Toezicht vergt afstand. Woningcorporaties hebben recht op vreemde ogen

Vergelijkbare documenten
Toezicht vergt afstand. Woningcorporaties hebben recht op vreemde ogen

Toezicht vergt afstand

Reactie VNG, G4 en G27 op advies van de Stuurgroep Meijerink Nieuw arrangement overheid woningcorporaties

VISITATIE VAN WONINGCORPORATIES. Verantwoorden en leren

Nieuw arrangement overheidwoningcorporaties

Visitaties van Raeflex

Toezicht Woningcorporaties. Albert Kerssies, directeur VTW

6 september Zomerbloeii.

Visitatieraad Sociale Huisvestingsmaatschappijen. Workshop Evalueren door Visiteren 7 december 2012 Gerard van Bortel, Voorzitter Visitatieraad

Profielschets lid RvT SVWN op voordracht Woonbond. Lid van de Raad van Toezicht

AEDESCODE. Laatstelijk gewijzigd 19 april 2011

Ministerie VROM, Directoraat Generaal Wonen, Wijken en Integratie De heer E.E. van der Laan, Minister Postbus GX DEN HAAG

Profiel inkomend voorzitter Raad van Toezicht SVWN

Recente ontwikkelingen op het gebied van de volkshuisvesting. Raadscommisie Ruimte en Vastgoed 24 maart 2015 Gabrielle van Asseldonk

Convenant samenwerking Aw en WSW

GOVERNANCE CORPORATIES

De toekomst van de corporatiesector: de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties. Wooncongres

Legitimering Corporaties. 30 oktober 2014 Legitimering Corporaties MKW - VTW 1

Toetsings- en toezichtskader RvC

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Profiel voorzitter Raad van Toezicht SVWN

Woningwet op weg: Tussen droom en daad. - Alles wat u wilde weten - 30 september 2015 Simone Kramer BZK Han Dirks BZK

Toezichts- en Toetsingskader van de Veenendaalse Woningstichting

Toezichts- en Toetsingskader Nijestee

Advies commissie De commissie heeft mij geadviseerd om de gemeente Zoetermeer in het ongelijk te stellen.

Domein en financiering

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 5 februari 2015 Autoriteit woningcorporaties

Maatschappelijke visitatie. aanpak Ecorys

Bijlage 2: Financiële paragraaf. Het bod in aantallen

Samenvatting visitatierapport

Nieuwsbrief samenwerking Aw-WSW

Rotterdam. Stook je rijk Monitoring Energiebesparing Huursector

Profielschets Raad van Commissarissen stichting TBV Vastgesteld op

Toezicht- en toetsingskader

Reglement van de Deelnemersraad Stichting WSW

-TOELICHTING RESULTATEN CORPORATIE SURVEY 2012 EDITIE II-

Toezichts- en Toetsingskader VechtHorst. November 2017

TRIAS LEGITIMATIE- CHECK DENKRAAM

Veranderende rol gemeente in het toekomstig woonbeleid

Visie op toezicht en bestuur Raad van Toezicht en Raad van Bestuur Woonstichting t Heem

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Visie op toezichthouden Raad van Commissarissen Stichting Woningbeheer De Vooruitgang

B&W Vergadering. B&W Vergadering 1 november 2016

Rondetafelgesprek over Herzieningswet toegelaten instellingen woningwet (8 september 2011)

Gevolgen van Woningwet en Regeerakkoord voor het lokale speelveld

Maatschappelijke visitatie De Woonmensen/SJA: Een ondernemende en maatschappelijk gedreven corporatie die ruim voldoende tot goed presteert

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

MEMO HERZIENING WONINGWET

Rapportage Compliance-Assistance-activiteiten stimulering vervanging open verbrandingstoestellen. Datum 15 september 2010

Actieplan visitatie 2014

Samenvatting. Gezamenlijk beoordelingskader

10 PUNTEN VOOR DE WOON AGENDA Corporaties en gemeente in dialoog over wonen in Nijmegen

Reglement Centraal College van Deskundigen IKB Vleeskalveren 2008

Handboek huurdersorganisaties. Deel 7: Het recht

Actieplan visitatie 2014

Position paper Raeflex

Klokkenluidersregeling Zuyd Hogeschool. Herziene versie - januari 2017

Opdracht aan de commissie inzake kaderstelling en toezicht woningcorporaties. Geachte voorzitter en leden van de commissie,

Jaarverslag 2015 van de Commissie AedesCode

Herziening Woningwet:

Handreiking Maatschappelijke identiteit

REGLEMENT DIRECTIE/RAAD VAN BESTUUR FONDS VOOR CULTUURPARTICIPATIE

Maatschappelijk Ondernemen. Speciaal voor de corporaties april 2012

TOEZICHT SCHALIG- ESSAY

Huurincasso: sociaal en efficient? Ontwikkelingen in de sociale huursector

Activiteiten Beter Wonen in ALMELO

PROFIEL VOOR DE RAAD VAN COMMISSARISSEN EN ZIJN LEDEN

Inspectie Leefomgeving en Transport Domein Water, Bodem en Bouwen Bouwen en Wonen Postbus BD DEN HAAG. Gewijzigd postadres per

Van verticaal toezicht

Gewoon goed. wonen WONINGSTICHTING BUITENLUST ONDERNEMINGSPLAN

Resolutie Corporatiesector

Directiestatuut Domijn

Klager vraagt zich af wat de status is van de besluiten die door de RvC in die periode zijn genomen.

: ZAAM interconfessioneel voortgezet onderwijs

Woningmarkt en corporatiesector. Johan Conijn

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

Werken met commissies

Overzicht en stemmingsuitslagen bij moties Novelle op Herzieningswet

Datum 27 november 2009 Betreft Oordeelsbrief Geacht bestuur,

Visie op toezicht Raad van commissarissen WBO Wonen

Reglement van de stichting De Woningstichting gevestigd te Wageningen

4. Bij voorkeur zal de raad van toezicht van Stichting P60 bij de werving van nieuwe toezichthouders buiten het eigen netwerk zoeken.

Samenvatting en recensie

Lokaal woonbeleid. Woningwet en Huisvestingswet

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Postbus EA DEN HAAG

Profielschets van de omvang en samenstelling van de Raad van Commissarissen en zijn leden.

Datum Onderwerp Referentie Bijlage(n) Doorkiesnummer 24 juni 2016 Reactie op consultatie. VS Tekstsuggesties T

Visie van Centraal Fonds op corporaties, het publiek belang en de rol van de overheid

Zienswijze op concept woonvisie

Uit de beleidsvisie maakt de AFM op dat vier modellen voor de inrichting van de corporatie te onderscheiden zijn. Dit zijn:

KWALITEIT: HOOG IN HET VAANDEL

Hoofdlijnen van de concept-novelle

Inhoud. Visitatierapport en bestuurlijke reactie V0Visitatiekader. Samenvatting eindoordeel in EY-visitatiescorekaart

KWALITEITSPROFIEL RVC WONEN VIER- LINGSBEEK

Tweede Kamer der Staten-Generaal

B&W Vergadering. woningcorporaties Zaaknummer , , ) Commissie Commissiedatum Gemeenteraad

Collegevoorstel. De achtervangovereenkomst voor de bestaande lening van De Alliantie met BNG-leningnummer FRL aan te gaan.

XAO. nerk. ons kei ECFD/U

Transcriptie:

??? Toezicht vergt afstand. Woningcorporaties hebben recht op vreemde ogen B&G MAART 2009 5

