Monitor Kwetsbare groepen. Gemeente Houten. Tekst en figuren Ellen Tromp (epidemioloog) en Marte van Rijnsoever Ontwerp voorkant rapport SWZ, Zeist



Vergelijkbare documenten
Sociaal kwetsbare burgers in Eersel. Antje Eugster Onderzoeksfunctionaris

IJsselland. Monitor OGGZ 2015

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Huiselijk geweld in Limburg

J O N G E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Borgele en Platvoet Deventer

HOE GEZOND IS ONZE JEUGD?

Ouderenmonitor Gezondheidsonderzoek 65-plussers regio Nijmegen. Gezondheidsonderzoek kinderen 0-12 jaar regio Nijmegen

PSYCHOSOCIALE GEZONDHEID

Banen en vestigingen per gemeente [2010] ALLE BANEN BE Nijverheid TOTAAL

Geestelijke Gezondheid (19 64 jaar)

Opmerkingen en onderzoeksuggesties vanuit de discussiegroepen symposium 16/10/2013 nav de tabellen over huisuitzettingen

De jeugd van tegenwoordig. Resultaten uit Gezondheidsonderzoek Jeugd 2016 Bestuurscommissie 6 juli 2017

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Samenvatting Jong; dus gezond!?

Kernboodschappen Gezondheid Enschede

Depressie in Zeeland

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Lokale Verkenning Gemeente Amersfoort 2011

Geestelijke gezondheid

Gezondheid in beeld:

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Psychosociale gezondheid van jongeren in Fryslân. November 2017

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort

11/20/2014. Het onzichtbare zichtbaar maken in de OGGZ Stadsbioloog in Leiden. Prof dr Bert van Hemert. Vreemde vogels.

Kernboodschappen Gezondheid Losser

Gezond meedoen in Kerkrade. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Op weg naar de speerpuntennotitie lokaal gezondheidsbeleid Boxmeer : Speerpunten voor Boxmeer?? Esther Hendriks 24 september 2009

IJsselland. Wijkgezondheidsprofiel Voorstad Deventer

de bevolking van Aa en Hunze vergrijst, van 21% nu naar 35% in 2040.

Samenvatting Losser. 2 van 5 Twentse Gezondheids Verkenning Losser. Versie 1, oktober 2013

tot 24 jaar Monitor jongeren 12

KERNCIJFERS VOLWASSENEN- EN OUDERENPEILING 2012 TEYLINGEN --> SASSENHEIM, VOORHOUT, WARMOND

Samen tegen eenzaamheid

Schets van het gezondheids-, geluks- en welvaartsniveau en de rol van de Eerstelijn

Monitor. Maatschappelijke Opvang, OGGZ en Verslavingszorg

Workshop 3: Ouderenzorg

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen

Onderwerpen/deelprojecten regionaal uitvoeringsprogramma depressiepreventie 2008 t/m 2011 Gelderse Roos

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten

Kernboodschappen Gezondheid Haaksbergen

Lezing, 10 december Relatie tussen sociaal isolement en psychiatrische ziekte

Auteurs Caroline Timmerman, epidemioloog Petra Boluijt, epidemioloog

V O LW A S S E N E N

Factsheet. Eenzaamheid. Gelderland-Zuid. Onderzoek onder volwassenen en ouderen

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling

Gezond meedoen in Stein. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

De toekomst: iedereen doet mee!? Carolien Plevier - GGD regio Utrecht Hanneke Schreurs - Gemeente Utrecht Volksgezondheid

Presentatie Huiselijk Geweld

Gezondheid en sociaal domein verbonden

23 65-plussers in de regio Gelre-IJssel. Resultaten van de ouderenmonitor 2010

De Limburgse Jeugdmonitor

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Gezondheid in beeld:

De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

Resultaten screening. Boxmeer. 9 % % heeft soms klas 2 VO Medische problemen. gewicht. aandachtsleerlingen. ernstig ondergewicht

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Gezondheid in beeld: Gemeente Bergeijk

Gezondheid, welzijn en leefstijl van jongeren in Zeevang Het E-MOVO scholierenonderzoek onder tweede- en vierdeklassers van het voortgezet onderwijs.

Gezondheid in beeld: Gemeente Deurne

Gezond meedoen in Gulpen-Wittem. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Alcoholgebruik: omvang in de regio

S Samenvatting Veldman, Karin.indd :25

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

1566 en 1567 Hoe zorgen we ervoor dat kinderen en jongeren in Saendelft gezond blijven?

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Gezond meedoen in Simpelveld. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Nuth. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezond meedoen in Vaals. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Gezondheidsmonitoren jongeren en ouderen. Meta Moerman Cie Welzijn gemeente Neerijnen 19 juni 2012

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014

Meedoen en erbij horen

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf

MONITOR MAATSCHAPPELIJKE OPVANG, OGGZ EN VERSLAVINGSZORG ZUID-HOLLAND NOORD 2006

PROGRAMMABEGROTING

V O LW A S S E N E N

Profiel van daklozen in de vier grote. steden. Omz, UMC St Radboud Nijmegen. IVO, Rotterdam. Jorien van der Laan Sandra Boersma Judith Wolf

Lokale resultaten Iedereen Gezond & Wel?! Utrechtse Heuvelrug

Samenvatting Twente. 2 van 6 Kernboodschappen Twente. Versie 2, oktober 2013

Aanvullende notitie op het Beleidsplan schuldhulpverlening gemeente Menterwolde

Utrecht gezond!

Sociale index Gebiedsteam Sneek Zuid 1 oktober 2014

27,5% voelt zich wel eens onveilig. Vergelijking in de tijd (Onveiligheidsgevoel in procenten) Nederland. Utrecht

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor!

Kinderen in Zuid gezond en wel?

Gezondheid in beeld: Gemeente Oirschot

Gezond meedoen in Heerlen. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Kinderen in West gezond en wel?

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

LOKAAL JEUGDRAPPORT - Houten

Dordtse jeugd in cijfers

Werkt de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld?

Kernpunten gezondheidsmonitors

6 Psychische problemen

Gezond meedoen in Maastricht. Samenvatting Lokaal rapport Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2014

Transcriptie:

Gemeente Houten

Monitor Kwetsbare groepen Gemeente Houten Tekst en figuren Ellen Tromp (epidemioloog) en Marte van Rijnsoever Ontwerp voorkant rapport SWZ, Zeist September 2009 2

3

Inhoudsopgave Voorwoord... 6 Samenvatting en aanbevelingen... 8 1. Opzet monitor kwetsbare groepen... 12 1.1 Inleiding...12 1.2 Inhoud van de monitor...12 1.2.1 Kenmerken doelgroepen...12 1.2.2 OGGZ-ladder...13 1.2.3 Indicatoren...14 2. Preventie... 18 2.1. Risicofactoren in de bevolking...18 2.2 Alcoholgebruik...19 2.3 Psychische problemen...20 2.4 Gebruik van slaap- en kalmerende middelen...21 2.5 Persoonlijke competenties...22 2.6 Eenzaamheid...23 2.7 Onderwijs en leerproblemen...24 2.8 Financiële problemen...25 2.8.1 Moeite met rondkomen...26 2.8.2 Schulden...27 2.9 Werkloos, in de bijstand of arbeidsongeschikt...30 3. Signalering en toeleiding naar zorg... 32 3.1 Huiselijk geweld...32 3.1.1 GGD monitor volwassenen...32 3.1.2 Monitor huiselijk geweld...33 3.2 Kindermishandeling...34 3.2.1 GGD Monitor jeugd...35 3.2.2 GGD Preventief Jeugdgezondheidsonderzoek...35 3.2.3 Advies en Meldpunt Kindermishandeling...36 3.3 Jeugdzorg...37 3.4 Veelplegers...38 3.5 Overlastmeldingen...39 3.5.1 Meldpunt Zorg en Overlast...39 3.5.2 Meldpunt Huisvervuiling...40 3.6 (Dreigende)Huisuitzettingen...41 4. Literatuurlijst... 43 4

