1 Gemeente B lade 1 Economisch hart van de Kempen Nummer : R2015.016 Onderwerp : Beleid urgentiegebieden Aan de raad Samenvatting Op 6 november 2014 heeft uw raad kennis genomen van het plan van aanpak urgentiegebieden. De benodigde onderzoeken zijn inmiddels uitgevoerd en uw raad wordt voorgesteld om in te stemmen met voorliggend beleidsdocument en daarmee geen urgentiegebieden aan te wijzen. Voorgesteld besluit 1. In te stemmen met het beleidsdocument en daarmee geen urgentiegebieden aan te wijzen. 1. Inleiding In de nadere afspraken van het Brabant Beraad (Bestaat uit ongeveer 70 organisaties die de provincie ondersteunen om tot een zorgvuldige veehouderij te komen) en bij de behandeling van de Structuurvisie en Verordening ruimte in de Provinciale Staten zijn afspraken gemaakt die er toe moeten leiden dat er in 2020 geen overbelaste situaties meer zijn in relatie tot de veehouderij. In het Brabant Beraad is afgesproken dat de gemeenten de overbelaste situaties in beeld brengen en vervolgens bepalen of deze moeten worden aangewezen als zogenaamd urgentiegebied. Hiervoor heeft uw college eerder op 16 september 2014 een plan van aanpak urgentiegebieden (14it.02286) vastgesteld en u hierover geïnformeerd. Het doel is om inzicht te krijgen of er in onze gemeente knelpunten zijn op het gebied van geur, fijnstof en de beleving van inwoners. De onderzoeksresultaten zijn in het beleidsdocument nader geanalyseerd en toegelicht. Uw raad wordt verzocht in te stemmen met het beleid. 2. Relevante (wettelijke) beleidskaders Raadsprogramma 2014-2018; Afspraak Brabant Beraad d.d. 20 januari 2014; Afspraken PS bij behandeling Structuurvisie en Verordening ruimte d.d. 7 februari 2014; Geurverordening 2014; Plattelandsnota 2014; Plan van aanpak urgentiegebieden 14it.02286 d.d. 16-09-2014. 3. Relatie toekomstvisie, klimaatvisie en dorpsontwikkeling Toekomstvisie Pagina 7: " Intensieve veehouderijen binnen aangewezen grenzen en op duurzame locaties"; Pagina 12: "Agrarische activiteiten. De vele agrarische bedrijven in het buitengebied van de gemeente Bladel leveren een belangrijke bijdrage aan de economie en aan de leefbaarheid. Ook in de toekomst zijn deze agrarische activiteiten binnen de gemeente van belang. De wet- en regelgeving voor de agrarische sector verandert voortdurend, wat het voortbestaan van sommige bedrijven in gevaar brengt. De gemeente faciliteert waar mogelijk initiatieven van bedrijven om hun activiteiten te verbreden, bijvoorbeeld richting recreatie en zorg. Daarnaast vindt schaalvergroting plaats van agrarische bedrijven, met name iņ de intensieve veehouderij." Op pagina 19 onder buitengebied is hier meer over beschreven: Team: Behandelend ambtenaar: Telefoonnummer: ONT A Tom van Rijssel 0497-361666
Pagina 19: "Het buitengebied is in 2030 veranderd. Niet alleen door ruimtedruk van het gebruik voor agrarische, recreatieve, natuur- en woondoeleinden maar ook door de welzijnseisen voor dieren en de regelgeving voor geur en ammoniak. Dit heeft allemaal consequenties voor de indeling in het landelijke gebied. De afwaartse beweging van de intensieve veehouderij is een feit. Intensieve veehouderijen in de directe nabijheid van natuurgebieden of bebouwde kommen zijn ofwel verplaatst, of beëindigd. De overtollige bebouwing op deze locaties is gesloopt en er is een passende herinvulling aan de oude bedrijfslocaties gegeven, daarnaast vindt tegelijkertijd schaalvergroting plaats in de landbouw waarbij strenge eisen op het gebied van geur, ammoniak en dierenwelzijn in de bedrijfsvoering van de agrarische sector zijn doorgevoerd. De economische (veer)kracht in het buitengebied is gewaarborgd en de bedrijfsstructuur in de veehouderij is verbeterd. Er is een tweetal landbouwontwikkelingsgebieden (LOG's) ontwikkeld waar onder bepaalde voorwaarden intensieve veehouderij mogelijk is. In het buitengebied van de gemeente Bladel ligt het accent op de onderdelen economie, milieu en leefomgeving." 