Hogeschool Rotterdam. Chemie, Chemische Technologie, Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek. Visitatiedata: 6 en 7 oktober 2004



Vergelijkbare documenten
Besluit. College van Bestuur. Hogeschool Rotterdam. Postbus HA ROTTERDAM

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool Rotterdam. Postbus HA ROTTERDAM

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Hanzehogeschool Groningen

AVANS Hogeschool, s-hertogenbosch

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Hogeschool INHOLLAND. Opleiding: Bedrijfskundige Informatica

Hogeschool Zeeland te Vlissingen

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Hogeschool Rotterdam. Visitatiedata: 16 en 17 september Netherlands Quality Agency

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar. Visitatiedata: 16 en 17 maart 2005

Hogeschool INHOLLAND, School of Agriculture and Technology

Hogeschool Zuyd, Sittard

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Avans Hogeschool, Tilburg

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool Zeeland. Postbus AJ VLISSINGEN

Avans Hogeschool, s Hertogenbosch

Avans Hogeschool, Breda

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Fontys Hogeschool Werktuigbouwkunde

Besluit. College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen Postbus RM GRONINGEN

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Hogeschool Zuyd, Heerlen Faculteit Bouw

Fontys Hogeschool Toegepaste Natuurwetenschap

Hogeschool Zeeland, Vlissingen

Avans Hogescholen, s-hertogenbosch

Avans Hogeschool HBO-Bacheloropleidingen. Visitatiedata: 29 en 30 september 2004

Avans Hogeschool, Breda

Fontys Hogescholen Opleiding: Hogere Kaderopleiding Pedagogiek (HKP) RAPPORTAGE

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Besluit. Raad van bestuur. Saxion Hogescholen. Postbus KB ENSCHEDE

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Financial Services Management HBO bachelor, locatie Arnhem Croho: Varianten: voltijd & deeltijd

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool Zeeland, Vlissingen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Communicatie van de NHL Hogeschool

Fontys Hogescholen. Opleiding: Financial Services Management hbo bachelor Varianten: voltijd, deeltijd, duaal Croho: Locatie: Eindhoven

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar

Hogeschool Zuyd, Maastricht

Hogeschool Rotterdam. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, hbo-bachelor; Visitatiedatum: 10 oktober 2006

Hogeschool INHOLLAND School of Technology

Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg

De NVAO beoordeelt het onderwerp doelstellingen opleiding derhalve voldoende.

Hogeschool Zuyd, Heerlen

AVANS Hogeschool, Tilburg

Besluit. College van Bestuur van de. Hogeschool INHOLLAND. Postbus CN DEN HAAG

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool Rotterdam Cluster Paramedisch Opleidingen: Ergotherapie, Fysiotherapie en Logopedie; hbo-bachelor Variant: voltijd

Besluit. College van Bestuur van de Christelijke Hogeschool Windesheim Postbus GB ZWOLLE

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Hogeschool Rotterdam. Visitatiedata: 28 en 29 oktober NQA (Netherlands Quality Agency)

Hanzehogeschool Groningen. HBO-Bachelor Chemie Chemische Technologie Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek

Hogeschool Avans, Breda / Tilburg Academie voor Technologie en Management

es Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Hogeschool INHOLLAND, Diemen, Rotterdam en Den Haag

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement van de NHL Hogeschool

ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Fontys Hogescholen, locatie Eindhoven Opleiding: Fiscale Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd/deeltijd

Hogeschool INHOLLAND. Opleidingen: Voedingsmiddelentechnologie, bachelor Varianten: voltijd/duaal. Visitatiedata: 2 en 3 juni 2005

Christelijke Hogeschool Windesheim

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Arnhem Opleiding: Communicatie, hbo bachelor Choho: Varianten: voltijd, deeltijd, duaal

Hanzehogeschool Groningen

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. HBO-Bacheloropleidingen Chemie Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek

AVANS Hogeschool, Den Bosch

Christelijke Hogeschool Windesheim

Hogeschool INHOLLAND, Delft

Bijlage A Competenties van de opleiding

Hogeschool Journalistiek, Fontys Tilburg. Visitatiedata: 15 en 16 maart 2005

Christelijke Hogeschool Nederland, Leeuwarden

Christelijke Hogeschool Windesheim

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool Diedenoort, Wageningen. Visitatiedata: 17 en 18 mei 2004

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar

Fontys Hogescholen. Visitatiedata: 15 en 16 april NQA (Netherlands Quality Agency)

Hogeschool Rotterdam. Visitatiedata: 21 en 22 september NQA (Netherlands Quality Agency)

Hanzehogeschool Groningen

Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Arnhem Opleiding: Bedrijfseconomie, hbo bachelor; Croho: Varianten: voltijd en deeltijd

Hogeschool HBO Nederland

Legenda KG Kennisgestuurde leerlijn PG Praktijkgestuurde leerlijn SG Studentgestuurde leerlijn

Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

LOI Hogeschool. Opleiding: HBO Toegepaste Psychologie, bachelor; Variant: deeltijd. Visitatiedata: 24 januari 2006 en 1 september 2006

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Hogeschool Utrecht. Huidtherapie, hbo-bachelor. Farmakunde, hbo-bachelor. Visitatiedatum: 16 maart 2006

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Hogeschool INHOLLAND. Visitatiedatum: 8 november 2006

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Applied Science van de Zuyd Hogeschool

2. Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport

Fontys Hogescholen, Eindhoven

2. Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Transcriptie:

Hogeschool Rotterdam Opleidingen: Chemie, Chemische Technologie, Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Visitatiedata: 6 en 7 oktober 2004 NQA (Netherlands Quality Agency)

2

Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 7 1.3 Werkwijze 8 1.4 Oordeelsvorming 10 1.5 Schematisch overzicht oordelen 15 1.6 Totaaloordeel 16 Deel B: Facetten 17 Onderwerp 1 Doelstellingen van de opleiding 19 Onderwerp 2 Programma 24 Onderwerp 3 Inzet van personeel 40 Onderwerp 4 Voorzieningen 43 Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 46 Onderwerp 6 Resultaten 49 Deel C: Bijlagen 55 Bijlage 1 Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 57 Bijlage 2 Beknopte CV Panelleden 59 Bijlage 3 De zelfevaluatie in verband met NVAO accreditatie Vragen en Aanwijzingen 69 Bijlage 4 Beoordelingsprotocol van NQA 87 Bijlage 5 Handreiking voor oordeelsvorming 105 3