5

Voorwoord Voor de eerste maal presenteert de GGD u een overzicht van de kwetsbare groepen in haar werkgebied. Kwetsbare groepen zijn niet gemakkelijk te bereiken. Er zijn dan ook veel verschillende bronnen aangeboord om informatie te verzamelen. De kwetsbare groepen waar wij in de monitor een beeld van schetsen lopen een groter risico op diverse problemen met betrekking tot hun lichamelijke en psychische gezondheid en welzijn. Met de informatie uit deze monitor willen we gemeenten aangrijpingspunten bieden om zich met hun beleid actief op deze groepen te richten. Noortje van Tankeren Hoofd afdeling Gezondheidsbevordering, Beleidsadvisering & Epidemiologie 6

7

Samenvatting en aanbevelingen Voor de monitor kwetsbare groepen 2008 zijn gegevens verzameld over mensen die aan de rand van onze samenleving staan. De monitor is dit jaar voor het eerst uitgevoerd en zal net als de monitor jeugd, volwassenen en senioren eens per vier jaar uitkomen. Beleidskader en doelgroep Kwetsbare groepen, over welke mensen hebben we het dan? Het gaat om dak- en thuislozen, (ex)psychiatrische patiënten, harddrugsverslaafden, alcoholisten of anderen aan de rand van de samenleving. Deze (sociaal) kwetsbare mensen kampen vaak met meervoudige problematiek en maken niet zelfstandig of vrijwillig gebruik van belangrijke maatschappelijke voorzieningen. Door de Wet Maatschappelijke ondersteuning (Wmo) krijgen gemeenten steeds meer verantwoordelijkheden voor de zorg voor kwetsbare groepen. Ze dienen vooral te zorgen dat risicofactoren vroegtijdig gesignaleerd worden en (kwetsbare) mensen met complexe en meervoudige problemen in een vroegtijdig stadium bereikt en begeleid worden naar een passend zorg- en welzijnsaanbod. Het zorgtraject van maatschappelijke ondersteuning loopt van preventie, signalering, zorg en opvang tot reactivering. In deze monitor worden alleen het begin van dit traject bekeken. Het doel van de monitor is het volgen van ontwikkelingen in de aard en omvang van de doelgroep kwetsbare groepen. Gegevensbronnen en methode Het format van deze monitor is overgenomen uit de rapportage Monitor Maatschappelijke Opvang, OGGz en verslavingszorg Zuid-Holland Noord 2006 van de GGD Hollands Midden (Tielen, 2007) 32,33,34. Er is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van landelijk vastgestelde indicatoren. Een aantal belangrijke indicatoren ontbreken echter in deze monitor zoals (hard)drugs- en alcoholverslaafden, bemoeizorgklanten en dak- en thuislozen. De standaarden van deze indicatoren zijn landelijk nog niet vastgesteld. Bovendien is het niet altijd mogelijk een scheiding te maken in het voorzieningenaanbod van bovengenoemde indicatoren tussen stad Utrecht en regio Midden-Nederland. Gegevens uit de gezondheidsenquête onder volwassenen in 2008 en 2004, senioren in 2007/2006 en het onderzoek schoolkracht voortgezet onderwijs in 2007 en 2003 leveren omvangschattingen van risicogroepen. Voor gegevens over signalering en toeleiding naar zorg zijn registratiegegevens opgevraagd bij een groot aantal instellingen in de regio. Preventie Risicofactoren voor sociale uitsluiting zijn onder andere overmatig alcoholgebruik (bingedrinken), psychische problemen, eenzaamheid, problematische schulden en werkloosheid. Er zijn geen aanwijzingen dat het overmatig alcoholgebruik is toegenomen. Wel tonen de cijfers aan dat men op steeds jongere leeftijd begint met bingedrinken. In klas 1 van het voortgezet onderwijs geeft 9% van de jongeren aan minimaal één keer per maand 5 of meer glazen alcohol per keer te hebben gedronken. Onder volwassenen is het bingedrinken het hoogst in de leeftijdsgroep van 19 t/m 34 jaar. In die groep drinkt 10% minimaal één keer per week 6 of meer glazen alcohol per keer. (In deze monitor hebben we deze norm ook voor vrouwen genomen en niet 4 of meer glazen per keer.) Eén op de acht jongeren heeft psychosociale problemen. Bij volwassenen ligt dit percentage zelfs nog iets hoger: 17% heeft depressieve klachten en 11% heeft last van angststoornissen. Vrouwen hebben vaker klachten dan mannen. Opvallend veel 75-plussers hebben last van depressieve gevoelens. Slaapproblemen hangen sterk samen met de psychische gezondheid. 8

Eén op de acht volwassenen (vooral 65-plussers) gebruikt slaap- of kalmeringstabletten terwijl bijna de helft deze tabletten dagelijks en langer dan 3 maanden slikt. Mensen met psychische klachten blijken vaker over weinig persoonlijke competenties te beschikken vergeleken met hun gezonde leeftijdsgenoten. Twee op de vijf volwassenen geeft aan zich eenzaam of verlaten te voelen. Van deze groep is 6% sterk eenzaam. Dit percentage is in de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven. Leerlingen met laagopgeleide ouders krijgen in het basisonderwijs een gewichtsscore toegekend. In 2007 heeft 12% van de kinderen een leerlinggewicht hoger dan nul. Schoolverzuim en vroegtijdig schoolverlaten zijn andere risicofactoren voor het verwerven van een slechte maatschappelijke positie. In 2006/2007 heeft 13,4 op 1.000 jongeren onder de 23 jaar de school vroegtijdig verlaten. Het percentage volwassenen dat moeite heeft met rondkomen is 15%; 8% geeft aan financiële problemen en schulden te hebben. Navraag bij gemeentelijke schuldhulpverlening leert dat slechts 0,3% zich voor hulp aanmeldt. Ongeveer 15% van deze groep wordt doorgestuurd naar de rechtbank omdat het treffen van een schuldregeling in het minnelijk traject mislukt is. Vergeleken met voorgaande jaren zijn in 2008 minder aanmeldingen gekomen bij de schuldhulpverlening. In regio Midden-Nederland is 1,4% werkloos. Dit percentage is in de afgelopen jaren gelijk gebleven. Er is echter wel een afname te zien in het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en bijstandsuitkeringen. In 2008 liggen deze percentage op respectievelijk 7,0% en 2,5%. Signalering In 2008 is 7% van de volwassen bevolking tot 65 jaar ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld. Bij 1% heeft het geweld in het afgelopen jaar plaatsgevonden. De dader is in de helft van de gevallen de (ex)partner. De politie heeft in het afgelopen jaar in Midden-Nederland (gemeenten uit regio Eemland niet meegerekend) ruim 900 incidenten huiselijk geweld geregistreerd. Ongeveer 40% van de slachtoffers heeft hierover aangifte gedaan bij de politie. Het aantal geregistreerde incidenten is in de afgelopen jaren gelijk gebleven. Onder de jongeren geeft 8% aan ooit huiselijk geweld meegemaakt te hebben. Bij 1% van de jongeren is het geweld nog steeds aan de gang. Bij de GGD jeugdgezondheidsdienst is bij 1,3% van de kinderen een vermoeden van kindermishandeling opgetekend. In totaal ging het in 2008 om ruim 600 kinderen. Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) registreert 687 (0,3%) meldingen voor vervolgonderzoek naar kindermishandeling. Het aantal meldingen is vergeleken met 2007 sterk toegenomen. Ook het aantal kinderen dat onder toezicht of voogdij is gesteld, is in de afgelopen jaren flink toegenomen. In 2007 betrof het voor onze regio bijna 700 kinderen. Daarnaast zijn 360 jongeren in de leeftijd van 12 t/m 25 jaar aangemeld bij de afdeling reclassering. Personen die bij herhaling strafbare feiten plegen (of daarvan verdacht worden) worden geclassificeerd als veelpleger. De politie heeft in 2008 bijna 700 veelplegers van 18 jaar en ouder geregistreerd. Ruim 20% van deze groep staat in regio Midden- Nederland bekend als zeer actieve veelpleger. Bij de GGD zijn twee meldpunten actief die zich specifiek op overlastmeldingen richten, namelijk meldpunt Zorg en Overlast en meldpunt Huisvervuiling (geen cijfers over regio Eemland in deze monitor). Bij het meldpunt Zorg en Overlast zijn dit jaar 312 meldingen binnengekomen. De meeste meldingen hadden betrekking op psychiatrische en sociale problematiek van de overlastgever. Daarnaast zijn 87 meldingen geweest over huisvervuiling. Het aantal meldingen huisvervuiling is toegenomen vergeleken met de vier voorgaande jaren. In tegenstelling tot de landelijke cijfers die een toename in het aantal dreigende huisuitzettingen laten zien, is dit aantal in regio Midden-Nederland afgenomen. In 2008 was het aantal dreigende huisuitzettingen 60 per 10.000 huurwoningen terwijl in 2006 en 2007 dit, respectievelijk, 89 en 92 per 10.000 huurwoningen was. 9

