BS Successierechten (Erfbelasting) Prof. Dr. Mark Delanote



Vergelijkbare documenten
DE OORZAAK VAN EISBAARHEID VAN DE SUCCESSIERECHTEN...

berekening en tarieven

Omzendbrief 2014/2 ///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

Hoe beveilig ik mijn partner?

PLANNEN ZONDER SCHENKEN. Legal Counsel Wealth Analysis & Planning

Voorwoord 19 DEEL I SUCCESSIERECHTEN 21. HOOFDSTUK 1 Gewestelijk karakter Toestand vóór 1 januari

1. (Een gewone) hand- en/of bankgift

Nieuwe beslissingen VLABEL over erfbelasting

Antimisbruikbepaling - Fiscaal misbruik - Toepassingsgevallen - Registratie- en successierecht

VR DOC.0453/2BIS

DE SUCCESSIE- EN SCHENKINGSRECHTEN: OFFICIËLE TARIEVEN

16 februari Deze omzendbrief vervangt vanaf 1 januari 2015 de omzendbrief 2014/2. Inhoudstabel

Fiscale Handboeken HANDBOEK SUCCESSIERECHTEN. Dirk De Groot. Derde editie. Antwerpen Cambridge

ACTUALIA SCHENK- EN ERFBELASTING

FAQ Schenkingen en Legaten

HANDBOEK SUCCESSIERECHTEN

INHOUD. I. Inleiding: kenmerken en toepassingsgebied... 1

Oefening 5: de aangifte van nalatenschap inbreng van schenkingen

Successieplanning. Jan Van Ermengem Notaris te Meerhout

Het Vlaams Decreet van 19 december 2003 in werking sinds 1 januari 2004 wijzigt het schenkingsrecht in Vlaanderen.

Inhoudstafel. DEEL 1 Inleiding... 1

Er wordt verwezen naar de Circulaire nr. 4 van 4 mei Huidige circulaire wijzigt in niets deze eerste circulaire. * * *

Wie wil gaan samenwonen heeft twee keuzes: feitelijk of wettelijk samenwonen.

ROEREND SCHENKEN Alles over de handgift en de bankgift!

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

De gezinswoning voor 99,6 % legateren aan de langstlevende?

Begunstigingsclausules: een zaak van levensbelang!

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Geregistreerde schenkingen om successierechten te vermijden. Copyright and disclaimer

Is er leven na de dood?

Nieuwe beslissingen VLABEL over erfbelasting

Erfrecht. Wie erft wat?

Inhoud. Deel 1 Huwelijksvermogensrecht 17. Inleiding 13

4.1. Vooraf: soorten adoptie De adoptanten gezamenlijk Eén adoptant Wat is voogdij?... 5

Goed geven! Dirk Vercoutter van testament.be 20/09/14

DOSSIER. De Burgerlijke Maatschap

HANDBOEK SUCCESSIERECHTEN

Vermogensplanning & de antimisbruikbepaling: of over een aangekondigde tsunami die er geen blijkt te zijn

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

De Vlaamse Codex Fiscaliteit

Deel 1 - U bent gehuwd. Wat betekent dit voor uw bezittingen?

De registratierechten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest

INHOUD. Deel I. Privaatrechtelijke aspecten... 1

Handboek Estate Planning Bijzonder Deel... Voorwoord...

Ann Claes Manager Wealth Services Beobank 14 november 2015

Verhelderende administratieve standpunten inzake erfbelasting

ERFENIS, SCHENKING EN SUCCESSIERECHTEN. Advocaten Meersman & Van Keer Willem Tellstraat GENT

tarieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Schenken door (Neder)Belgen bij de Nederlandse notaris

VERGELIJKING HUWELIJK WETTELIJK SAMENWONEN FEITELIJK SAMEWONEN

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

Instelling. Cazimir. Onderwerp. VLABEL spreekt zich uit over langst-leeft-al-heeft-beding of verblijvingsbeding. Datum.

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

Instelling. Onderwerp. Datum

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

Enkele belangrijke begrippen en afkortingen

RECENTE ONWIKKELINGEN INZAKE SUCCESSIEPLANNING

Instelling. Onderwerp. Datum

Is familiale vermogens- en successieplanning voortaan een fiscaal misbruik? Verduidelijking door de fiscus

De anti-misbruikbepaling in de registratie- en successierechten Invloed op technieken van successieplanning

HOOFDSTUK 4. De reserve

tarieven in het Vlaams Gewest

Hof van Cassatie van België

HET (NIEUWE) ERFRECHT ANNO 2018

Vormingplus heet u welkom

moneytalk Mediargus met docroom pdf SCHENKEN U doet er verstandig aan uw successie te plannen. GET

Estate planning. Inventarisatie van civiel- en fiscaalrechtelijke gevolgen bij overgang van vermogen. Hulpmiddel Schijf van vijf. Géén schenkbelasting

De Private Stichting als modern alternatief voor successieplanning van ouders met een zorgenkind


DE VERPLICHTING TOT REGISTRATIE...

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

Schenkingsrechten op onroerende goederen in de drie gewesten van het land: wat is er nieuw?

Successieplanning via levensverzekering en huwelijkscontract. Brussel, 23 oktober 2010

tarieven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

SUCCESSIERECHTEN IN FRANKRIJK EN NEDERLAND (2009)

Hoofdstuk 1 - Het huwelijksvermogensrecht

Over A-A-B en AB-AB-C -verzekeringen: het nieuwe huwelijksvermogensrecht en successierecht, elk zijn eigen logica?

Fictielegaat niet ongrondwettelijk

Impact hervorming van het federale erfrecht op de Vlaamse erfbelasting

Deel 1. Naar wie gaat uw nalatenschap?

Successieplanning met verzekeringsproducten in nieuw samengestelde gezinnen

Erfbelasting - Gunsttarief voor familiale ondernemingen en vennootschappen

Instelling. Onderwerp. Datum

Ruimere beschikkingsvrijheid Houdt rekening met de veelheid aan familievormen in de nieuwe complexe maatschappelijke realiteit

Je rechten bij erfenis

Hoofdstuk 3. Erven als huwelijkspartner

Successierechten. Maandelijkse nieuwsbrief verschijnt niet in juli

Schenkings- en successierecht

Beknopte inhoudstafel (Vóór elk deel vind je de gedetailleerde inhoudstafel van dat deel. De nummers verwijzen naar de bladzijden.

Inhoud INLEIDING... 1 HOOFDSTUK 1. VERKOOPRECHTEN... 17

Een goed plan draagt inzicht en perspectief

UPDATE SUCCESSIEPLANNING PIETER VAN DE SIJPE

Nieuwe beslissingen VLABEL over erfbelasting

Gesplitste aankoop met voorafgaande schenking: een stand van zaken

Inhoud De "wettelijke erfgenamen" als begunstigden van een levensverzekering...

nr. 360 van BART SOMERS datum: 16 juli 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM Overdracht familiebedrijf - Schenkingsrechten

Nieuwe aangifte van een nalatenschap

Heering Associates. Het verschuldigd bedrag aan successierechten in Frankrijk dient als volgt te worden berekend:

1. Onterven. 2. Generatiesprong

Transcriptie:

BS Successierechten (Erfbelasting) Prof. Dr. Mark Delanote INLEIDING Successierechten is eigenlijk niet echt een juiste benaming meer. Men spreekt nu over erfbelasting gezien het feit dat Vlaanderen de bevoegdheid sinds 1 januari 2015 heeft overgenomen. Hierdoor wordt ook het Wetboek Successierechten opgeheven en bevindt de materie zich nu in de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Dit gebeurt via een decreet, dat eind januari wordt gepubliceerd. We bevinden ons dus een beetje in een overgangsfase. Het handboek dat wordt aangeraden is slechts geüpdatet tot eind november 2014, waarbij de verwijzingen naar de Vlaamse Codex Fiscaliteit niet zijn opgenomen. In de lessen zal de prof nog altijd verwijzen naar de oude artikels zodat we nog altijd kunnen volgen in het handboek. Het wetboek successierechten blijft namelijk bestaan voor wat betreft de toepassingen in het Brussels Hoofdstedelijk en Waals gewest. Het belangrijkste deel van de leerstof zijn de slides, nota s en de koppeling tussen de oude en nieuwe wetsartikels. Op het examen wordt de Vlaamse Codex Fiscaliteit meegenomen. Charlotte De Roo 2014-2015 1