4. Doelstelling/effecten Het doel is om in te stemmen met zowel het beleidsdocument als het raadsvoorstel zodat de gemeente een duidelijk standpunt inneemt inzake urgentiegebieden. Het effect is dat er geen urgentiegebieden worden aangewezen en dat met deze besluitvorming tegemoet is gekomen aan de afspraken die op provinciaal niveau gemaakt zijn. 5. Argumentatie college advies 1.1 Status urgentiegebied en verbeterplannen Het is aan de gemeente om wel of geen urgentiegebieden aan te wijzen. Als men dat doet, dan verwacht het Brabant Beraad dat de gemeente met een urgentiegebied aan de slag gaat. Dit wil zeggen dat met de veehouderijen en de bewoners van het gebied een dialoog wordt gestart om te komen tot een verbeterplan met als doel om de overlast te verminderen. Voor de aanpak van urgentiegebieden heeft de provincie een urgentieteam in het leven geroepen. Dit urgentieteam kan de gemeente faciliteren (proceśondersteuning, deskundigheid en dergelijke). De gemeente kan het urgentieteam uitnodigen voor het bespreken van een aanpak en de ondersteuning die door het urgentieteam kan worden geboden. Bij het opstellen van dit beleid is afstemming gezocht met het urgentieteam. Door een bepaalde locatie of gebied aan te wijzen als urgentiegebied krijgt de gemeente naast de bekende instrumenten zoals bestemmingsplan en geurverordening, geen extra instrumenten of middelen ter beschikking die ingezet kunnen worden. Ook als de gemeente geen urgentiegebied vast stelt moet een dialoog tussen veehouder en omwonenden gevoerd worden. 1.2 Resultaten onderzoek GGD naar geurhinder en veehouderij Op 10 maart 2015 hebben we een schrijven ontvangen waarmee de GGD'en in Noord Brabant ons willen informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder en veehouderijen. In de brief (bijlage IV bij beleidsdocument) wordt door de GGD aangegeven dat er meer geurhinder is dan verwacht mag worden volgens de huidige richtlijnen in de Handreiking Wet Geurhinder Veehouderij (Wgv). Ook blijkt de relatie tussen geurbelasting en hinder afhankelijk van diertype. De onderzoeksresultaten kunnen een basis vormen voor vernieuwd geurhinderbeleid op lokaal, regionaal en landelijk niveau. Echter kan nog niet eenduidig geadviseerd worden over hoe de onderzoeksresultaten gebruikt kunnen worden bij vergunningverlening dan wel bij het opstellen van een geurgebiedsvisie en geurverordening. Deze aspecten komen aan de orde bij de nu startende evaluatie van de Wet geurhinder en veehouderij. In het belang van de bescherming van omwonenden van veehouderijen tegen overmatige geurhinder worden een aantal opties in overweging gegeven zoals het nemen van een aanhoudingsbesluit of het aanscherpen van de geurverordening. De gemeente kan ook overwegen om het advies van het ministerie van lenm af te wachten en naar aanleiding daarvan het beleid heroverwegen. De uitkomsten van het GGD geuronderzoek kunnen aanleiding zijn om de aanpak van urgentiegebieden/overbelaste knelpunten te (her)overwegen. Dit laatste hoeft niet noodzakelijk ţe zijn wanneer gemeenten op grond van de geurbeleving van bewoners al een goede indruk hebben van de locaties waar overlast speelt. We concluderen dat Biadel met de aangescherpte en geactualiseerde geurverordening maatregelen heeft getroffen om de overlast te beperken. Daarnaast is het goed om te weten dat de GGD nog met nadere onderzoeken bezig is. Deze resultaten worden later bekend gemaakt en kunnen voor het Rijk aanleiding zijn om een (nieuwe) wet in te voeren of aan te passen, wellicht zorgt zo'n maatregel er dan voor dat de gemeenten hiervoor nieuwe instrumenten ter beschikking krijgt om overlast verder te verminderen. Zoals is aangegeven hoeven er niet per sé urgentiegebieden aangewezen te worden aangezien we een indruk hebben van de beleving van inwoners en de mogelijke overbelaste situaties. behoort bij R2015.016 2
