Inhoud leereenheid 52. Herhalingseenheid De functie van de traditie. Introductie. Leerkern



Vergelijkbare documenten
Eindexamen filosofie vwo I

INLEIDING Plato's grot Filosofie en ideologie De hermeneutische cirkel DEEL 1. DE LOTGEVALLEN VAN DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

Zin in filosofie. Ludo Abicht en Hendrik Opdebeeck. Acco Leuven / Den Haag

Dialogisch verstaan tussen mensen uit verschillende culturen

Inhoud. Introductie tot de cursus

Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain

Autonoom als vak De zelf

Proeftentamen deel Wetenschapsfilosofie proef_deel_Wetenschapsfilosofie.pdf

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

Eindexamen filosofie vwo I

Inhoud. 1. Protagoras Gorgias Thrasymachus, Callicles en Hippias 13

Geloven en redeneren. Religie en filosofie

Filosofisch Café Socrates Dienstencentrum de Roos Beekstraat 29 Weert. Trefcentrum Stramproy Fr. Strouxstraat 53 Stramproy.

Ter inleiding (tot een inleiding)

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

PLATOWEDSTRIJD 2016 Situering

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Inhoud. Introductie tot de cursus

Leren Filosoferen. Laatste avond

Summary in Dutch: Bolzano s notie van fundering en het Klassiek Model van Wetenschap

KEUZEVAKKEN. 3 de GRAAD ASO DUITS

Eindexamen Filosofie havo I

Geschiedenis Tijdvak CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Leren Filosoferen. Tweede avond

Vraag Antwoord Scores

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Logica 1. Joost J. Joosten

Sportfilosofie. Jan Tamboer en Johan Steenbergen. bw Sportfilosofie 2010.indd :43:58

Inschatting wilsbekwaamheid volgens KNMG richtlijn

Filosofisch Café Socrates. Dienstencentrum de Roos Beekstraat 29 Weert. Trefcentrum Stramproy Fr. Strouxstraat 53 Stramproy.

Rob van Gerwen Waarneming en Becketts symbolen In: De Filosoof 66, Utrecht 2015, pp

De socratische methode. Iets meer over Socrates

Doel. Spel. Duur: - Groep - Individueel. Laat je inspireren door de voorbeeld vragen in deze spiekbrief.

Inhoudsopgave. Inleiding 4. Les 1. Introductie filosofie Hebben alle vragen een antwoord? 10. Les 2. Denken Kunnen dieren denken?

Geloven en redeneren. Samenvatting

REFORMATORISCHE WIJSBEGEERTE IN DE ONTWIKKELING VAN DE TIJD DE WAARDERING VAN DE VERLICHTING

Essays over bewustzijn en verandering

Inleiding 11 Hans Alma & Adri Smaling

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

cultuur & media hoorcollege moderniteit en postmoderniteit theo ploeg

Opgave 1: Vrije wil als zelfverwerkelijking

Geluk & wijsheid. Zevende avond

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Dinsdag 21 juni uur

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April Emanuel Rutten

INLEIDING Over verwondering, contingentie en denken-als-ordenen 13

Woordenlijst Het oog in de storm

Werken met eenheden. Introductie 275. Leerkern 275

filosofie vwo 2016-II

Vraag Antwoord Scores

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

WIJ DENKEN OVER DENKEN, HANDELEN EN VOELEN. Verwerkingsboek. Philippe Boekstal DAMON. WD wb 4sept vsb.indd :21:08

Eindtermen centraal examen filosofie vwo 2008 en 2009

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

reeks ontmoetingen 2 een ontmoeting met Heraclitus

Eindexamen filosofie vwo II

Thije Adams KUNST. Wordt een mens daar beter van? vangennep amsterdam

Samenvatting. Bijlage B

Voorwoord 9. Inleiding 11

Ervaringen Gevarieerd. De oefening werkt het beste bij organisaties of teams die in beweging zijn.

