Jaarverslag 2013. Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

Vergelijkbare documenten
Verkort jaarverslag 2013

Verkort jaarverslag 2016

Verkort jaarverslag 2015

Jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland. Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Jaarverslag 2008 GE Pension NL 2007

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

Jaarverslag 2009 Stichting GE Pension NL 2007

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 3 september 2018

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

VERKORT JAARVERSLAG 2016

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 25 juni 2015

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 26 juni 2014

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Terugblik 2011 in cijfers

VERKORT JAARVERSLAG 2017

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

Jaarinformatie Stichting Pensioenfonds C1000 over het verslagjaar (opgesteld op basis van het jaarbericht 2012)

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van miljoen naar miljoen ( miljoen ultimo Q4 2013).

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

Aon Actualiteitenseminar

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Jaarverslag 2010 Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics

Stichting Metro Pensioenfonds Populair jaarverslag 2008

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers

3e kwartaal 2017 Den Haag, oktober 2017

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

WELKOM. Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

1 INLEIDING ELEMENTEN VAN HET CRISISPLAN CRISISPLAN VAN STICHTING PENSIOENFONDS SCILDON... 6

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Stichting Pensioenfonds Capgemini Nederland

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Leiden, 3 september 2012

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics

Stichting Pensioenfonds SABIC

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Derde kwartaal juli 2013 t/m 30 september 2013

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

VERKLARING INZAKE BELEGGINGSBEGINSELEN STICHTING CRH PENSIOENFONDS 18 JUNI 2012

1e kwartaal 2017 Den Haag, april 2017

Goed jaar Metro Pensioenfonds, toch geen verhoging pensioenen

Verkort jaarverslag : Voortzetting koers 2011 en op naar herstel. Stichting Pensioenfonds PostNL. Meer weten?

HERSTELPLAN 31 maart 2009

De pensioenleeftijd zal omhoog gaan

Dit jaarbericht is een verkorte en eenvoudiger te lezen versie van het jaarverslag Met het jaarbericht willen we u de gelegenheid bieden om

NOTULEN DEELNEMERSVERGADERING VAN 1 SEPTEMBER 2016 van 16:00-17:30 uur

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

Deelnemersbijeenkomst

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN

Reservetekort weggewerkt, pensioenen verhoogd

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

Risico Management. Pensioenakkoord en Integraal Balansmanagement. Marton Bloemer Risk Manager

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie

De opbouw die in 2019 en 2020 nog plaatsvindt in de overgangsregeling is, overeenkomstig voorgaande jaren, niet meegenomen in de berekeningen.

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Datum rapport Nummer/versie Definitief

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

1. Organisatie BIJLAGE I: VERKLARING BELEGGINGSBEGINSELEN STICHTING PENSIOENFONDS ACHMEA. ABTN 2014 versie Stichting Pensioenfonds Achmea

Stichting Pensioenfonds Xerox

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Update pensioenen INVISTA (Nederland) BV per 15 Oktober Stichting Pensioenfonds Invista

Deelnemersvergadering Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. 20 juni 2013

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 5 september 2016

Het Nedlloyd Pensioenfonds van nu en in de toekomst

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015

Overige. Wijziging rente. Rendement. Toeslagen. Uitkeringen. Premies

Transcriptie:

Jaarverslag 2013 Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

Profielschets Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor medewerkers van General Electric in Nederland en is statutair gevestigd te Breda. De basispensioenregeling is een (deels voorwaardelijk en deels onvoorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling en wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De premies voor de basispensioenregeling worden ingebracht door de werkgever en de werknemers. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers vindt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslagverlening plaats. Deze toeslag wordt door de werkgevers via de premie gefinancierd. De toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers is voorwaardelijk. De vrijwillige bijspaarregeling Gesave wordt gekarakteriseerd als een premieovereenkomst. Ultimo 2013 heeft het pensioenfonds 1.943 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur sinds de datum van oprichting, 17 augustus 2007, uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het bestuur heeft het beheer van het pensioenvermogen uitbesteed aan KBC Asset Management. De individuele pensioenspaarregelingen (Gesave en Geflex) worden uitgevoerd door Robeco. De custodian is State Street Corporation. Het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico zijn herverzekerd bij ElipsLife. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract op stop loss basis. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van externe (certificerende en adviserende) actuarissen (Aon Hewitt) en een externe accountant (KPMG). 2

Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 5 Bestuursverslag 7 1. Woord van de voorzitter 8 2. Algemene informatie 11 2.1 Juridische structuur 11 2.2 Doelstelling 11 2.3 Personalia 12 3. Financiële positie en beleid in 2013 15 3.1 Financiële opzet en positie 15 3.2 Beleid en beleidskeuzes 16 3.2.1 Toeslagbeleid 17 3.2.2 Financieringsbeleid 17 3.2.3 Beleggingsbeleid 18 3.3 Risicobeheer 20 4. Beleggingen 25 4.1 Marktontwikkelingen 25 4.2 Resultaten beleggingsportefeuille 26 4.3 Aandelen 27 4.4 Vastrentende waarden 29 4.5 Corporate Governance 30 5. Pensioenen 31 5.1 Pensioencommunicatie 31 5.2 Pensioenadministratie 31 5.3 Pensioenregeling 32 5.3.1 Pensioenregeling vanaf 1 januari 2014 33 5.4 Wet- en regelgeving, relevante ontwikkelingen 34 6. Actuariële analyse 40 7. Besturing en naleving wetgeving 42 7.1 Algemeen 42 7.2 Bestuursaangelegenheden 42 7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 43 7.3.1 Verslag van de Visitatiecommissie 43 7.3.2 Verslag Verantwoordingsorgaan 46 7.4 Informatie over toezicht door DNB en AFM 49 7.5 Deskundigheid en opleiding 50 7.6 Gedragscode 50 7.7 Geschillencommissie 51 7.8 Organisatie en uitvoering 51 7.9 Uitvoeringskosten 51 7.10 Statutenwijziging 53 8. Verwachte gang van zaken 54 9. Jaarrekening 56 9.1 Balans per 31 december 2013 (na resultaatbestemming) 56 9.2 Staat van baten en lasten 57 9.3 Kasstroomoverzicht 58 9.4 Toelichting op de jaarrekening 59 9.4.1 Algemeen 59 3

9.4.2 Grondslagen 59 9.4.2.1 Algemene grondslagen 59 9.4.2.2 Grondslagen voor waardering van activa en passiva 60 9.4.2.3 Grondslagen voor bepaling van het resultaat 63 9.4.2.4 Kasstroomoverzicht 64 9.4.3 Toelichting op de balans per 31 december 2013 65 9.4.3.1 Risicobeheer 73 9.4.4 Niet in de balans opgenomen verplichtingen 82 9.4.5 Verbonden partijen 83 9.4.6 Toelichting op de staat van baten en lasten over 2013 84 10. Overige gegevens 90 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 90 10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 90 10.3 Actuariële verklaring 91 10.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 93 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 95 Bijlage 1 Deelnemersbestand 97 Bijlage 2 Begrippenlijst 98 4

Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x 1.000 2013 2012 2011 2010 2009 Aantal verzekerden (per eind van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet 1.034 1.157 1.244 1.084 1.065 Gewezen deelnemers 865 713 582 483 396 Ingegane pensioenen 44 32 18 15 4 Totaal aantal verzekerden 1.943 1.902 1.844 1.582 1.465 Pensioenen Kostendekkende premie 20.935 21.773 17.697 13.853 15.866 Feitelijke premie 20.935 21.773 *22.297 13.853 15.866 Uitvoeringskosten pensioenbeheer 689 570 596 653 538 Uitvoeringskosten pensioenbeheer per deelnemer (actief en uitkerend) 639 479 472 594 503 Uitkeringen 906 542 396 283 50 Reguliere toeslagverlening Actieve deelnemers 0,92% 1,88% 1,35% 0,8% 2,2% Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen 2,45% 0,0% 0,0% 0,0% 0,38% Vermogen en solvabiliteit (op basis van marktwaarde; RTS) Aanwezig eigen vermogen 29.274-2.023-14.334 3.831 12.476 Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) 8.136 7.380 6.144 4.709 3.596 Vereist eigen vermogen (PW art. 132) 47.073 43.701 37.890 34.578 26.286 Technische voorzieningen, inclusief overige voorzieningen 173.871 159.609 136.197 104.181 75.555 Aanwezige dekkingsgraad in %** 116,8% 98,7% 89,5% 103,7% 116,5% Minimaal vereiste dekkingsgraad in % 104,7% 104,6% 104,5% 104,5% 104,8% Vereiste dekkingsgraad in % 127,1% 127,4% 127,8% 133,2% 134,8% Gemiddelde duration van de verplichtingen 23,8 24,8 26,1 26,2 25,3 Rentetermijnstructuur (RTS) 3,0% 2,7% 2,8% 3,4% 3,9% 5

Bedragen x 1.000 2013 2012 2011 2010 2009 Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds 200.045 159.098 118.650 109.138 87.146 Beleggingsopbrengsten voor risico 19.910 16.670-4.802 7.285 10.633 pensioenfonds Beleggingen voor risico deelnemers 1.473 1.330 1.345 1.379 1.287 Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers 139 115-33 143 215 Beleggingsrendement (total rate of return, exclusief de deelvermogens) Jaarrendement Gemiddeld rendement vanaf 31-10-2007 12,0% 2,7% 12,9% 1,1% -4,2% -1,5% 7,2% -0,6% 15,0% -4,2% Uitvoeringskosten vermogensbeheer (netto) 412 491 458 379 262 Kosten vermogensbeheer (netto) in % van het gemiddeld belegd vermogen 0,21% 0,35% 0,41% 0,39% 0,37% * De feitelijke premie 2011 is inclusief 4.600 herstelpremie, die in acht kwartaaltermijnen in 2012 en 2013 is geïncasseerd. **De berekening van de dekkingsgraad is met ingang van 2010 gelijk aan het eigen vermogen plus de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plus de overige technische voorzieningen, gedeeld door de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds plus de overige technische voorzieningen. 6

Bestuursverslag 7

1. Woord van de voorzitter In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2013. Intensieve jaren voor een pensioenbestuur lijken inmiddels meer regel dan uitzondering te worden, ook 2013 werd gekenmerkt door de veelheid en verscheidenheid van allerlei zaken die het bestuur hebben bezig gehouden. Een belangrijk punt van aandacht was wederom de ontwikkeling van de dekkingsgraad, altijd in relatie met het per 31 december 2013 aflopende kortetermijnherstelplan. Ultimo december 2012 lag de dekkingsgraad precies op het noodzakelijke pad van herstel mede na herstelbetalingen over 2012. Ook gedurende 2013 zijn herstelbetalingen zoals begin 2012 vastgesteld in het kader van het kortetermijnherstelplan- door de werkgevers voldaan. In april 2013 ging de dekkingsgraad boven de minimaal vereiste dekkingsgraad uit om daar in mei en juni weer licht onder te zakken. Sinds juli 2013 ontwikkelde de dekkingsgraad zich positief mede ondersteund door een stijgende rente. Vanaf juli 2013 konden daardoor ook waardeoverdrachten weer worden geeffectueerd. Ondanks de verdere stijging van de dekkingsgraad in de tweede helft van het jaar is het bestuur de ontwikkeling nauwgezet blijven volgen en heeft zich gebogen over marktscenario s om niet voor verrassingen te komen staan ultimo 2013. Ultimo 2013 bedroeg de dekkinsgraad 116,8% en daarmee heeft het fonds het kortetermijnherstelplan van de afgelopen jaren afgesloten zonder opnieuw herstelmaatregelen te moeten toepassen. Gezien de hoogte van de dekkingsgraad ultimo 2013 heeft het bestuur het besluit kunnen nemen om, naast de onvoorwaardelijke indexatie voor de actieven van 0,92%, ook indexatie van 2,45%, en de inhaalindexatie over de afgelopen 3 kalenderjaren van 6,73% toe te kennen aan de inactieve deelnemers en gepensioneerden. Aangezien daarvoor in de afgelopen 3 jaren een voorziening was gevormd, gefinancierd uit de premie, heeft deze toekenning geen enkel gevolg gehad voor de dekkingsgraad. De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen. Per 1 januari 2014 is op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers een toeslag verleend van 0,92%. Deze toeslag wordt gefinancierd uit de premie van de werkgever. De indexatie van de premievrije en ingegane pensioenen wordt gebaseerd op de prijsontwikkeling. In het licht van de rentegevoeligheid van het fonds mede gezien de lange duration van de verplichtingen heeft het bestuur in 2013 concrete stappen gezet om over te gaan tot een verdere renteafdekking. Een reeds voorgenomen besluit hiertoe is in 2013 omgezet in een concreet stappenplan en de acties daartoe zijn in de tweede helft van 2013 daadwerkelijk aangevangen. Dit houdt in dat het bestuur gekozen heeft om de rente af te dekken door duration matching van de vastrentende waarden stapsgewijs in een periode van 24 maanden. In 2013 is de obligatieportefeuille per 30 september 2013 omgezet van GE Asset Management naar KBC Asset Management, waar sinds 2012 ook de effectenportefeuille van het fonds wordt beheerd. Het toebewegen naar een hogere renteafdekking heeft er toe geleid dat ultimo 2013 de rente-afdekking is gestegen van 11,4% naar 20,6% van de totale verplichtingen met als doel om na 24 maanden tot 50% renteafdekking te komen. In 2013 heeft het bestuur zich uitgebreid laten informeren over de consequenties van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de diverse bestuursmodellen zijn onder de loep genomen. Na een zorgvuldig traject heeft het bestuur het besluit genomen dat het paritaire bestuursmodel het best is toegerust om de representatie van alle businessdivisies te waarborgen. Ook andere argumenten ondersteunden het paritaire bestuursmodel voor dit fonds. Op wetgevingsgebied was 2013 een roerig jaar. Het bestuur was begonnen met het NFTK invoeringstraject. Door de brief van de staatssecretaris eind oktober 2013 waarin de tot dan bekende uitgangspunten werden ingetrokken, heeft het bestuur het besluit moeten nemen te wachten tot meer duidelijkheid zou komen 8

