Dader claimt amnesie voor het delict
AMNESIA Dissociatieve amnesie extreme emoties fout in retrieval proces Organische amnesie neurologisch defect alcohol blackout fout in opslag Geveinsde amnesie strafmindering Rudolf Hess
STUDIES STUDY 1 Kenmerken van delictgerelateerde amnesie STUDY 2 Het Geweten STUDY 3 Simulatie
AMNESIE en HET GEWETEN SIMULATIE: Malingering Faking Bad Overdrijven van psychische symptomen SUPERNORMALITEIT: Ontkenning van psychische symptomen Faking Good Overdrijven van gezond gedrag HET GEWETEN: Morele Cognities, Morele Emoties en Moreel Gedrag.
STUDY 1: KENMERKEN VAN DELICT- GERELATEERDE AMNESIE A study of amnesia and malingering in a sample of psychiatric prison inmates
Amnesie en Malingering Volgens Kopelman (1995) claimen 25% tot 45% van delinquenten die een levensdelict gepleegd hebben, amnesie voor het delict. STUDY 1 Mogelijke redenen Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie Het delict leidt net als bij een traumatische ervaring, tot dissociatieve amnesie Kopelman et al.(1995) Vermijding of vermindering van straf Parwatikar et al.(1985)
Persoonlijkheidskenmerken van delinquenten die amnesie voor het delict claimen. STUDY 1 O Connel (1960) Parwatikar et al. (1985) Lage intelligentie en hysterische kenmerken Depressieve symptomen Gudjonsson et al. (1999) Hoge introversie en lage impulsiviteit Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
Twee groepen Simulatie interpretatie Lage intelligentie en hysterie STUDY 1 Dissociatieve interpretatie Depressie, introversie en lage impulsiviteit Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
Hypothese STUDY 1 Als amnesie voor het delict gesimuleerd wordt, dan verwacht men: Lage intelligentie Antisociale persoonlijkheidskenmerken Impulsiviteit, die zich tevens in slechte executive function zal uitte Hoge scoren op een simulatie vragenlijst Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
Diagnose-verdeling (N=62) Persoonlijkheidsstoornis Middelen misbruik STUDY 1 Paraphilie Stemmingsstoornis Psychotische stoornis Aantal 5 10 15 20 25 30 35 40 Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
Delict-verdeling (N=62) Moord of doodslag Misbruik kinderen STUDY 1 Andere zedendelicten Lichamelijk geweld Brandstichting Diefstal Aantal 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
Onderzoeksinstrumenten Intelligentie HAWIE-R Diagnose DSM-IV STUDY 1 Psychopathie PCL-SV Impulsiviteit BIS-10 Executieve functies BADS Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie Malingering SIMS
Resultaten Amnesie patiënten (N=17) Controle patiënten (N=45) Verschil Intelligentie* M=78,5 SD=10,4 M=90,8 SD=19,5 t(60)=2,47 p<0,05 Diagnose** APD 71% APD 47% ²(1)=11,07 p<0,01 STUDY 1 Psychopathie M=13,3 SD=4,0 M=13,1 SD=3,8 t(57)=0,18 p>0,05 Impulsiviteit M=73,5 SD=10,9 M=72,0 SD=12,9 t(57)=1,97 p>0,05 Executive function** M=6,1 SD=2,6 M=8,3 SD=3,2 t(57)=2,61 p<0,01 SIMS >Cutoff 16** 53,8% 18% ²(1)=7,67 p<0,01 Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie * significant p<0,05 ** significant p<0,01
Samenvattend hebben patiënten die amnesie voor het delict claimen: STUDY 1 een lagere intelligentie vaker een antisociale persoonlijkheid vaker dysfunctionele frontale hersenfuncties hogere impulsiviteit hogere simulatie scores Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
STUDY 2 HET GEWETEN Besef van Goed en Kwaad
EMOTIE Psychopaten kunnen geen onderscheid maken tussen neutrale en emotionele woorden (Williamson, et al., 1991); Psychopaten laten verminderde psychofysiologische reacties zien t.a.v. emotionele plaatjes (Herpertz, et al., 2001); STUDY 2 Psychopaten zijn niet goed in het adequaat herkennen van verdrietige en angstige gezichtsexpressies (Blair, 2005); Psychopaten vertonen lagere baseline stress-hormoon cortisol (Cima et al., 2008); Het Geweten Psychopaten vertonen lagere stress reactiviteit (Cima et al., ingestuurd).