In 2005 zijn tal van adviezen en en rapportages over de verhouding tussen overheid en woningcorporaties uitgebracht. In december 2005 vond het debat zijn weerslag in de brief van voormalig minister Dekker aan de Tweede Kamer waarin zowel publieke sturing als ook ruimte voor maatschappelijk ondernemerschap van woningcorportaties aan de orde kwam. Mede door het vroegtijdig aftreden van de minister heeft deze brief echter nooit tot besluitvorming geleid. De brutering van de woningcorporaties in 1995 kan worden beschouwd als een financiële verzelfstandiging. De woningcorporaties werden vanaf dat moment zelf verantwoordelijk voor de financiële continuïteit. Het is een misverstand om deze operatie als een privatisering aan te duiden. Immers, de bestemmingsplicht van het nonprofitvermogen bleef gehandhaafd, waardoor ook na de brutering de overheid een legitieme positie heeft in het formuleren van doelen van het woonbeleid. Commitment van corporaties aan de doelen van het rijksbeleid hoeft dus in principe niet steeds te worden ingekocht. Wel zal er een kader moeten zijn waarin het publiek belang afgestemd wordt met het maatschappelijk ondernemerschap van de corporaties. Over zo n kader, ook wel arrangement genoemd, loopt al heel lang een debat, terwijl in de praktijk vele bloemen bloeien. Vincent Smit en Peter Boelhouwer 1 In 2006 verschoof de aandacht naar het huurbeleid en de wijkaanpak. Voorstellen voor een ander huurbeleid verkregen geen parlementaire meerderheid en het Onderhandelaarsakkoord (Aedes/ Minister) van september 2007 over de wijkaanpak werd niet gefiatteerd. Op zoek naar een verbetering van de onderlinge verhoudingen en rust op het politieke front is er vervolgens een nieuwe poging gedaan om tot een reeks van afspraken te komen. Hiertoe werd er een stuurgroep onder voorzitterschap van de heer Meijerink ingesteld. Op 1 december 2008 werd het rapport van deze stuurgroep nieuw arrangement overheid- woningcorporaties naar de Tweede Kamer gestuurd. Even later vroeg de vaste commissie WWI van de Tweede Kamer aan de VROMraad een reactie te schrijven op dit rapport. Dit advies toezicht vergt afstand. Woningcorporaties hebben recht op vreemde ogen is op 9 februari 2009 naar buiten gebracht. Het rapport van de stuurgroep- Meijerink is in een bijzondere constellatie tot stand gebracht: twee centrale partijen (VROM en Aedes) hebben geprobeerd onder leiding van een onafhankelijk voorzitter het eens te worden over een arrangement. Voor andere partijen, zoals de VNG, het WSW, de Woonbond, het Centraal Fonds, de VTW is een rol op afstand bedacht, een rol die sommige partijen aanvaarden en andere daarentegen verwerpen. Er is dus wel gepolderd, maar dit is voornamelijk gebeurd door twee partijen. Pas in tweede instantie werd een aantal andere belanghebbende partijen geraadpleegd. Het bijzondere is nu dat vertegenwoordigers van de brancheorganisatie Aedes van 6