UNIVERSELE VERKLARING VAN DE WARE NATUUR VAN DE MENS

Handleiding bij Wondere wetenschap

Minor Filosofie en Wetenschap Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

TIJD VAN PRUIKEN EN REVOLUTIES

Inleiding geschiedenis Griekenland

Een beeld dat ons gevangen houdt. Over de epistemische status van de metafysica in het vertoog van Guido Vanheeswijck

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Kennis in Schoonheid. Een inleiding in de moderne esthetica. Rob van Gerwen

= = = = = = =jáåçéêüéçéå. =téäòáàå. Het TOPOI- model

Overzicht van vandaag. Filosofie van de geest: WB3027 Joel Anderson ( , blok 2) Het other minds probleem. Het argument from analogy

Opgave 2 Politiek en emoties

leren omgaan met Diversiteit In je gemeente

Niet-feitelijke waarheden (2)

Filosofie van de geest: WB3027. Bijeenkomst #4 (19 nov 2009) I feel your pain : Wittgenstein en Malcolm over de identificatie van pijn

TAALFILOSOFIE. Overkoepelende vraag: WAT IS BETEKENIS?

Jan Bransen Het Schrijven van een Filosofisch Essay

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Het geheim van de ontmoeting

De Jefferson Bijbel. Thomas Jefferson

Ludwig Wittgenstein ( ) Filosofie in de twintigste eeuw (part II)

Hans Georg Gadamer. filosoof van de twintigste eeuw, grondlegger van de filosofische hermeneutiek ( ) Leven. Werk

Griekse beschaving hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Filosofische temperamenten

Examenprograma filosofie havo/vwo

Handleiding Gespreksvormen Discussie

WIJ DENKEN OVER KENNIS EN WETENSCHAP. Verwerkingsboek. Philippe Boekstal DAMON. WD kennis wetenschap 2601.indd :16

Eindexamen filosofie havo 2007-I

Bekijk de Leerdoelen die bij deze casus horen. Beantwoord daarna de vraag.

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Eindexamen Filosofie vwo II

Counseling opleiding, lesmaand 6

Eindexamen havo filosofie II

Inhoud Pesten op de (voetbal)club... 3 De trainer... 3 De verenigen... 3 Wat is pesten?... 3 Het SOVA-model... 3 Het SOVA-model... 4 Eerste fase...

NIETZSCHE ALS OPVOEDER. waar leef je voor???

Inleiding geschiedenis Griekenland

FILOSOFEN OVER HET BELANG VAN KUNST

PROGRAMMA ETHIEK VAN LEVEN EN ZORGEN

Descartes schreef dat er geen ander land was "où l'on puisse jouir d'une liberté si entière" (waar men een zo volledige vrijheid kan genieten)

Waarom bestaat God? Emanuel Rutten

Transcriptie:

Leereenheid 52 Herhalingseenheid: de functie van de traditie Inhoud leereenheid 52 Herhalingseenheid De functie van de traditie Introductie Leerkern 1 Wittgenstein: filosofie zonder traditie? 2 Nietzsche en Gadamer: traditie als keurslijf of als opgave 3 Rorty: een zelfgemaakte traditie 4 Filosofie, traditie en macht 5 Conclusie C1311/31-3-2009/CHO 1

Open universiteit Inleiding in de filosofie Leereenheid 52 Herhalingseenheid De functie van de traditie Sytze Steenstra I N T R O D U C T I E In deze herhalingseenheid worden de verschillende rollen bekeken die de hedendaagse filosofie aan de traditie toebedeelt. Dit gebeurt aan de hand van de vraag: welke plaats kennen de vier besproken filosofen in hun werk toe aan hun voorgangers? Daarna wordt de verhouding van filosofie in het algemeen tot traditie en macht aan de orde gesteld. LEERDOELEN Na het bestuderen van deze leereenheid kunt u de houding van de vier behandelde hedendaagse filosofen ten opzichte van de traditie beschrijven en toelichten enkele aspecten van de verhouding van filosofie tot traditie toelichten en daarbij ook het belang van de macht betrekken. L E E R K E R N 1 Wittgenstein: filosofie zonder traditie? De Tractatus baseert zich niet op een traditie. In beginsel is de Tractatus logico-philosophicus te beschouwen als een filosofie zonder traditie. Weliswaar wordt hier en daar in het boek verwezen naar belangrijke voorgangers meestal Frege en Russell, en bijvoorbeeld ook Newton en Kant worden genoemd maar voor de kern van Wittgensteins betoog zijn zij niet onmisbaar. Wittgenstein meent immers al zijn stellingen strikt logisch te kunnen bewijzen. Verwijzingen naar voorgangers dienen uitsluitend als handige aanduidingen van specifieke logische problemen die door hen zijn behandeld, niet om zijn conclusies te nuanceren. In de logische opvatting van de filosofie die de Tractatus beheerst, kan de traditie hooguit anekdotische betekenis hebben: zoals het voor de wiskunde niet meer dan anekdotische betekenis kan hebben om te weten dat in 1763 timmerman A. te B. de stelling van Pythagoras toepaste bij het maken van een tafel. De stelling wordt geacht op zichzelf te bestaan, los van toepassingen en zelfs los van haar uitvinder. Wittgenstein beschouwt zijn filosofie zelf als onafhankelijk van de traditie, maar desondanks is het niet onmogelijk om de Tractatus toch als onderdeel van een traditie te zien. In het kader van deze cursus ligt het voor de hand te verwijzen naar Locke s poging om alle ideeën te classificeren. Zijn enkelvoudige ideeën zijn te vergelijken met Russells atomaire beweringen (al beschikte Locke natuurlijk niet over de propo- C1311/31-3-2009/CHO 2