alvorens volgende stappen op dit onderwerp te kunnen ondernemen, zodat dit onderwerp in 2013 na oktober 2013 niet verder is verkend. Om binnen de wettelijke kaders te blijven zijn de werkgevers en werknemers van de aangesloten GE entiteiten in 2013 tot een aanbeveling gekomen voor een wijziging van de regeling per 1 januari 2014. De pensioenleeftijd voor pensioenen opgebouwd vanaf 1 januari 2014 wordt verhoogd naar 67 jaar. De maximale pensioenopbouw is voor de overgangsregeling gemaximeerd tot 2,15%. Op basis van deze uitgangspunten en enkele additionele wettelijke wijzigingen heeft het bestuur in de laatste bestuursvergadering van 2013 de wijzigingen van de regeling kunnen vaststellen. Halverwege 2013 werd het bestuur geinformeerd door de aanbieder van de vrijwillige bijspaarmodule GESave, dat zij dit product niet langer kon ondersteunen. Deze opzegging noodzaakte het bestuur om een nieuwe aanbieder te vinden. Gezien de specifieke karakteristieken van de bijspaarregeling, bleken niet veel aanbieders in staat dit voor het fonds te kunnen ondersteunen. Uiteindelijk heeft het bestuur echter in Robeco een partner gevonden en het transitietraject van Delta Lloyd naar Robeco is voor alle betrokken partijen soepel en naar tevredenheid verlopen. In 2013 heeft het bestuur, onder actieve leiding van de deskundigheidscommissie, het zorgvuldig opgestelde deskundigheidsplan vastgesteld, waarbij het bestuur aandacht heeft besteed aan gevolgde en te volgen opleidingen en tevens de mogelijkheid tot aspirant bestuursleden heeft geintroduceerd. Daarnaast heeft het bestuur door middel van het invullen van uitgebreide online vragenlijsten de zelfevaluatie opgestart. De participatiegraad van bestuursleden en betrokken partijen zoals TKP en AonHewitt was zeer hoog, zodat het bestuur op basis van waardevolle input de uitkomsten van deze evaluatie tijdens een bestuursvergadering heeft kunnen bespreken en actiepunten heeft benoemd. Eind 2013 is ook de basis gelegd voor input voor individuele functioneringsgesprekken, die in 2014 zullen worden uitgevoerd. In alle hectiek werd het bestuur in 2013 ook geconfronteerd met het aanstaande vertrek van de pensioendirecteur die het bestuur 1-2 dagen per week ondersteunde. Na het vertrek per 1 oktober 2013 is het bestuur met extra inzet van de bestuursleden er in geslaagd om dit werk tijdelijk - over te nemen. Onder leiding van de deskundigheidscommissie heeft het bestuur de conclusie getrokken dat het fonds ook in de toekomst ondersteuning van de pensioendirecteur nodig heeft. Het bestuur heeft zich dan ook actief ingezet voor het vinden van een nieuwe directeur- die per 1 maart 2014 is gestart. Het bestuur ziet daarnaast met enige regelmaat bestuurswisselingen optreden als gevolg van personele verschuivingen bij General Electric. Vincent Evers heeft zich in 2013 genoodzaakt gezien zijn functie neer te leggen in verband met een meer Europees georienteerde rol. Zijn rol als werkgeversvertegenwoordiger is overgenomen door Taugir Sardar reeds bestuurslid. Uit de werknemers van de betrokken divisie is Richard de Bie verkozen. Na een aspirant-periode is Richard voorgedragen aan DNB en toegelaten - na een positief verlopen toetsingsgesprek- als bestuurslid. Een ander traject dat in 2013 veel tijd en aandacht heeft gevraagd en gekregen van het voltallig bestuur is het integraal risicomanagement. Nadat in 2012 een plan van aanpak was geformuleerd en aanbieders waren geselecteerd, heeft het bestuur als geheel in 2013 drie volle dagen besteed aan het in kaart brengen van de integrale risico s en beheersingsmaatregelen op basis van de FIRM methodiek. Op basis hiervan zijn bevindingen en actiepunten benoemd die in 2013 verder zullen worden uitgewerkt. De methodiek is eveneens gebaseerd op een jaarlijks terugkerende evaluatie door de risicocommissie zodat ook de continuiteit van het risico-management wordt geborgd. Onderdeel van de beheersingsmaatregelen zijn onder meer de ISAE 3402 rapporten van de verschillende aanbieders- waaronder KBC Asset Management. 9

Communicatie met deelnemers en gepensioneerden blijft een belangrijk aandachtspunt van het bestuur. Het bestuur hecht er aan de mening van de deelnemers en gepensioneerden te peilen en mee te nemen in het communicatiebeleid. In 2013 heeft het bestuur een vervolg gegeven aan de eerdere peiling in 2010 onder de deelnemers over het communicatiebeleid door middel van een elektronische vragenlijst. De respons oversteeg 25% en de bevindingen waren veelal positief en gemiddeld genomen positiever dan de antwoorden op dezelfde vragen in 2010. De communicatiecommissie draagt er zorg voor dat aanbevelingen en bevindingen zullen worden meegenomen in de inhoud en vorm van de communicatie. In 2013 heeft het Verantwoordingsorgaan in hernieuwde samenstelling en met vertegenwoordiging van werkgevers, werknemers en gepensioneerden zich sterk ingezet en zich gericht op een constructieve dialoog met het bestuur alsmede op het verdiepen van kennis. In een terugkerend jaarlijks proces heeft ook de visitatiecommissie in november 2013 wederom het bestuur bezocht en een rapport van bevindingen verstrekt. Gedurende 2013 is het bestuur aan het werk gegaan met de aanbevelingen van de visitatiecommissie zoals die eind 2012 werden verstrekt. De visitatiecommissie heeft eind 2013 geconcludeerd dat de meeste aandachtspunten van het vorige rapport in behandeling waren genomen en waren afgehandeld dan wel ingevoerd. Breda, 16 mei 2014 Mw. mr. Y.M.M den Bakker 10

2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland (GE Pensioen) is statutair gevestigd te Breda en opgericht op 17 augustus 2007. Het pensioenfonds is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 34283058. 2.2 Doelstelling Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het pensioenfonds heeft ten doel om binnen de grenzen van zijn middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is onvoorwaardelijk en deze wordt gefinancierd uit de ontvangen premie van de werkgevers. Op de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen wordt voorwaardelijk toeslag verleend. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is: er wordt jaarlijks bepaald of en in hoeverre toeslagverlening kan plaatsvinden. Het fonds draagt zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) het belangrijkste is. 11

2.3 Personalia Bestuur Benoemd namens de werkgever: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot mw. Y.M.M. den Bakker voorzitter 17-08-2007 17-08-2015 mw. H. Damhuis lid 01-10-2010 01-10-2014 T.A. Sardar lid 11-09-2009 17-08-2015 B. Vroegh lid 19-02-2013 19-02-2017 K.J. Veenhuis lid 17-09-2010 01-01-2014 De werkgeversvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. De aangesloten onderneming die een bestuurslid heeft benoemd, is tevens bevoegd dit bestuurslid te ontslaan vóór afloop van de zittingsperiode. De beoogde opvolger van K.J. Veenhuis is de heer S. Peters. De aanmeldingsprocedure richting De Nederlandsche Bank is in gang gezet. Totdat de benoemingsprocedure is afgerond is de heer Peters toehoorder. Benoemd namens de deelnemers: Naam Functie in Bestuurslid Bestuurslid tot bestuur vanaf D.L. Coupar lid 17-08-2007 17-08-2015 R. de Bie lid 26-09-2013 26-09-2017 T.H.M. Kruijs secretaris 17-08-2007 17-08-2015 M.C.J.W. Kruize lid 11-02-2011 11-02-2015 D. van Unnik lid 24-04-2009 24-04-2017 De werknemersvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. Een door de deelnemers gekozen bestuurslid wordt ontslag verleend op het moment dat hij niet langer deelnemer (werknemer met een arbeidsovereenkomst bij een van de aangesloten ondernemingen van General Electric) is. Het aftredende bestuurslid kan zich terstond herkiesbaar stellen. Pensioenfondsgerelateerde partijen/organen Pensioendirecteur C. Verbeek (tot 1 oktober 2013) Beleggingscommissie M. Kruize T. Sardar D. van Unnik R. de Bie (toehoorder) 12

