Toelatingsexamen VOORBLAD VOORBEELDEXAMEN Vakcode: Wiskunde basis onderbouw Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het examen: rekenmachine (maar geen grafische) kladpapier Het examen bestaat uit: 40 meerkeuze vragen Aantal pagina s: 0 (inclusief voorblad) Beoordeling van de toets: punt per vraag Maximum aantal punten: 40 25 punten voor cijfer 5,5 Vul je naam in op het uitwerkingspapier en het meerkeuze antwoordenblad. Kruis het beste antwoord aan bij de meerkeuzevraag op het antwoordenblad. Schrijf alsjeblieft zo duidelijk mogelijk. Succes met de toets Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld
. Bereken: 7 (4 8) = a. 9 b. 3 c. - 5 d. 2. Over een drukke knooppunt op de snelweg rijden op werkdagen gemiddeld 20 auto s per minuut. Op weekenden is het rustiger en rijden er nog maar gemiddeld 20 auto s per minuut. Hoeveel auto s zijn dat per week? Rond dit getal af op duizenden. a. 03 duizend b. 922 duizend c. 4 duizend d. 223 duizend 3. Bereken : 5 3 5 4 a. 2 5 b. 3 4 c. 5 3 20 d. 3 20 4. Bereken: 40 : 5 * 3 + 6 * 4 = a. 20 b. 288 c. 29 d. 48 5. De waarde van een kavel land is met 8.000 gedaald en ligt nu bij 32.000. Met hoeveel procent is de waarde gedaald? a. 25,0% b. 33,3% c. 40% d. 20,0% 6. Schrijf het volgende decimaal als breuk en vereenvoudig deze breuk zo ver mogelijk: 0,64 = 6 a. 25 64 b. 00 0 c. 64 d. 32 5 7. In een koffiezaak krijg je een klantenkaart, waarop je voor elke 2,50 die je besteedt een stempel krijgt. Als je 0 stempels hebt krijg je een gratis koffie. Je bezoekt deze zaak elke week aan 3 dagen. Aan twee dagen haal je voor jezelf en je twee collega s gewone koffie (,60 per koffie). De derde dag koop je alleen voor jezelf een grote cappuccino voor 2,30. Hoeveel weken sneller heb je de spaarkaart vol als je elke keer bij je cappuccino ook nog een gebakje voor,0 koopt? a. week b. 2 weken c. 3 weken d. 5 weken Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 2
8. Schrijf de volgende breuk als decimaal getal, afgerond op 2 cijfers achter de 8 komma: 30 a. 0,26 b. 3,75 c. 0,27 d. 2,67 9. Bereken: 6 + 3 * (8 3) + 7 = a. 08 b. 28 c. 42 d. 52 0. 485 is 95% van welk getal (afgerond op één decimaal)? a. 580,0 b. 50,5 c. 460,8 d. 509,3. Hieronder zie je een cirkeldiagram van de buitenlandse studenten op een Nederlandse hogeschool na nationaliteit. In totaal zijn er 4600 buitenlandse studenten ingeschreven. Binnen het eerste jaar stoppen 9% van elke nationaliteit met hun studie en gaan terug naar huis. Hoeveel Franse studenten zijn er dan nog over? a. 24 studenten b. 920 studenten c. 064 studenten d. 428 studenten 2. Bereken: - 8 : 4 + 7 * - 3 = a. 42 b. - 23 c. - 42 d. 23 3. Bereken : 8 3 7 5 7 a. 3 7 b. 54 7 c. 9 7 d. 6 5 7 Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 3
7 3 4. Bereken : 7 2 4 a. 2 84 b. 5 56 c. d. 2 5. Bij welke van de onderstaande keuzes staan de vijf getallen in volgorde van klein naar groot? (Let op: het zijn niet bij elke keuze dezelfde getallen) a. 0,78 7 9 7 8,27 2 5 b. c. d. 2 3 3 0 9 3 4 0,23 0,2 4 5 4 5 5 6 0,27 6 25 6 7 5 4 6. Wat is de inhoud van een kubus met kantlengte 0,4 dm? a. 0,64 dm 3 b. 6,4 cm 3 c. 64 cm 3 d. 6400 cm 3 7. Drie vrienden starten een klein bedrijfje. Zij leggen respectievelijk 000 (vriend ), 500 (vriend 2) en 2500 (vriend 3) in. Zij maken in het eerste jaar 6000 winst en willen deze in dezelfde verhouding als de inleg verdelen. Hoeveel geld krijgt iedereen? a. 333 (vriend ), 833 (vriend 2) en 2833 (vriend 3) b. 000 (vriend ), 2000 (vriend 2) en 3000 (vriend 3) c. 200 (vriend ), 800 (vriend 2) en 3000 (vriend 3) d. 00 (vriend ), 900 (vriend 2) en 3000 (vriend 3) 8. Hoe veel is 5% van 5% van 452, afgerond op één decimaal? a. 0,2 b. 452,0 c. 2,0 d. 200,9 9. Schrijf de volgende breuk als percentage: 5 250 a. 0,02% b. 0,2% c.,2% d.,875% Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 4