Leereenheid 52 Herhalingseenheid: de functie van de traditie De Tractatus past in de traditie van het empirisme. De latere Wittgenstein deelt de Tractatus in bij het essentialisme. De Philosophische Untersuchungen passen in een antiessentialistische traditie. sitielogica om zijn ideeën te ordenen en te classificeren). De Tractatus wordt zo in de traditie van het empirisme geplaatst. Wittgenstein zelf plaatst in zijn latere werk de Tractatus in een andere traditie. Door de afbeeldingstheorie van de taal te benoemen als het augustiniaanse beeld van de taal deelt hij de Tractatus in bij de lange overlevering van het filosofisch essentialisme. Evenmin als in de Tractatus wordt er in de Philosophische Untersuchungen uitdrukkelijk verwezen naar een overlevering waarvan deze filosofie een nieuwe schakel vormt. Onderzocht en herzien worden in de eerste plaats de uitgangspunten van de Tractatus en niet de traditie waarin zij geplaatst kunnen worden. Zou men de Untersuchungen toch tot een traditie willen rekenen, dan kan dat het antiessentialisme zijn: de geschiedenis van sceptische ondermijning en uiteenrafeling van afgeronde filosofische systemen. 2 Nietzsche en Gadamer: traditie als keurslijf of als opgave Overeenkomsten in Nietzsche s en Gadamers verhouding tot de traditie Nietzsche beschouwt de traditie vooral als een hypocriete conventie. Nietzsche is te plaatsen in de romantiek. Nietzsche en Gadamer hebben tegengestelde visies op de traditie: wat Nietzsche beschouwt als een juk dat een werkelijk vrije geest van zich af dient te werpen, is voor Gadamer juist een uitgestrekt en vruchtbaar landschap waarover men overzicht zou moeten verwerven. Toch heeft hun omgang met de traditie ook veel gemeenschappelijks. Beiden besteden veel aandacht aan de geschiedenis van het denken en richten daarbij hun aandacht vooral op het antieke Griekenland en daarnaast op Duitsland. Beiden gebruiken zij aan de kunst ontleende inzichten en waarden als belangrijke maatstaf voor hun waardering van de traditie. En allebei besteden zij veel aandacht aan hun eigen plaatsbepaling ten opzichte van de traditie. Nietzsche wil breken met de traditie. Niet alleen de filosofische traditie van Socrates tot en met Kant moet het ontgelden, ook de systemen van godsdienst en wetenschappen vormen in zijn ogen een dwangbuis die het leven en de gezondheid schaadt. Traditie lijkt voor Nietzsche vrijwel samen te vallen met conventie, en conventie betekent voor hem niet veel meer dan hypocrisie en onderhuidse dwang. Hij grijpt in plaats daarvan voor zijn eigen filosofie terug op de presocratici, dat wil zeggen: op filosofen die door de westerse traditie meestal zijn veronachtzaamd omdat op hun gefragmenteerde grondslagen geen compleet systeem te bouwen valt. Terwijl hij de traditie verwerpt, plaatst hij zich zodoende tegelijkertijd in een oudere (en dat betekent voor genealogen : edeler) traditie, die zich nog niet van de oorsprong van het leven zou hebben afgewend. Nietzsche portretteert zichzelf graag als iemand die van buiten de heersende traditie komt, zoals Zarathustra van zijn eenzame bergtop afdaalt. Daardoor neigt hij ertoe zijn beïnvloeding door Schopenhauer en de jonge Wagner, door Friedrich Schiller en de hele romantische beweging (denk aan het voorbeeld van Heine in leereenheid 51) te verhullen. C1311/31-3-2009/CHO 3