4

Deel A: Onderwerpen 5

6

Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord In dit rapport doet het panel dat in opdracht van NQA de opleidingen Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek, Chemie en Chemische Technologie van de Hogeschool Rotterdam heeft gevisiteerd, verslag van zijn werkwijze, bevindingen en conclusies. Het onderzoek vond plaats in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is feitelijk gestart op 29 juni 2004, het moment waarop de opleiding haar zelfevaluatierapport bij de NQA aanleverde. Een visitatiebezoek vond plaats op woensdag 6 en donderdag 7 oktober 2004 en werd uitgevoerd door een panel dat bestond uit de volgende personen: De heer dr. L.L.M. Frederix (voorzitter) De heer dr. J.M. van der Meer, domeindeskundige CT De heer J. den Hollander, domeindeskundige BML De heer dr. G.P. van der Laan, domeindeskundige CH Mevrouw J. van Harmelen (student-lid) Mevrouw drs. P. Göbel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (mei 2003) van NQA. Het panel beschikt over domeinspecifieke deskundigheid, onderwijs- en auditdeskundigheid en deskundigheid over de internationale ontwikkelingen van de discipline (zie bijlage bij dit rapport). Het rapport bestaat uit drie delen: deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken en de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie voldoende/onvoldoende. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. deel B: een detailrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De waarderingen worden uitgedrukt in begrippen uit de vierpuntsschaal zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit detailrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding De Hogeschool Rotterdam profileert zich als een Rotterdamse instelling: inhoudelijk, in de wijze van werken, in een stad met een multiculturele gemeenschap en in haar relatie met de regio. De profilering komt tot uiting in het Rotterdams Onderwijsmodel (Rotterdams onderwijsmodel in het kort, 2003). Het cluster HLO&CT ziet het als een uitdaging om aan dit beleid concreet vorm te geven. 7

Het cluster Hogere Laboratoriumopleidingen en Chemische Technologie is onderdeel van de Hogeschool Rotterdam. Het cluster omvat drie opleidingen: Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (BML), Chemie (CH) en Chemische Technologie (CT), die zowel in voltijd als in deeltijd worden verzorgd. In september 2004 start het cluster met de nieuwe bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie. Het cluster wil herkenbare opleidingen aanbieden met een duidelijk beroepsprofiel, met een flexibel onderwijsaanbod, rekening houdend met de achtergronden van de studenten en waarbij de persoonlijke ontwikkeling van de student centraal staat. In 2003/2004 werken er 53 medewerkers. De bruto omvang van het docerend personeel bij het cluster HL&CT is ongeveer 31 fte. Een belangrijk deel van de docenten maakt gebruik van ouderenregelingen of is gedeeltelijk gedetacheerd bij andere clusters, zodat feitelijk 23 fte voor het onderwijs inzetbaar is. Er staan op dat moment 495 studenten bij het cluster ingeschreven. De student-docent-ratio bedraagt derhalve ongeveer 22. De opleiding is voor het laatst gevisiteerd in 1997. 1.3 Werkwijze De visitatie van de opleidingen BML, CH en CT door het panel heeft plaatsgevonden conform de werkwijze zoals die is neergelegd in het beoordelingsprotocol van NQA (zie bijlage) en die hieronder meer in concreto wordt beschreven. Dit houdt tevens in dat het panel heeft vastgesteld dat het zelfevaluatierapport plus de bijlagen en de aanvullende informatie een voldoende basis boden voor het visitatiebezoek. Daarnaast heeft het panel geconstateerd dat de visitatie plaats vond op basis van het voor de laboratoriumopleidingen en chemische technologie-opleiding geldende domeinspecifieke referentiekader (zie hieronder). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het visitatiebezoek en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft de NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecheckt op kwaliteit en compleetheid (de screening) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Nadat het zelfevaluatierapport in orde was bevonden, zijn de panelleden zich inhoudelijk gaan voorbereiden op het bezoek. Zij lazen het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat voorlopige oordelen op basis van argumenten, respectievelijk vragen die werden doorgegeven aan de NQA-auditor. Hoewel ieder panellid alle onderwerpen en facetten onder de loep nam, is er sprake geweest van een taakverdeling, waarbij bepaalde onderwerpen en facetten door een bepaald panellid extra grondig zijn bestudeerd. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het visitatiebezoek concreet voorbereid. 8

De opleidingen hebben in de zelfevaluatierapporten kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiezen. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundige(n) in het panel bekeken of er sprake was van adequate domeinspecifieke doelstellingen en of er nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig bleek. In het detailrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het visitatiebezoek NQA heeft een Raamwerk bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het visitatiebezoek dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding. Tijdens het visitatiebezoek is gesproken met (een representatieve) vertegenwoordiging van: docenten, studenten, werkveld en afgestudeerden. Daarnaast vonden er aan het begin en aan het eind van het visitatiebezoek gesprekken plaats met de onderwijsmanagers van de opleidingen en de directeur van het cluster. Ook werd er, voor de gezamenlijke opleidingen tegelijk, een gesprek gevoerd met een lid van het college van bestuur. Met de deeltijdstudenten en met afgestudeerde deeltijdstudenten is om organisatorische redenen een week na het bezoek gesproken. Aan het begin van het bezoek is er ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. In het raamwerk bezoekprogramma kende het ochtendprogramma een vaste structuur, maar was het middagprogramma vrij. In deze tijd heeft het panel zogenaamde schakelmomenten ingelast om bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn, volgens de afgesproken taakverdeling, door ieder panellid, schriftelijk beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling aan het management gegeven van de bevindingen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren De NQA-auditor heeft, op basis van de bevindingen van het panel, een conceptrapportage opgesteld en deze aan de panelleden voorgelegd. Het panel heeft vervolgens het definitieve concept vastgesteld. In het visitatie- of beoordelingsrapport is, waar relevant, expliciet ingegaan op de verschillende varianten. Het definitieve conceptrapport is aan de opleiding voorgelegd ter correctie van feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn door de NQA-auditor enkele wijzigingen aangebracht en is het definitieve rapport door het panel vastgesteld. Het visitatie- of beoordelingsrapport is uiteindelijk ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 9

1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het beoordelingsprotocol (zie bijlage) zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie (zie bijlage 5) een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere chemische en biomedische laboratoriumopleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als er sprake is van: weging van de oordelen op facetniveau; benchmarking; generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; bepaalde accenten respectievelijk best practices. Wat de benchmarking betreft is het van belang op te merken dat een vergelijking met andere opleidingen wordt gemaakt op basis van gegevens die de HBO-raad beschikbaar stelt. Een internationale vergelijking voor de opleidingen BML en CH is niet mogelijk aangezien er geen internationale equivalenten op hbo-niveau zijn. De opleiding CT heeft de programma s van vergelijkbare opleidingen in Denemarken en Duitsland met hun eigen opleiding vergeleken (zie detailrapport facet 1). In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De wegingen zullen in dit rapport niet diepgaand zijn, omdat de opleidingen op alle facetten minimaal een voldoende hebben gehaald, met uitzondering van de opleiding BML die voor facet 6.1 een onvoldoende scoorde. De (uitgebreide) argumentatie daarvoor is te vinden in het detailrapport. 1.4.1 Doelstellingen opleiding Het eerste facet is voor alle opleidingen met een voldoende beoordeeld. De beide andere facetten zijn met goed beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp is derhalve positief. De drie opleidingen baseren zich voor de eindkwalificaties op het landelijke rapport Kernkwalificaties HTNO (1995), dat in nauw overleg met vertegenwoordigers van het werkveld tot stand is gekomen. Het panel heeft vastgesteld dat de Dublin-descriptoren consistent zijn met de kwalificaties uit het rapport Kernkwalificaties HTNO (1995). De opleiding heeft de Dublin-descriptoren als referentiekader genomen voor het nagestreefde bachelorniveau, en heeft de relatie tussen een descriptor en de opleidingsdoelen duidelijk gemaakt. Er is één beroepenveldcommissie voor de drie opleidingen voor de borging van de eindkwalificaties. In de nabije toekomst wordt deze gesplitst in een beroepenveldcommissie voor Chemie en Chemische Technologie en één voor BML. Op landelijk niveau is recent een nieuw document Beroepsprofiel Laboratoriumopleidingen (COLP, 2003) verschenen, waaruit in maart 2004 de landelijke opleidingsprofielen van de hbo-ingenieur CH, CT en BML zijn voortgekomen, die gelegitimeerd zijn door de HBO-raad en door het werkveld. De 10