CURSUS H1. KENMERKEN EN TOEPASSINGSGEBIED 1. Indirecte belastingen Erfbelasting is een typisch voorbeeld van wat men noemt, indirecte belastingen. De belasting wordt verschuldigd op basis van een specifiek in de tijd aanwijsbaar feit. Dit onderscheidt zich van directe belastingen waarvan de inkomensbelastingen het meest bekende voorbeeld is. Deze meten zich over een bepaald tijdperk (belastbaar tijdperk). Bij indirecte belastingen kijkt men naar een feit in de tijd, dat meteen de belastingheffing ook uitlokt. Wat is dit moment in de tijd? Het overlijden. Door het overlijden wordt een belasting verschuldigd, de erfbelasting. Die erfbelasting is een overkoepelende term die men in Vlaanderen gebruikt in plaats van de successierechten. Onder die overkoepelende term vallen twee soorten belastingen: het successierecht en het recht van overgang bij overlijden. Het onderscheid tussen de twee staat in artikel 1.1.0.0.2 lid 1, 9 VCF. I. Een enkel belastbaar feit De belasting wordt verschuldigd op basis van één in de tijd aanwijsbaar feit, wat hier het overlijden van een natuurlijk persoon is. De overgang moet uitgelokt worden onmiddellijk door het overlijden en is dus niet gelijk aan naar aanleiding van het overlijden. Hier kan men het overlijden als relevante gebeurtenis aanmerken om een bepaalde uitkering uit te lokken, zoals bijvoorbeeld bij Verzekeringen Hier vinden de gevolgen niet plaats door het overlijden zelf, maar als gevolg van een onderliggend contract of rechtsfeit. Wat zijn de typische gebeurtenissen, waarbij door het overlijden de overgang van vermogen plaatsvindt? Dit kan de wettelijke devolutie zijn, de testamentaire devolutie (personen in testament zijn begunstigden waarbij het vermogen overgaat ten gevolge van het aanwezig zijn van een testament), contractuele erfstelling (vindt plaats tussen echtgenoten en kan als schenking beschouwd worden, maar wordt niet gedaan). a. Wettelijke devolutie (Artikel 718 e.v. BW) b. Testament (Artikel 967 BW) Men kan personen in een testament begunstigen. c. Contractuele Erfstelling (Artikel 1081 e.v. BW) Dit vindt plaats tussen echtgenoten. Kan beschouwd worden als een schenking maar in realiteit wordt het beschouwd als een overgang door overlijden. Men maakt hier afspraken binnen een gehuwd paar over een toekomstige nalatenschap. d. Fictiebepalingen (Artikel 4-11 W.Succ./ 2.7.1.0.3-2.7.1.0.9 VCF) Bovenstaande gevallen zijn echter niet de enige gebeurtenissen waarbij men belastingen heft. Er zijn ook enkele fictiebepalingen die in bepaalde omstandigheden ook situaties opvangen die gevolgen creëren voor het vermogen naar aanleiding van het overlijden. Art. 8 W. Succ. viseert bijvoorbeeld bedingen ten behoeve van een derde, vb. Levensverzekeringen. In principe betaalt de overledene een premie aan een maatschappij. In ruil voor het betalen van de premie verzekert de maatschappij het risico van overlijden. Naar Charlotte De Roo 2014-2015 2

aanleiding van dat overlijden zal de maatschappij een uitkering in kapitaal doen, bijvoorbeeld aan de echtgenote van de overledene. Hij krijgt dit naar aanleiding van het overlijden omdat de uitkering gebeurt op basis van een contract. Het verzekerd risico was het overlijden, dat zich heeft voorgedaan. Het is op dat moment aan de maatschappij om haar kant van het contract na te komen. Hier wordt dus geen geld uitgekeerd door het overlijden. Het vermogen gaat hier niet automatisch over omdat een persoon louter overleden is. De wetgever heeft hier een stokje voor willen steken omdat een persoon zo heel gemakkelijk zijn gehele vermogen in een verzekering zou kunnen steken om geen successierechten te hoeven betalen. II. Materiële belastingschuld ontstaat op datum van overlijden (openvallen nalatenschap) De materiële belastingschuld ontstaat op datum van het overlijden. Dit is een evident gevolg van het feit dat de erfbelasting een indirecte belasting is. a. In beginsel alleen vermogensbestanddelen belast die dan in nalatenschap zitten Het is op dat moment dat alle elementen aanwezig zijn om de schuld exact te gaan berekenen. Het is het vermogen dat bestaat op datum van overlijden, dat zal determineren hoeveel belasting verschuldigd is. b. Uitzonderlijk zijn mogelijk vb. Artikel 7 W.Succ. (2.7.1.0.5. VCF) Er zijn een aantal uitzonderingen mogelijk, waarbij men zal gaan kijken naar drie jaar voor de datum van overlijden en men het vermogen dat toen bestond, fictief, bij dat op datum van overlijden zal gaan toevoegen. III. Belang op verschil tussen directe en indirecte belastingen uit zich vooral op procedureel vlak Het belang van het verschil tussen directe en indirecte belasting heeft voornamelijk een academisch belang en situeert zich op procedureel vlak. Bij directe belastingen sprak men vroeger ook van een kohierbelasting en bij de indirecte niet, maar dit is nu grotendeels achterhaald, aangezien het nu bij dwangbevel gebeurt. In Vlaanderen, door de nieuwe wet, is dit onderscheid opgeheven. 2. Successierecht en Recht van overgang bij overlijden (artikel 1.1.0.0.2.,lid 1, 9 VCF) Onder die overkoepelende term vallen twee soorten belastingen, enerzijds het Successierecht, anderzijds het Recht van Overgang bij overlijden (Artikel 1.1.0.0.2, lid 1, 9 VCF). Wat determineert het onderscheid tussen deze twee soorten belastingen? Dit wordt gedetermineerd door de vraag of de overledene al dan niet een rijksinwoner is. Wanneer wij, als rijksinwoner komen te overlijden (zetel van fortuin in België), wordt een successierecht geheven. Wanneer een niet- rijksinwoner overlijdt, wanneer hij noch zijn woonplaats, noch zijn zetel van fortuin in België heeft wordt een Recht van overgang gevraagd op de onroerende goederen die de overledene heeft in België. Hier maakt men dus duidelijk gebruik van een territoriaal aanknopingspunt. Rijksinwoners zijn omwille van hun persoon gelinkt, daar waar niet- rijksinwoners eerder een zakelijk aanknopingspunt hebben. De overledene heeft bijvoorbeeld een onroerend goed in België waarop belasting wordt geheven. Charlotte De Roo 2014-2015 3

I. Het successierecht Deze belasting die onder de benaming `het successierecht van rijksinwoners' wordt geheven Overeenkomstig de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en conform de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 7, van deze codex" (artikel 1.1.0.0.2., lid 1, 20 VCF) a. Overlijden van rijksinwoners t.a.v. hun wereldwijd patrimonium (cf. Art. 1, 1 W.Succ.- 2.7.3.1.1. VCF) Het aanknopingspunt met het territorium is zijn persoon, wat de staten toelaat om het wereldwijd vermogen van die inwoner te gaan treffen. Aangezien het aanknopingspunt de persoon zelf is en geen zakelijke aanspraak is het mogelijk om het wereldwijd vermogen te treffen. i. Definitie = de natuurlijke persoon die (naargelang het geval) op het ogenblik van zijn overlijden (of op het ogenblik van de schenking) binnen het Rijk zijn domicilie of de zetel van zijn vermogen heeft gevestigd (of de rechtspersoon die op het ogenblik van de schenking binnen het Rijk zijn zetel van werkelijke leiding heeft gevestigd); (artikel 1.1.0.0.2, lid 1, 18 - voorheen: artikel 1, lid 2 W.Succ.) Wat is dus cruciaal om te weten? - - - - - Fiscale Woonplaats in BE à Hoe moet men dit beoordelen? (zie hieronder) Dag van overlijden is determinerend à Evident omdat op die dag de materiële belastingschuld ontstaat. Domicilie (effectief en duurzaam verblijf) of zetel van fortuin (plaats van waaruit het vermogen beheerd wordt)/ nationaliteit irrelevant à Men spreekt hier van twee aanknopingspunten, die men zal gebruiken voor een puur feitelijke beoordeling. Men mag dit ook niet gaan verwarren met de burgerrechtelijke domicilie. Het gaat erom waar een persoon effectief en duurzaam verblijft. Feitenkwestie (inschrijving bevolkingsregister, verblijfplaats, gezin, ) à Er kan verwarring ontstaan wanneer mensen 2 verblijfplaatsen hebben. Oudere personen overwinteren vaak in het buitenland en verdelen dus ongeveer de helft van hun tijd tussen twee verschillende woonplaatsen. Waar ligt de domicilie dan? Dit is echter een feitelijk debat. Men kan namelijk maar op 1 plaats de fiscale domicilie hebben. Men zal hier dus moeten gaan debatteren met de belastingdienst om aannemelijk te maken op grond van welke feiten de meest duurzame verblijfplaats is gevestigd. Men heeft wel een terugvalbasis omdat de zetel van fortuin voldoende is om iemand als fiscaal rijksinwoner te beschouwen. De zetel van fortuin is de plaats van waaruit het vermogen beheerd wordt. Waar dat vermogen dan effectief ligt maakt niet uit. De plaats van beheer primeert. Voor de meerderheid van de bevolking zal de discussie echter niet plaatsvinden en zal direct duidelijk zijn waar de domicilie ligt.! Statuut buitenlands kaderlid (PV 29 maart 2001)à Zij worden op vlak van inkomstenbelastingen niet als inwoner beschouwd, maar op vlak van erfbelasting wel. Het is een bijzonder statuut waarin criteria staan opgelijst waaraan men moet voldoen. Indien men voldoet zal men blijvend als niet- rijksinwoner worden beschouwd, maar dit heeft geen doorwerking bij de successierechten. Charlotte De Roo 2014-2015 4