een akkoord spreken dat in de stuurgroep is bereikt. Vertegenwoordigers van het ministerie van VROM in de stuurgroep, spreken echter van een ( zwaarwegend ) advies. Dit is ook de terminologie van de minister in de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer. We houden het dus maar op een advies. In dit artikel belichten we de benadering van het rapport van de stuurgroep- Meijerink en die van de VROM-raad op vier onderdelen: het toezicht op woningcorporaties en het nationale niveau visitatie en het lokale niveau de taken en het werkdomein de investeringsruimte. Toezicht: de verticale lijn In het rapport van de stuurgroep- Meijerink wordt het volgende voorgesteld: bundeling van financieel en inhoudelijk toezicht bij één publiekrechtelijk toezichthouder, Autoriteit geheten. deze Autoriteit is een kleine, gezaghebbende groep van ongeveer 5 personen, benoemd op voordracht van de corporatiesector en andere belanghebbenden. bij de vorming van de Autoriteit wordt een nieuwe organisatie neergezet. De taken van het Centraal Fonds worden teruggebracht tot de projectsteun en saneringsteun. de Autoriteit oordeelt over prestaties, financiële continuïteit en de governance van de individuele corporaties. De autoriteit oordeelt op basis van bestaande bronnen, waaronder visitatie. de Autoriteit heeft eigen instrumenten voor interventies; zwaardere sancties, op verzoek van de Autoriteit, liggen bij minister. Opvallend genoeg wordt nergens in het rapport beargumenteerd waarom het Centraal Fonds niet de rol van toezichthouder meer kan spelen. Uit latere interviews kan worden afgeleid dat andere dan zakelijke overwegingen hierin een rol lijken te spelen. er is behoefte aan een nieuw begin en de verhoudingen zijn verstoord (Meijerink). Maar dat mag in onze ogen toch geen reden zijn om de ene ZBO te ontmantelen en een nieuwe op te richten, met al het verlies aan kapitaal en kennis dat hiermee gepaard gaat. Een tweede opvallend punt is de herhaalde passage dat de Autoriteit geen eigen onderzoek mag of hoeft te doen. Volgens de voorstellen van de stuurgroep dient men zich in zaken van Governance te verlaten op de Aedescode, inzake de financiële houdbaarheid op het WSW en inzake de prestaties op de visitaties die eenmaal per vier jaar worden gehouden. Maar een Autoriteit kan natuurlijk geen Autoriteit worden als deze is ingesnoerd door codes uit de sector. Een onafhankelijk toezichthouder moet ruimte hebben voor eigen onderzoek en normering. Belangrijk is dus de afstand die de Autoriteit heeft van de corporatiesector. Ander gezegd: toezicht vergt afstand. Maar er is nog een tweede afstand van betekenis: de afstand tussen de dagelijkse politiek en de toezichthouder. Voor een onafhankelijke en krachtige positie van het toezichtorgaan is afstand ten aanzien van de dagelijkse politieke agenda nodig. Toezicht is iets dat aan de achterkant van het beleid gepositioneerd is. Daar is vooral verzakelijking en professionaliteit geboden. Iets anders is sturing, dat aan de voorkant van het beleid is gepositioneerd. Daar gaat het om het formuleren en implementeren van politieke prioriteiten in de beleidarena. En dan is de politiek wel degelijk aan zet. Conform het model van de Nederlandse Zorgautoriteit kan de Minister via het formuleren van een toezichtskader sturen op de Autoriteit en kan de Autoriteit sturen op de individuele corporaties. In dit model past het ook om sanctie-instrumenten in verregaande mate bij de Autoriteit te leggen. De Minister is dus verantwoordelijk voor het toezichtskader. Maar omdat de minister verantwoordelijk is voor toelating van corporaties en dus voor intrekking van de toelating, moet de minister wel mogelijkheden houden om in te grijpen als er van disfunctioneren sprake is of als er existentiële vragen (fusies, splitsingen) aan de orde zijn. In afwijking van hert rapport-meijerink pleit de VROM-raad daarom voor versterking van de rol van het Centraal Fonds : bundeling van toezicht, eigen onderzoek en normering, passend in het toezichtskader waarvoor in laatste instantie de minister verantwoordelijk is. Hiermee wordt het toezicht niet volgens zelfregulering ingericht. Visitatie en het lokale niveau Hoe verhoudt een landelijke en verticale toezichtslijn, zoals hierboven geschetst zich nu met het lokale niveau, met initiatieven van horizontaal toezicht zoals visitatie? En wat is de rol van de gemeente? Visitatie is primair gericht op leren en op maatschappelijke verantwoording. Het helpt corporaties om in gesprek te gaan met hun stakeholders. Het richt zich hiermee vooral op de relatie tussen corporaties en hun stakeholders op lokaal niveau. De laatste jaren is er meer ervaring opgedaan (zie bijvoorbeeld Auditteam SEV). Contact met stakeholders levert zeker een impuls op aan de invulling van het maatschap pelijk ondernemerschap en draagt bij aan de inbedding van de corporaties op lokaal niveau. Visitatie is echter niet hetzelfde is als toezicht. Toezicht richt zich uitdrukkelijk op de publieke kant van het functioneren en heeft ook een verticale dimensie. Visitaties kennen een andere frequentie (eens per vier jaar) en meten momenteel eerder reputaties van prestaties en de mate waarin corporaties presteren wat zij zich hebben voorgenomen 2. Visitatie kan dus niet de plaats van het toezicht geheel of gedeeltelijk overnemen, het vormt wel een belangrijke input voor het toezicht. Natuurlijk zal een landelijke toezichthouder zich informeren over een veelheid van zaken bij een corporatie, dus ook over lopende of afgesloten visitaties. Het oordeel van een visitatie zal ongetwijfeld het oordeel van de toezichthouder mede beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat dit een element is in het beleidskader van de toezichthouder. In het rapport van de stuurgroep- Meijerink wordt het onderscheid tus- B&G MAART 2009 7