Commissie Communicatie D.L. Coupar mw. H. Damhuis T.H.M. Kruijs S. Peters (toehoorder) D. van Unnik Commissie Deskundigheid Bestuur mw. Y.M.M. den Bakker mw. H. Damhuis M.C.J.W. Kruize B. Vroegh Risicocommissie mw. Y.M.M. den Bakker R. de Bie B. Vroegh Werkgroep Fondsdocumenten mw. Y.M.M. den Bakker D.L. Coupar T.H.M. Kruijs Commissie Financiële activiteiten en wetgeving mw. Y.M.M. den Bakker T.H.M. Kruijs R. de Bie Compliance officer vacature (per 1 januari 2013) Samenstelling Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: J. Krol Namens de actieve deelnemers: J. Quartel Namens de pensioengerechtigden: F. Bos Pensioenadministratie TKP Pensioen BV, Groningen Vermogensbeheerders KBC Asset Management BV, Brussel, België Robeco Institutional Asset Management BV (Pension Providers), Rotterdam (pensioenspaarregelingen) Custodian State Street Corporation (SSC). Herverzekering ElipsLife, Amstelveen (is een onderdeel van Swiss RE) Certificeerders KPMG Accountants N.V., externe accountant Aon Hewitt, externe actuaris 13

Visitatiecommissie E.J.M. Missotten, voorzitter mr. A.J.E.M. Vollenbroek M.G. Leenstra In de onderstaande tekening wordt de structuur van de organisatie van het pensioenfonds weergegeven. 14

3. Financiële positie en beleid in 2013 3.1 Financiële opzet en positie Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een belangrijke maatstaf voor de weergave van de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven, waarbij de effecten gerelateerd zijn aan de primo-dekkingsgraad. 2013 2012 Dekkingsgraad 1 januari 98,7% 89,5% Effect premies 2,1% 2,8% Effect toeslagverlening 0,6% 0,0% Effect beleggingsresultaat 12,1% 10,7% Effect RTS 5,4% -9,9% Effect UFR 0,0% 6,5% Effect aanpassing levensverwachting -0,9% -1,1% Effect overige oorzaken -1,2% 0,2% Dekkingsgraad 31 december 116,8% 98,7% Effect premies Het resultaat op premie is in 2013 positief. De ontvangen premie is hoger dan de actuarieel benodigde premie. Het positieve resultaat is ontstaan door de solvabiliteitsopslag van 27,4%. De door de werkgevers betaalde toeslagkoopsom betreft de toeslag voor actieven en inactieven per 1 januari 2014. Er is in 2013 2,3 miljoen herstelpremie betaald, deze herstelpremie was reeds in 2011 in het resultaat op premie meegenomen, en is dus dit jaar niet in het resultaat op premie verantwoord. Effect toeslagverlening Het resultaat op toeslagverlening is positief. Dit is het gevolg van het verlenen van inhaaltoeslagen. De afgelopen drie jaar was aan inactieven geen toeslag verleend. De premie die hiervoor bestemd was, is in de overige voorziening opgenomen met inbegrip van de bijbehorende solvabiliteitsopslag. Deze overige voorziening valt vrij. De solvabiliteitsopslag valt ook vrij, hierdoor ontstaat het positieve effect op de dekkingsgraad. Effect beleggingsresultaat Het beleggingsresultaat wordt bepaald door het behaalde rendement te vergelijken met de toevoeging voor interest aan de technische voorzieningen. Deze toevoeging aan de technische voorzieningen vindt plaats op basis van de 1-jaarsrente uit de RTS van 31 december 2012, te weten 0,351%. Het positieve resultaat wordt veroorzaakt door de beleggingsopbrengsten. Daarnaast zorgde de stijging van de rente voor een positief resultaat. De vermogensbeheersbeheerkosten zijn in mindering gebracht op de beleggingsopbrengsten. Effect RTS Door de stijging van de rente in het boekjaar daalde de technische voorzieningen. Dit heeft een gunstig effect op de dekkingsgraad. De gemiddelde RTS van het fonds is 3,0% (2012: 2,7%). 15

Effect UFR In 2012 is de UFR ingevoerd, dit leverde toen een eenmalig positief effect op de dekkingsgraad op. Effect aanpassing levensverwachting In 2013 is de ervaringssterfte geactualiseerd. Het fonds past ervaringssterfte toe via correctiefactoren op de sterftekansen volgens inkomensklasse Hoog, zoals gepubliceerd door Mercer. Dit leverde een daling van de dekkingsgraad op van 0,9%. Effect overige oorzaken Het effect van overige oorzaken wordt vooral veroorzaakt door gedane uitkeringen en overige verzekeringstechnische effecten. Ontwikkelingen herstelplan In 2013 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld: Verwacht (in %) Werkelijk (in %) Dekkingsgraad per 31 december 2012 114,9 98,7 Premie 4,6 2,1 Sturingsmiddelen Toeslagverlening -3,1 0,6 Beleggingen 2,4 12,1 Rentetermijnstructuur 1,2 5,4 Overige Effect van uitkeringen, kosten, kanssystemen en waardeoverdrachten. 0,1-1,2 Subtotaal 120,1 117,7 Aanpassing levensverwachting (ervaringssterfte) 0,0-0,9 Dekkingsgraad per 31 december 2013 120,1 116,8 Vereiste dekkingsgraad (vereist eigen vermogen) 127,1 127,1 Dit overzicht laat zien dat de ontwikkeling van de dekkingsgraad in 2013 achterblijft bij de verwachting uit het herstelplan zoals dat begin 2009 is opgesteld. De dekkingsgraad is ultimo 2013 hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. De dekkingsgraad is lager dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen, het fonds heeft dus een reservetekort. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. 3.2 Beleid en beleidskeuzes Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die overeengekomen is met de CAO-partijen. 16

3.2.1 Toeslagbeleid De opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers worden jaarlijks onvoorwaardelijk aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen. Aan actieven is een (onvoorwaardelijke) toeslag verleend van 0,92% per 1 januari 2014. Het bestuur heeft in 2013 besloten de ingegane pensioenen en de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers per 1 januari 2014 aan te passen aan de consumentenprijsindex (2,45%). Inhaaltoeslag De betaalde toeslagkoopsom voor ingegane pensioenen en opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers van de voorgaande 3 jaar is als overige voorziening op de balans opgenomen. Het bestuur heeft besloten een inhaaltoeslag toe te passen om de gemiste toeslagen van 2010, 2012 en 2012 alsnog volledig aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden toe te kennen. 3.2.2 Financieringsbeleid Financieringssysteem en ABTN Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: - minimaal vereist vermogen: de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen is gelijk aan 104,7% van de voorziening pensioenverplichtingen; - vereist vermogen: het vereist vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt. De dekkingsgraad behorend bij het vereist vermogen bedraagt ultimo 2013 127,1%. 17