b. Aftrek van Passief Met die verstande dat de belasting geheven wordt op het netto- actief. Men kan de bestaande schulden van de nalatenschap in mindering gaan brengen van het actief ervan. Op het saldo hiervan zullen successierechten worden geheven. II. Het recht van overgang bij overlijden De belasting die onder de benaming `het recht van overgang bij overlijden van niet- rijksinwoners' wordt geheven overeenkomstig de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten en conform de bepalingen van titel 2, hoofdstuk 7, van deze codex" (artikel 1.1.0.0.2., lid 1, 16 VCF) a. Overlijden van niet- rijksinwoners (cf. Art. 1, 2 W. Succ. 2.7.3.1.1. VCF) Hier gaat het om het overlijden van niet- rijksinwoners. Dit zijn personen die door hun persoon niet kunnen worden gelinkt aan het Belgisch territorium, maar uitsluitend aan dit territorium kunnen worden gelinkt op basis van eventuele zakelijke rechten die zij zouden kunnen hebben. b. Enkel op onroerende goederen in bevoegde regio binnen BE (cf. Art. 18 W. Succ. 2.7.3.2.2. VCF) Bijzonder markant hierbij is dat men niet al zijn Belgische goederen zal treffen, maar uitsluitend de in België gelegen onroerende goederen. Wanneer dus een gigantisch vermogend Frans rijksinwoner een spaarrekening in België heeft staan, zal hierop geen recht van overlijden toepassing vinden. Het vermogen zal waarschijnlijk op grond van de successierechten in Frankrijk wel belast worden, maar niet in België. Voor niet- rijksinwoners gaat het enkel om onroerende goederen. c. Lastenaftrek (cf. Art. 27 W.Succ. 2.7.2.4.1. VCF) à Uitsluitend op schulden van EER- burgers in de mate dat de schuld specifiek werd aangegaan om de onroerende goederen te verwerven of te behouden. Ook enigszins bevreemdend hier is dat men initieel van die onroerende goederen geen schulden in aftrek kon brengen. In tegenstelling tot het successierecht waar het netto- actief wordt belast, wordt men hier belast op de bruto- waarde van het onroerend goed in kwestie. i. Arrest Eckelkamp HvJ 11 september 2008: schending vrij verkeer kapitaal Het arrest Eckelkamp kwam er doordat men deze bepaling zag als een schending van het vrij verkeer van kapitaal. Het verhindert mensen om investeringen te doen in België. Hij heeft gelijk gekregen, waarbij de drie Gewesten genoodzaakt werden om het bestaan van het passief op onroerende goederen te aanvaarden. Dit kunnen we terugvinden in artikel 2.7.3.4.1 VCF. Nu kunnen lasten dus worden afgetrokken onder 2 voorwaarden. Deze schulden moeten specifiek zijn aangegaan om de OG te verwerven of te behouden en ten tweede kunnen enkel EER burgers deze lasten aftrekken. III. Probleem van dubbele belasting a. Verdragen met Zweden (28/02/1958) en Frankrijk (20/01/1959) à Zweden heeft nu wel Successierechten afgeschaft per 1/1/2005 Bij rijksinwoners treft men het wereldwijd vermogen en bij niet- rijksinwoners enkel de onroerende goederen die men bezit in dat land. Wanneer andere landen gelijkaardige Charlotte De Roo 2014-2015 5

bepalingen hebben is er een risico op dubbele belasting. Wanneer een Frans rijksinwoner ook kan worden belast op zijn wereldwijd vermogen en hij een huis bezit in België kan hierop een dubbele belasting worden geheven. Dit probleem is echter niet goed aangepakt, tenzij men dubbele belastingverdragen heeft afgesloten wat België enkel met Zweden en Frankrijk heeft gedaan. Het feit dat er geen bilaterale oplossingen bestaan, betekent niet dat staten geen unilaterale maatregelen zouden kunnen nemen om het probleem van dubbele belasting op te vangen. b. Eenzijdige verzachting in Art. 17 W. Succ. (Artikel 2.7.5.0.4. VCF) voor belasting betaald op OG in het buitenland België heeft dit effectief gedaan (artikel 17 W. Succ.) waarbij men toelaat dat de belasting die betaald werd op een buitenlands onroerend goed in mindering wordt gebracht van het in België verschuldigde successierecht. Men staat een belastingaftrek toe om die gevolgen van die dubbele belasting iets of wat te verzachten. c. EU initiatief om dubbele belasting aan te pakken (COM(2011)864) Binnen Europa zelf is dat wel een probleem. EU Burgers kunnen toch niet tweemaal belast worden door het feit dat zij in een andere lidstaat gaan wonen. Dit is dus een mooie oproep om dat aan te pakken. Er ligt een document bij de EU, waar ze mee bezig zijn. 3. Geregionaliseerde belastingen Erfbelastingen zijn geregionaliseerde belastingen. In België zijn er verschillende regio s: Vlaams Gewest, Brussels- Hoofdstedelijk Gewest en Waals Gewest. Zij hebben gaandeweg ook fiscale bevoegdheden gekregen ten aanzien van belastingen die in oorsprong federaal waren, mede op basis van de Bijzondere Financieringswet. Zo kunnen zij gaan rommelen in de materie van de Erfbelasting. Zij kunnen bijna alles wijzigen. Het enige waar zij niet aan mogen raken is de belastbare materie zelf; maar de heffingsgrondslag, vrijstellingen toestaan, verminderingen van heffingen toelaten en de tarieven mogen zij wel wijzigen. Men kan dus de belastbare grondslag wel gaan uithollen, door allerhande vrijstellingen of verminderingen te voorzien, maar niet gaan afschaffen. Dit blijft een bevoegdheid van de Federale Overheid. Op grond van die Bijzondere Financieringswet (artikel 5, 2) kunnen gewesten ook de dienst overnemen. Zij kunnen zichzelf bevoegd maken om die dienst over te nemen, voor wat betreft de procedure: inning en vordering. Zij moeten de Federale Overheid van hun intenties ruim op voorhand verwittigen en dit is in Vlaanderen ook gebeurd. Zij hebben dit reeds in 2013 gedaan om de dienst dan effectief over te nemen op 1 januari 2015. Vlaanderen is dus nu niet alleen bevoegd voor de zaken die te maken hebben met de heffingsgrondslag, maar ook de gehele procedure van Erfbelasting behoort nu ook tot de bevoegdheid van het Vlaams Gewest. I. Aanvankelijk Federaal II. Nu Gewestelijke belastingen Wordt geregeld in de Bijzondere Financieringswet van 16 januari 1989. Men wijst de opbrengst en bevoegdheid toe aan de gewesten. Toch is hun bevoegdheid slechts gedeeltelijk normatief, met name voor tarief, grondslag en vrijstellingen. Voorheen warren de successierechten een Belgisch recht. Nu maakt men een onderscheid tussen de spelregels voor Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Hierdoor komt het dat er ook fiscale concurrentie Charlotte De Roo 2014-2015 6