Conclusies Preventie 1. Op steeds jongere leeftijd begint men met bingedrinken. 2. Veel 75-plussers hebben last van depressieve gevoelens. 3. Driekwart van de uitkeringsgerechtigden (WW, WAO of bijstand) kampt met problemen. Ze zijn of ernstig depressief en/of drinken excessief alcohol en/of hebben problematische schulden. Signaleringen 1. Er is meer aandacht voor meldingen en aangiften van huiselijk geweld bij de politie. Naar schatting is in 2008 van ongeveer 8% van alle huiselijk geweldincidenten in de regio aangifte gedaan. (Er zijn 4465 slachtoffers geweest van huiselijk geweld, uit volwassenenenquête GGD, en slechts 375 aangiften bij de politie gedaan). 2. Er is een toename te zien in het aantal hulpverleningscontacten van het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld en bij het Algemeen Maatschappelijk Werk over problemen rond huiselijk geweld. 3. Het aantal meldingen bij het Meldpunt Zorg en Overlast en Meldpunt huisvervuiling neemt toe. Het gaat vaak om een combinatie van psychiatrie en sociale problemen. 4. Het aantal dreigende huisuitzetting is in 2008 sterk afgenomen. Deze cijfers laten zien dat de inzet van woningcorporaties om uitzettingen te voorkomen, loont. Aanbevelingen De kredietcrisis De cijfers in deze monitor laten een beeld zien van een samenleving vòòr de kredietcrisis. Toch zal de economische crisis in deze monitor genoemd moeten worden. Hoeveel gevolgen de kredietcrisis zal hebben voor de kwetsbare groepen is moeilijk in te schatten. Recent onderzoek naar gevolgen van de crisis laat zien dat financiële problemen sterk gerelateerd zijn aan gezondheidsproblemen. Zo lopen mensen met schulden een hoger risico op stress, depressieve gevoelens en slechte leefgewoonten als roken en overmatig alcohol drinken 35,36. Aanbeveling: Naast schuldregeling, budgetbegeleiding en budgetbeheer zorgen dat de schuldhulpverlening en kredietbanken hun cliënten ook psychosociale hulpverlening en gezondheidsbevorderende activiteiten kunnen aanbieden. Door de economische crisis is de jeugdwerkloosheid onder lager opgeleiden razendsnel opgelopen. De werkloosheid onder vmbo'ers die hun diploma anderhalf jaar geleden haalden is van 6 naar 9% gestegen, onder mbo'ers is de werkloosheid zelfs van 10 tot 16% opgelopen. (Deze cijfers worden niet gepresenteerd in deze monitor.) Hoger opgeleiden worden vooralsnog niet geraakt door de crisis, omdat de malaise pas na de zomer in alle hevigheid zal toeslaan37. Bij jongeren die gelijk na hun opleiding werkloos worden kunnen de problemen zich opstapelen waardoor zij in een neerwaartse spiraal terecht komen. Aanbeveling: In de strijd tegen jeugdwerkloosheid staan onderwijs en werkervaringsplaatsen centraal. Jongeren zullen gestimuleerd moeten worden door te leren en een diploma te halen op een hoger niveau. Als er niet wordt doorgeleerd zullen jongeren begeleid moeten worden naar een traject waarbij werkervaring kan worden opgedaan. Aandacht voor specifieke groepen Kinderen uit gezinnen met een zwakke maatschappelijke positie (uitkeringsgezinnen, kinderen met leerlinggewicht hoger dan nul en eenoudergezinnen) hebben een verhoogd risico op psychosociale problematiek38. Bij deze gezinnen spelen vaak langdurige meerdere problemen mee. 10

De problemen waar de gezinnen mee te kampen hebben tasten het persoonlijk functioneren van kinderen aan en gaan vaak van generatie op generatie 39. Aanbeveling: Aandacht voor multiproblem gezinnen is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Toch zal nog veel werk gedaan moeten worden om meer bekendheid te geven aan vroegsignalering en vroege aanpak van psychosociale problematiek bij consultatiebureaus en schoolgezondheidsdiensten, voor het opdoen van meer kennis over zorgsignalen, voor een betere afstemming tussen de hulpverleners onderling en voor duidelijkheid over wie verantwoordelijk is voor de coördinatie. Depressies en eenzaamheid komen veel voor bij ouderen. De psychische problemen kunnen aanzienlijke beperkingen geven in het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven. Door verlieservaringen of andere grote ingrijpende negatieve gebeurtenissen kunnen ouderen psychisch in de knoop raken. Deze problemen worden bij ouderen vaak onvoldoende herkend en behandeld. Aanbeveling: Voor de aanpak van depressie en eenzaamheid wordt aanbevolen om aan de vier pijlers van het basispakket aandacht te besteden: voorlichting en bewustwording, signalering en advies, preventief ondersteuningsaanbod en maatregelen gericht op een gezonde leefomgeving (zie ook monitor Volwassenen 2008). Daarnaast is het voor senioren belangrijk dat gewerkt wordt aan het versterken van een ondersteunende en gezonde leefomgeving. Hierbij valt te denken aan het huisbezoekproject van de lokale Stichtingen Welzijn Ouderen waarbij iedere oudere hulp geboden wordt bij het verbeteren van het zelfstandig functioneren. Een andere ingang is het bevorderen van de sociale cohesie in buurten. Aanbevelingen voor het vervolg van de monitor kwetsbare groepen. In de huidige monitor is helaas geen compleet beeld ontstaan over de omvang van de kwetsbare groepen door het ontbreken van gegevens over zorg/opvang en activering/re-integratie. Voor de volgende monitor zullen de landelijke standaardindicatoren vastgesteld zijn en eventuele databestanden beschikbaar zijn. Dit zal zorgen voor een grote efficiëntie in het verzamelen van gegevens en bovendien is onderlinge vergelijkingen van resultaten mogelijk. Voor deze monitor hebben we veel tijd besteed aan het achterhalen van adressen en opvragen van gegevens. We hebben grote verschillen opgemerkt tussen de 28 lokale instanties en ook ervaren dat het niet altijd even gemakkelijk is om (snel?) gegevens te verkrijgen. Voor het vervolg van de monitor kwetsbare groepen is het belangrijk dat instanties het belang inzien van deze monitor en dat registratiesystemen van diverse organisaties zo zijn ingericht dat dataverzameling eenvoudiger wordt. Lokale aandachtspunten Houten - Ouderen in Houten ervaren veel psychische problemen zoals angst- en depressieve klachten. - Het aantal huisuitzettingen is in Houten toegenomen. - Helaas heeft de gemeente Houten geen exploten van kennisgeving (informatie over huisuitzettingen) kunnen aanleveren. In deze monitor worden gegevens bij verschillende lokale instanties opgevraagd. Voor het vervolg van de monitor is het belangrijk dat de instanties het belang van deze monitor inzien en hieraan ook een bijdrage willen leveren. 11