opleidingen gaan in 2004-2005 na welke consequenties deze nieuwe profielen voor de verschillende programma s hebben. 1.4.2. Programma Bij BML zijn zeven van de acht facetten met goed beoordeeld en facet 2.8 met voldoende. Bij CH zijn facet 2.1, 2.2 en 2.8 met voldoende beoordeeld, de overige facetten zijn goed. Bij CT zijn 2.1 en 2.8 met voldoende beoordeeld en de overige facetten met goed. Het oordeel over het onderwerp is derhalve positief. 1.4.3 Inzet van personeel De drie facetten zijn met een voldoende beoordeeld. Het oordeel over dit onderwerp is derhalve positief. 1.4.4 Voorzieningen Beide facetten zijn als goed beoordeeld. Het oordeel over het onderwerp is derhalve positief. 1.4.5. Interne kwaliteitszorg. Op alle drie de facetten van dit onderwerp is een voldoende gegeven. Het eindoordeel op dit onderwerp is daarom positief. 1.4.6. Resultaten. Bij de opleidingen CH en CT zijn beide facetten voldoende. Het eindoordeel over dit onderwerp is daarom ook positief. De opleiding BML heeft een onvoldoende op facet 6.1 en een voldoende op facet 6.2. Het eindoordeel is positief op basis van de volgende afweging: De afgestudeerden BML voldoen aan de eisen die gesteld worden in de beroepspraktijk. Zij worden tijdens hun afstuderen beoordeeld door niet alleen docenten van de opleiding, maar ook door externe deskundigen uit het beroepenveld. Ook het panel heeft op basis van de ter inzage gelegde afstudeerproducten geconstateerd dat deze voldoen aan de eisen die gesteld mogen worden aan hbo-bml-afgestudeerden. Bovendien geven alumni en vertegenwoordigers van het werkveld aan dat de opleiding studenten adequaat op de beroepspraktijk voorbereidt. Dit blijkt zowel uit onderzoeksgegevens als uit de door het panel gevoerde gesprekken. De opleiding voldoet echter niet aan de kwantitatieve streefcijfers van het cluster en blijft ook onder de landelijke gemiddelde rendementscijfers (zie de tabellen hieronder). De opleiding is zich dit echter bewust en heeft verschillende maatregelen genomen. Met de invoering van het Rotterdams Onderwijsmodel verwacht de opleiding een merkbare verbetering van het rendement. De komende jaren zal moeten blijken of de genomen en nog te nemen verbeteracties hun gewenste resultaat zullen hebben. Op grond van het feit dat de het kwalitatieve resultaat in orde is en de opleiding werkt aan verbetering van het kwantitatieve resultaat, komt het panel tot het oordeel positief voor dit onderwerp. 11

Hieronder vergelijkt NQA de opleidingen met het landelijke beeld op het punt van behaalde rendementen. CRIHO-gegevens De opleidingen worden hieronder vergeleken op basis van gegevens die via de website van de HBO-raad beschikbaar zijn (CRIHO). In tabel 1a en 1b worden de gegevens met betrekking tot rendement, uitval en gemiddelde studieduur van de opleidingen vergeleken met die van het landelijk gemiddelde (respectievelijk voor de voltijd- en de deeltijdopleidingen). Tabel 1a: Opleidingsrendement en streefcijfers cluster HLO&CT voltijd Diploma behaald na 5 jaar 1 Gemiddelde studieduur van gediplomeerden in maanden 2 Percentage uitval na 1 jaar 3 Gemiddelde studieduur studiestakers in maanden 4 Streefcijfers HLO&CT 65% (in totaal) Streefcijfers HLO&CT 1994 1995 1996 1997 1998 HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. B 53,1 CH 33,8 CT 64,9 42 B 44.0 CH 51,6 CT Streefcijfers HLO&CT 25% B 38,6 CH 38,3 CT 26,3 16 B 17,1 CH 27,4 CT 25,3 B 62,2 CH 41,1 CT 69,7 B 50,3 CH 35,9 CT 78,6 B 59,5 CH 46,4 CT 64,6 B 50,6 CH 33,9 CT 38,5 B 56,1 CH 45,0 CT 61,3 B 47,5 CH 33,0 CT 73,9 B 55,2 CH 46,8 CT 53,3 B 47,3 CH 35,0 CT 36,8 B 53,2 CH 50,2 CT 49,2 1998 1999 2000 2001 2002 HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. B 42,2 CH 49,7 CT 48,6 B 46,7 CH 55,3 CT B 42,6 CH 48,5 CT 48,1 B 50,0 CH 54,6 CT B 43,6 CH 46,3 CT 47,7 B 52,1 CH 50,9 CT B 46,0 CH 43,2 CT 47,0 B 46,3 CH 50,0 CT B 45,8 CH 46,1 CT 45,8 1998 1999 2000 2001 2002 HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. B 29,9 CH 28,4 CT 26,2 B 16,2 CH 24,3 CT 20,0 B 29,5 CH 37,7 CT 18,2 B 18,2 CH 28,2 CT 15,7 B 33,0 CH 31,9 CT 27,9 B 19,7 CH 23,7 CT 19,2 B 27,6 CH 25,8 CT 13,9 B 14,0 CH 20,3 CT 36,6 B 29,0 CH 28,4 CT 23,8 B 14,8 CH 18,3 CT 25,0 B 39,1 CH 21,4 CT 34,4 B 17,1 CH 29,0 CT 17,5 B 30,1 CH 29,7 CT 29,4 B 16,5 CH 20,5 CT 22,6 B 40,2 CH 28,6 CT 58,3 B 20,3 CH 22,9 CT 12,5 B 30,8 CH 29,4 CT 30,1 B 17,1 CH 22,1 CT 25,6 Uit een vergelijking in tabel 1a tussen de cijfers van de voltijdopleidingen van het cluster HLO&CT en de landelijke gemiddeldes van BML-, CH- en CT-opleidingen blijkt dat: het diplomarendement van BML en CH steeds onder het landelijk gemiddelde liggen. Bij CT is het beeld sterk wisselend. de gemiddelde studieduur van afgestudeerden bij BML ruim vijf maanden hoger ligt dan het landelijk gemiddelde, hoewel de laatste jaren bij BML een daling waarneembaar is. Bij CH ligt de studieduur ruim onder het landelijk gemiddelde. CT laat een sterk wisselend beeld zien. 1 De cijfers komen uit www.kengetallen.hbo.nl 2 id. 3 id. 4 id. 12