heerst tussen verschillende gewesten. Maar wie is aan welke wetgeving binnen België onderworpen? Men heeft bepaalde interne lokalisatiecriteria in de Bijzonder Financiële Wet voorzien. III. Decreet 19 december 2014 tot wijziging Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013 (BS 29 januari 2015) Het decreet heeft een retroactieve werking en heeft gelding vanaf 1 januari 2015. Hierin werd bepaald dat Vlaanderen de dienst van de Erfbelasting overneemt. IV. Erfbelasting (Artikel 5, 2, 4 Bijz. Fin. Wet) Dit moet worden beoordeeld op de datum van het overlijden. Waarom is dit evident? Op die dag ontstaat de materiële belastingschuld. Hoe kan men weten welke verblijfplaats de fiscale woonplaats is? Men kan dit weten door de domicilie of door de zetel van het vermogen/fortuin. Met de domicilie verwijst men naar de duurzame verblijfplaats (effectief en duurzaam verblijven). Men mag dit niet gelijkstellen met het burgerrechtelijke domicilie want dit is de plaats waar iemand in het volksregister is ingeschreven. Dit kan soms voor verwarring zorgen wanneer mensen meer dan 1 verblijfplaats hebben. Oudere personen houden soms hun verblijfplaats in België en verblijven bijvoorbeeld ook voor langere tijd in het buitenland. Een persoon kan echter slechts op 1 plaats zijn fiscaal domicilie hebben. In ieder geval mag men niet vergeten dat ook de zetel van fortuin een voldoende criterium is om iemand als een fiscaal rijksinwoner te beschouwen. De zetel van fortuin is de plaats van waaruit het vermogen beheerd wordt. Waar het vermogen fysiek gelegen is, is niet van tel. Bij mobiele burgers is dit een feitenkwestie, maar bij mensen die minder mobiel zijn is het aanknopingspunt makkelijk te bepalen (zie ook hierboven). a. Successierecht (bij overlijden van rijksinwoners) Een bijkomend probleem wanneer men met regionale heffingen zit, is dat men rekening moet houden met het bevoegde gewest. Het gewest dat bevoegd is datgene waar de laatste woonplaats was gelegen, dus wat de fiscale woonplaats was op datum van overlijden. Men moet eigenlijk een beoordeling maken in functie van de laatste vijf jaar voor het overlijden. De bijzondere wetgever heeft voorgeschreven dat het gewest waar de overledene gedurende de vijf jaar voor zijn overlijden, het langst zijn woonplaats heeft gehad. Waarom doet men dit? Men doet dit om misbruik te voorkomen. De Vlaamse regels zijn iets gunstiger dan de Waalse waardoor een inwoner van het Waals gewest nog snel zou kunnen verhuizen in de jaren voor zijn overlijden. De uitzondering is dat indien de woonplaats de laatste vijf jaar voor overlijden op het grondgebied van verschillende gewesten was gelegen, de successierechten verschuldigd zijn in het gewest waar de overledene het langst zijn woonplaats heeft gehad (Artikel 5, 2, 4 Bijz. Fin. Wet) b. Recht van overgang (bij overlijden van niet- inwoners) Rechten zijn verschuldigd in het gewest waar het onroerend goed is gelegen. Indien onroerende goederen gelegen zijn in meerdere gewesten, is het gewest bevoegd waar het goed met het hoogste KI ligt. Charlotte De Roo 2014-2015 7

H2. AAN DE BELASTING ONDERWORPEN VERKRIJGINGEN (ARTIKEL 2 W.SUCC./ 2.7.1.0.2 VCF) 1. Wijze waarop goederen worden verkregen door overlijden is irrelevant I. Wettelijke devolutie (cf. Artikel 718 e.v. BW) a. Algemeen - Bij gebrek aan testament worden de rechten geheven op het vermogen ontvangen door de wettelijke erfopvolgers - Ook indien er nog geen vereffening/verdeling heeft plaatsgehad Als erfgenaam is men dus successierechten verschuldigd vanaf het moment dat de nalatenschap wordt aanvaard. b. Drievoudige keuze voor de erfgenamen - Aanvaarding van de nalatenschap à Ook bij stilzwijgende aanvaarding - Verwerping van de nalatenschap à Dit is de enige manier om te ontsnappen aan de successierechten. De verwerping wordt geacht terug te werken tot op datum van overlijden. Men wordt dus geacht nooit een erfgenaam te zijn geweest. o Hoogste recht is van toepassing (Artikel 68 W. Succ. 2.7.7.0.3 VCF) à De verwerping kan er nooit toe leiden dat een lager successierecht zou verschuldigd zijn. Diegene die verwerpt, zal door die handeling nooit de last van de successierechten doen zakken. Vb. Minnares DC verwerpt legaat, waardoor legaat naar enige zoon gaat. Als zo n minnares tot de nalatenschap is geroepen dan zal zij als complete derde vrij snel in de schijf van 65% zitten. Op vlak van successierechten zal de zoon geen baat hebben bij het feit dat de minnares haar deel zou verwerpen. De successierechten worden geheven op dat legaat, ongeacht de zoon ze nu betaalt of niet. Het tarief dat hypothetisch had gespeeld, blijf gelden. - Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving o Successierechten zijn verschuldigd (Artikel 73 W. Succ. 3.1.0.0.7 VCF) II. Testamentaire devolutie (cf. Artikel 967 BW) a. Algemeen Het bestaan van een geldig testament is vereist: - Authentiek testament, internationaal testament of eigenhandig testament - Geschreven of getypt, ondertekend en duidelijk zijn - Vb. Legaat aan ACW (feitelijke vereniging) is ongeldig - Vb. Legaat aan VZW of instelling van openbaar nut is wel geldig b. Soorten legaten i. Algemeen legaat Enkel de algemene legatarissen hebben een aangifte en een voldoeningsplicht. Zij moeten samen met de andere erfgenamen een aangifte erfbelasting gaan indienen en bovendien zijn zij gehouden om die belasting te betalen. - Legaat van de algemeenheid van goederen Charlotte De Roo 2014-2015 8

- Algemene aangifteplicht (Artikel 38 W. Succ. 3.3.1.0.5. VCF) + algemene voldoeningsplicht (Art. 70 W. Succ. 3.10.4.3.1. VCF) ii. Legaat onder algemenen titel - Legaat van bijvoorbeeld alle onroerende goederen of bijvoorbeeld 1/3 van roerende goederen - Geen rechtstreekse aangifteplicht + geen rechtstreekse voldoeningsplicht iii. Bijzonder legaat - Legaat van bijvoorbeeld een geldsom, schilderij, kasbons, auto, - Geen rechtstreekse aangifteplicht + geen rechtstreekse voldoeningsplicht III. Contractuele devolutie (cf. Artikel 1081 e.v. BW) a. Schenking onder levenden van toekomstige goederen is in beginsel nietig (cf. Artikel 943 BW) Men moet de contractuele devolutie beschouwen als een schenking onder levenden van toekomstige goederen, wat in principe verboden is. Toch heeft de wetgever hier uitzonderingen voorzien. b. Uitzondering tussen echtgenoten Het is perfect mogelijk dat 1 echtgenoot afspraken maakt over zijn toekomstige nalatenschap. Wat wel van belang is, is dat men goed het onderscheid moet maken tussen een contractuele erfstelling en een schenking tussen echtgenoten van aanwezige goederen onder de opschortende voorwaarde van overlijden van de schenker. Indien men gebruik maakt van contractuele erfstelling zullen successierechten opeisbaar worden, bij schenking van toekomstige goederen niet (maar fictiebepaling à WG heeft expliciet bepaald dat de schenkingen van RG onder opschortende voorwaarde van overlijden onderworpen is aan de successierechten). In principe zijn op zo n schenking registratierechten verschuldigd. Het vermogen gaat over, niet door het overlijden, maar naar aanleiding van het overlijden. De oorzaak ligt in de schenkingsakte. - - - Toebedeling van eigen goederen van een der echtgenoten aan de andere bij overlijden In huwelijkscontract (niet eenzijdig herroepbaar) Via afzonderlijke akte schenking tussen echtgenoten tijdens het huwelijk (wel eenzijdig herroepbaar) o Schenking onder levenden, die wordt gelijkgesteld met testamentaire beschikking o! Opletten met onderscheid tussen contractuele erfstelling en schenking van tegenwoordige goederen onder opschortende voorwaarden van overlijden schenker Contractuele erfstelling: successierechten Schenking van goederen onder opschortende voorwaarde (of termijn) van overlijden schenker: registratierechten Fictiebepaling: Art. 4,3 W. Succ (2.7.1.0.3., 3 VCF) in Vlaanderen en Brussel Charlotte De Roo 2014-2015 9