Indien de vermogenspositie van de stichting lager is dan het minimum vereist eigen vermogen, moeten de aangesloten ondernemingen een aanvullende vermogensdotatie doen om de dekkingsgraad op het minimum vereist eigen vermogen te brengen. Een aanvullende vermogensdotatie wordt uiterlijk binnen een maand na de vaststelling van de jaarrekening door het bestuur vastgesteld, gehoord de actuaris van de stichting. De aangesloten ondernemingen kunnen de vastgestelde aanvullende vermogensdotatie over de resterende periode van herstel aan de stichting voldoen, waarbij elk kwartaal een evenredig deel van de dotatie wordt voldaan. Op basis van het huidige premiebeleid en de uitkomsten van het herstelplan is het begin 2012 noodzakelijk gebleken om een extra premie te vragen aan de werkgever. In 2013 is de helft (het tweede deel) van deze premie voldaan. Begin 2013 bleek dat een extra bijstorting niet noodzakelijk was en gedurende het jaar toonde het fonds voldoende herstelkracht om de dekkingsgraad behorende bij een minimaal vereist eigen vermogen te bereiken. Ook voor 2014 is geen extra bijstorting benodigd. De door het pensioenfonds te ontvangen premie wordt actuarieel berekend op individuele basis. Uitgangspunt daarbij is dat de opgebouwde rechten steeds zijn afgefinancierd. De verhoging van de aanspraken als gevolg van toeslagverlening wordt afgefinancierd door middel van koopsommen. Naast deze premie worden voor de dekking van de partnerpensioenen op risicobasis en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen risicopremies voldaan. Tevens bevat de premie een solvabiliteitsopslag welke bestemd is voor het herstellen c.q. op peil houden van de dekkingsgraad. De feitelijke premie in 2013 is gelijk aan de kostendekkende premie. De kostendekkende premie over 2013 bedraagt 20,9 miljoen (2012: 21,8 miljoen). De feitelijke premie bedraagt in 2013 tevens 20,9 miljoen (2012: 21,8 miljoen). De feitelijke premie en de kostendekkende premie is berekend met de rentetermijnstructuur, zoals deze wordt gepubliceerd door DNB. Met uitzondering van de toeslagverlening per 1 januari 2014 (RTS van ultimo 2013), is gerekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2012. Premies Voor 2013 is de premie als volgt berekend: pensioenpremie: wordt individueel bepaald voor de pensioenopbouw in 2013 over het salaris onder aftrek van de franchise ( 13.439). premie WIA-excedent: 2,75% van de verzekerde uitkering. Exitbepaling in de uitvoeringsovereenkomst Indien en nadat een onderneming al dan niet als gevolg van een overdracht de status van aangesloten onderneming verliest, is deze onderneming aan het fonds een eenmalige bijdrage verschuldigd ter dekking van de lasten inzake toekomstige toeslagverlening aan de gewezen deelnemers die op het moment waarop de onderneming niet langer kan worden aangemerkt als aangesloten onderneming, in dienst zijn van deze onderneming. 3.2.3 Beleggingsbeleid De beleggingscommissie heeft gedurende het jaar 2013 bijzondere aandacht gehad voor een viertal belangrijke onderwerpen: Het actualiseren van de Statement of Investment Principles (SIP) waarbij de doelstellingen en het te volgen strategisch beleggingsbeleid in detail werden beschreven; De overgang van de obligatieportefeuille naar KBC per 30 september 2013. Een belangrijk onderdeel van het beleggingsbeleid was het vinden van een goede efficiënte oplossing voor de rentemismatch die bestaat in de looptijd tussen de pensioenverplichtingen van het pensioenfonds en het belegd 18

vermogen. Het Bestuur heeft in 2010 besloten om dit renterisico af te dekken met de Matching portefeuille waarbij ernaar wordt gestreefd om de looptijd van de portefeuille zo goed mogelijk te matchen met de pensioenverplichtingen, dit op basis van verschillende looptijdsegmenten (Maturity buckets). In afwachting van het juiste instapmoment heeft het bestuur begin 2013 wel het besluit genomen om de premiebaten (nieuw geld) vanaf het voorjaar 2013 onder te brengen bij de nieuw op te bouwen lange obligatieportefeuille bij KBC. Hierdoor beweegt de duratie van de totale obligatieportefeuille geleidelijk naar het gewenste niveau. Stapsgewijze overgang van de rest van de portefeuille in 24 maanden naar de gewenste verdeling; Aanpassing portefeuille in opkomende landen, vanwege uitsluiten van security lending en meer aandacht voor duurzaam beleggen; Mogelijke aanpassing beleggingsbeleid per jaareinde in verband met einde herstelplan en de werking van de driemaandsmiddeling van de RTS. Na diepgaande analyse is besloten om uiteindelijk geen wijzigingen door te voeren, omdat de kans dat de dekkingsgraad onder het minimaal vereiste niveau zou uitkomen zeer klein is. Strategisch beleggingsbeleid Inzake het strategisch beheer heeft het bestuur de beslissing genomen dat ondanks het feit dat de pensioenverplichtingen zich situeren op langere termijn, de wil bestaat de risico s te beperken (met speciale aandacht voor afdekken van het renterisico) en te streven naar stabiele pensioenpremies. De eerste en belangrijkste investeringsdoelstelling van het fonds is het kunnen blijven betalen van de nominale pensioenverplichtingen. Als tweede doelstelling wordt er naar gestreefd dat de minimaal vereiste dekkingsgraad wordt bereikt. Bovendien: - Geen tactische vermogensallocatie, alleen natuurlijk verloop; - Geen valutarisico voor de belangrijkste valuta. In het najaar van 2011 heeft het bestuur besloten om van actief beleggingsbeleid, over te gaan naar passief beleggingsbeleid. De motivatie hiervoor ligt in het feit dat voor het Bestuur, de beleggingsresultaten van een actief beleid niet tot gewenste resultaten (meerwaarde) hebben geleid die de additionele kosten van dit actief beleid kunnen verantwoorden. Bovendien houdt het Bestuur ook rekening met de aanbevelingen van diverse Commissies en DNB die benadrukken dat pensioenfondsen beter kunnen opteren voor een passief beleid. Het strategisch asset management beleid wordt begin 2013 als volgt concreet ingevuld: Matching portfolio Doel Minimum Maximum Government bonds (Euro) 35% 30% 50% Investment Grade Senior Credits 15% 0% 20% (Euro) Return portfolio Developed Markets Equity 47% 40% 50% Emerging Markets Equity 3% 0% 10% Cash 0% 0% 2% 19

In de loop van 2013 is besloten de strategische assetmix te wijzigen. De nieuwe verdeling is geworden: Doel Minimum Maximum Matching portfolio Government bonds (Euro) 35% 30% 50% Investment Grade Senior Credits 15% 0% 20% (Euro) Return portfolio Developed Markets Equity 43,5% 33% 53% Emerging Markets Equity 6,5% 0% 11% Cash 0% 0% 5% Bovendien wordt de volgende rebalancingpolitiek aangehouden: Funding ratio < MVEV Buy-and-hold, echter de nieuwe geïnde premies worden geïnvesteerd in de 50% Matching portfolio en 50% in the Return portfolio MVEV VEV Constante mix van 50% Matching portfolio en 50% Return portfolio. Nieuwe premies worden geïnvesteerd in de ondergewaardeerde categorie. Indien nodig worden buy and sell transacties uitgevoerd om de constante mix te bereiken. > VEV Indien de Matching portfolio = pensioenverplichtingen kan het bestuur beslissen om een strategie in te voeren om de financiersgraad te beschermen tegen dalingen dit op basis van opties of een verzekering. In 2011 heeft Aon Hewitt Consultants een ALM-studie uitgevoerd. De resultaten van deze ALM bevestigen opnieuw dat de asset mix (50% aandelen, 50% vastrentende waarden) zal worden aangehouden. 3.3 Risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico s. Het bestuur is zich bewust van de risico s die het pensioenfonds loopt en besteedt in toenemende mate aandacht aan risicobeleid en beheersing en zal deze lijn in 2013 voortzetten. Voor een nadere toelichting op de risico s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 9.4.3.1). Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). 20