1. Opzet monitor kwetsbare groepen 1.1 Inleiding Sinds 1 januari 2007 is er een nieuwe wet: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het maatschappelijke doel van de Wmo is meedoen. De wet moet er voor zorgen dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen en mee kunnen doen in de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden 1. Deze monitor zal inzicht geven in de kwetsbare groepen in regio Midden Nederland en is vooral gericht op de OGGZ groep. De gegevens van deze monitor dienen ter onderbouwing voor de nota Wmo zodat gemeenten met kennis van zaken vorm kunnen geven aan de prestatievelden van de Wmo. Enkele prestatievelden zijn voor deze monitor vooral relevant, te weten bevorderen van zelfredzaamheid van kwetsbare mensen, verlenen van voorzieningen voor zelfredzaamheid, beleid ten aanzien van maatschappelijke opvang inclusief huiselijk geweld, de openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorgbeleid 2 Hoewel alle gemeenten taken hebben op deze beleidsterreinen, zijn Utrecht, Amersfoort en Ede (voor de gemeente Renswoude, Veenendaal en Rhenen) als centrumgemeenten verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van maatschappelijke opvang en ambulante verslavingszorg in regio Midden-Nederland. De centrumgemeenten leggen verantwoordelijkheid af aan Den Haag. Zij dienen te zorgen dat de lokale/regionale aansturing van het beleid resultaatgericht is. Hierdoor is meer behoefte ontstaan aan lokale en regionale informatie over de omvang en samenstelling van (sociaal) kwetsbare burgers en het voorzieningenaanbod voor deze groep. GGD Midden Nederland heeft als taak om namens de gemeenten inzicht te verwerven in de gezondheidssituatie van de bevolking op basis van epidemiologische gegevens. Zo worden de doelgroepen jeugd, volwassenen en senioren elke vier jaar gevolgd. Naast deze monitors wil de GGD een vierde monitor toevoegen, te weten monitor kwetsbare groepen. Het is de bedoeling dat deze monitor net als de andere monitors om de vier jaar uitkomt. De resultaten van de eerste monitor kwetsbare groepen staan in dit rapport beschrijven. 1.2 Inhoud van de monitor Het doel van deze monitor is het volgen van ontwikkelingen in de aard en omvang van de doelgroep kwetsbare groepen. Het gaat hierbij zowel om de omvang van de risicogroepen in de bevolking als de zorgconsumptie en het gebruik van voorzieningen. Een andere benaming voor kwetsbare groepen is de groep mensen die zorg behoeven vanuit de Openbare Geestelijke gezondheidszorg (OGGZ). Beide termen zullen in deze monitor door elkaar gebruikt worden. 1.2.1 Kenmerken doelgroepen Het centrale thema van de WMO is dat iedereen jong en oud, gehandicapt en nietgehandicapt, autochtoon en allochtoon, met en zonder problemen volwaardig aan de samenleving kan deelnemen 3. De mensen die tot de doelgroepen van de OGGZ behoren, doen juist niet (voldoende) mee, zijn uitgesloten of dreigen te worden uitgesloten van de maatschappij. 12

De risicogroepen voor sociale uitsluiting zijn zeer heterogeen en de problemen heel divers. De kenmerken die zij met elkaar delen worden hieronder beschreven aan de hand van het model sociale uitsluiting van Gerda Jehoel-Gijsbers 4. De twee centrale kenmerken van sociale uitsluiting zijn: 1. er is sprake van een tekort of achterstand op zowel het culturele als economische vlak met; 2. het ontbreken van toekomstperspectief. Culturele uitsluiting Achterstand sociale participatie: onvoldoende deelname aan formele en informele sociale netwerken, inclusief vrijetijdsbesteding; onvoldoende sociale ondersteuning; sociaal isolement; onvoldoende sociale betrokkenheid; voor allochtonen: ontbreken van contact met autochtonen. Achterstand culturele integratie: onvoldoende naleving van centrale waarden en normen behorend bij actief sociaal burgerschap; gering arbeidsethos; geringe opleidingsbereidheid; niet stemmen; misbruik sociale zekerheid; delinquent gedrag; afwijkende pedagogische opvattingen; afwijkende opvattingen over rechten en plichten van vrouwen/mannen. Economische uitsluiting Materiële achterstand (armoede): tekort aan middelen voor elementaire levensbehoeften en materiële goederen; life style deprivatie; problematische schulden; betalingsachterstanden (m.n. woonlasten); geen mogelijkheid om geld te lenen. Geen toegang tot social rights ((semi-)overheidsinstellingen): wachtlijsten en/of (financiële) drempels voor gezondheidszorg, onderwijs (m.n. ten behoeve van kinderen), huisvesting, rechtsbijstand, maatschappelijke dienstverlening, schuldhulpverlening, arbeidsbemiddeling, sociale zekerheid, maar ook zakelijke dienstverlening zoals banken en verzekeringsinstellingen; onvoldoende veiligheid en leefbaarheid woonomgeving. 1.2.2 OGGZ-ladder Voor de opzet en indeling van de monitor is gebruik gemaakt van de zogenaamde OGGZladder. De OGGZ-ladder geeft het proces van sociale uitsluiting weer 5. 13

Op de nulde trede staat de algemene bevolking. Men heeft een redelijke tot goede gezondheid, doet actief mee in de maatschappij en kan tegenslagen opvangen dankzij voldoende sociale steun. Bij de eerste trede gaat het om uiteenlopende risicogroepen waarbij sprake is van verminderd welzijn en minder goed in staat eigen problemen op te lossen. Dank zij voldoende steun van familie en vrienden, blijven de problemen beheersbaar. Op de tweede trede nemen de problemen in ernst toe. Er is sprake van opeenstapeling van problemen en ze houden langer aan. Steun uit de omgeving is gebrekkig of valt weg. De situatie is kwetsbaar en kan na een ingrijpende gebeurtenis snel verslechteren. Op de derde trede worden mensen afhankelijk van voorzieningen voor maatschappelijke opvang, psychiatrische en/of verslavingszorg. Zij hebben uiteenlopende, vaak meervoudige problemen. De afhankelijkheid van opvang en zorg kan tijdelijk of langdurig zijn. Op de vierde trede is de bodem van het bestaan bereikt. Deze feitelijk daklozen hebben geen huisvesting. Zij maken beperkt gebruik van de opvang- en zorgvoorzieningen. Zij overnachten op straat, vinden tijdelijk onderdak bij vrienden of familie, of komen bij de nachtopvang. Op elke trede is een aantal interventies mogelijk door gemeente en instellingen. Op de nulde en eerste trede is preventie aan de orde. De tweede trede vraagt om signalering en vroeginterventie en toeleiding naar zorg. Op de derde en vierde trede hebben mensen passende zorg en opvang nodig. Bij elke trede kunnen gemeente en instellingen actief bijdragen aan activering en herstel 5. De opzet van de monitor volgt de treden van de OGGZ-ladder met de functies (interventiemogelijkheden) die daarbij horen. De verzamelde gegevens zijn geordend volgens onderstaand schema preventie, signalering, zorg/opvang en activering/ reïntegratie. 1.2.3 Indicatoren De keuze van indicatoren wordt bepaald door kenmerken en risicofactoren van sociale uitsluiting. De indicatoren zorg/opvang en activering/re-integratie komen in deze monitor niet aan de orde. Deels omdat de landelijke standaarden van deze indicatoren nog in ontwikkeling zijn en deels omdat in het voorzieningenaanbod de scheiding tussen stad en regiofunctie niet altijd goed gemaakt kan worden. In een volgende monitor kwetsbare groepen hopen we meer aandacht aan deze indicatoren te besteden. In de hier onderstaande lijst staan de indicatoren beschreven volgens de indeling van de OGGZ ladder. In deze monitor zijn, indien mogelijk, cijfers verzameld van 2005, 2006, 2007 en 2008. Zo kunnen eventuele trends in de cijfers inzichtelijk gemaakt worden. Voor de risicofactoren in de bevolking is geput uit de gezondheidsenquête onder 19 t/m 64 jarigen in 2004 en 2008 (MonV), de gezondheidsenquête onder senioren in 2006/2007 (MonS) en het onderzoek schoolkracht voortgezet onderwijs in 2003 en 2007 (MonJ). Cliëntgegevens zijn opgevraagd bij diverse instellingen die hieronder staan genoemd. 14