Open universiteit Inleiding in de filosofie Volgens Gadamer is de verhouding tot de traditie gebroken door de verabsolutering van de methodologie. De verhouding tot de traditie is te herstellen in de werkingsgeschiedenis door horizonversmelting. Gadamer benadrukt juist het verrijkende aspect van de traditie. Een voor de hand liggend gevolg hiervan is dat hij zonder schroom de invloeden bespreekt die hem hebben gevormd: de Griekse filosofie, de filologische en de hermeneutische traditie en Heidegger. Gadamer noemt de hedendaagse verhouding tot de traditie gebroken. Het methodologische en wetenschappelijke denken heeft volgens hem de overhand gekregen, en dit denken beschouwt zijn eigen werkwijze als ontheven aan de traditie, als klaarhelder en absoluut geldig. (Descartes kan hiervan gelden als de grondlegger en tevens als voorbeeld bij uitstek.) Hieruit volgt de opgave om de traditie te herstellen. Gadamer probeert dit te doen op basis van Heideggers hermeneutische en existentialistische fenomenologie. Heidegger stelt dat de traditie uitsluitend als werkingsgeschiedenis voor ons kan verschijnen, dat wil zeggen: in een gestalte die is bewerkt door verschillende interpretaties. De verhouding tot de traditie is te herstellen door er zelf een nieuwe bewerking van te maken, door eigen en traditionele vooroordelen samen in het spel te brengen en te laten wedijveren totdat de verschillende horizonnen waartoe die vooroordelen behoren uiteindelijk in elkaar overgaan en versmelten. Gadamer benadrukt het positieve van de traditie zozeer, dat hij de beperkingen ervan wel eens lijkt te onderschatten. In de leereenheden over Gadamer is er al op gewezen dat zijn criteria voor een geslaagde interpretatie mager zijn. Men kan bijvoorbeeld vraagtekens plaatsen bij zijn aansporing in de inleiding tot Wahrheit und Methode om de waarheidsaanspraken van zowel Plato en Aristoteles als Leibniz, Kant en Hegel recht te doen. Wat betekent het als Gadamer in zijn eigen werk bijvoorbeeld de kunsttheorieën van Plato en Kant afwijst? Verder zou men zich kunnen afvragen of Gadamers keuze voor het spel en het kunstwerk als uitgangspunt van zijn hermeneutiek er niet toe leidt dat de traditie wordt voorgesteld als een spel van grote denkers en kunstenaars, dat los lijkt te staan van de gewone geschiedenis van voorspoed en oorlogen, vooruitgang en leed. 3 Rorty: een zelfgemaakte traditie Rorty gaat pragmatisch om met de traditie. Rorty staat voor een pragmatische filosofie, en de manier waarop hij omgaat met de traditie past daarbij. Hij wil uiteenlopende filosofische tradities weer met elkaar in gesprek brengen en leent daarom voor zijn eigen werk her en der wat hij kan gebruiken. Hij brengt eigen onderscheidingen aan in de traditie, zoals die tussen kantiaanse kentheoretische en hegeliaanse stichtende filosofie, die niet overal samenvallen met het gebruikelijke beeld van Kant en Hegel, en evenmin met de bedoelingen van de filosofen zelf. Rorty schept zodoende in zekere zin zijn eigen traditie. Hij ontleent aan filosofen maar ook aan romanciers, sociale wetenschappers, enzovoorts het gedachtengoed dat hij voor zijn eigen werk kan gebruiken. Daarbij maakt hij zich niet druk om de oorspronkelijke fundering van de frag- C1311/31-3-2009/CHO 4