sen visitatie en toezicht onvoldoende gemaakt. Visitatie wordt als een (beter) alternatief voor verantwoording gepresenteerd. Tijdens de hoorzitting over de toekomst van woningcorporaties in de Tweede Kamer (16 februari 2009) werd door brancheorganisatie Aedes gesteld: ook in horizontale verantwoordingsinstrumenten kun je publiek belang borgen. Het probleem bij deze benadering zit in het feit dat het als een alternatief wordt gepresenteerd, terwijl het naar onze mening als een aanvulling en verrijking dient te worden beschouwd. Goed of slecht presteren van corporaties is ook niet alléén een zaak van het lokale niveau. Wonen mag dan wel lokaal zijn, er zijn vele zaken die op een hoger schaal niveau spelen en waar dienovereenkomstig ook partijen op regionaal en landelijk niveau een rol in spelen. Er moet ruimte zijn voor ingrijpen van bovenaf als er lokale deals gesloten worden die belangen op een hoger schaalniveau schaden. De kunst is immers te vermijden dat het een onder onsje tussen enkele grote instanties wordt. De toegang tot stakeholders is niet voor elke partij op lokaal niveau vanzelfsprekend, stakeholders hebben ook eigen belangen en het soortelijk gewicht van stakeholders varieert. Los hiervan is het belangrijk de invloed van de belangrijkste stakeholder op lokaal niveau, de huurders, eenduidig te garanderen. Bijzonder is dat in veel teksten de gemeenten als stakeholder worden gezien, terwijl het toch echt gaat om een mede-overheid die een democratische legitimatie heeft. In het rapport van de stuurgroep worden aan de publieke rol van de gemeente wel heel weinig woorden gewijd, terwijl de gemeenten verantwoordelijk zijn voor het brede lokale woonbeleid. Zij kunnen van uit deze rol de corporaties aanspreken op het maatschappelijk presteren. De rijksoverheid kent doelen, kaders, voorwaarden, stimuli. Maar het Rijk kan niet in detail bepalen wat er precies van de landelijke doelstellingen in de ene dan wel in de andere gemeente dient te gebeuren. In de gemeentelijke woonvisie wordt dit aangegeven en dit is met de inzet en het bod van de corporatie de basis voor een akkoord op lokaal niveau tussen Woningcorporaties en de rijksoverheid: een moeizame verhouding gemeente en corporaties: prestatieafspraken dus. Voor goede prestatieafspraken is grote openheid van corporaties van belang in de financiële positie (inclusief de waardering van de vaste activa en een transparant inzicht in de kasstromen). Het debat over het arrangement overheid corporaties betreft dus niet alleen de rijksoverheid, maar ook de gemeenten. Als corporaties en gemeenten niet tot overeenstemming komen, ligt mediation voor de hand. Het toezichtorgaan kan hierin een rol spelen (vormgegeven in een aparte kamer) en kan bij gebleken verantwoordelijkheid van corporaties voor de impasse, de corporaties aanspreken. Waar de betreffende gemeente in gebreke blijft, is het de taak van de minister de gemeente aan te spreken. De taken en werkdomein van woningcorporaties De driedeling in domeinen (ten eerste het bouwen en verhuren/verkopen van woningen, ten tweede de woonomgeving en het maatschappelijk vastgoed, ten derde de wijk- en buurtaanpak) wordt in het voorstel van Meijerink gekoppeld aan wat moet, wat kan en wat te overwegen is. In deze driedeling zijn nog veel onduidelijkheden en tegenstrijdigheden aanweig. Zo is nog niet duidelijk wat er nu eigenlijk niet mag en wat de implicaties zijn van de voorstellen van de stuurgroep voor het BBSH. In het eerste domein (wat moet ) ontbreekt de woonomgeving, de kwaliteit in het wonen en de duurzaamheid. Het is ook niet duidelijk waarom dure huuren koopwoningen in het domein thuishoren dat moet. De instemming van de VNG met dit laatste, begrijpen we dan ook niet. Inzake het derde domein (wijk- en buurtaanpak) valt de strenge formulering ( nee-tenzij ) op. Dit is een duidelijke stap terug, waar de laatste jaren de corporaties juist een verbreding van hun activiteiten lieten zien. Dit overigens veelal op uitdrukkelijk verzoek van de nationale en lokale overheid alsmede van veel partners. Maar een willekeurige overname van een scala aan sociale en economische activiteiten door corporaties in de wijk is bepaald riskant: te gemakkelijk wordt dan de primaire verantwoordelijkheid van andere partijen hiervoor vergeten en wordt het vermogen van de corporaties aangesproken voor zaken buiten het brede domein van het wonen. Dit laatste staat haaks op de bestemmingsplicht van het non-profitvermogen. Beduchtheid voor afwenteling van opgaven is dus zeker op zijn plaats, maar dit is bepaald geen reden om van de weeromstuit terug te vallen in een strenge vastgoedoriëntatie. Er kunnen al bij al goede argumenten zijn voor een corporatie om zich in te zetten voor een brede school (domein 3) in plaats van verfraaiing van het bezit ( gouden kraan, domein 1). Hier zit immers ook een belangrijke impuls voor vernieuwing en ontkokering. En waarom zouden in het derde domein alleen activiteiten toelaatbaar zijn als deze plaatsvinden in buurten waar de corporatie bezit heeft? Er kunnen zich ook elders omvangrijke fysieke en sociale kwesties voordoen (bijvoorbeeld particulier bezit in aangrenzende buurten) waar investeringen dringend gewenst zijn. Daar komt bij dat veel innovaties worden geboren op het snijvlak van sectoren, in oefeningen in ontkokering. Bezwaarlijk vinden wij daarom dat in 8

