nederlands-Indië was de Nederlandse regering de baas. a4 d3 Arbeiders waren ontevreden over de lange werktijden. d6 h6 Het was ongewoon dat kinderen in fabrieken werkten. d2 f2 Iedereen had kiesrecht. g2 g5 Grondstoffen voor producten werden naar Nederland gebracht. h4 h5 Een stoommachine kon een trein laten bewegen. j7 j3 10 Wat heeft je antwoord bij vraag 9b te maken met de 19e eeuw? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: Nederlands-Indië Nederlanders rubber plantages kolonie economie grondstoffen. 52

Tijdbalk 1700 1800 1800 1900 DE TIJD VAN BURGERS EN STOOMMACHINES 1900 1950 heden 53