Leereenheid 52 Herhalingseenheid: de functie van de traditie Rorty verzamelt uit de traditie de brokstukken die hij kan gebruiken. menten die hij in zijn collage plakt. Zijn maatstaf is alleen of de solidariteit van het geheel wordt bevorderd zonder dat tegelijkertijd op een of andere wijze wreedheid in de hand wordt gewerkt. Buiten taalspelen om (dus, om bij de beeldspraak te blijven, tussen de afzonderlijke fragmenten van de collage) bestaat er volgens hem überhaupt geen onpartijdig criterium voor de waarheid. Hij pleit er daarom voor de wereld te beschouwen als een contingente veelheid van verhalen. Minder netjes uitgedrukt is dat een los samenraapseltje, en zo lijkt Rorty de filosofische traditie ook te willen bejegenen. 4 Filosofie, traditie en macht Filosofie en machtsmisbruik Eenheid en diversiteit van de traditie Wie de levensbeschrijvingen van de in deze cursus besproken filosofen met het oog op oorlog en censuur doorneemt, ziet dat ze zonder uitzondering! hiermee te maken hebben gehad. Socrates werd ter dood veroordeeld, Aristoteles moest in ballingschap gaan, Augustinus riep de staatsmacht te hulp om kerkelijke geschillen te beslechten, en ga zo maar door. Er loopt een rode draad van machtsmisbruik en geweld door de geschiedenis van de filosofie. Dat geweld is afwisselend tegen de filosofie gericht en door filosofen tegen hun tegenstanders gebruikt. Filosofen hebben dikwijls de rol van censor uitgeoefend, maar ze hebben ook vaak moeten toezien hoe hun werk werd gecensureerd. Het is belangrijk om de filosofische traditie ook eens in dit licht te bekijken, al is deze cursus niet de plaats om dit aspect tot in detail uit te werken. Filosofische vooronderstellingen beginnen als vluchtige gedachten, maar daaruit kunnen zich uiteindelijk machtige instellingen ontwikkelen, die hun procedures en vooronderstellingen niet meer zo gemakkelijk aan redelijke discussie onderwerpen. Socrates heeft in zijn dialoog met Eutyphro (zie opgave 2.2) duidelijk gemaakt dat het gemakkelijker is de handelwijze van een ander te veroordelen (of te censureren, te verbieden et cetera) als je zelf exact weet of meent te weten wat het goede is. Dit inzicht laat zich ook toepassen op de wijsgerige traditie. Wanneer de traditie wordt opgevat als een organische eenheid en een afgesloten waarheid, kan dat gemakkelijk tot censuur leiden: alles wat niet in de traditie past, lijkt dan geen waarde te hebben en misschien zelfs schadelijk te zijn. Als de traditie daarentegen wordt opgevat als een diversiteit van concepten en ervaringen, vol breuken en toevalligheden, maakt dat het gemakkelijker om actuele afwijkende meningen te tolereren. Een dergelijke traditie laat zich niet direct gebruiken om de eigen visie te onderbouwen of onaantastbaar te maken, maar vooral om er reliëf aan te geven. Kennis van uiteenlopende traditionele filosofische theorieën kan leiden tot genuanceerd en veelzijdig inzicht in de vooronderstellingen van hedendaagse uitspraken, die anders verborgen zouden blijven. Kennis van de traditie is bovendien onontbeerlijk om filosofische, wetenschappelijke en politieke modes te relativeren. Een beroep op de traditie kan een manier zijn om aanzien en macht te C1311/31-3-2009/CHO 5

Open universiteit Inleiding in de filosofie Het verwerpen en herleven van de traditie Traditie en vernieuwing verwerven, maar dat geldt ook voor het verwerpen van de traditie. In zekere zin is dat een traditie op zich geworden, niet alleen in de kunsten maar ook in de filosofie. Het verlangen om schoon schip te maken en voorgoed te breken met het verleden is terug te vinden bij Descartes, Locke, Kant, Nietzsche, Wittgenstein en Heidegger, en in zekere zin ook bij Rorty, die de filosofie geen kopje kleiner wil maken, maar het woord in ieder geval zonder hoofdletter wil schrijven, in onderscheid van de fundamentalistische Filosofie. Niettemin (of juist daardoor?) hebben verwaarloosde elementen uit de filosofische traditie zich steeds weer levensvatbaar getoond. Menig filosofisch stelsel dat voorgoed achterhaald leek, heeft een tweede leven gekregen, en dat heeft stromingen opgeleverd als het neoplatonisme, neo-aristotelianisme, neothomisme, neokantianisme, neo-empirisme, neopositivisme, neomarxisme, enzovoorts. Pogingen om met de filosofische traditie te breken, lopen meestal uit op een verandering en vernieuwing binnen de traditie. Aan de andere kant is de filosofische traditie gedoemd irrelevant te worden als zij niet in confrontaties met de laatste wetenschappelijke, culturele en maatschappelijke ontwikkelingen wordt getoetst en zo nodig vernieuwd. 5 Conclusie OPGAVE 52.1 In opgave 1.2 is u gevraagd om voor uzelf op te schrijven hoe u op dat moment dacht over de verhouding van filosofisch inzicht tot de alledaagse ervaring, het gezond verstand en de common sense. Lees uw eigen antwoord nu nog eens door en ga na in hoeverre uw mening en de argumenten die u daarvoor kunt aandragen, zijn veranderd door het bestuderen van deze cursus. C1311/31-3-2009/CHO 6