Criterium: bij erfstelling kan schenker tijdens zijn leven nog steeds over goederen beschikken, bij schenking onder opschortende voorwaarde niet. Hoe moet men het onderscheid maken tussen contractuele erfstelling en schenking van aanwezige goederen? Bij een contractuele erfstelling schenkt men toekomstige goederen, die aanwezig zullen zijn bij datum van overlijden. De persoon kan dus met zijn vermogen doen wat hij wil en als er niets meer overblijft dan is dat pech voor de begunstigde van de contractuele erfstelling. Wanneer men een tegenwoordig goed schenkt onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker, is men gehouden om dat goed te bewaren, want wanneer de voorwaarde van overlijden zich dan voordoet, moet de schenkingsverbintenis ook effectief worden uitgevoerd. 2. Overdrachten ter gelegenheid van het overlijden ontsnappen (in principe) aan het successierecht Gebeurt de overgang niet door het overlijden maar naar aanleiding ervan, is in principe geen successierecht verschuldigd. Vb. Schenking van een onroerend goed onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker <- > Schenking van een roerend goed (op grond van expliciete fictiebepaling) à Mama of papa schenkt een onroerend goed onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden. Op het moment dat de voorwaarde zich voltrekt zal het onroerend goed definitief overgaan en zal de eigendom, de titel, wijzigen. In voorkomend geval is dit niet door het overlijden gebeurd, maar door het voltrekken van de voorwaarde die is opgenomen in de schenkingsakte. De overgang vindt zijn oorzaak in de schenking en niet louter ingevolge het overlijden. Vb. Erfstelling over de hand, beding van aanwas, terugvalling opgenomen in schenkingsakte (à Schenkbelasting) <- > opgenomen in testament (à erfbelasting) à Men kan bepalen dat een vruchtgebruik wordt voorbehouden op het moment dat men schenkt, met terugvalling naar een derde persoon (of aanwas). Op het moment dat het beding uitwerking krijgt, bij vooroverlijden van één van beiden, zal een tweede maal een overgang gebeuren naar de langstlevende. Mits dat de tweede overgang zijn oorzaak vindt in de schenkingsakte, zullen schenkingsrechten verschuldigd zijn. De overdracht gebeurt dan wel op moment van overlijden, maar is hier ook weer niet het gevolg van het overlijden zelf, maar van de schenking die gebeurd is. Vb. Schenking van een roerend goed onder opschortende voorwaarde van vooroverlijden van de schenker à Bij een schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde vindt hetzelfde principe plaats. Dit was een zeer interessante techniek, omdat schenking van roerende goederen kan gebeuren aan voordelige tarieven (3 of 7%). Men kon de overdracht dan uitstellen tot het overlijden. Het ging praktisch eigenlijk om gewone wettelijke devolutie, maar zo geknutseld dat men de overgang niet koppelde aan het overlijden, maar aan de reeds bestaande schenkingsakte. Dit kan niet meer omdat de Vlaamse Decreetgever hier een stokje voor heeft gestoken op grond van een fictiebepaling. Charlotte De Roo 2014-2015 10

H3. GELIJKGESTELDE VERRICHTINGEN Binnen dat kader moet men het cruciale onderscheid soms gaan gelijkstellen door fictiebepalingen die zijn ingevoerd. 1.! Fictiebepalingen: Artikelen 4-11 W. Succ. (2.7.1.0.3. 2..7.1.0.9. VCF): aantal specifieke vermogensovergangen naar aanleiding van overlijden worden fiscaal gelijkgesteld met overgangen door overlijden I. Specifieke antimisbruikbepalingen: handelingen onder levenden (met uitwerking n.a.v. overlijden) gelijkgesteld met overdrachten door overlijden Men vond het absoluut noodzakelijk om bepaalde verkrijgingen, meer bepaald verkrijgingen naar aanleiding van het overlijden, ook te onderwerpen aan de successierechten. Dit om te vermijden dat een inventieve belastingplichtige een constructie zou opzetten om bepaalde goederen uit de nalatenschap te halen en zo niet te belasten. II. Fictiebepalingen hebben enkel een fiscale en geen burgerrechtelijke implicatie Het heeft de bedoeling het fictief legaat aan de successierechten te onttrekken, zonder dat het de bedoeling was om dit burgerrechtelijk ook als een legaat te beschouwen. III. Volgende ficties werden voorzien: a. Schuldbekentenissen en bepaalde schenkingen van roerende goederen (art. 4 W. Succ./ 2.7.1.0.3. VCF) i. Artikel 4, 1 en 2 W. Succ/ 2.7.1.0.3., 1 en 2 VCF (alle gewesten) Men beschouwt bepaalde zaken als legaten (fictief, puur fiscale fictie). Welke schulden zijn dat? Dit zijn bij testament erkende schulden of schuldbekentenissen van sommen gedaan onder de levenden die een bevoordeling vermommen. Dit zijn schulden die op het eerste gezicht een passief zouden zijn van de nalatenschap, maar niettemin als een legaat worden beschouwd en dus aan de erfbelasting worden onderworpen. Alleen bij testament erkende schulden Erkenning van een schuld door de erflater in een uiterste wilsbeschikking Schuld is alleen bij testament erkend Geen toepassing van de fictiebepaling indien de schuld nog uit andere titels zou blijken (overeenkomsten, facturen, aanmaningen, ) Tegenbewijs moet door de schuldeiser van de erflater worden geleverd, zo niet wordt hij beschouwd als legataris. Wanneer men in een testament uitsluitend een spoor terugvindt van een bepaalde schuld, zal men vermoeden dat het gaat om een fictief legaat en zal dit worden onderworpen aan de erfbelasting. Men laat bijvoorbeeld opnemen in een testament dat men een schuld van 100.000 euro verschuldigd is aan een broer. Men zou dit kunnen doen omdat die schuld effectief bestaat, maar men zou dit ook kunnen voorwenden. Eerder dan aan de broer expliciet een som van 100.000 euro te legateren, lijkt het op het eerste zicht meer opportuun om te doen alsof men nog een schuld verschuldigd is. Zonder die wetsbepaling zou dit als een passiefpost worden aangemerkt en zou dit in mindering komen van de activa bestanddelen. Door dit Charlotte De Roo 2014-2015 11

wetsartikel zal deze vlieger niet opgaan en zal men wel degelijk erfbelasting verschuldigd zijn. De wetgever heeft dat eigenlijk ingevoerd vanuit een wantrouwen naar alleen in een testament erkende schulden. Die ratio legis verklaart ook waarom men gezegd heeft dat die schuld alleen bij testament erkend mag zijn. Als men daarentegen kan aantonen dat die schuld ook uit andere titels (facturen, aanmaningen, ) blijkt, is dit fictieartikel niet van toepassing. Geveinsde schuldbekentenissen gedaan onder de levenden Schuld van een geldsom Erkenning in een akte onder de levenden, schijnbaar onder bezwarende titel Nog niet met registratierecht der schenkingen belast Ook indien schuldbekentenis dateert van meer dan drie jaar voor overlijden Bewijslast ligt bij de fiscus (vaak moeilijk aan te tonen) Het gaat hier om geveinsde schuldbekentenissen. Men heeft onder levenden een schuldbekentenis ondertekend en men doet alsof die schuld effectief bestaat. Het is dus een vermomming. Kan men in dit artikel spreken van een antimisbruikbepaling? Zeker, het gaat hier zelf om een anti- ontduikingsbepaling, een antifraudebepaling. Voor zover de administratie kan aantonen dat die schuldbekentenis geveinsd is kan ze die schuldbekentenis als een fictief legaat beschouwen. De ratio legis is duidelijk: men erkent een schuld onder de levenden met de bedoeling om die schuld door de erfgenamen in mindering van de nalatenschap te laten brengen. Het moet hier wel degelijk gaan om geveinsde schuldbekentenissen, schulden die voorkomen als een contract onder bezwarende titel. De fiscus zal dit moeten aantonen, want hij kan dit nooit vermoeden op grond van losse feiten. Hij zal dit hard moeten kunnen maken, minstens sterk aannemelijk. Dit artikel wordt in de praktijk dus niet veel toegepast. De schuldbekentenis mag dus niet aan de schenkbelasting of registratierechten van de schenking zijn onderworpen. Dit is ook logisch, want indien het gebeurd is, is het document reeds belast en is er van een geveinsde schuldbekentenis geen sprake. Wanneer men de overeenkomstige bepaling uit het W. Succ. Zal lezen, zal men uitsluitend lezen dat het niet aan de registratierechten van de schenking mag zijn onderworpen. Nu is hier ook de schenkbelasting aan toegevoegd. Een aantal specifieke rechten hebben nu een typische benaming gekregen binnen de VCF. Artikel 4,3 W. Succ./2.7.1.0.3., 3 VCF (Vlaams gewest en Brussels gewest): worden met het oog op de heffing van successierechten als legaten beschouwd: Schenking onder levenden Van roerende goederen Die de overledene heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde (of termijn- VCF) die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker Mits eenheid van fiscale woonplaats (zo niet toepassing artikel 16 W.Reg.) Charlotte De Roo 2014-2015 12

Schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde (of termijn- VCF) van (voor)overlijden schenker Dit is een fictiebepaling die voorlopig enkel in Vlaanderen en Brussel bestaat en lijkt op het eerste zicht een beetje vreemd. Men schenkt roerende goederen en men betaalt al een registratierecht en in principe is men daar dan nooit meer een erfbelasting op verschuldigd (artikel 7 oude W. Succ.). Net omwille van het feit dat het schenken van RG binnen het Vlaams gewest vrij voordelig werd gemaakt, is dit een voordelige vorm van successieplanning gebleken. De meeste mensen die wat ouder worden en hun kinderen een duwtje in de rug willen geven, schenken al in plaats van dan later de dure erfbelasting te gaan betalen. Wanneer dit kan gebeuren aan 3% is dit bijzonder lucratief. 1 nadeel aan het onmiddellijke schenken is dat de ouders hun vermogen kwijt zijn (donner et retenir ne vaut). Men kan natuurlijk gaan schenken onder voorwaarde of op termijn. Ouders willen hun kinderen het een en ander geven, maar willen hun vermogen toch nog enige tijd bijhouden EN men wil het vermogen zo min mogelijk belasten. Men schonk dus roerende goederen onder opschortende voorwaarde van termijn van overleden. Een schenkingsakte die wordt aangeboden onder opschortende voorwaarde, betaalt men het vast recht en op moment van overlijden betaalt men de evenredige rechten. Feitelijk bekomt men dan eigenlijk alsof men alles zou erven via normale weg, maar fiscaal organiseert men een schenking eerder dan een legaat en betaalt men een schenkbelasting eerder dan een erfbelasting. Door gebruik te maken van de differentiatie in tarieven van schenk- en erfbelasting, zal men de effectieve materiële overgang kunnen uitstellen tot het moment van overlijden, maar de handeling zelf toch onderwerpen aan de schenkbelasting. Hier heeft de Vlaamse Decreetgever toch een enorm probleem gezien. Door het verlagen van die registratierechten op schenkingen, heeft men net het vermogen willen mobiliseren naar volgende generaties aan een voordelig tarief. Als natuurlijk blijkt dat die goedkope tarieven kunnen worden toegepast, maar tegelijkertijd de materiële overdracht zelf kan worden uitgesteld tot het moment van overlijden (naar aanleiding van overlijden), heeft de gunstige maatregel natuurlijk weinig zin. In het vroegere artikel 4,3 werd uitsluitend gewag gemaakt van de schenking onder opschortende voorwaarde (voorwaarde van overlijden van de schenker). Vandaag lezen we dat men daar ook de termijn aan heeft toegevoegd. Er is een verschil tussen voorwaarde en termijn: voorwaarde is een toekomstige, doch onzekere gebeurtenis. Wanneer men stipuleert dat de voorwaarde moet gekoppeld zijn aan het overlijden van de schenker, kan men dit niet anders interpreteren dan dat de schenker moet vooroverlijden aan de begiftigde. Indien dit gebeurt, voltrekt de schenking zich definitief. Wanneer men spreekt over een termijn heeft men het over een toekomstige maar zekere gebeurtenis. Het overlijden van de schenker volstaat, zelfs al is dit na het overlijden van de begiftigde. Dit is zeer belangrijk en moet in de praktijk goed worden opgevolgd. Estate planners vermeden vroeger het woordje voorwaarde en verwezen expliciet naar een termijn. In zo n geval vond artikel 4,3 geen toepassing, maar dit gaat niet meer op. De toevoeging van het woord termijn nu, zou eerder een explicitering zijn van de bedoeling die de wetgever altijd zou gehad hebben. Volgens Delanote is dit niet juist, maar voegt het wel degelijk iets toe. Er stond wel degelijk een leemte in de wet, en is pas nu gedicht. Charlotte De Roo 2014-2015 13

Doel misbruiken tegen te gaan van de gunstige schenkingsregeling (3% of 7%) bij de schenking van roerende goederen: Uitstellen van de eigendomsoverdracht tot bij overlijden om de facto te ontsnappen aan de progressieve erfbelasting Opschortende voorwaarde moet effectief vervuld worden ingevolge overlijden Vb. Fictiebepaling speelt niet bij een schenking door twee echtgenoten onder voorbehoud van VG met het beding dat het VG zal aanwassen bij de LLE- aanwas is in voorkomend geval een last van de schenking van de blote eigendom (cfr. Circ. 3/2005, 05/0402005) Een beding van aanwas kan men ook als een opschortende voorwaarde gaan beschouwen, maar als er inderdaad een schenking is gebeurd door twee echtgenoten en de twee behouden zich het VG voor met een beding van aanwas ten voordele van de echtgenoot, beschouwt men dit als een last en niet als een opschortende voorwaarde. Volgens de administratie beperkt tot ter registratie aangeboden akten (contra legem?) Dit is dan wel de federale administratie, wat de Vlaamse zal zeggen is nog de vraag. Volgens de federale administratie speelt dit enkel voor akten die ter registratie worden aangenomen. Dit sluit aan bij het doel van de wetgever die misbruik wou vermijden. Deze anti- misbruik doelstelling bestaat uiteraard niet wanneer de akte nooit is aangeboden. Qua doelstelling kan dit juist zijn, maar is niet te lezen in de wet. Wanneer er discussie is kan men proberen de circulaire op te werpen, wanneer de Vlaamse administratie dit niet aanvaardt. Men kan zich hierop beroepen op het voorzienbaarheidsbeginsel, omdat de interpretatie onduidelijk is. b. De ongelijke verdeling van huwgemeenschappen (Artikel 5 W. Succ. 2.7.1.0.4. VCF) i. Artikel 5 W. Succ. 2.7.1.0.4. VCF: wordt als legaat beschouwd: - Afwijkende verdeling van het gemeenschappelijk huwelijksvermogen - Op voorwaarde van overleving - Meer dan de helft van de gemeenschap toebedeeld krijgt - Voor erfbelasting gelijkgesteld aan LLE het deel van de andere EG krachtens een schenking onder de levenden, of uiterste wilsbeschikking geheel of gedeeltelijk verkrijgt In het kader van een huwelijk kan een gemeenschappelijk vermogen bestaan. Bij ontbinding van het huwelijksstelsel moet dit gemeenschappelijk vermogen op één of andere manier verdeeld worden. Het meest logische lijkt om dat GV in twee gelijke delen te verdelen. Niets verhindert de echtgenoten om onder de noemer van een huwelijksvoordeel, aan de ene echtgenoot meer toe te bedelen. Charlotte De Roo 2014-2015 14