CONVENTIONELE VS MORELE OVERTREDINGEN Conventionele versus Morele Overtredingen (Blair, 1995; 1997; 2008): STUDY 2 Conventionele Overtredingen: Vinger niet opsteken in de klas; In pyama naar het restaurant. Morele Overtredingen: Een gevecht beginnen in de klas; De ober in een restaurant slaan. Het Geweten
EMOTIES EN MOREEL OORDEEL Priming van een emotionele mood, veranderd het oordeel van morel scenario s (Valdesolo & DeSteno, 2006); STUDY 2 Het induceren van emoties (walging) is geassocieerd met slechtere morele oordelen (Schnall et al., 2008); Het Geweten Neuroimaging studies laten zien dat emotioneelrelevante gebieden actief worden als deelnemers morele dilemma s moeten oplossen (Greene, 2003, Moll et al., 2002, 2005, 2007; Raine et al., 2009).
STUDIE (N = 72) INSTRUMENTEN: Morele Waarden Test (MWT); STUDY 2 DEELNEMERS: N = 72 35 gezonde controlles; 14 psychopaten daders; 23 niet-psychopaten daders. Het Geweten
MORAL IMPERSONAL DILEMMA STUDY 2 Het Geweten
MORAL PERSONAL DILEMMA STUDY 2 Het Geweten
Mean Proportion Yes MOREEL OORDEEL Psychopathic delinquents 0,9 0,8 Nonpsychopathic delinquents Controls 0,7 0,6 STUDY 2 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 Personal dilemmas Impersonal dillemas Het Geweten F(1,69) = 20.02; p = 0.0001; d = 2.03)
PERSONAL MORELE DILEMMA S STUDY 2 Het Geweten F(1,36) = 48.52; p = 0.0001
SAMENVATTEND Psychopaten daders beoordelen, net zoals gezonde deelnemers en niet-psychopathische daders, de impersonal morele acties als meer moreel toelaatbaar dan de personal morele acties; STUDY 2 Geen groepsverschillen in morele oordelen voor zowel de impersonal als de personal scenario s. Het Geweten
KRITIEK PCL-R CUT-OFF STUDY 2 AANTAL DEELNEMERS Het Geweten
VERVOLG STUDIE PCL-R CUT-OFF > 30 STUDY 2 AANTAL DEELNEMERS> 100 PIJN-THRESHOLD Het Geweten
VERVOLG STUDIE INSTRUMENTEN: STUDY 2 Impersonal en Personal dilemma s worden zowel op moraliteit als ook op straf gescoord; Morele emoties: Het Geweten
MORELE EMOTIES MOREEL STUDY 2 Het Geweten
VERVOLG STUDIE NIET-MOREEL EMOTIONEEL STUDY 2 Het Geweten
VERVOLG STUDIE NEUTRAAL STUDY 2 Het Geweten
VERVOLG STUDIE INSTRUMENTEN: STUDY 2 Impersonal en Personal dilemma s worden zowel op moraliteit als ook op straf gescoord; Morele emoties; Koud Water Test; Pijn-stimuli. Het Geweten
PIJN PIJN NEUTRAAL STUDY 2 Het Geweten
PIJN PIJN NEUTRAAL STUDY 2 Het Geweten
VERVOLG STUDIE PEELNEMERS n = 103: STUDY 2 Bij een PCL-R cut-off score van 26; Psychopaten daders (n = 33); Niet-psychopaten daders (n = 35); Gezonde controlles (n = 35). Bij een PCL-R cut-off score van 30; Psychopaten daders (n = 12); Niet-psychopaten daders (n = 56); Gezonde controlles (n = 35). Het Geweten
MOREEL REDENEREN: MORALITEIT PCL-R CUTOFF >26 0,7 Psychopathic offenders 0,6 0,5 0,4 Non-psychopathic offenders Healthy controls STUDY 2 0,3 0,2 PCL-R CUTOFF >30 0,1 0 Personal dilemmas Impersonal dilemms 0,7 0,6 0,5 0,4 Psychopathic offenders Non-psychopathic offenders Healthy controls 0,3 0,2 Het Geweten 0,1 0 Personal dilemmas Impersonal dilemms Dilemma-Type: F(1,100) = 81.49; p = 0.000