Er is met de volgende indicatoren gewerkt: Indicator Preventie Risicofactoren in bevolking Alcoholgebruik Psychische problemen Gebruik van slaap/kalmeringsmiddelen Persoonlijke competenties Eenzaamheid Onderwijs en leerproblemen Indicatoren - Aantal jongeren (12-18jr) dat minimaal één keer per maand 5 of meer glazen alcohol drinkt (MonJ). - Aantal jongeren (12-18jr) dat aangeeft problemen te hebben met drank, verslaving (MonJ). - Aantal jongeren (12-18jr) met ouder(s) die problemen met drank, verslaving hebben (MonJ). - Aantal volwassenen (19-65 jr) dat minimaal één keer per week 6 of meer glazen alcohol drinkt (MonV). - Aantal ouderen (65 jr en ouder) dat minimaal één keer per week 6 of meer glazen alcohol drinkt (MonS). - Aantal jongeren (12-18jr) met verhoogde score op SDQ (MonJ). - Aantal jongeren (12-18jr) waarvan de ouder(s)/ broer of zus een psychische ziekten hebben (MonJ). - Aantal volwassenen (19-65 jr) met hoog risico op angststoornis en/of depressie (MonV). - Aantal ouderen (65 jr en ouder) met hoog risico op angststoornis en hoog risico op depressie (MonS). - Aantal volwassenen (19-65 jr) dat langdurig (langer dan 3 mnd) en dagelijks slaap- en kalmeringsmiddelen slikt (MonV). - Aantal ouderen (65 jr en ouder) dat langdurig (langer dan 3 mnd) en dagelijks slaap- en kalmeringsmiddelen slikt (MonS). - Aantal volwassenen (19-65 jr) dat over weinig persoonlijke competenties beschikt (MonV). - Aantal ouderen (65 jr en ouder) dat over weinig persoonlijke competenties beschikt. - Aantal volwassenen (19-65 jr) dat ernstig eenzaam is (MonV). - Aantal ouderen (65 jr en ouder) dat ernstig eenzaam is (MonS). - Percentage 4 t/m 12 jarigen in het primair onderwijs met een leerlinggewicht hoger dan 0. Bron:Centrale Financiën Instellingen (CFI) - Aantal leerlingen dat jaarlijks relatief verzuimt als percentage van het totale aantal 5 t/m 17 jarige leerplichtige leerlingen (CFI). - Aantal vroegtijdige schoolverlaters zonder startkwalificatie in een kalenderjaar Bron:Regionaal meld- en Coördinatiepunt vroegtijdige schoolverlaters (RMC). 15

Financiële problemen Werkloos, arbeidsongeschikt, bijstand Moeite met rondkomen - Aantal jongeren (12-18jr) dat problemen heeft met geld, inkomen (MonJ). - Aantal jongeren (12-18jr) dat aangeeft ouders te hebben met problemen met geld/inkomen (MonJ). - Aantal volwassenen (19-65 jr) dat grote moeite met rondkomen heeft (MonV). - Aantal ouderen (65 jr en ouder) dat grote moeite met rondkomen heeft (MonS). Schulden - Aantal volwassenen (19-65 jr) met risicovolle of problematische schulden (MonV). - Aantal personen dat zich heeft aangemeld voor schuldhulp-verlening per kalenderjaar. Bron: afdeling schuldhulpverlening gemeente - Aantal personen met toekenning Wsnp (wet schuldsanering natuurlijke personen) per kalenderjaar. Bron: Raad van rechtsbijstand, Den Bosch. - Aantal uitkeringsgerechtigden (WW, WWB, WAO, WAZ, Wajong) van 15-64 jr dat uitkering ontvangt (CBS). Indicatoren Signalering en Toeleiding naar zorg Indicatoren Huiselijk geweld - Aantal meldingen bij het steunpunt per kalenderjaar. Bron: Advies en Steunpunt huiselijk geweld stad en regio Utrecht. - Aantal volwassenen (19-65 jr) dat slachtoffer is van huiselijk geweld (MonV). Kindermishandeling - Aantal meldingen kindermishandeling Bron: Advies- en meldpunt Kindermishandeling. - Aantal vermoedens van kindermishandeling en ondernomen acties. (JeugdInformatieSysteem afdeling JGZ) - Aantal jongeren (12-18jr) dat mishandeld is door ouder(s)/andere volwassene (MonJ). - Aantal jongeren (12-18jr) dat seksueel misbruikt is (MonJ). - Aantal jongeren (12-18jr) waar geweld of mishandeling tussen ouders voorkomt (MonJ). Jeugdzorg - Aantal jongeren onder voogdij. Aantal jongeren aangemeld bij jeugdhulpverlening. Bron: Bureau Jeugdzorg Utrecht. Veelplegers - Aantal jeugdige veelplegers (12-17jr). - Aantal veelplegers (18jr en ouder). - Aantal stelselmatige daders (18jr en ouder) in afgelopen kalenderjaar. Bron: Korps Landelijke Politiedienst. 16

Overlastmeldingen - Aantal gemelde zaken per kalenderjaar. Bron: Meldpunt Zorg en Overlast (GGD). - Aantal meldingen van huisvervuiling per kalenderjaar. Bron: Meldpunt huisvervuiling (GGD). (Dreigende) huisuitzettingen - Aantal aanzoeken en daadwerkelijke uitvoering van huisuitzettingen per kalenderjaar. Bron: afdeling sociale dienst gemeente en woningbouwverenigingen. Niet in deze monitor: Indicatoren Zorg en opvang Gebruik voorzieningen Bemoeizorg (Hard)drugs/alcoholverslaafden Daklozen (feitelijk en residentieel) Indicatoren Aantal bemoeizorgklanten in zorg. Aantal cliënten per kalenderjaar. Aantal cliënten per kalenderjaar. Dag-, nacht- of 24-uurs opvang. Indicatoren Activering en re-integratie Gebruik voorzieningen Indicatoren Dagbesteding, activeringsprojecten, Aantal cliënten per kalenderjaar. Terugleiding naar woning/werk/scholing Afbakening van de monitor Deze monitor heeft niet de pretentie compleet te zijn. Het is een eerste aanzet om de kwetsbare groepen in beeld te brengen. De monitor is een groeimodel dat op grond van ervaringen en politieke ontwikkelingen verder aangepast zal worden. De huidige monitor kent een aantal beperkingen: - De monitor is vooral gericht op de indicatoren bevolking en preventie en signalering en toeleiding naar zorg. Er zal niet ingegaan worden op de indicatoren zorg en opvang en activering en re-integratie. Landelijk wordt gewerkt aan een uniforme definitie van OGGZ-indicatoren. Dit proces is nog volop aan de gang. Om deze reden zijn niet alle indicatoren in de monitor meegenomen. - De opzet en uitwerking van deze monitor is voor de fusie met GGD Eemland van start gegaan. Helaas is het niet gelukt om in korte tijd alle gegevens over de Eemland gemeenten bij elkaar te krijgen. - Er worden cijfers van risico-indicatoren in de bevolking, zorggebruik en preventieaanbod weergegeven. Informatie over de achtergrond van de cijfers wordt gegeven maar de cijfers zelf worden niet geïnterpreteerd. Er ontbreekt hiervoor veelal een geschikt referentiekader. - De cijfers in de monitor hebben betrekking op gemeenten, subregio s en regio s, en verschillende leeftijdscategorieën. Dit komt doordat de beschikbaarheid van de gegevens en de wijze van registratie per instelling kan verschillen. Enkele registraties kunnen dan ook niet per gemeente worden uitgesplitst. - De cijfers zoals in de monitor zijn opgenomen kunnen niet bij elkaar worden opgeteld, aangezien er dubbeltellingen kunnen zitten in registratiegegevens van de instellingen. 17