De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds, het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen, de toegenomen levensverwachting en de ontwikkeling van de marktrente. Beleggingsrisico s De belangrijkste beleggingsrisico s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALM-beleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de externe vermogensbeheerders duidelijke beleggingsmandaten zijn overeengekomen, waarin specifieke randvoorwaarden zijn opgenomen, bijvoorbeeld betreffende de kwaliteit van de effecten waarin wordt belegd. De beleggingsmandaten worden goedgekeurd door het bestuur en periodiek geëvalueerd en eventueel aangepast. Het bestuur beseft de impact van de beleggingsrisico s. De uitgangpunten zijn vastgelegd in het strategisch beleggingsplan. Renterisico (duration-mismatch) Het renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van fluctuaties in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter (of langer) is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde duration-mismatch. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ten aanzien van beleggingen in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Het fonds heeft het valutarisico voor de belangrijkste munten van de aandelenportefeuille afgedekt. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. De risico s nemen toe wanneer gebruik gemaakt wordt van geschreven optieposities, indien belegd wordt met geleend geld of indien waardepapieren worden verkocht die het fonds niet bezit (short selling). In 2013 is hiervan geen gebruik gemaakt. Het beleggingsbeleid van het fonds sluit het beleggen met geleend geld in principe uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor specifiek van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verkregen en dit gebruik tevens leidt tot afdekking van risicoposities. 21

Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Dit risico wordt ook wel aangeduid als debiteurenrisico. De waarde van beleggingen in vastrentende waarden wordt onder meer beïnvloed door de ontwikkeling van de kredietwaardigheid van de effectenuitgevende instellingen. Met name de door beleggers gemaakte inschatting van de waarschijnlijkheid van het tijdig voldoen van rente- en aflossingsverplichtingen door de debiteur is hierbij bepalend. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. De liquiditeitspositie op korte en middellange termijn is als gevolg hiervan voldoende. Verzekeringstechnische risico s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico gedeeltelijk herverzekerd. De belangrijkste actuariële risico s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van AG-prognosetafel 2012-2062 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langleven-risico verdisconteerd in de waardering van de pensioen-verplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. 22

Gezien de omvang van het fonds zijn de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico s herverzekerd. Het betreft een excedent-herverzekeringscontract in combinatie met een stop-loss herverzekering. Met de excedent-herverzekering wordt het individuele risico boven een bepaalde grens verzekerd (dekking tegen hoge risico s): 1. excedent-overlijden: herverzekering in de vorm van overlijdenskapitalen (eenmalige uitkering) boven een eigen behoud van 300.000. 2. excedent-arbeidsongeschiktheid: herverzekering op rentebasis (uitkering per jaar) boven een eigen behoud van 15.000 rente. De stop-loss herverzekering dekt de situatie dat de schade voor rekening van het fonds op jaarbasis de hoger is dan 1.005.993. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht bij de werkgevers. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, het rendement, de prijsinflatie en de demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt gefinancierd uit de premie. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend, welke wordt gefinancierd uit de premie. Niet-financiële risico s Naast financiële risico s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico s zijn het operationeel risico, het uitbestedingsrisico en het systeemrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico s en geeft aan of de uitvoerder in control is. PricewaterhouseCoopers Accountants NV certificeert de ISAE 3402-rapportage. Het vermogensbeheer was in 2013 uitbesteed aan GE Asset Management (GEAM), KBC Asset management, Delta Lloyd Bank NV en Robeco. Met de vermogensbeheerders zijn overeenkomsten gesloten waarin onder meer de beleggingsrichtlijnen en de overeengekomen rapportages zijn vastgelegd. De afspraken zijn opgenomen in een SLA. 23

Het pensioenfonds heeft over de periode 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 een SSAE 16-rapport van State Street Corporation ontvangen. Het rapport is door een externe accountant gecertificeerd. Over de periode 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 is door State Street Corporation een confirmation letter verstrekt aan het bestuur van het pensioenfonds waarin staat dat er geen significante veranderingen hebben plaatsgevonden na oplevering van het SSAE 16 rapport. Van KBC Asset management heeft het Bestuur een ISAE 3402 type II rapport ontvangen over de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 ontvangen. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. 24

4. Beleggingen 4.1 Marktontwikkelingen Marktontwikkelingen in 2013 Twijfels over de duurzaamheid van het economische herstel bleven het beleggingsklimaat beheersen. Maar in de zomermaanden begon de stemming positiever te worden. Europa schudde de recessie van zich af en de eurocrisis loste haar wurggreep. Japan doorbrak de negatieve deflatie-spiraal. De VS waren niet van de zo gevreesde fiscal cliff gevallen. In december wisten de Democraten en de Republikeinen de patstelling rond het begrotingsbeleid verrassend te doorbreken. Voor de Amerikaanse centrale bank was dat het signaal dat de economie sterk genoeg was geworden om geleidelijk van het monetair infuus afgekoppeld te worden en nog voor de zomer aan te kondigen om de monetaire geldkraan geleidelijk minder open te houden. Onrustige obligatiemarkten door de Fed tapering Na het dieptepunt van de Amerikaanse en Duitse tienjaarsrente in juni 2012, bleef de tienjaarsrente een vol jaar dicht bij die lage niveaus (lager dan de inflatie) schommelen. Nadien kwam de obligatierente in de ban van tapering, aangekondigd eind mei 2013 maar pas in gang gezet tegen het einde van het jaar. Na de initiële stijging van de obligatierente volgende een periode van rentedaling. Op het einde van de verslagperiode stuwde de aankondiging dat de Fed. in januari 2014 dan toch met tapering zou starten, de obligatierente opnieuw de hoogte in. Op 31 december bedroeg de tienjaarsrente 3,00% in de VS en 1,95% in Duitsland. Belangrijke faillissementen in de bedrijvensector bleven de voorbije jaren uit. Zelden waren de solvabiliteit en de liquiditeit van de niet-financiële bedrijven zo sterk als vandaag. Als gevolg daarvan daalde de credit spread spectaculair de voorbije jaren en die ontwikkeling zette zich voort in de voorbije verslagperiode. Herstel op de aandelenmarkten geconsolideerd, met uitzondering van de groeimarkten. Bij de klassieke markten zette West-Europa zijn inhaalbeweging, ingezet in 2012, met wisselend succes door (rendement van de MSCI Europe over deze periode: +20,9%). Wall Street stond eind december 2013 fors hoger dan eind 2012 (S&P 500: +28,6%, Dow Jones: +26,5%). De S&P-500 sloot het jaar zelfs af op zijn hoogste koers ooit. Japan was eindelijk eens een outperformer (+22,4% in euro en meer dan + 50% in yen) De ontluikende regio s presteerden in 2013 ronduit slecht, zowel in absolute als in relatieve termen. De Aziatische opkomende markten (-2,7%) wisten hun rol van groeipool van de wereldeconomie niet te verzilveren en twijfels over het aanhouden van de groei wogen op het sentiment. Samenstelling beleggingsportefeuille De strategische beleggingsportefeuille bestond in 2013 uit 50% aandelen en 50% vastrentende waarden. De werkelijke gewichten zijn in de volgende figuur weergegeven. De werkelijke gewichten ultimo 2013 wijken af van de strategische gewichten door koersbewegingen. Het bestuur streeft ernaar om de gekozen asset mix aan te houden. Van de 50% beleggingen in aandelen wordt strategisch 43,5% in Developed Markets belegd. De overige 6,5% betreffen Emerging markets aandelen. Van de 50% beleggingen in vastrentende waarden wordt strategisch 35% in bonds en 15% in credits belegd, conform uitvoering van de SIP. 25