het percentage uitvallers na één jaar bij BML wisselt ten opzicht van het landelijke gemiddelde, maar de laatste twee jaar bijna tien procent hoger ligt. Bij CH lag het percentage in het verleden ruim boven het landelijk gemiddelde; na 2000 is hier een kentering in gekomen. Bij CT ligt de situatie precies omgekeerd: in het verleden was het percentage lager dan het landelijk gemiddelde, terwijl na 2000 dit percentage fors is gestegen. Bij BML stroomt een flink deel van deze uitvallers door naar de universiteit. de gemiddelde studieduur van studiestakers bij BML rond het landelijk gemiddelde ligt, met een uitschieter in 2002. Bij CH ligt de gemiddelde studieduur van studiestakers steeds boven het landelijke gemiddelde. Bij CT wisselt het beeld sterk. Diploma behaald na 5 jaar 5 Gemiddelde studieduur van gediplomeerden in maanden 7 Percentage uitval na 1 jaar 8 Gemiddelde studieduur studiestakers in maanden 9 Tabel 1b: Opleidingsrendement en streefcijfers cluster HLO&CT deeltijd Streefcijfers HLO&CT 65% (in totaal) Streefcijfers HLO&CT 1994 1995 1996 1997 1998 HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. B 30,8 CH 26,9 CT 6 42 B 18,0 CH 67,3 CT Streefcijfers HLO&CT 25% B 40,0 CH 0,0 CT 16 B 12,0 CH 62,8 CT B 52,4 CH 34,4 CT 38,1 B 16,7 CH 26,7 CT B 41,2 CH 39,5 CT 23,8 B 75,0 CH 0,0 CT B 32,4 CH 32,1 CT 22,7 B 50,0 CH 0,0 CT B 30,8 CH 38,9 CT 70,0 B 40,0 CH 50,0 CT B 38,6 CH 56,1 CT 45,9 1998 1999 2000 2001 2002 HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. B 38,3 CH 55,3 CT 63,9 B 29,0 CH 48,8 CT B 37,2 CH 54,3 CT 64,5 B 47,0 CH121,0 CT B 33,6 CH 52,0 CT 50,8 B 50,0 CH110,0 CT 1,0 B 39,0 CH 54,1 CT 50,9 B 37,0 CH 34,0 CT 30,4 B 40,8 CH 44,4 CT 41,1 1998 1999 2000 2001 2002 HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. HLO&CT Land. B 45,5 CH 29,3 CT 23,0 B 14,6 CH 36,1 CT 11,8 B 25,0 CH 0,0 CT 0,0 B 6,0 CH 70,0 CT B 40,5 CH 16,2 CT 19,4 B 14,6 CH 31,3 CT 30,2 B 30,8 CH 21,4 CT 31,3 B 14,6 CH 13,0 CT 12,5 B 36,5 CH 15,9 CT 20,9 B 15,1 CH 30,0 CT 18,9 B 50,0 CH 18,2 CT 22,2 B 9,7 CH 43,2 CT 14,0 B 39,0 CH 16,0 CT 50,0 B 15,0 CH 32,7 CT 23,8 B 42,9 CH 16,7 CT 15,4 B 20,8 CH 34,7 CT 22,0 B 38,8 CH 12,8 CT 9,1 B 18,0 CH 29,0 CT 40,0 Uit een vergelijking tussen de landelijke gemiddeldes van BML-, CH- en CT-opleidingen deeltijd en die van het cluster HLO&CT van de Hogeschool Rotterdam in tabel 1b blijkt dat: het diplomarendement van BML vanaf 1996 ruim boven het landelijke gemiddelde ligt. Bij CH ligt het rendement steeds onder het landelijk gemiddelde. Van CT zijn geen cijfers beschikbaar. 5 De cijfers komen uit www.kengetallen.hbo.nl 6 Geen cijfers beschikbaar 7 De cijfers komen uit www.kengetallen.hbo.nl 8 id. 9 id. 13

de gemiddelde studieduur van afgestudeerden bij BML een wisselend beeld vertonen, evenals bij CH. Van CT zijn geen cijfers beschikbaar. het percentage uitvallers na één jaar bij BML en CT de laatste jaren gestegen is tot boven het landelijk gemiddelde. Bij CH liggen de percentages boven het landelijke gemiddelde. de gemiddelde studieduur van studiestakers van BML lag onder het landelijk gemiddelde, maar ligt er in 2002 net boven. CH laat een sterk fluctuerend beeld zien. De weinige gegevens van CT laten een gemiddelde studieduur van studiestakers zien die ruim onder het landelijke gemiddelde ligt. De streefcijfers die de afdeling hanteert, komen overeen met streefcijfers van vergelijkbare opleidingen van andere hogescholen. 14

1.5 Schematisch overzicht oordelen Totaaloverzicht oordelen op facet- en onderwerpniveau Opleidingen: Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek Chemie Chemische Technologie Onderwerp/Facet BML BML CH CH CT CT vt dt vt dt vt dt Doelstellingen 1.1 V V V V V V 1.2 G G G G G G 1.3 G G G G G G Totaaloordeel Positief Positief Positief Positief Positief Positief Programma 2.1 G G V V V V 2.2 G G V V G G 2.3 G G G G G G 2.4 G G G G G G 2.5 G G G G G G 2.6 G G G G G G 2.7 G G G G G G 2.8 V V V V V V Totaaloordeel Positief Positief Positief Positief Positief Positief Personeel 3.1 V V V V V V 3.2 V V V V V V 3.3 V V V V V V Totaaloordeel Positief Positief Positief Positief Positief Positief Voorzieningen 4.1 G G G G G G 4.2 G G G G G G Totaaloordeel Positief Positief Positief Positief Positief Positief Kwaliteitszorg 5.1 V V V V V V 5.2 V V V V V V 5.3 V V V V V V Totaaloordeel Positief Positief Positief Positief Positief Positief Resultaten 6.1 O O V V V V 6.2 V V V V V V Totaaloordeel Positief Positief Positief Positief Positief Positief 15

1.6 Totaaloordeel Op grond van bovenstaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleidingen op alle zes de onderwerpen een voldoende scoren, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleidingen POSITIEF is. De opleidingen voldoen aan de basiskwaliteit en gaan daar op meerdere facetten, met name binnen de onderwerpen Doelstellingen, Programma en Voorzieningen bovenuit. 16

Deel B: Facetten 17

18

Deel B: Facetten N.B. Daar waar de argumenten en de oordelen over de opleidingen en/of de varianten voltijd en deeltijd gelijkluidend zijn, zijn deze in de tekst niet onderscheiden. Onderwerp 1 DOELSTELLINGEN VAN DE OPLEIDING Facet 1.1 Niveau bachelor CH voldoende CT voldoende BML voldoende Criteria: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel voldoende voor de drie opleidingen is gebaseerd op de volgende argumenten. Chemie: De opleiding baseert zich voor het internationale bachelorniveau op de Dublindescriptoren zoals verwoord in Kwaliteitszorg bij de Hogeschool Rotterdam (2003). Er worden vijf categorieën onderscheiden: kennis en inzicht, toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie, en leervaardigheden. Het panel heeft vastgesteld dat de Dublin-descriptoren consistent zijn met de kwalificaties uit het rapport Kernkwalificaties HTNO (1995), waar de opleiding haar opleidingsdoelen op gestoeld heeft. Per descriptor worden de relevante eindkwalificaties genoemd, gebaseerd op de tien generieke hbo-kwalificaties en de zeven competenties van de algemene beroepsvaardigheden voor de afgestudeerde van de Hogeschool Rotterdam (Beroepsprofiel Laboratoriumopleidingen COLP (2003)), dat nog moet worden geïmplementeerd. De opleiding streeft volgens het zelfevaluatierapport een eigen interpretatie van de landelijke eindkwalificaties na: de opleiding maakt pas in het vierde jaar een onderscheid in een analytisch-fysische variant en een organisch-chemische. Hierdoor verkrijgen alle studenten een brede basis chemie. Dit is in een gesprek met afgestudeerden bevestigd: ondanks de diversiteit aan werkomgevingen blijkt de opleiding goed aan te sluiten. Het werkveld bevestigde in het gesprek met het panel dat de opleiding voldoet aan het hbo-bachelor-niveau. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding weinig invulling aan een internationale component geeft. 19