2. Preventie 2.1. Risicofactoren in de bevolking Opvang en zorg richten zich op mensen die om wat voor reden dan ook moeite hebben met toegang tot huisvesting, opleiding, werk of een ondersteunend sociaal netwerk. Een groot aantal factoren kan de neerwaartse spiraal in gang zetten of versnellen. We belichten het vóórkomen van een aantal risicofactoren in de bevolking. Hieronder staan de risicofactoren die in dit hoofdstuk worden beschreven. Alcoholgebruik Alcoholverslaving kan het dagelijks leven ontwrichten op allerlei terreinen. Uiteindelijk kan het leiden tot verlies van werk, huis en gezin. Psychische problemen Psychiatrische problemen kunnen iemand belemmeren in het opbouwen en handhaven van stabiele sociale relaties waardoor opleiding, werk en zelfstandig wonen een moeilijke klus wordt. Gebruik van slaap/kalmeringsmiddelen Slaap en kalmerende middelen worden voorgeschreven bij nervositeit, angst, depressie of overspannenheid. Langdurig gebruik is ongezond omdat de middelen op de lange termijn geheugenproblemen geven en verslavend werken. Daarnaast leiden ze nogal eens tot bewustzijnsdaling en suffigheid overdag. Persoonlijke competenties De manier waarop tegenslag wordt opgevangen kan bepalend zijn voor het ontstaan van psychiatrische problemen. Beperkte sociale vaardigheden, onvoldoende probleemoplossend vermogen en weinig zelfvertrouwen vormen een extra belasting bij ingrijpende negatieve gebeurtenissen. Eenzaamheid Eenzaamheid is een risicofactor voor depressie en omgekeerd. Als dit gepaard gaat met lichamelijke beperkingen, psychische problemen, moeite met rondkomen en/of weinig sociale contacten, kan een situatie ontstaan waarbij professionele hulp nodig is. Leerproblemen en onderwijs Voor jongeren geldt een goede start, het halve werk. Daarom is het belangrijk dat ze met voldoende startkwalificaties op de arbeidsmarkt komen. Bruikbare indicatoren zijn aantal achterstandsleerlingen, schoolverzuim en vroegtijdig schoolverlaten. Financiële problemen Mensen die langdurig werkloos zijn of van een uitkering moeten rondkomen, is de kans om in financiële problemen te raken groter dan bij huishoudens met hogere inkomsten. Hoge schulden, zonder de mogelijkheid deze op eigen kracht af te lossen kunnen in het uiterste geval leiden tot huisuitzetting en daarmee dakloosheid. Uitkeringsgerechtigden Bij mensen die langdurig werkloos zijn of van een uitkering moeten rondkomen, kunnen de problemen zich opstapelen waardoor zij in een neerwaartse spiraal terecht komen. Bronnen De gezondheidsenquêtes van de jeugd (in 2007), volwassenen (in 2008) en senioren (in 2006) leveren de meeste gegevens voor dit hoofdstuk. Gegevens over uitkeringsgerechtigden zijn afkomstig van het CBS. De gegevens van achterstandsleerlingen en schoolverzuim zijn afkomstig van Centrale Financiën Instellingen (CFI). Informatie over vroegtijdig schoolverlaten komt van het regionaal meld- en Coördinatiepunt vroegtijdige schoolverlaters (RMC). 18

Let op: de gegevens over de jeugd hebben steeds betrekking op klas 1 en 3 van het voortgezet onderwijs. De cijfers kunnen daarom afwijken van de cijfers gepresenteerd in Schoolkracht VO en op de gezondheidsatlas. 2.2 Alcoholgebruik Jaarlijks worden ruim 12.000 mensen met alcoholgerelateerde problemen opgenomen in het ziekenhuis. Onverantwoord alcoholgebruik veroorzaakt sociale problemen door ontremd gedrag. Bovendien neemt de kans toe op ongelukken en, op langere termijn, op leveraandoeningen en kanker. Daarnaast vindt aantasting van het korte termijn geheugen plaats. Van alle gezondheidsproblemen neemt alcoholverslaving een positie binnen de top-10 in. Jongeren Uit landelijke gegevens blijkt dat de jongeren die drinken meer glazen alcohol per keer zijn gaan drinken. In de jongerenmonitor zien we dat de jeugd die overmatig alcohol drinkt steeds jonger wordt (zie Tabel 1). Het gebruik van minimaal één keer per maand 5 of meer glazen alcohol in korte tijd is echter in de afgelopen 5 jaar gelijk gebleven. Als jongeren voor hun 15 e beginnen met drinken is de kans groter dat ze alcoholverslaafd raken op latere leeftijd. Ook hebben kinderen met verslaafde ouders meer kans op verslaving. In de jongerenmonitor 2007 geeft 3% van de jongeren aan serieuze problemen te hebben met drank, verslaving. De problemen nemen toe bij het ouder worden (2% in klas 1 tot 5% in klas 4) en verschillen tussen jongens en meisjes (4% vs 2,5%). Daarnaast geeft 5% van de jeugd aan dat er thuis problemen zijn met drank, verslaving van (één van) de ouders. 57% van de jongeren die dit over (één van) de ouders rapporteerde geeft aan zelf ook problemen te hebben met alcohol. Tenslotte hebben jongeren die overmatig alcohol drinken, vaker psychosociale problemen. Tabel 1. Percentage jongeren dat minimaal één keer per maand 5 glazen alcohol in korte tijd drinkt Regio Midden- Nederland 2003 2007 Gemeente Houten klas 1 4 9 7 Klas 3 32 28 21 jongen 22 19 13 Meisje 15 17 13 Totaal 18 18 13 Bron: Schoolkracht voortgezet onderwijs 2003 en 2007 Let op: cijfers in tabel hebben alleen betrekking op klas 1 en 3 Volwassenen en senioren Slechts 10% van de mensen die overmatig alcohol in korte tijd tot zich neemt, ervaart dit gedrag als probleem. Net als bij jongeren hebben volwassenen met psychische stoornissen een groter risico op problematisch alcoholgebruik. Het schadelijk alcoholgebruik is onder volwassenen de laatste jaren stabiel gebleven. In de GGD monitors is echter te zien dat het bingedrinken (minimaal één keer per week 6 glazen alcohol in korte tijd) onder volwassenen in de afgelopen jaren iets is afgenomen (Tabel 2). Het bingedrinken is het hoogst in de leeftijdsgroep van 19-34 jaar. In tegenstelling tot landelijke trends kunnen we geen verband aantonen tussen bingedrinken en psychische klachten of psychosociale problemen. Wel is te zien dat mensen die overmatig alcohol gebruiken meer financiële-, huisvesting- en rouwverwerkingsproblemen hebben. Overmatig alcoholgebruik komt vaker voor bij mannen en in niet stedelijke gebieden. 19