men en is het gevolg van een tweeslachtige benadering door de rijksoverheid van de woningcorpora ties (als vrije onderneming en als sociale instelling). De kleinere heffing wijkaanpak heeft in elk geval het voordeel dat het geld binnen de maatschappelijke opgave van wonen en wijken wordt ingezet. Maar deze twee heffingen laten onverlet dat binnen het systeem prikkels tot investeren niet bepaald ruim voorhanden zijn. Men kan belasting betalen en rusten, met gemeente en stakeholders een goed gesprek voeren waarna berusting ook aan de andere zijde uitbreekt. Maar welke partij activeert op welke wijze dat deel van het vermogen dat vermogensovermaat of (anders gezegd) investeringsruimte heet? In het rapport van de stuurgroep wordt gemeld dat de branche voornemens is een norm voor financiële ruimte te formuleren, gebaseerd op de systematiek van kasstromen. Verwacht wordt dan dat de Autoriteit deze norm van financiële ruimte gaat hanteren, onder voorbehoud van goedkeuring van de minister. Maar de formulering van de normering van investeringsruimte is geen private maar juist een publieke taak. Als de sector vrij is om te bepalen of en wanneer een corporatie te rijk is, dan zullen vermoedelijk slechts weinig corporaties door dit probleem getroffen worden. Hier is juist een rol voor het Centraal Fonds weggelegd. Vreemde ogen Er kunnen goede argumenten zijn voor een corporatie om zich in te zetten voor een brede school in plaats van verfraaing van het bezit. de gekozen formuleringen van de stuurgroep geen enkele aansporing en prikkel is te vinden voor traditionele vastgoed-georiënteerde corporaties om zich te gaan vernieuwen. De eis van wederkerigheid (met gemeente en ander), zoals door de stuurgroep verwoord voor het tweede en derde domein, versterkt de lijn dat in deze domeinen vooral niets hoeft voor de corporaties. Men kan conform dit voorstel rustig in het eerste domein bivakkeren (aan goedkope en dure woningen doen) en de rest aan anderen laten. Dit laatste was juist de impuls voor het politieke debat over het maatschappelijk vermogen van woningcorporaties. De investeringsruimte van woningcorporaties De investeringskracht van corporaties staat onder druk, terwijl de maatschappelijke opgave onverminderd hoog is. Er is daarom geen behoefte aan afromen van corporatievermogen, wel kan een prikkel tot activeren, tot investeren geen kwaad: in het huidige stelsel ontbreekt deze. De betreurenswaardige invoering van de integrale vennootschapsbelasting is een vorm van afro- Met het rapport van de stuurgroep- Meijerink is het debat over de relatie tussen overheid en corporaties weer op de agenda gekomen. Maar dit rapport wijst ons nog niet de weg naar de toekomst. Daarvoor is de gekozen vorm van toezicht te klein en te nabij. In de drang tot afstand nemen van de rijksoverheid heeft men het Centraal Fons willen verkleinen en een kleine Autoriteit willen stichten die zonder eigen onderzoek is vastgeknoopt aan de sector zelf. Hiermee winnen de woningcorporaties het vertrouwen in de samenleving niet terug. Daarvoor zal het toezicht krachtig en op afstand georganiseerd moeten zijn. Het Centraal Fonds kan, mits geëquipeerd met sanctie-instrumenten en werkend binnen een publiek geformuleerd toezichtskader, de rol van financieel en inhoudelijk toezicht goed vervullen. Daarbij helpt het zeker als op lokaal niveau de ingezette systematiek van visitaties verder wordt uitgebouwd. Duidelijkheid over de taken en het werkdomein is gewenst. Werken aan de wijkaanpak hoeft niet weggeschreven te worden, al was het maar om het feit dat hier ook een bron van innovatie ligt. We moeten niet terug naar de tijd dat corporatie alleen maar huizen, complexnummers en al of niet betalende huurders op zijn netvlies had. Corporaties hebben recht op vreemde ogen, een recht dat zij zich niet moeten laten ontnemen. Noot: 1 Vincent Smit is projectleider bij de VROMraad, Peter Boelhouwer is lid van de VROM-raad. Dit artikel is een weerslag van het recente advies Toezicht vergt afstand (februari 2009). Zie ook www. vromraad.nl 2 J. Van der Schaar, Tijdschrift voor de, 2009, nr. 1. B&G MAART 2009 9