MOREEL REDENEREN: STRAF Psychopathic offenders Non-Psychopathic offenders 0,6 Healthy Controls 0,5 STUDY 2 0,4 0,3 0,2 0,1 Het Geweten 0 Personal dilemmas Impersonal dilemmas Dilemma-Type: F(1,100) = 453.49; p = 0.000
Morality MORELE EMOTIES 12 Psychopathic offenders Non-Psychopathic offenders 10 Healthy Controls STUDY 2 8 6 4 2 Het Geweten 0 Moral pictures Non-Moral emotional pictures Neutral pictures Interaction: F(4,134) =2.89; p = 0.04
60 Seconds70 KOUD WATER TEST 50 STUDY 2 40 30 20 10 Het Geweten 0 Psychopathic offenders Non-Psychopathic offenders Healthy Controls F(2,67) = 1.64; p = 0.20
Pain in others PIJN STIMULI Psychopathic offenders 7 6 Non-Psychopathic offenders Healthy Controls 5 STUDY 2 4 3 2 1 Het Geweten 0 Painful pictures Neutral pictures Picture-type: F(1,67) = 1157.48; p = 0.000
SAMENVATTEND REDENEREN: STUDY 2 Psychopaten daders beoordelen, net als gezonde controlles en niet-psychopaten daders, de impersonal morele acties als meer moreel toelaatbaar dan de personal morele acties; Geen groepsverschillen m.b.t. morele oordelen voor zowel de impersonal als ook de personal scenario s; Het Geweten Psychopaten daders verschillen niet van nietpsychopaten daders en gezonde controlles in hun oordelen m.b.t. straf.
SAMENVATTEND MORELE EMOTIES: Psychopaten daders zijn beschadigd in het herkennen van morele emoties. STUDY 2 Oordelen EMOTIES Gedrag Het Geweten
SAMENVATTEND PIJN TOLERANTIE: Hogere, maar niet significante, pijn tolerantie in psychopaten daders; STUDY 2 Geen relatie van pijn tolerantie met het adequaat herkennen van pijn bij anderen. PIJN PLAATJES: Het Geweten Psychopaten daders zijn, net zoals nietpsychopaten daders en gezonde controlles, in staat pijn bij anderen te herkennen.
SIMULATIE AFHANKELIJK VAN DE CONTEXT Gemiddelde SIMS Verschil Gemiddelde SS-R Verschil STUDY 3 Verdachten (n = 39) Veroordeelden (n = 36) 11.8 t(73) = 1.50; 62.5 t(73) =.18; p >.05) p >.05 8.5 61.9 Simulatie & Context
VERDACHTEN (N= 39) Gemiddelde SIMS Verschil Gemiddelde SS-R Verschil STUDY 3 Psychopathische Daders (n = 18) 18.3 t(37) = 3.93; p <.01) 70.2 t(37) = 3.22; p <.05 Niet Psychopathische Daders (n = 21) 6.2 55.9 Simulatie Supernormaliteit (SIMS) (SS-R) Simulatie & Context Psychopathie 0.62* 0.61*
VEROORDEELDEN (N= 36) Gemiddelde Verschil Gemiddelde verschil SIMS SS-R STUDY 3 Psychopathische Daders (n = 22) Niet Psychopathische Daders (n = 14) 9.1 t(34) =.66; 66.5 t(34) = 3.14; p >.05) p <.05 7.6 54.7 Simulatie Supernormaliteit (SIMS) (SS-R) Simulatie & Context Psychopathie 0.001 0.52*
Samenvattend STUDIES Delict-gerelateerde amnesie vaak geveinsd; Wel besef van goed en kwaad; Afhankelijk van de context en persoonlijkheid wordt bepaald gedrag vertoont (simulatie-supernormaal); Bewuste strategie (cognities intact) maar gebrek aan emotie; Niet zozeer cognitie stuurt gedrag, maar gebrek aan emotie hetgeen normaal gesproken gidsend is voor adequaat gedrag.