Er is, in de gegevens van regio Midden-Nederland, geen verband te zien tussen opleidingsniveau en bingedrinken. Slechts 10% van de mensen die overmatig alcohol in korte tijd tot zich neemt, ervaart dit gedrag als probleem. Tabel 2. Percentage volwassenen/senioren dat minimaal één keer per week 6 glazen alcohol drinkt in korte tijd (bingedrinken)* Regio Midden- Nederland 2004 ** 2008 Gemeente Houten 19-34 jaar 9 10 8 35 49 jaar 8 6 4 50 64 jaar 10 9 5 65-74 jaar NA 7 8 75 + NA 4 9 Man NA 13 12 Vrouw NA 4 5 Totaal NA 7 8 Bron: Volwassenenmonitor 2004 en 200, Seniorenmonitor 2006/2007 * de norm minimaal één keer per week 6 glazen alcohol is ook voor vrouwen gebruikt, dit wijkt af van de norm gebruikt in het volwassenenonderzoek 2008. **andere leeftijdscategorie namelijk van 25 tot 55 jaar 2.3 Psychische problemen Ongeveer één op de drie mensen in Nederland krijgt in zijn of haar leven te maken met psychische problemen zoals een depressie of angststoornis. Angst en/of depressieve klachten kunnen grote gevolgen voor het welbevinden van de betrokkene hebben omdat het vaak leidt tot beperkingen in sociaal, emotioneel en lichamelijk functioneren. Jongeren Psychische problemen van jongeren kunnen leiden tot allerlei beperkingen, zoals een verhoogd risico op schooluitval of werkloosheid, criminaliteit, slechte fysieke en geestelijke gezondheid en verslaving. Deze beperkingen kunnen zich zowel in de jeugd als op volwassen leeftijd voordoen. Uit diverse onderzoeken is duidelijk geworden dat ernstige gedragsproblemen al vroeg in het leven van een kind ontstaan. Bovendien blijken deze problemen opmerkelijk vaak te blijven bestaan 6. 12% van de jongeren geeft in de jongerenmonitor 2007 aan psychosociale problemen te hebben. Het gaat hierbij om hyperactiviteit/aandachtstekort, emotionele problemen, problemen met leeftijdsgenoten en gedragsproblemen. Uit dezelfde monitor blijkt dat jongeren uit gezinnen met een zwakke maatschappelijke positie (lage schoolopleiding, eenoudergezin, psychische ziekte bij ouder(s) of broer/zus) een verhoogd risico op psychosociale problematiek hebben. Tabel 3. Percentage jongeren met psychosociale problematiek* Regio Midden- 2007 Gemeente Houten Nederland klas 1 12 11 Klas 3 13 11 Jongen 11 13 Meisje 13 9 Totaal 12 11 Bron: Schoolkracht voortgezet onderwijs 2007 *gemeten met Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) Let op: cijfers in tabel hebben alleen betrekking op klas 1 en 3 20

Volwassenen en senioren Landelijk zijn er geen aanwijzingen dat het aantal personen met angst- en depressieve klachten is toegenomen. In Nederland bevinden de meeste mensen met depressieveen/of angstklachten zich in de leeftijdsgroep 30-45 jaar. Helaas heeft de GGD niet naar trendgegevens kunnen kijken omdat in de afgelopen periode verschillende vragenlijsten gebruikt zijn die niet met elkaar te vergelijken zijn. Per 2008 is de GGD de landelijk standaard voor angst en depressieve klachten gaan gebruiken (K10 31 ). Met deze standaard heeft 32% van de volwassenen een matig risico op angststoornis of depressie en 4% een hoog risico. Het risico is hoger bij vrouwen en in de jongste leeftijdscategorie (19-34 jaar). In 2004 zijn de CES-D 7 en Hads 8 vragenlijsten gebruikt om depressieve klachten en angststoornissen te meten. Uit de resultaten van de verschillende monitors blijkt dat angst en depressie meer voorkomen bij vrouwen en mensen die weinig sociale steun krijgen, zoals alleenstaanden en gescheiden mensen. Daarnaast blijken financiële problemen (moeite met rondkomen, het hebben van betalingsachterstanden) het gemoedsniveau negatief te beïnvloeden. Depressieve klachten komen veel bij ouderen voor (zie Tabel 4). Bij ouderen hangt depressiviteit nauw samen met lichamelijke gezondheidsklachten. Naast het hebben van lichamelijke klachten gebruiken depressieve mensen meer slaap- en kalmeringsmiddelen en doen ze minder aan lichaamsbeweging. In tegenstelling tot depressieve klachten nemen angstklachten niet toe bij het ouder worden. Deze klachten komen meer voor bij mensen met een laag opleidingsniveau en in de minder stedelijke gebieden. Tabel 4. Percentage volwassenen en senioren met angst en/of depressieve klachten* Regio Midden- Nederland Depressieve klachten Gemeente Houten Angst klachten Gemeente Houten 19-34 jaar 14 13 11 11 35 49 jaar 16 16 11 12 50 64 jaar 16 18 11 14 65-74 jaar 15 20 9 15 75 + 20 24 10 13 man 12 13 8 11 vrouw 20 21 12 14 Totaal 17 17 11 13 Bron: Volwassenenmonitor 2004 en Seniorenmonitor 2006/2007 *gemeten met Center for Epidemiological Studies Depression Scale (CESD) en de Hospital Anxiety Depression Scale (Hads) 2.4 Gebruik van slaap- en kalmerende middelen Kalmerende middelen en slaappillen kunnen helpen om de angstgevoelens te verminderen en om beter te kunnen slapen. Ze zijn echter alleen geschikt voor gebruik gedurende korte periodes. De Landelijke Raad voor Gezondheid en Medisch Onderzoek heeft aanbevolen om kalmerende middelen en slaappillen niet langer dan twee tot drie weken in te nemen. Mensen die langdurig kalmerende middelen of slaappillen gebruiken kunnen pijnlijke ontwenningsverschijnselen krijgen als ze proberen te stoppen of minder tabletten te nemen. Andere problemen die kunnen ontstaan door langdurig gebruik van kalmerende middelen en slaappillen zijn: - verhoogd risico met betrekking tot ongelukken en valpartijen; - grotere angst; - slechter slapen; - depressie. 21

Volwassenen en senioren In regio Midden-Nederland heeft bijna één op de acht volwassenen en senioren in de afgelopen twee weken een slaap- of kalmerend middel gebruikt. Opmerkelijk is dat 92% van de gebruikers deze middelen drie maanden of langer slikt (zie Tabel 5). In de monitor is een verband te zien tussen psychische problemen en het slikken van slaap- en kalmerende middelen. Bovendien slikken volwassenen die over weinig persoonlijke competenties beschikken vaker deze middelen dan de competentievaardige volwassenen. Tenslotte hangt het gebruik van de slaap- en kalmerende middelen sterk samen met het opleidingsniveau. Lager opgeleide mensen slikken vaker en voor langere periodes. Tabel 5. Percentage volwassenen en senioren dat slaap- en kalmerende middelen gebruikt Regio Midden- Gemeente Nederland Houten Gebruik slaapmiddelen dagelijks en langer dan 3 maanden Totaal gebruik slaapmiddelen 19-34 jaar 0,7 2 0 35 49 jaar 1,4 4 5 50 64 jaar 3,6 8 4 65-74 jaar 7,3 16 16 75 + 12 23 21 man 4 8 5 vrouw 8 16 16 Totaal 6 12 11 Bron: Volwassenenmonitor 2008 en Seniorenmonitor 2006/2007 2.5 Persoonlijke competenties Een van de oorzaken van psychische problemen zijn vaak ingrijpende negatieve gebeurtenissen. Een ander factor die meespeelt is de manier waarop mensen deze tegenslag weten op te vangen. Dit hangt sterk af van bepaalde persoonskenmerken. Sommige mensen gaan piekeren, zonderen zich af, terwijl anderen juist mensen in hun omgeving gaan opzoeken, afleiding zoeken of het probleem aanpakken. Volwassenen en senioren In de volwassenen- en seniorenmonitors is gebruik gemaakt van een schaal die deze persoonskenmerken en vaardigheden meet. De schaal meet drie aspecten van persoonlijke competenties namelijk sociale vaardigheden, het probleemoplossend vermogen (ook wel coping genoemd) en zelfvertrouwen 9. Een lage score op deze schaal wil zeggen dat men weinig persoonlijke competenties heeft om problemen op te lossen. Vrouwen, ouderen en lager opgeleiden hebben vaker een lagere score dan mannen, jongeren en hoogopgeleiden. In figuur 1 is te zien dat eenzame mensen op alle items lager scoren. Vrouwen scoren iets hoger op zelfvertrouwen maar lager op de andere items vergeleken met mannen. Personen die last hebben van eenzaamheid, depressieve gevoelens of angststoornissen scoren slechter op alle items van de competentieschaal. 22