Chemische Technologie: In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding voor de vijf Dublin-descriptoren welke inhoud zij daaraan geeft. Het gaat om de volgende vijf categorieën: kennis en inzicht, toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie, en leervaardigheden. Bij elke categorie wordt in het zelfevaluatierapport een beschrijving gegeven en wordt aangegeven met welke opleidingsdoelen en met welk kwalificatieniveau van een opleidingsdoel deze descriptor overeenkomt, zoals het panel heeft vastgesteld. Het panel heeft vastgesteld dat de Dublin-descriptoren consistent zijn met de kwalificaties uit het rapport Kernkwalificaties HTNO (1995). De opleiding heeft volgens het zelfevaluatierapport vanuit haar historie een sterk accent op de werktuigbouwkundige aspecten van de procestechnologie gelegd, mede door de aanwezigheid van petrochemische bedrijfsactiviteiten in de regio. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding weinig invulling aan een internationale component geeft. Wel neemt de opleiding internationale ontwikkelingen mee bij de invulling van het curriculum. BML: De opleiding baseert zich voor het bachelorniveau op de Dublin-descriptoren zoals verwoord in Kwaliteitszorg bij de Hogeschool Rotterdam (2003). Er worden vijf categorieën onderscheiden: kennis en inzicht, toepassen van kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie, en leervaardigheden. Bij elke categorie wordt in het zelfevaluatierapport een beschrijving gegeven, waaruit het panel de relatie met de opleidingsdoelen en de invulling van het programma heeft kunnen afleiden. Het panel heeft vastgesteld dat de Dublin-descriptoren consistent zijn met de kwalificaties uit het rapport Kernkwalificaties HTNO (1995). In de beoordelingsformulieren voor de afstudeeropdrachten zijn deze algemene competenties opgenomen, zoals het panel heeft vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de projectbeschrijvingen. Vertegenwoordigers van het werkveld zijn positief over het niveau van de afgestudeerden en met name over hun kennis van actuele ontwikkelingen, zo bleek tijdens het gesprek met het panel. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding weinig invulling aan een internationale component geeft. Facet 1.2 Domeinspecifieke eisen CH goed CT goed BML goed Criteria: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). 20

Het oordeel goed voor de drie opleidingen is op de volgende argumenten gebaseerd. Chemie: De opleiding baseert zich voor haar eindkwalificaties op het landelijke rapport Kernkwalificaties HTNO (1995). Het beroepsbeeld waarvan deze eindkwalificaties zijn afgeleid, is in nauw overleg met het beroepenveld tot stand gekomen en vastgelegd in Vlag en Lading (1993). Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding in overleg met het werkveld een breed programma biedt om afgestudeerden de mogelijkheid te geven na de studie werk te vinden op analytisch chemisch, fysisch chemisch, organisch chemisch of milieuchemisch gebied. De werkterreinen van een chemisch ingenieur kunnen zeer divers zijn: research and development, fundamenteel chemisch onderzoek, milieu- en kwaliteitszorg, en forensisch onderzoek. De functies variëren van onderzoeker, technisch-commercieel medewerker, docent tot projectmanager. Het panel heeft in het gesprek met het werkveld en met de afgestudeerden vastgesteld dat de eindkwalificaties van de opleiding voldoen aan de eisen van de beroepspraktijk. Chemische Technologie: De opleiding baseert zich voor haar eindkwalificaties op het landelijke rapport Kernkwalificaties HTNO (1995). In de Kernkwalificaties HTNO (1995) worden het werkveld en de taken van de chemisch technoloog als volgt omschreven: De chemisch technoloog houdt zich bezig met de technische toepassing van chemische en fysische kennis bij de ontwikkeling of verbetering van producten, materialen en processen, alsmede bij de beheersing van processen. Dit alles in de chemische en aanverwante industrie, bij de (semi)overheid of bij ingenieursbureaus. Het panel heeft in het gesprek met het werkveld vastgesteld dat de eindkwalificaties van de opleiding voldoen aan de eisen van de beroepspraktijk. Ook afgestudeerden tonen zich tevreden over de opleiding. BML: De opleiding baseert zich voor haar eindkwalificaties op het landelijke rapport Kernkwalificaties HTNO (1995). De opleiding wil volgens het zelfevaluatierapport studenten opleiden voor functies waarbij een goede bekendheid met de mogelijkheden en beperkingen van in medisch of biologisch gerichte laboratoria gebruikte technieken vereist is. Daarnaast moet de afgestudeerde een behoorlijke kennis van relevante theorie hebben en een goed inzicht in principes van de gebruikte technieken. Tot slot moet de afgestudeerde resultaten op verantwoorde wijze kunnen verwerken en op waarde schatten. De nadruk op kennis en vaardigheden in het beroepsprofiel wordt bevestigd in het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld die diepgang in de studie belangrijker vinden dan verbreding. In verband met het type onderzoeken waarmee de afgestudeerde 21

wordt geconfronteerd, dient in het curriculum aandacht te zijn voor moleculaire biologie. Het panel heeft vastgesteld dat dit aspect in het curriculum is opgenomen. Facet 1.3 Oriëntatie hbo-bachelor CH goed CT goed BML goed Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel goed voor de drie opleidingen is op de volgende argumenten gebaseerd. Algemeen: Op dit moment is er één beroepenveldcommissie voor de drie opleidingen. Uit het gesprek met het management en uit de gesprekken met vertegenwoordigers van het werkveld blijkt dat de commissie goed functioneert. In overleg met het beroepenveld is bijvoorbeeld de stage en het afstudeerproject gesplitst, is er geen aparte opleiding bioinformatica gestart, maar is dit onderwerp geïntegreerd in de opleiding BML. De vergaderfrequentie ligt met twee à drie keer per jaar naar de mening van het panel niet erg hoog. Om gerichter met de beroepenveldcommissie over het curriculum van een opleiding te kunnen praten, zal de commissie worden gesplitst in een commissie voor Chemie en Chemische Technologie, en voor BML. Chemie: De eindkwalificaties uit het landelijke rapport Kernkwalificaties HTNO (1995) zijn afgeleid van het beroepsbeeld van de chemisch ingenieur uit Vlag en Lading (1993) dat in overleg met het beroepenveld is opgesteld. De opleiding richt zich op het verwezenlijken van de doelen die samenhangen met de kenmerken van een chemisch ingenieur in een eerste functie, zoals vastgelegd in Kernkwalificaties HTNO (1995). De hiervan afgeleide opleidingsdoelen zijn in drie categorieën onder te brengen: algemene kennis en vaardigheden, attitude en maatschappelijk relevante doelen, en vakspecifieke kwalificaties. Inmiddels is er een nieuw document Beroepsprofiel Laboratoriumopleidingen (COLP, 2003) verschenen, waaruit in maart 2004 het landelijk opleidingsprofiel van de hboingenieur Chemie is voortgekomen, dat gelegitimeerd is door de HBO-raad en door het werkveld. In dit profiel zijn zeven competenties genoemd, zowel beroepsspecifieke als niet-beroepsspecifieke die op vier niveaus beheerst kunnen worden. De opleiding vraagt van studenten aan het eind van het vierde jaar: onderzoeken (niveau 3), experimenteren (niveau 3), beheren (niveau 1), adviseren (niveau 1), instrueren (niveau 1), leiding geven 22