20. Je gasleverancier geeft je de keuze uit twee tarieven, A en B. Bij elk tarief heb je vaste kosten per jaar, en daar bovenop een gegeven tarief per kuub verbruik. Hieronder zie je een diagram waarin voor elk tarief het verband tussen verbruik en totale kosten per jaar als lijn is weergegeven. Hoeveel betaal je bij tarief B als je verbruik 400 kuub per jaar is? a. 300 euro b. 325 euro c. 275 euro d. 200 euro 2. Voor het behangen van een studentenkamer zijn de muren netjes gemeten. De wanden hebben een oppervlakte van respectievelijk 4 m 2, 6 m 2, 3 m 2, en 9 m 2. Met pakje behangplaksel kun je 0 m 2 behang plakken. Hoeveel pakjes behangplaksel zijn er nodig? a. 6 b. 5 c. 7 d. 4 22. Een tuin heeft een oppervlakte van 49 m 2. De tuin is even lang als breed. Je wilt rond deze tuin een hek plaatsen. Hoeveel meters hek heb jij nodig? a. 28 m b. 7 m c. 98 m d. 96 m 23. De benzineprijs stijgt in de loop van een maand eerst met 0% en daalt daarna weer met 0%. Aan het begin van de maand was de prijs,69. Wat was de prijs aan het einde van de maand (afgerond op centen)? a.,67 b.,7 c.,69 d.,65 24. Bij een bedrijf gaan 2 op de 25 werknemers in de maand september met vakantie. Hoeveel procent van de werknemers zijn dit? a. 8,0% b. 2,5% c. 7,4% d. 0,74% Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 5
25. De verkoopprijs van een product is 220,50 exclusief 2% btw. Wat is de prijs inclusief btw (afgerond op 5 cent)? a. 464,60 b. 476.80 c. 24,50 d. 008,70 26. Een doos is m breed, 30 cm diep, en 50 cm hoog. Wat is de oppervlakte van deze doos? a. 3,60 dm 2 b. 500 cm 2 c.,9 m 2 d. 80 cm 2 27. Een frisdrankfles heeft een inhoud van 3 dl. De vulmachine voor deze flessen maakt gebruik van een reservoir met een inhoud van 500 liter. De machine kan 85 flesjes per uur vullen. Na uiterlijk hoeveel hele uren moet het reservoir nagevuld worden? a. na 7 uur b. na 30 uur c. na 5 uur d. na 3 uur 28. Voor een recept heb je twee ingrediënten, A en B, nodig. Hieronder zie je een verhoudingstabel voor deze twee ingrediënten. A 35 g 8,5 g B 54 g 28 3,4 g Welk getal moet in het lege vakje staan? a. 78 g b. 74 g c. 70 g d. 64 g 29. Je kunt temperaturen omrekenen tussen Fahrenheit en Celsius met de volgende formule: 5 (Fahrenheit 32 ) Celsius 9 Hoe veel graden Fahrenheit is een temperatuur van 25 C (rond af op hele graden)? a. -5 Fahrenheit b. 5 Fahrenheit c. 77 Fahrenheit d. 0 Fahrenheit Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 6
30. Hieronder zie je een diagram van de exponentiele groei van algen in een visvijver bij warm weer. Welke van de onderstaande keuzes benadert de verdubbelingstijd van de algen het beste? a. 0 uur b. 20 uur c. 40 uur d. 00 uur 3. Je zet 5000 op een spaarrekening met een vaste jaarlijkse rente van 4%. Met welke formule kun je het saldo (K) op de rekening naar 0 jaar berekenen? a. b. 0 K 5000 0,04 K 5000 ( 0,04) c. K 5000 ( 0,04) d. K 5000 0, 04 0 0 32. Hieronder zie je een tabel van enkele x-waarden en de bijbehorende y- waarden die allemaal bij dezelfde lijn horen. x 4 2 0-2 -4 y 6 2-2 -6-0 Welke van de onderstaande vergelijkingen beschrijft deze lijn? a. y x 2 b. y 0,5x 2 c. y 2x 2 d. y x 4 Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 7
33. Los de volgende vergelijking op: 6x + 8 = - 4 Rond je antwoord zo nodig af op 2 decimalen. a. x = 0,67 b. x = -0,67 c. x = -2 d. x = 2 34. Los de volgende vergelijking op: 5 (3 - x) = 3x + 4 Rond je antwoord zo nodig af op 2 decimalen. a. x = 0,73 b. x =,38 c. x = -9,5 d. x = 2,75 35. Hieronder zie je een rechte lijn in een coördinatenstelsel: Welke van de onderstaande vergelijkingen hoort bij deze lijn? a. y x 2 b. y 2x 2 c. y 2x 2 d. y 0,5 2 Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 8
36. In het coördinatenstelsel hieronder zijn negen punten getekend. Welke punt (x, y) staat niet in het coördinatenstelsel? a. (-2, -2) b. (8, -6) c. (4, -8) d. (-7, 3) 37. Los de volgende ongelijkheid op: 4 3x 3 Welke van de onderstaande keuzes beschrijft alle waarden van x die je hier in mag vullen? a. x 3 b. x 3 c. x 3 d. x 3 38. Los de volgende ongelijkheid op: 6 x x 2 Welke van de onderstaande keuzes beschrijft alle waarden van x die je hier in kunt vullen? a. x 4 b. x 8 c. Elk getal (alle getallen zijn oplossingen) d. Geen getal (er zijn geen oplossingen) Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 9
39. De volgende vergelijkingen beschrijven twee rechte lijnen: Lijn : y x 4 Lijn 2: y x 2 Wat zijn de coördinaten van het snijpunt van deze twee lijnen? a. snijpunt bij x 3 en y b. snijpunt bij x en y 3 c. snijpunt bij x en y 3 d. deze lijnen hebben geen snijpunt met elkaar 40. Los de volgende vergelijking op: x 2 + 2x + = 0 Welke waarden van x zijn oplossingen voor deze vergelijking? a. er zijn twee oplossingen: x = 2 en x = b. er zijn twee oplossingen: x = en x = - c. er is één oplossing: x = - d. deze vergelijking heeft geen oplossingen Wiskunde Basis Onderbouw Voorbeeld 0