Figuur 1. Drie aspecten van persoonlijke competenties 8 7 6 5 4 3 2 1 0 Zelfvertrouwen Sociale vaardigheden Probleem oplossend vermogen man vrouw man (eenzaam) vrouw (eenzaam) Tabel 6. Percentage volwassenen/senioren met lage score op persoonlijke competentie Regio Midden-Nederland Totaal Totaal Gemeente Houten 19-34 jaar 19 26 35 49 jaar 17 14 50 64 jaar 18 16 65-74 jaar 17 21 75 + 23 21 man 16 20 vrouw 19 19 Totaal 18 19 Bron: Volwassenenmonitor 2008 en Seniorenmonitor 2006/2007 2.6 Eenzaamheid Eenzaamheid is een ander aspect dat van invloed is op iemands psychisch welbevinden. Eenzaamheid kan worden omschreven als het subjectief ervaren van een ontoelaatbaar of onplezierig gemis aan (kwaliteit van) bepaalde sociale relatiesi. Iemand met bijvoorbeeld (zeer) weinig sociale contacten is dus niet per definitie eenzaam. Het gaat erom hoe de persoon in kwestie dit zelf ervaart. Om de mate van eenzaamheid te meten, is gebruik gemaakt van de De Jong-Gierveld schaal 10. Deze is op te delen in twee soorten eenzaamheid: emotionele en sociale eenzaamheid. Bij sociale eenzaamheid is sprake van het ervaren van een tekort aan sociale integratie; het ontbreken van contacten met mensen waarmee men bijvoorbeeld gemeenschappelijke kenmerken deelt zoals vrienden en vriendinnen. Emotionele eenzaamheid treedt op als iemand een hechte, intieme band mist met één ander persoon, in de meeste gevallen een levenspartner. Het voorkomen of verminderen van sociale eenzaamheid vereist daarom een andere aanpak dan de hulpverlening bij emotionele eenzaamheid. Volwassenen en senioren Ongeveer 40% van de volwassenen geeft aan zich eenzaam of verlaten te voelen. Van deze groep is bijna 6% sterk eenzaam en 34% matig eenzaam. Het percentage (ernstig) eenzame mensen is in de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven (zie Tabel 7). Ernstige eenzaamheidsgevoelens komen vaker voor bij vrouwen, lager opgeleiden en ouderen. 12% van de volwassenen voelt zich emotionele eenzaam en 27% sociaal eenzaam. 23

Tabel 7. Percentage volwassenen/senioren met ernstige eenzaamheid Regio Midden- Nederland 2004 * 2008 Gemeente Houten 19-34 jaar 5,7 5,0 6 35 49 jaar 3,9 5,5 3 50 64 jaar 4,7 4,8 2 65-74 jaar 6,7 5,6 6 75 + 8,0 7,5 7 Man 5,6 5,0 5 Vrouw 6,9 5,9 5 Totaal 6,4 5,5 5 Bron: Volwassenenmonitor 2004 en 2008 en Seniorenmonitor 2003 en 2006/2007 *andere leeftijdscategorie namelijk van 25 tot 55 jaar 2.7 Onderwijs en leerproblemen Onderwijs is naast het gezin een van de belangrijkste determinanten voor de ontwikkeling en ontplooiing van een kind. Kinderen van allochtone afkomst of met ouders die weinig onderwijs gevolgd hebben lopen mogelijk een hoger risico op leerachterstand. De regering heeft deze factoren daarom meegenomen in de regeling van het toekennen per school van extra personele en materiële faciliteiten. De huidige criteria zijn: gewicht 0,25 voor Nederlandse leerlingen van ouders met een laag opleidingsniveau; gewicht 0,90 voor allochtone leerlingen van ouders met een laag opleidings- en beroepsniveau. Het gaat om het percentage leerlingen in het basisonderwijs met een gewichtsscore die hoger is dan 0. Het uitgangspunt is dat leerlingen met een hoger gewicht meer voorzieningen nodig hebben, omdat er een hoger risico op achterstand bestaat 19. In Tabel 11 is het percentage 4 t/m 12-jarigen in het basisonderwijs met een leerlinggewicht hoger dan 0 te zien. Tabel 11. Percentage 4 t/m 12-jarigen in het primair onderwijs met leerlichtgewicht >0 2005 2006 2007 Gemeente Houten 6,18 5,70 4,79 Totaal regio MN 12,09 10,50 12,03 Bron: Kinderen in Tel, Centrale Financiën Instelling Ook schoolverzuim kan leiden tot leerachterstanden of problemen op school. Ongeoorloofd schoolverzuim onder leerplichtige jongeren op scholen voor het basis- en voortgezet onderwijs komt de laatste jaren steeds vaker voor. Dit verzuim kan voortvloeien uit psychosociale problemen bij de jongeren en/of uit problemen die zich in de gezinssituatie voordoen 18. Een school moet, indien een leerling verzuimt, volgens de leerplichtwet de gemeente inlichten, waarna de gemeente actie kan ondernemen. In tabel 12 staat het percentage leerlingen dat jaarlijks verzuimt als percentage van het totale aantal 5 t/m 17-jarige leerplichtige scholieren. Voor verzuim geldt dat de leerling een periode van drie aangesloten dagen, of in een periode van een maand minimaal twaalf uren verzuimt. 24

Tabel 12. Percentage leerlingen dat jaarlijks verzuimt afgezet tegen totaal aantal 5 t/m 17 jarige leerplichtige scholieren. 2005 2006 2007 Gemeente Houten 1,23 1,46 1,62 Totaal regio MN 0,94 1,31 1,66 Bron: Kinderen in Tel, Centrale Financiën Instelling Schoolverzuim is vaak een voorloper van schoolverlating. Kinderen in Nederland zijn vanaf hun vijfde jaar tot het einde van het schooljaar waarin ze zestien jaar worden leerplichtig. Na deze volledige leerplicht geldt de kwalificatieplicht. Dit houdt in dat alle jongeren tot hun achttiende verjaardag een volledig onderwijsprogramma moeten volgen, tenzij de jongere een startkwalificatie heeft. Een startkwalificatie is een havo-, vwo- of mbo2-diploma. De kwalificatieplicht is sinds 2007 ingevoerd om jongeren een minimumdiploma te laten halen en schooluitval tegen te gaan. Voortijdig schoolverlaten is een maatschappelijk probleem dat niet voor niets voor overheid en onderwijsinstellingen een belangrijk punt van zorg is. Aangezien de groep voortijdig schoolverlaters op verschillende fronten slechtere kansen heeft om een goede maatschappelijke positie in te nemen. Voortijdig schoolverlaters hebben minder kans een goede positie op de arbeidsmarkt te veroveren, hebben veelal een lager inkomen en zijn gemiddeld genomen langer werkzoekend dan deelnemers met een startkwalificatie 20. Ook de kans op criminaliteit is hoger voor voortijdig schoolverlaters 21,22. Tabel 13. Aantal vroegtijdige schoolverlaters in 2006/2007 Totaal aantal vroegtijdige schoolverlaters 2006/2007 Aantal vroegtijdige schoolverlaters per 1.000 jongeren onder de 23 Westelijke Weidegebied* 614 11,9 Zuidoost* 410 7,8 Zuid* 669 12,7 Eem en Vallei* 1834 17,1 Totaal regio MN 3527 13,4 * Abcoude, Breukelen, De Ronde Venen, Loenen, Houten, Monfoort, Woerden, Oudewater * Bunnik, De Bilt, Wijk bij Duurstede, Utrechtse Heuvelrug, Zeist * Houten, Lopik, IJsselstein, Nieuwegein, Vianen * Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden,Renswoude, Rhenen, Soest, Veenendaal, Woudenberg Bron: Regionaal meld- en coördinatiepunt vroegtijdige schoolverlater 2.8 Financiële problemen Financiële problemen kunnen een grote invloed hebben op de gezondheid. Zo komen stress, depressies en angststoornissen vaker voor bij mensen met schulden 13.Het hebben van schulden kan ook een negatieve impact geven op de sociale relaties 14. Mensen met schulden gebruiken vaker genotmiddelen en ervaren hun gezondheid als slechter 15. Dezelfde gezondheidsverschillen komen voor bij mensen in armoede. Personen met een inkomen onder of rond het sociale minimum ervaren hun gezondheid vaak als slecht en hebben ook vaker chronische aandoeningen en andere gezondheidsklachten dan de mensen met een hoger inkomen 16, 17. 25