(niveau 1), zelfsturing (niveau 2). Volgens het zelfevaluatierapport zal de opleiding in 2004-2005 nagaan welke consequenties dit landelijke profiel voor het programma heeft. Het panel heeft in het gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld vastgesteld dat de communicatie tussen de opleiding en het werkveld goed verloopt. Chemische Technologie: De eindkwalificaties uit het landelijke rapport Kernkwalificaties HTNO (1995) zijn afgeleid van het beroepsbeeld van de chemisch technoloog uit Vlag en Lading (1993) dat in overleg met het beroepenveld is opgesteld. Inmiddels is er een nieuw document Beroepsprofiel Laboratoriumopleidingen (COLP, 2003) verschenen, waaruit in maart 2004 het landelijk opleidingsprofiel van de hboingenieur Chemische Technologie is voortgekomen, dat gelegitimeerd is door de HBOraad en door het werkveld. Volgens het zelfevaluatierapport zal de opleiding in 2004-2005 nagaan welke consequenties dit landelijke profiel voor het programma heeft. Per eindkwalificatie heeft de opleiding in het zelfevaluatierapport aangegeven op welk niveau, gezien de eigen inkleuring, een afgestudeerde deze dient te beheersen: uitvoerend, oplossend, integrerend of genererend. Het panel onderschrijft deze aanpak. Vertegenwoordigers van het werkveld zijn positief over de inzetbaarheid van afgestudeerden in de praktijk, zo bleek tijdens het gesprek. BML: De eindkwalificaties uit het landelijke rapport Kernkwalificaties HTNO (1995) zijn afgeleid van het beroepsbeeld uit Vlag en Lading (1993) dat in overleg met het beroepenveld is opgesteld. Er is een nieuw beroepsprofiel ontwikkeld Beroepsprofiel Laboratoriumopleidingen (COLP, 2003) via het Landelijke Overleg van de opleidingen Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (LOBEM), waarbij rekening is gehouden met het beroepsbeeld Medisch Laboratoriumingenieur zoals dat door het Platform beroepenveld Medisch Laboratoriumonderwijs is beschreven. Het LOBEM heeft de beroepsprofielen besproken met vertegenwoordigers van zowel het medisch diagnostische als het meer research gerichte beroepenveld in het georganiseerde overleg Onderwijs-Arbeid. In het beroepsprofiel zijn zeven competenties genoemd, zowel beroepsspecifieke als nietberoepsspecifieke die op vier niveaus beheerst kunnen worden. De opleiding kiest voor twee specialisaties: medische diagnostiek en (wetenschappelijk) onderzoek (research), waarvoor respectievelijk de competenties beheren/coördineren en onderzoeken een niveau hoger dan het vereiste komen te liggen. Volgens het zelfevaluatierapport zal de opleiding in 2004-2005 nagaan welke consequenties dit landelijke profiel voor de hoofdfase van het programma heeft. Het propedeusecurriculum is met ingang van september 2004 gebaseerd op het nieuwe opleidingsprofiel. Van de drie beroepsdomeinen die in Beroepsprofiel Laboratoriumopleidingen (COLP, 2003) worden onderscheiden, richt de opleiding zich op : Research and Development (R&D) en Medisch Laboratoriumdiagnostiek. Vertegenwoordigers van het werkveld zijn positief over de inzetbaarheid van afgestudeerden in de praktijk, zo bleek tijdens het gesprek. 23

Onderwerp 2 PROGRAMMA Facet 2.1 Eisen hbo CH voldoende CT voldoende BML goed Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel voldoende voor CH en CT en het oordeel goed voor BML is op de volgende argumenten gebaseerd. Chemie: De opleiding heeft periodiek overleg met de beroepenveldcommissie over actuele zaken en over de inhoud van het onderwijsprogramma, bijvoorbeeld over het invoeren van competenties zoals bleek uit het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld. Op basis van deze contacten zijn volgens het zelfevaluatierapport chemometrie, validatie en automatisering in het studieprogramma opgenomen. Intensiever contact met het werkveld heeft de opleiding via stage- en afstudeerbegeleiding, zoals in de gesprekken is gebleken. De student komt via projecten direct of indirect in aanraking met de beroepspraktijk zodat hij zijn beroepsvaardigheden kan ontwikkelen, zoals blijkt uit het Overzicht van de projecten van de opleiding Chemie (2004). Studenten werken binnen een projectteam aan projectopdrachten, een casus uit de beroepspraktijk. De opdrachten bestrijken een breed gebied (analytische chemie, organische chemie, colloïd- en polymeerchemie) en zijn volgens de opleiding relevant voor de Rotterdamse regio, zo heeft het panel vastgesteld. Volgens het zelfevaluatierapport moeten studenten tijdens de projecten theoretische kennis verwerven en creatief toepassen. Dit is in de gesprekken met studenten bevestigd. Deze kennis wordt in ondersteunende vakken aangeboden of via zelfstudie verworven. Voor een projectopdracht moet meestal ook experimenteel werk gedaan worden zoals het panel heeft kunnen vaststellen, waardoor naast praktische vaardigheden ook het analytische en interpretatief vermogen wordt getraind. De projecten, de stage en het afstuderen omvatten 120 EC s. Aan het begin van het derde jaar gaan de studenten op een oriënterende stage. Het panel heeft vastgesteld dat de doelstellingen in het stageboekje van de Hogere Laboratoriumopleidingen vermeld staan. Studenten dienen zelf naar een stageplaats te solliciteren, maar kunnen gebruik maken van het adressenbestand van de hogeschool. Voor de afstudeeropdracht dient de student een externe werkplek te verwerven om een opdracht zelfstandig uit te voeren en 24