Burgerrechtelijk gezien hebben we het hier over huwelijksvoordelen en dit zijn contracten onder bezwarende titel. Hierdoor krijgt de LLE de helft (of meer) van het GV ingevolge dat contract en ontsnapt die helft aan de erfbelasting. Op de verkrijging zouden dus geen successierechten verschuldigd zijn. Indien de LLE echter meer krijgt dan de helft, dus bovenop zijn eigen deel, zal al dat surplus beschouwd worden als een legaat en dus wel degelijk aan de erfbelasting worden onderworpen. Doel: ontsnappen aan de erfbelasting en dit tegen aan via een (huwelijks)overeenkomst onder levenden ii. Voorbeelden: - Verblijvingsbeding (langst leeft, al heeft) - Beding van ongelijke verdeling (gem. Vermogen wordt ongelijk verdeeld) iii. Voorwaarden voor toepassing van de fictiebepaling - Beding in het huwelijkscontract - Ongelijke verdeling van het gemeenschappelijke vermogen - Op voorwaarde van overleven van de begunstigde echtgenoot à Veronderstelt toebedeling omwille van overlijden: MOET ERIN STAAN o Geen toepassing van Artikel 5 W. Succ. bij een sterfhuisclausule of palliatief beding (ongelijke verdeling van het huwelijksvermogen ongeacht de wijze van ontbinding van de huwgemeenschap) Wat omhelst zo n beding? Dit lijkt heel sterkt op een verblijvingsbeding, met dien verstande dat men de voorwaarde van overleven zal gaan schrappen. Een typisch voorbeeld van zo n clausule is: bij ontbinding van het huwelijksstelsel verkrijgt echtgenoot A de volledige gemeenschap. Wanneer we die clausule lezen zien we geen voorwaarde van overleven. Men bedeelt expliciet aan echtgenoot A de helft van het GV, ongeacht de reden van de ontbinding. Men bedingt dit tussen echtgenoten waarvan 1 terminaal ziek is, niet wanner beide gezond zijn (daar zal namelijk niet iedereen mee akkoord gaan). Het palliatief beding zal dan uitwerking krijgen bij overlijden van de zieke partner en het volledige GV zal toebedeeld worden aan de gezonde partner en artikel 5 zal geen toepassing vinden net omdat er geen voorwaarde van overleven bedongen is. o Cass. 10/12/2010: ook geen successierechten bij getrapte sterfhuisconstructie (geen contractuele erfstelling) o Fiscus verzet zich tegen RS: Beslissing van 15/07/2011, nr. E.E./103.490 Dit is een beslissing van de fiscale administratie, waarbij men ondanks alle cassatierechtspraak, artikel 5 toch aan de antimisbruikbepaling onderwerpt.! Circulaire algemene antimisbruikbepaling: sterfhuisclausule is fiscaal misbruik volgens fiscus à Alle sterfhuisclausules die opgesteld zijn na juni 2012, zijn een vorm van fiscaal misbruik. Dit wordt gedefinieerd als dat men een bepaalde verrichting stelt, met als enig doel zich buiten het toepassingsgebied van een fiscale bepaling te plaatsen. Men heeft daarvoor geen enkel ander motief. Men zou kunnen zeggen Charlotte De Roo 2014-2015 15

dat de fiscus een punt heeft. Waarom zou men anders in een huwelijkscontract laten opnemen dat bij ontbinding van het huwelijksstelsel, om eender welke reden, alles aan de ene EG toekomt. Niemand zou dit in zijn nadeel laten stipuleren. Bepaalde auteurs zeggen dat hier wel andere motieven kunnen spelen: vorm van erkentelijkheid van zieke echtgenoot naar gezonde echtgenoot omdat de gezonde zo intensief de zorg op zich heeft genomen voor die zieke. Dit kan een mogelijke uitleg zijn, maar of de rechtbanken die uitleg zullen aanvaarden is nog maar de vraag. Prof is ooit zelf zo n zaak gaan pleiten (voor 2012) en daar heeft rechtbank gevonnist dat artikel 5 op de bewuste clausule niet van toepassing is. De rechtbank zei wel dat dergelijke clausule ontegensprekelijk een vorm van fiscaal misbruik uitmaakt. Ze zei dit ambtshalve en is nooit in debatten naar boven gekomen omdat de antimisbruikbepaling nog niet speelde. Omzendbrief 23/12/2014 (nr. 2014/2 Vlaams Gewest), BS 23 januari 2015 c. (Onrechtstreekse) schenkingen binnen de 3 jaar (of 7 jaar) voor het overlijden (Art. 7 W.Succ./2.7.1.0.5. VCF) Dit is waarschijnlijk de meest bekende fictiebepaling. Alle goederen die de erflater binnen de verdachte periode van drie jaar voor het overlijden heeft uitgedeeld, zullen worden onderworpen aan de successierechten. Men doet dit doordat de goederen worden geacht nog steeds in het vermogen van de erflater te zitten. Het gaat uitsluitend om roerende goederen waar kosteloos over werd beschikt. De reden hiervoor is dat men een uitzondering voorziet voor schenkingen die wel onderworpen zijn aan de schenkbelasting. i. Art. 7 W.Succ./2.7.1.0.5. VCF: worden (onweerlegbaar) geacht deel uit te maken van de nalatenschap: - De roerende goederen - Waarover erflater kosteloos heeft beschikt - In een periode van 3 jaar voor het overlijden o! Vlaanderen: 7 jaar voor activa van familiale vennootschappen en aandelen van die ondernemingen - Indien de bevoordeling niet werd onderworpen aan schenkingsrechten o! Vlaanderen: een bevoordeling die werd geregistreerd maar is vrijgesteld van registratierechten wordt met een belaste schenking gelijkgesteld ii. De bewijslast is voor de fiscus - Maar: bewijslevering op grond van Artikel 108 W. Succ./2.7.3.2.5 VCF o à Die bewijslast ligt bij de Vlaamse Belastingdienst, maar zij kunnen een bijzonder gemakkelijk bewijsmiddel aanwenden. Voor de roerende goederen bestaat het wettelijk vermoeden, alleen als de akten niet meer dan drie jaar voor het overlijden bestaan. Zodra de belastingdienst op een of andere manier kan aantonen dat het roerende goed in kwestie zich in het vermogen van de erflater heeft bevonden gedurende 3 jaar voor het overlijden, kan zij Charlotte De Roo 2014-2015 16

- - het wettelijk vermoeden inroepen om aan te nemen dat diezelfde goederen zich op datum van overlijden nog altijd in het vermogen/nalatenschap bevinden.! Weerlegbaar vermoeden van eigendom in hoofde van de erflater ingevolge verleden akten o Er is dus een omkering van bewijslast. o Voor roerende goederen moeten de akten dateren van 3 jaar voor het overlijden Erfgenamen moeten tegenbewijs leveren en aantonen naar wie het vermogen is gegaan zodat de fiscus Art. 7 W. Succ./ 2.7.1.0.5 VCF kan toepassen ten aanzien van de werkelijk begiftigde o Prof heeft onlangs dossier in casus gehad: erflater heeft omvangrijk patrimonium opgebouwd tijdens zijn leven. De man had, zeker op het einde van zijn leven, de neiging om zeer veel geld uit te delen. De man ging vaak gaan eten in de duurste restaurants, deed plezierreisjes Het standpunt van de fiscale administratie is nu dat alle sommen waarvan zij het bestaan konden aantonen in 3 jaar voor het overlijden, nog altijd in het vermogen zitten. Er is inderdaad wel veel geld uit het vermogen verdwenen, maar de erfgenamen zijn niet meer in staat om van alles aan te tonen waarvoor dat geld gediend heeft. De administratie kan dit echter vermoeden De erfgenamen moeten zwart op wit aantonen wat er met die centen is gebeurd. iii. Schenking van roerende goederen - Alleen roerende goederen o Schenking van onroerende goederen steeds onderworpen aan registratierecht - Zowel rechtstreekse (handgiften) als onrechtstreekse schenkingen (bv. Kwijtschelding van schulden) + verdoken schenkingen (m.u.v. diegene bedoeld in Artikel 4,2 W. Succ. / 2.7.1.0.3, 2 VCF en 9 tot 11 W. Succ./ 2.7.1.0.7. 2.7.1.0.9 VCF) - Worden niet bedoeld: o Gebruikelijke schenkingen bij verjaardag, huwelijk, nieuwjaar, geboorte, o Onderhoudsuitkeringen ingevolge een wettelijke onderhoudsverplichting o Uitkeringen gedaan in het kader van een natuurlijke verbintenis iv. Schenking dateert van minder dan 3 jaar voor het overlijden -! Vlaanderen: Termijn is 7 jaar voor activa van familiale ondernemingen of aandelen van een familiale vennootschap o Voorwaarden Opgesomd in artikel 2.8.6.0.3 e.v. VCF (voorheen 140bis e.v. W. Reg. (VI)) v. Schenking niet onderworpen aan registratierecht - Indien schenking werd onderworpen aan schenkingsrechten o Geen toepassing meer van successierechten ook indien termijn <3 jaar voor overlijden à Men kan wel degelijk nog sterfbed schenkingen uitvoeren: iemand ligt terminaal ziek op het sterfbed en hij is nog altijd handelingsbekwaam, kan hij nog een schenking doen. De registratie moet echter gebeuren voor het overlijden. Charlotte De Roo 2014-2015 17