1.3 Recente ontwikkelingen De gemeente Bladel heeft in de afgelopen jaren sterk ingezet op het actualiseren van het gemeentelijk beleid. Bij de vaststelling van de plattelandsnota zijn beleidsmatige keuzes gemaakt die (op termijn) moeten bijdragen aan het terugdringen van overlast bij veehouderijen. Vervolgens zijn deze keuzes vertaald in een nieuwe aangescherpte geurverordening (10 ou buitengebied, 1 ou op de kernen en 0,1 ou voor de kern Netersel) en in het bestemmingsplan buitengebied (o.a. 1,5 ha bouwvlak, geen nieuwvestiging, geen LOG gebieden, geen omschakeling naar iv, 300nge normering). In de Verordening Ruimte heeft de provincie ondertussen de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (BZV) opgenomen en daarmee onder andere de verplichting opgelegd dat bij een nieuwe ontwikkeling een dialoog verplicht is met omwonenden. Wellicht hebben bovenstaande ontwikkelingen ertoe geleid dat er tijdens het belevingsonderzoek slechts 47 reacties zijn ingediend. Dit aantal is gering in verhouding tot het inwoneraantal van de gemeente. 1.4 Doorgroei mogelijkheden veehouderijen Er is gekeken naar doorgroei mogelijkheden op basis van de emissieruimte (ruimte in de geurverordening). Het kan zijn dat een bedrijf hierdoor niet kan doorgroeien en zogenaamd 'op slot' staat. Dat wil echter niet zeggen dat het aantal dieren niet kan toenemen. Als een bedrijf technische maatregelen treft kan het nog wel doorgroeien qua dierenaantallen. Dat geldt in principe voor iedere locatie. Aangezien dergelijke investeringen rendabel gemaakt moeten worden (lees: uitbreiding) is dit echter geen vanzelfsprekendheid. Totaal zijn er volgens het web-bvb (provinciaal milieuvergunningen bestand) 155 veehouderijen in Bladel gevestigd. Deze cijfers verschillen wat met de CBS gegevens. Het gaat hier om vergunde rechten. Mogelijk zijn deze bedrijven niet allemaal meer actief in bedrijf. De samenstelling is als volgt. Aantal veehouderijen Bladel 82 Rundveehouderijen (Melkvee en vleesvee) 36 Varkenshouderijen (Vleesvarkens, fokzeugen en biggen) 8 Pluimveehouderijen (leghennen en vleeskuikens) 29 Overige veehouderijen (paarden, schapen, konijnen en nerts) 155 Totaal aantal veehouderijen Op basis van het huidige beleid (de aangescherpte geurverordening en de 300nge normering) zijn er in totaal 14 veehouderijen die nog doorgroei mogelijkheden hebben. Bedrijven met doorgroei mogelijkheden 3 Rundveehouderijen (Melkvee en vleesvee) 7 Varkenshouderijen (Vleesvarkens, fokzeugen en biggen) 1 Pluimveehouderijen (leghennen en vleeskuikens) 3 Overige veehouderijen (paarden, schapen, konijnen en nerts) 14 Totaal aantal veehouderijen met doorgroei mogelijkheden Op basis van alleen de toepassing van de aangescherpte geurverordening zijn er in totaal 32 veehouderijen die geheel op slot zitten door de geurnorm. Bedrijven op slot door geurnorm 3 Rundveehouderijen (Melkvee en vleesvee) 23 Varkenshouderijen (Vleesvarkens, fokzeugen en biggen) 6 Pluimveehouderijen (leghennen en vleeskuikens) 0 Overige veehouderijen (paarden, schapen, konijnen en nerts) 32 Totaal aantal veehouderijen op slot door geurnorm De overige 109 veehouderijen hebben momenteel geen doorgroeimogelijkheden op basis van een combinatie van de aangescherpte geurnormen, 300nge norm en/of de ligging van het perceel in een gebied met de aanduiding "Stedelijk" of "Beperking veehouderij". Bedrijven zonder doorgroei mogelijkheden 76 Rundveehouderijen (Melkvee en vleesvee) 5 Varkenshouderijen (Vleesvarkens, fokzeugen en biggen) 1 Pluimveehouderijen (leghennen en vleeskuikens) 27 Overige veehouderijen (paarden, schapen, konijnen en nerts) 109 Totaal aantal veehouderijen zonder doorgroei mogelijkheden behoort bij R2015.016 3
Als de 300nge normering komt te vervallen (dit is zeer waarschijnlijk gezien de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake de tweede herziening van het bestemmingsplan buitengebied Bladel) zal het aantal veehouderijen met doorgroei mogelijkheden (bedrijven die gelegen zijn in het "Gemengd landelijk gebied") oplopen. Als de 300nge norm komt te vervallen betekent dit niet dat alle hierboven genoemde 109 veehouderijen automatisch kunnen doorgroeien. Naast de geurnorm zijn er namelijk ook beperkingen op basis van de Verordening ruimte (gebieden met aanduiding "Beperking veehouderij" en toepassing BZV met normen voor geur en fijn stof) die doorgroei belemmeren. Van de eerdere genoemde 109 bedrijven met geen doorgroei mogelijkheden blijven er naar verwachting 55 veehouderijen over die in theorie kunnen doorgroeien als de 300nge norm wordt geschrapt. Totaal (incl. de 14 bedrijven die al doorgroei mogelijkheden hebben) zijn er dan 69 veehouderijen met doorgroei mogelijkheden. Hieronder een overzicht van het aantal en soort bedrijven dat met het vervallen van de 300nge