Feitelijke samenstelling beleggingsportefeuille risico pensioenfonds ultimo jaar: (lichte afwijkingen met de werkelijkheid zijn mogelijk door afronding na de komma) 70,00% 60,00% 50,00% 52,1% 45,0% 49,0% 49,1% 49,5% 50,5% 53,1% 46,9% 50,3% 49,7% 44,9% 55,1% 56,9% 43,1% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00% -10,00% 2,92% 1,90% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 2013 2012 2011 2010 2009 2008 2007 aandelen vastrentende waarden Overige (oa. Cash) In 2012 is de aandelenportefeuille overgegaan van GEAM Naar KBC Asset Managment. In 2013 heef het bestuur aan State Street Transition Services de opdracht gegeven om ook de obligatie- portefeuille van GEAM te transfereren naar KBC Asset Management. Vanaf oktober 2013 is de volledige portefeuille in beheer bij KBC Asset Management. Het bestuur heeft na de overgang naar KBC Asset Management besloten om in de opvolgende 24 maanden 50% van het economische renterisico van de verplichtingen af te dekken. KBC Asset Management zal hiervoor maandelijks een deel van de obligatieportefeuille herbeleggen naar lange termijn obligaties. Eind 2013 zijn de Individuele pensioenspaarregelingen Gesave/Geflex overgezet van Delta Lloyd bank naar Robeco. State Street Corporation (SSC) blijft de custodian. 4.2 Resultaten beleggingsportefeuille Het totaal rendement van de gehele portefeuille bedroeg +12,0%, een winst van +2,4% ten opzichte van de Benchmark van 9,6% 1. 1 50% EMU Direct Gov AAA - AA en Iboxx Euro Corporate Return Index: 50% MSCI World NDR en MSCI Emerging markets NDR. 26

Overzicht behaalde rendementen in de verslagperiode (%): Totale assets ( 200.041) 31-12-2013 Portefeuille Benchmark Relatieve rendement Aandelen Totaal - Developed Market Equity (KBC Institutional Fund SRI World Equity) - Emerging Markets Equity (KBC Emerging Markets Equity Fund) +18,9% +18,1% +0,8% Vastrentende waarden Totaal -0,4% +1,4% -1,8% Benchmark : Aandelen : MSCI World N D R, MSCI Emerging Markets NDR Obligaties : EMU Direct Gov AAA - AA en Iboxx Euro Corporate Return Index +12,0% +9,6% +2,4% Bron: State Street Reporting 31/12/2013 Het relatieve rendement is de mate waarin het fonds over deze periode een hoger of lager rendement heeft behaald ten opzichte van benchmark. De valutermijncontracten hebben er echter voor gezorgd dat het totaal rendement hoger is uitgekomen dan de som van de twee asset-categorieën, hierbij dient wel rekening gehouden te worden met het feit dat de benchmark niet gehedged is. 4.3 Aandelen De aandelenportefeuille is gespreid met een extra accent op aandelen in de Verenigde Staten (50%). De onderstaande tabel geeft de regioverdeling van de beleggingen in aandelen weer ultimo 2013. Het totaal is inclusief de kaspositie, derivaten, vastgoedbeleggingen en de valuta-termijncontracten. Regio % Noord-Amerika 50,16% Eurozone 11,44% West-Europa excl. Eurozone 13,55% Pacific 12,14% Centraal en Oost-Europa 0,77% Zuidoost-Azië 7,78% Latijns-Amerika 2,55% Overige 1,61% Totaal 100,00% Rendement Voor de aandelenportefeuille werd het jaar 2013 afgesloten met een (netto)rendement van 18,9%. Na een zeer sterk eerste kwartaal (+ 10,41%) werd in het tweede kwartaal op de aandelenmarkten wat gas teruggenomen, waardoor de portefeuille ongeveer gelijk bleef. Door de toenemende economische groei werd 27

de stijgende trend in het derde en vierde kwartaal doorgezet met een stijging van respectievelijk 5,03% en 6,34%. Gedurende het voorbije jaar werd de regionale invulling van de portefeuille bijgestuurd. Waar bij het begin van het jaar de ontwikkelde markten een gewicht van ongeveer 94% in de aandelenportefeuille hadden en 6% in groeimarkten werd geïnvesteerd, werd ultimo 2013 het gewicht van ontwikkelde markten teruggeschroefd naar 87%, waarbij voor 13% voor groeimarkten is gekozen. Gedurende het jaar was meer dan 50% van de portefeuille belegd in Noord-Amerika, met ook de beste performance in vergelijking met andere regio s. Door het indekken van de belangrijkste muntrisico s kon nog een bijkomend extra rendement gerealiseerd worden als gevolg van de sterke euro in het afgelopen jaar. Tot slot wordt in het onderstaande figuur nog de sectorverdeling van de beleggingen in de aandelen weergegeven, waarbij opvalt dat de spreiding vrij evenredig is. Sectorverdeling beleggingen in aandelen ultimo 2013 Duurzame consumptiegoede ren 11.90% Sectorverdeling Energie 5,83% Basismaterialen 6,99% Industrie 12,26% Gezondheidszorg 11,09% Cyclische Consumentensect oren 12,26% Financiele sectoren 21,40% Informatie technologie 12,47% Nutsbedrijven 2,98% Telecommicatie 4,48% 28

4.4 Vastrentende waarden Rendement De obligatieportefeuille werd in 2013 opgestart met overheidsobligaties met een lange duratie in de euro(kern)landen met als doel tegengewicht voor de lange duratie van de verplichtingen. Door de stijging van de langetermijnrente in deze landen werd in het tweede en derde kwartaal een negatief rendement van respectievelijk 3,57% en 2,59% behaald. Deze rentestijging werd ingegeven door de vrees dat de Federal Reserve op korte termijn zou overgaan tot het terugschroeven van de maandelijkse obligatieaankopen. Toen in het vierde kwartaal bleek dat dit minder snel van start zou gaan, daalde de langetermijnrente opnieuw, wat een positief rendement opleverde van 0,18%. Na het toevoegen van obligaties met kortere looptijd tijdens de maand september sloot de obligatieportefeuille het jaar 2013 af met een negatief rendement van 5,90%. Ratingoverzicht portefeuille vastrentende waarden ultimo 2013 A 5,81% BBB 10,66% Geen rating 0,08% AAA 50,73% AA 32,72% Samenstelling beleggingsportefeuille Vastrentende waarden portefeuille ultimo 2013, gerangschikt naar type debiteur Bedrijfsobligaties Financieel Overige Frankrijk Bedrijfsobligaties 10,71% 3,45% 21,98% niet-financieel 7,43% Gedekte obligaties 6,95% Duurzame consumptiegoede ren 11.90% Finland 1,15% Italie 1,32% Spanje 1,52% Oostenrijk 6,06% Nederland 4,83% Belgie 7,28% Duitsland 18,34% 29