daarover te rapporteren. De coördinator afstudeeropdrachten beoordeelt de inhoud en het hbo-niveau van de opdrachten. Bij de deeltijdopleiding hebben studenten tenminste twee jaar werkervaring in het relevante werkveld (toelatingseis, zie 2.5). Deze studenten zijn vrijgesteld van de stage, maar hebben door hun werkkring een directe relatie met de beroepspraktijk. De studenten met wie het panel heeft gesproken, zijn positief over de theoretische achtergronden die tijdens de lessen worden aangeboden. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding veelal Engelstalige boeken voorschrijft (zie Boekenlijst van de opleiding Chemie (2003/2004) en Boekenlijst deeltijd Chemie (2003/2004)). Het panel is positief over de gebruikte literatuur en de actualiteit ervan. Uit de Samenvatting resultaten tevredenheidsonderzoek 2003 cluster HLO&CT blijkt dat 84 procent van de studenten tevreden is over de voorbereiding op het beroep. (25 studenten = 15 procent hebben de enquête ingevuld). Van de docenten die gereageerd hebben geven vier van de vijf aan dat ze tevreden zijn over de afstemming op de beroepspraktijk (totaal aantal docenten bedraagt negen). Hoewel slechts tien alumni op het alumni-onderzoek gereageerd hebben, zijn acht van hen kritisch over de voorbereiding op de beroepspraktijk. Ze vinden de opleiding wel adequaat voor hun huidige functie. Uit het gesprek met afgestudeerden is gebleken dat de opleiding de nadruk op kennisontwikkeling en de ontwikkeling van vaardigheden legt. Ze zijn positief over de wijze waarop de actualiteit in het programma wordt gebracht. Kanttekening Volgens afgestudeerden maakt de opleiding beperkt gebruik van bedrijven in de regio voor bijvoorbeeld gastdocentschappen en excursies, hoewel bedrijven zich ook niet gemakkelijk bij de opleiding laten betrekken. Door de loskoppeling van de stage en het afstudeerproject wordt de tijd voor het doen van onderzoek met name door het werkveld dat met research bezig is, kort gevonden. De verwachting bij enkele vertegenwoordigers van het werkveld is dat het afstuderen in kwaliteit achteruit gaat, omdat de inwerkperiode via de stage gaat ontbreken. Dit is niet de verwachting van de opleiding en het panel ondersteunt de opleiding hierin. Door de loskoppeling komen studenten in aanraking met meer bedrijven, waardoor ze meer mogelijkheid krijgen zich te profileren en beter te presteren, hetgeen het niveau ten goede komt. Chemische Technologie: Projecten nemen een centrale positie in binnen het onderwijs CT. Ongeveer veertig procent van de tijd wordt aan projecten besteed en zestig aan overige activiteiten. Deze laatste omvat modulen waarin kennis en vaardigheden worden opgedaan die direct in het project toepasbaar zijn en modulen die andere noodzakelijke kennis en vaardigheden omvatten. De projectonderwerpen omvatten de belangrijkste thema s uit de procesindustrie en worden volgens de opleiding regelmatig geactualiseerd. Gekoppeld aan een project worden werkveldbezoeken georganiseerd om studenten kennis te laten maken met het bedrijfsleven. 25

In de practica leren de studenten steeds zelfstandiger technieken en vaardigheden aan en moeten ze uiteindelijke zelf initiatief nemen voor de inzet van bepaalde technieken. Dit is in het gesprek met studenten bevestigd. Het panel heeft deze ontwikkeling ook in het studiemateriaal aangetroffen. Aan het begin van het derde jaar gaan de studenten op een oriënterende stage. Het panel heeft vastgesteld dat de doelstellingen in de Stagehandleiding CT vermeld staan. Stages in het buitenland vinden alleen plaats wanneer de kwaliteit van de opdracht en de begeleiding gegarandeerd is. Studenten dienen zelf naar een stageplaats te solliciteren, maar kunnen gebruik maken van het adressenbestand van de hogeschool. Voor de afstudeeropdracht dient de student een externe werkplek te verwerven om een opdracht zelfstandig uit te voeren en daarover te rapporteren (zie Handleiding Afstudeeropdrachten). De coördinator afstudeeropdrachten beoordeelt de inhoud en het hbo-niveau van de opdrachten. Bij de deeltijdopleiding hebben studenten tenminste twee jaar werkervaring in het relevante werkveld (toelatingseis). Deze studenten zijn vrijgesteld van de stage, maar hebben door hun werkkring een directe relatie met de beroepspraktijk. De afstudeeropdracht wordt in de eigen werkkring uitgevoerd. De semesters in de deeltijd zijn opgebouwd rond thema s, waarbij ervaringen uit de eigen werksituatie zoveel mogelijk worden gebruikt. De studenten met wie het panel heeft gesproken, zijn positief over de theoretische achtergronden die tijdens de lessen worden aangeboden. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding veelal Engelstalige boeken voorschrijft (zie Boekenlijst van de opleiding Chemische Technologie (2003/2004) en Boekenlijst deeltijd Chemische Technologie (2003/2004)). Het panel is positief over de gebruikte literatuur en de actualiteit ervan. Door middel van gastcolleges kunnen studenten in aanraking komen met de nieuwste ontwikkelingen uit de beroepspraktijk. De afgestudeerden stelden in het gesprek met het panel voor om meer gebruik van deze contacten te maken. Signalering van nieuwe ontwikkelingen vindt volgens de docenten vooral via stage- en afstudeerbegeleiding plaats. Ook uit het gesprek met studenten bleek dat via deze kanalen actuele ontwikkelingen in de opleiding terecht komen. Het periodiek overleg met de Beroepenveldcommissie levert eveneens informatie over nieuwe ontwikkelingen. Uit de Samenvatting resultaten tevredenheidsonderzoek 2003 cluster HLO&CT blijkt dat 67 procent van de studenten tevreden is over de voorbereiding op het beroep, en over de relatie tussen theorie en praktijk. De helft is tevreden over de aandacht voor ontwikkelingen in het beroepenveld. Uit alumni-onderzoek blijkt een grotere tevredenheid over de actualiteit van het programma: 6,5 en juist een iets lagere uitkomst voor de voorbereiding op het beroep: 6,3. In de HBO-Monitor scoort dit laatste aspect 7,0. Derdejaars studenten vinden de beroepsgerichtheid van de practica nog niet voldoende: 5,3. Op grond van deze uitkomsten neemt de opleiding meer excursies en gastcolleges in het programma op om de relatie met de beroepspraktijk te verduidelijken. 26