Dr. Maaike J Cima UNIVERSITEIT VAN TILBURG Department Forensische en OntwikkelingsPsychologie
Symptom Validity Test: STUDY 1 Objectieve meting; Binomial Theorem; Onder kansniveau; Specifieke onderzoeksinformatie; Voldoende details; Details valideren; Plausible alternatieve antwoorden; Intructie om juiste alternatief te kiezen of te raden. Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
Symptom Validity Test FORMULEN: STUDY 1 Z= (x.5) - NP NPQ Z=test statistic x=number correct answers N=number of questions P=correct discrimination Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie Q=1-p
Symptom Validity Test CASE 1: Leeftijd: 44 jaar STUDY 1 Diagnose: Delict: APS Moord van een 16 jarig meisjes Dader claimt dat de delict gerelateerde geheugenproblemen een resultaat zijn van zijn epilepsie Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
Symptom Validity Test RESULTATEN: 15 7 van de 15 vragen werden correct beantwoord 12 (7.5) 15 x.5 Z= =.516, p <.30 15 x.50 x.50 11 10 9 0 3 4 8 17
Symptom Validity Test CASE 2: Leeftijd: 33 jaar STUDY 1 Diagnose: Delict: Pyromanie en APS Brandstichting Dader claimt dat de delict gerelateerde geheugenproblemen een resultaat zijn van zijn alcohol misbruik Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
Symptom Validity Test RESULTATEN: 6 va de 25 werden correct beantwoord 20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 (6.5) 25 x.5 Z= = -2.40, p <.008 25 x.50 x.50 0 1 2 3 5 8
Conclusie: STUDY 1 De SVT is een goed en betrouwbaar diagnostisch instrument om de status van delict-gerelateerde amnesie claims te onderzoeken. Kenmerken van Delict-gerelateerde Amnesie
STUDY 3: THE OTHER SIDE OF MALINGERING: SUPERNORMALITY A study of supernormality in a sample of psychiatric prison inmates
De andere kant van malingering: Supernormaliteit STUDY 3 The other side of malingering: supernormality Supernormaliteit wordt gedefinieerd als een met opzet overdrijven van normaal en gezond gedrag. Het onderscheid met dissimulatie is dat supernormaliteit niet enkel een ontkenning van psychiatrische symptomen is, maar dat relatief normaal gedrag ontkend wordt. Het onderscheid met sociale wenselijkheid is dat supernormaal gedrag zich niet beperkt tot sociale situaties.
Deelnemers (N=231) Geïnstrueerde deelnemers Forensische patiënten 50 59 STUDY 3 28 Psychiatrische patiënten 49 45 Gezonde deelnemers Criminele deelnemers The other side of malingering: supernormality
Psychometrische stabiliteit SS vertoont een adequate betrouwbaarheid STUDY 3 in termen van test-hertest stabiliteit en interne consistentie. Predictieve validiteit in de zin dat forensische patiënten en geïnstrueerde mensen hoger scoren dan controle mensen. The other side of malingering: supernormality
Supernormaliteit en toeschrijven van schuld Externe Mentale- Spijt schuld element attributie attributie attributie STUDY 3 SS-totaal score 0,25* -0,27* -0,09 *= Significant op een niveau van 0,05 The other side of malingering: supernormality
Witte beren experiment van supernormaliteit 40 35 30 STUDY 3 25 20 15 10 5 0 Mag niet aan witte beren denken Mag aan beren denken Mag niet aan kinderen denken Mag aan kinderen denken The other side of malingering: supernormality
Diagnostische nauwkeurigheid (n = 125) Cut-off Sensiviteit Specificiteit 10 94% 29% STUDY 3 15 18 74% 58% 59% 75% 20 36% 85% 22 28% 92% The other side of malingering: supernormality
Supernormality Scale Revised (SS-R) Cut-off Sensiviteit Specificiteit 55 40% 92% STUDY 3 60 80% 92% 65 90% 58% 70 100% 31% The other side of malingering: supernormality
Samenvattend SS-R adequate betrouwbaarheid Predictieve validiteit Samenhang van externaliseren van STUDY 3 criminele verantwoordelijkheid en supernormaliteit en ontkenning van een mentale stoornis Samenhang met gebrek aan rebound The other side of malingering: supernormality effect en supernormaliteit bij emotioneel geladen target gedachten Goede sensitiviteit en specificiteit