- o Beleid tegen hand- en bankgiften (cfr. Tariefverschillen schenkingsrecht en successierecht)! Vlaanderen: schenking van activa van familiale ondernemingen en aandelen van familiale vennootschappen o Vrijgesteld van schenkingsrecht o Schenking (en registratie) voor Belgische notaris met vrijstelling van registratierecht = geen toepassing van Art. 7 W. Succ./ 2.7.1.0.5. VCF o Handgift of schenking voor Nederlandse- Zwitserse notaris = wel toepassing Art. 7 W. Succ./Artikel 2.7.1.0.5. VCF Hier wordt de schenking geregistreerd in het buitenland, maar dit zal de toepassing van artikel 7 niet doorkruisen. Alleen de eventuele buitenlandse schenkingsrechten zijn dan verschuldigd, maar niet de Belgische. Het betaald zijn van de Belgische schenkbelasting is net een voorwaarde om artikel 7 te ontlopen. vi. Verhaalrecht van de erfgenamen en algemene legatarissen op de begunstigde - Als erfgenamen en legatarissen kunnen aantonen dat een andere begiftigde de handgift heeft ontvangen dan is deze laatste principieel successierechten verschuldigd, maar aansprakelijkheid voor erfgenamen en algemene legatarissen (art. 70 W. Succ. / 3.10.4.3.1. VCF) o Indien zij dit kunnen aantonen zal de erfbelasting verschuldigd worden op het bijzonder legaat dat die derde dan heeft verkregen. Het zal zeer belangrijk zijn om te gaan kijken wat juist met het vermogen is gebeurd. d. Bedingen ten behoeve van een derde (Artikel 8 W. Succ./2.7.1.0.6. VCF) Stel men sluit een overeenkomst met een verzekeringsmaatschappij, men betaalt een bepaalde premie en men bedingt dat de uitkering zal moeten gebeuren aan een derde. Op datum van overlijden zal die derde naar aanleiding van het overlijden die som ontvangen. Gebeurt die overgang door het overlijden? Is er hier een transitie via de nalatenschap? Neen! Het is naar aanleiding van het overlijden dat die verzekeringsmaatschappij haar contractuele plicht moet uitvoeren ter uitkering van een som aan een derde. Het zijn dergelijke constructies die de wetgever heeft willen vermijden, door opnieuw die uitkeringen te gaan gelijkstellen met een legaat. i. Algemeen: o Verkrijging van sommen, renten of waarden naar aanleiding van het overlijden o Ten gevolge van een beding ten behoeve van een derde o Gelijkstelling met een legaat o Frequente toepassing: begunstigingsclausule in levensverzekeringscontracten en bedingen van terugvalling of aanwas van lijfrenten ii. Voorwaarden: o Beding ten behoeve van een derde Contract waarbij een derde (uit eigen hoofde en niet in zijn hoedanigheid van erfgenaam) een voordeel verkrijgt naar aanleiding van het overlijden van de decujus. Charlotte De Roo 2014-2015 18

hoofdcontract (bv. tussen verzekeringnemer en verzekeringsmaatschappij of tussen de verkoper op lijfrente en de koper) waarop het beding ten behoeve van een derde is geënt (bv. begunstigingsclausule van het verzekeringscontract of het beding van terugvalling of aanwas van de lijfrente) Vb. een man sluit een levensverzekering af in het voordeel van zijn broer o Beding ten behoeve van zichzelf" of van "erfgenamen" valt niet onder artikel 8 W. Succ. / 2.7.1.0.6. VCF Vb. man sluit een levensverzekeringsovereenkomst waarbij bedongen wordt dat hem een kapitaal wordt uitgekeerd op 65- jarige leeftijd of een kapitaal wordt uitgekeerd aan zijn erfgenamen bij vooroverlijden (in voorkomend geval toepassing artikel 1 W.Succ. / 2.7.3.1.1. VCF) Dit betekent niet dat het kapitaal niet aan erfbelasting zal worden onderworpen, maar gewoon op grond van een ander artikel (artikel 1). Uitz.: echtgenoten gehuwd onder gemeenschapsstelsel (zie verder) o Beding moet uitgaan van de overledene of van een derde hypothese waarbij derde "economisch verlengstuk" is van de overledene (bv. groepsverzekeringspolis waarbij de door de werkgever betaalde premies worden ingehouden van het loon van de werknemer à WG is economische verlengstuk van WN) vb. groepsverzekering waarbij kapitaal aan werknemer wordt uitgekeerd bij 65- jarige leeftijd of aan de langstlevende echtgenoot bij vooroverlijden van de werknemer geldt niet indien derde louter uit vrijgevigheid handelt (zie verder) o Prestatie, die men verkrijgt uit het beding, moet opeisbaar zijn bij overlijden (of op later tijdstip of binnen de drie jaar voorafgaand aan het overlijden indien het beding uitgaat van de overledene zelf) o Verkrijging van sommen, renten of waarden Waarden= openbare effecten (aandelen, obligaties) Geen toepassing van artikel 8 W. Succ. indien afgifte van een goed in natura of last iets te doen in het voordeel van een derde o Kosteloze verkrijging Als een tegenprestatie is geleverd in ruil voor de verkrijging, dan is artikel 8 W.Succ./ 2.7.1.0.6. en 2.7.3.2.8. VCF niet van toepassing Vb. een bank heeft een lening afgesloten met een schuldsaldoverzekering. Bij overlijden van de ontlener, zal de bank het saldo van de lening van de verzekeraar ontvangen. De bank zal hier geen successierechten moeten betalen. De uitkering is geen kosteloze verkrijging, maar een tegenprestatie voor het geleverde krediet Vb. verzekering ten voordele van een begrafenisondernemer met het oog op het dekken van de begrafeniskosten (vb. Dela uitvaartverzekering) Charlotte De Roo 2014-2015 19

Vb. levensverzekeringscontract afgesloten door de begiftigde van een schenking op zijn hoofd en in het voordeel van de schenker (met het oog op het garanderen van de teruggave van de geschonken gelden i.g.v. toepassing van het beding van terugkeer) Vb. echtgenoten (gehuwd zonder gemeenschappelijk vermogen) sluiten wederkerig in elkaars voordeel een levensverzekeringscontract iii. Analyse van artikel 8 W. Succ./2.7.1.0.6. en 2.7.3.2.8. VCF Waarom de twee teksten nog naast elkaar plaatsen? Men heeft inhoudelijk niets gewijzigd, maar men heeft het taalgebruik aangepast naar een meer hedendaags taalgebruik. Men heeft een modernisering doorgevoerd, maar in principe moet de inhoud stroken met de inhoud van de oude wetteksten. - Artikel 8, eerste alinea W.Succ.: o Worden geacht als legaat te zijn verkregen, de sommen, renten of waarden die een persoon geroepen is kosteloos te ontvangen, bij het overlijden van de overledene, ingevolge een contract bevattende een door de overledene of - door een derde ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding. Artikel 2.7.1.0.6., 1, lid 1 VCF: o De sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater of door een derde in het voordeel van die persoon gemaakt beding bevat, worden geacht als legaat te zijn verkregen door die persoon." o Twee situaties worden onderscheiden: Een door de overledene/erflater ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding: Vb. Een man sluit een levensverzekering af in het voordeel van zijn broer Een door een derde ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding Vb. Een man heeft een bankrekening bij de bank, hieraan is een ongevallenverzekering gekoppeld en bij overlijden door ongeval wordt een bedrag uitgekeerd aan derden Vb. Een werkgever verzekert zijn personeel niet alleen tegen arbeidsongevallen, maar ook voor ongevallen in de privésfeer. Hier zijn dus eigenlijk vier partijen: man met rekening, de bank, de verzekeraar en de begunstigde. Het maakt niet uit of het beding bedongen is door de erflater, dan wel door een derde. - - Artikel 8, tweede alinea W. Succ.: uitkering gedaan binnen de drie jaar voor het overlijden of na het overlijden o Worden eveneens geacht als legaat te zijn verkregen, de sommen, renten of waarden, die een persoon geroepen was kosteloos te ontvangen binnen drie jaar vóór het overlijden van de overledene of die hij geroepen is kosteloos na dit overlijden te ontvangen, ingevolge een contract bevattende een door de overledene ten behoeve van de verkrijger gemaakt beding. Artikel 2.7.1.0.6., 1, lid 2 VCF: o Ook de sommen, renten of waarden die kosteloos aan een persoon kunnen toekomen, hetzij binnen drie jaar vóór het overlijden van de erflater, hetzij Charlotte De Roo 2014-2015 20