BML: De opleiding leidt op voor kennisintensieve beroepen en stelt zich ten doel om de studenten een goede basiskennis mee te geven en het vermogen om zich nieuw ontwikkelde kennis snel eigen te maken. In de eerste twee jaar staat elk kwartaal een bepaald kennisdomein centraal. Studenten verwerven de basiskennis via studieboeken en werkcolleges. Parallel daaraan werken studenten aan een aan de praktijk ontleende casus aan de hand van de probleemgestuurde methodiek. In het derde jaar vindt verdieping van theoretische vakken plaats. Via projectopdrachten moeten studenten hun kennis inzetten. Daarnaast gaan studenten in dit jaar op stage. In het vierde jaar specialiseert de student zich. Bij de diagnostische richtingen verloopt de theoretische verdieping vooral via casuïstiek, bij Biochemie is het onderwijs sterk praktijkgericht, bij Biotechnologie is er specifieke aandacht voor bioproceskunde. Bij de differentiatie Medische biologie wordt toegewerkt naar de bevoegdheid voor het werken met proefdieren. Studenten die in hun afstudeerfase daadwerkelijk met proefdieren werken, krijgen de artikel-12-bevoegdheid. De praktijkcomponent is in de eerste twee jaar vooral gericht op vaardigheidstraining: chemisch en biologisch. Tijdens de stage worden deze praktische vaardigheden verder ontwikkeld. Deze stage vindt altijd in een Nederlands bedrijf plaats. Voor het afstudeeronderzoek kan de student ook een buitenlandse instelling kiezen. Via excursies en gastdocenten komen studenten in contact met de beroepspraktijk. Dit is bevestigd in het gesprek met de studenten. Bij de deeltijdopleiding hebben studenten tenminste twee jaar werkervaring in het relevante werkveld (toelatingseis). Deze studenten zijn vrijgesteld van de stage, maar hebben door hun werkkring een directe relatie met de beroepspraktijk. De afstudeeropdracht wordt in de eigen werkkring uitgevoerd. Uit het gesprek met deze studenten bleek dat zij via hun werk in voldoende mate met actuele ontwikkelingen in aanraking komen. Bij de deeltijd ligt er minder nadruk op de praktische vaardigheden, maar meer op de verwerking en interpretatie van resultaten. De practica zijn individueel maatwerk vanwege de ervaring van de studenten. De studenten met wie het panel heeft gesproken, zijn positief over de theoretische achtergronden die tijdens de lessen worden aangeboden. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding naast Nederlandstalige literatuur ook internationaal georiënteerde studieboeken voorschrijft. Het panel is positief over de gebruikte literatuur en de actualiteit ervan. In moduleboeken worden recente artikelen opgenomen en ook de mediatheek is uitgerust met internationaal georiënteerde literatuur. De beroepenveldcommissie komt ten minste twee maal per jaar bij elkaar om over nieuwe ontwikkelingen in het curriculum te praten. Uit het gesprek met vertegenwoordigers van het werkveld is gebleken dat deze invloed merkbaar is: huidige afgestudeerden zijn goed op de hoogte van actuele ontwikkelingen. Uit de Samenvatting resultaten tevredenheidsonderzoek 2003 cluster HLO&CT blijkt dat 80 procent van de studenten tevreden is over de relatie tussen theorie en praktijk, 67 procent is tevreden over de voorbereiding op het beroep, 80 procent is tevreden over het 27

inhoudelijke niveau van de opleiding (57 studenten = 17 procent hebben de enquête ingevuld). Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma CH voldoende CT goed BML goed Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel voldoende voor CH en CT, en goed voor BML is op de volgende argumenten gebaseerd. Algemeen: Het past volgens het clustermanagement in de filosofie van de hogeschool om herkenbare opleidingen neer te zetten. Vandaar dat er voor is gekozen om BML een meer eigen propedeuse te geven en CH en CT een gemeenschappelijke, maar wel met eigen projecten. Chemie: De opleiding geeft in het document Koppeling curriculum en eindkwalificaties (2004) een overzicht van de relatie tussen verschillende curriculumonderdelen en de kenmerken van een chemisch ingenieur. Het panel heeft vastgesteld dat in genoemd document dertien leerdoelen worden genoemd met de vakcode van het onderdeel waar dat leerdoel in terugkomt. In het document Overzicht van de projecten van de opleiding Chemie (2004) laat de opleiding per project zien wat de context ten aanzien van het beroepsperspectief is, de leerdoelen en de ondersteunende vakken. In de modulewijzers staan de opdrachten en de eindeisen die volgens de opleiding samen de leerdoelen vormen. Het panel heeft vastgesteld dat er verschillen tussen studiewijzers bestaan. Soms zijn de eindeisen duidelijk herkenbaar als leerdoelen, soms zijn ze erg globaal. In de Studiegids zijn de leerdoelen met een verwijzing naar de eindkwalificaties opgenomen, zoals het panel heeft vastgesteld. Wel zou de opleiding deze consistenter kunnen opnemen. Uit het curriculum blijkt dat de opleiding de eindkwalificaties op adequate wijze heeft verwerkt. De eerste drie jaar wordt gewerkt aan een brede basis in de chemie met aandacht voor organische chemie, analytische chemie en fysische chemie. In het vierde jaar kan de student kiezen tussen een variant met extra analytische chemie en een variant met extra organische chemie. Naast de chemische vakken krijgen studenten ook wiskunde, natuurkunde en informatica. Algemene beroepsvormende vakken ontbreken 28

niet in het curriculum: Engels, rapportage en communicatieve vaardigheden. Tijdens de projecten krijgt de student te maken met de beroepspraktijk (zie 2.1). Tot slot krijgt de student ook modulen over de maatschappelijke en ethische consequenties van zijn werkzaamheden aangeboden. Het panel is positief over de opbouw van het programma, evenals over de aangepaste programma s voor de vwo-instroom en de mlo-instroom. In het vierde jaar kan een student kiezen voor een specialisatie Organische Chemie of Analytische Chemie. Hierover zijn de studenten tevreden zo blijkt uit de Samenvatting resultaten tevredenheidsonderzoek 2003 cluster HLO&CT. Deze keuzemogelijkheid geldt niet voor deeltijdstudenten. Uit het gesprek met de afgestudeerden bleek dat de nadruk op kennis en vaardigheden in de opleiding hen voldoende voorbereid heeft op de latere beroepspraktijk. In tegenstelling tot vertegenwoordigers van het werkveld vinden de afgestudeerden dat ze ook voldoende in onderzoek doen en rapporteren zijn onderricht. De deeltijdopleiding heeft volgens het zelfevaluatierapport een eigen programma dat aansluit op de vooropleiding (mlo-chemie) en de werkervaring, hetgeen door het panel positief wordt gewaardeerd. De deeltijdopleiding bestaat uit zes semesters waarin per semester bepaalde thema s centraal staan. Wat verder voor de voltijdopleiding geldt, geldt ook voor de deeltijdopleiding. De deeltijdstudent is vrijgesteld van de stage. Kanttekening: Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding de relatie tussen de eindkwalificaties en de leerdoelen slechts beperkt in een document inzichtelijk heeft gemaakt. Chemische Technologie: De opleiding heeft als streven dat de geformuleerde leerdoelen worden gerealiseerd, dat de opbouw van het curriculum doordacht is en zichtbaar voor studenten, dat de inhoud actueel en de inrichting motiverend is. In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding het document Leerdoelen en bijbehorende curriculumonderdelen opgenomen waarin de kernkwalificaties HTNO zijn vertaald naar leerdoelen met daarbij de vakcode van de module waarin ze centraal staan. Het panel heeft echter geen leerdoelen of eindeisen in de modulewijzers aangetroffen. In de Studiegids zijn de leerdoelen met een verwijzing naar de eindkwalificaties opgenomen, zoals het panel heeft vastgesteld. Wel zou de opleiding deze consistenter kunnen opnemen. Uit het curriculum blijkt dat de opleiding de eindkwalificaties op adequate wijze heeft verwerkt. In het eerste jaar wordt volgens de docenten de basis voor chemie gelegd waarna de specifiekere invulling voor procestechnologie volgt. In elke onderwijsperiode staat een project centraal met daarnaast ondersteunende vakken. In de projecthandleiding zijn de specifieke projectdoelen opgenomen, zoals het panel heeft vastgesteld. In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding per project aangegeven hoe de kernkwalificaties aan bod komen: geleid, begeleid of zelfstandig. De leerdoelen voor de deeltijdopleiding komen geheel overeen met die van de voltijd. Bij de deeltijd ligt de nadruk op theorie. Er zijn weinig of geen mogelijkheden om studenten opdrachten in de eigen organisatie te laten uitvoeren, behalve de afstudeeropdracht. 29