4.5 Corporate Governance Pensioenfondsen hebben de wettelijke verplichting hun pensioenvermogen solide te beleggen om in staat te zijn de toegezegde pensioenen uit te keren. Ten behoeve van de pensioengerechtigden worden omvangrijke bedragen in beursgenoteerde ondernemingen belegd waardoor huidige en toekomstige pensioengerechtigden in belangrijke mate indirect afhankelijk zijn van de waarde die deze ondernemingen op de lange termijn creëren. Het vermogensbeheer in wereldwijde ondernemingen (aandelen) heeft Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland uitbesteed aan KBC Asset management. Mede bepalend voor de ontwikkeling van de waarde van bovengenoemde beleggingen is de kwaliteit van de corporate governance van de onderneming waarin wordt belegd. Voor de obligatieportefeuille die ondergebracht is bij KBC kan, bij een Algemene en Buitengewone vergadering van Aandeelhouders, gebruik gemaakt worden van het stemrecht. In de praktijk zal KBC als vermogensbeheerder en gevolmachtigde van de participanten haar stem uitbrengen. Dit stembeleid staat beschreven in de Proxy Voting Policies and Procedures. Het pensioenfonds wordt periodiek door KBC geïnformeerd over het uitgeoefende stemrecht. Voor de aandelen in fondsen die het pensioenfonds aanhoudt in de KBC (passieve) aandelenfondsen is geen aandeelhouderschap voorzien enkel houdt het fonds hierin deelbewijzen aan. Het fonds KBC Institutional Fund SRI World Equity investeert in een globale selectie van bedrijven die duurzaam gescreend worden volgens een best-in-class methodologie. De Externe Adviesraad Duurzaamheidsanalyse (samengesteld uit onafhankelijke academici van verschillende universiteiten) assisteert KBC Asset Management in de ontwikkeling van de methode en aanpak van het duurzaamheidsonderzoek en garandeert de onafhankelijkheid ervan. Het pensioenfonds voert een sociaal verantwoord beleggingsbeleid, en neemt afstand van investeringen in de onderstaande categorieën: - Investeringen die geassocieerd worden met het in strijd zijn van de mensenrechten. - Directe investeringen in legermateriaal, wapens en munitie. KBC Asset Management voert een actief beleid uit met het stemmen op de algemene vergaderingen. 30

5. Pensioenen 5.1 Pensioencommunicatie Duidelijke communicatie met de verschillende doelgroepen van het pensioenfonds is voor het bestuur van groot belang. Doelstelling van het pensioenfonds op dit gebied is het zorgdragen voor duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in juni 2013 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Als deelnemers ook een saldo hebben bij de (vrijwillige) Gesave- of voormalige Geflex-regeling vonden zij bij het UPO ook een indicatie van het pensioen dat zij met de mogelijke beleggingswaarde kunnen ontvangen. In de begeleidende brief is de deelnemer nadrukkelijk gewezen op de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het pensioen. Eénmeting In de maand juni is een éénmeting uitgevoerd onder de actieve deelnemers van het pensioenfonds, met als doelstelling het in kaart brengen van de mate waarin pensioen leeft onder de deelnemers. Tevens is de mate van tevredenheid over de pensioencommunicatie onderzocht. Aan de éénmeting hebben 314 personen meegedaan, oftewel 29% van de totale actieve populatie. De uitkomsten van de meting zijn vergeleken met de resultaten van de in 2010 gehouden nulmeting. Uit die vergelijking kan op hoofdlijnen worden geconstateerd dat: - het pensioenbewustzijn onder deelnemers is toegenomen; - de digitale communicatie vanuit het pensioenfonds op prijs wordt gesteld en als goed wordt ervaren; - het percentage deelnemers dat het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) leest stabiel is gebleven, maar dat deze minder goed wordt begrepen. Overdracht gelden uit Gesave/Geflex van Delta Lloyd naar Robeco Half december zijn de gelden, en daarmee de uitvoering, uit de Gesave- en Geflex-regeling, van Delta Lloyd overgegaan naar Robeco. Deelnemers zijn hier zowel door Delta Lloyd als door het pensioenfonds over geïnformeerd. GE Pensioenwijzer Om de deelnemers van het pensioenfonds te ondersteunen bij het krijgen van een volledig overzicht van hun pensioensituatie heeft het pensioenfonds, naast het pensioenoverzicht, de GE Pensioenwijzer ontwikkeld. Deze Pensioenwijzer is in 2013 online gegaan. Nieuwsbrief en PensioenAlerts Het pensioenfonds is in het verslagjaar overgegaan op een volledig digitale verstrekking van nieuwsbrieven (twee stuks in 2013) en een PensioenAlert. Zowel de nieuwsbrieven als het PensioenAlert edities zijn ook in het Engels verschenen en op de website gepubliceerd. Op basis van de uitkomsten van de éénmeting is besloten dat de naam PensioenAlert verdwijnt, aangezien in de praktijk door deelnemers geen verschil wordt ervaren tussen digitale nieuwsbrieven en PensioenAlerts. 5.2 Pensioenadministratie Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgever is in 2013 goed verlopen. De aanleveringen van de werkgever waren tijdig. De gegevens zijn in 2013 door de pensioenuitvoerder TKP binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. 31

Aantallen Q1 2013 Q2 2013 Q3 2013 Q4 2013 Beantwoording deelnemersvragen Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen in 2013 per communicatiekanaal. Deelnemers stelden met name vragen over het Uniform Pensioenoverzicht en over waardeoverdrachten. In 2013 hebben de deelnemers 517 vragen gesteld aan het pensioenfonds (2012: 463). 100 80 60 40 Telefonische vragen Schriftelijke vragen E-mails 20 0 5.3 Pensioenregeling De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen. De pensioenregeling die in 2013 geldig was, is van kracht vanaf 1 september 2007. In de loop van 2013 zijn de contouren duidelijk geworden. Per 1 januari 2014 is er een nieuwe pensioenregeling van kracht. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling van 2013 worden hierna toegelicht. Pensioenregeling 65 jaar Dit reglement geeft de (gewezen) deelnemers aanspraken op: ouderdomspensioen met een ingangsleeftijd van 65 jaar; nabestaandenpensioen ten behoeve van de huwelijkspartner of de partner waarmee de (gewezen) deelnemer een notarieel verleden samenlevingscontract heeft; wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de (gewezen) deelnemer; arbeidsongeschiktheidspensioen (WIA-excedentpensioen); premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid. Ouderdomspensioen Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarop de (gewezen) deelnemer de 65- jarige leeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de pensioengerechtigde komt te overlijden. Het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in de geïndexeerde opbouwregeling is 2,1% voor de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Nabestaandenpensioen Het nabestaandenpensioen is verzekerd op risicobasis. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag van overlijden van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de nabestaande overlijdt. Het nabestaandenpensioen bedraagt tijdens het dienstverband 70% van het bereikbare ouderdomspensioen. Bij beëindiging van de deelneming vóór of op de pensioendatum wordt voor een deelnemer die een partner heeft 32