norm kan doorgroeien. Bedrijven met doorgroei mogelijkheden na afschaffen 300nge 43 Rundveehouderijen (Melkvee en vleesvee) 0 Varkenshouderijen (Vleesvarkens, fokzeugen en biggen) 0 Pluimveehouderijen (leghennen en vleeskuikens) 12 Overige veehouderijen (paarden, schapen, konijnen en nerts) 55 Totaal aantal veehouderijen met doorgroei mogelijkheden Daarnaast moeten alle veehouderijen die willen ontwikkelen (lees: bouwen) voldoen aan de BZV. Bij de berekeningen van de doorgroei mogelijkheden zijn de implementatie van de BZV en de gevolgen daarvan niet meegenomen omdat dit niet mogelijk is. Conclusie: Op basis van de berekeningen van de ODZOB (Bijlage V) kunnen naast de 14 veehouderijen met doorgroei mogelijkheden (op basis van het huidige beleid) nog 55 veehouderijen, gelegen in het gemengd landelijk gebied, extra doorgroeien als de 300nge norm komt te vervallen. Deze bedrijven voldoen dan nog aan de aangescherpte geurverordening. Echter dienen zij wel te voldoen aan andere wet- en regelgeving op gebied van o.a. mestafzet en rechtstreekse doorwerking van de verordening ruimte. Daarnaast zijn er ook externe invloeden zoals de afzet van producten en kredietverlening die bepalen of uitbreidingen mogelijk zijn. Het is niet waarschijnlijk dat alle bedrijven zullen doorgroeien. Opvallend is dat het voornamelijk rundvee- en paardenhouderijen betreft. Dergelijke veehouderijen hebben een hele andere uitstraling en impact op het buitengebied dan varkens- en pluimveehouderijen. Het omschakelen naar een intensieve veehouderij is uitgesloten. 1.5 Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij (BZV) In artikel 7.3. lid 2 onder I van de Verordening ruimte (provinciaal beleid, d.d. 18-02-2014) wordt gesteld dat een toename van de bestaande bebouwingsoppervlakte alleen is toegestaan indien er maatregelen worden getroffen die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij. De BZV heeft een rechtstreekse doorwerking. Naast een toets aan het bestemmingsplan worden de bouwaanvragen daar nu dus al aan getoetst. Het is een instrument dat de gemeente binnen 2 jaar in het bestemmingsplan moet overnemen en dient als maatlat om het handelen van een veehouder op het gebied van volksgezondheid, dierenwelzijn, verbinding en fysieke leefomgeving inzichtelijk te maken. Er wordt met 3 thema's gewerkt waarop punten gescoord kunnen worden die verder gaan dan het wettelijk gemiddelde. Dit zijn innovatie, inrichting Si omgeving en certificaten. Binnen deze thema's is de vrijheid om te bepalen welke maatregelen het beste passen bij het bedrijf, ondernemer en omgeving. De minimale score is een 7.0 (6.0 is wettelijk minimum) op een schaal van 1 tot 10. Met de wijziging van de Crisis- en herstelwet (Brabantwet) zijn deze bovenwettelijke maatregelen juridisch af te dwingen. 1.6 Extra mogelijkheid door aanwijzen urgentiegebieden De Brabantwet geeft de gemeenten de mogelijkheid om aanvullende (technische) eisen aan bestaande stallen te stellen. Deze aanvullende (technische) eisen kunnen echter alleen gesteld worden aan stallen die zich in een urgentiegebied bevinden en waarvoor een verbeterplan gemaakt is. In principe krijgt de gemeente door het aanwijzen van urgentiegebieden geen extra middelen of instrumenten ter beschikking om overlast van veehouderijen te beperken. 1.7 Overbelaste objecten In hoofdstuk 2 is reeds beschreven dat er op basis van de geurberekeningen totaal 28 overbelaste objecten zijn in de gemeente Bladel. In Bijlage II zijn de uitsneden van de betreffende objecten te behoort bij R2015.016 4
zien. Deze uitsneden zijn weer te herleiden tot 10 veehouderijen die de (berekende) overbelaste situatie creëren. 8 van deze bedrijven zijn op de kaart met doorgroei mogelijkheden (Bijlage V) aangeduid als "op slot door norm". Dat wil zeggen dat deze op slot zijn gezet door de aangescherpte geurverordening. 2 bedrijven zijn aangeduid als "geen doorgroei" en gelegen binnen het gebied met de aanduiding "Beperking veehouderij" waardoor ook zij geen doorgroei mogelijkheden hebben en de overbelasting als gevolg hiervan niet kan toenemen. 1.8 Geur, fijnstofen beleving samengevat Gekeken naar de geactualiseerde geur- en fijnstof kaarten en het belevingsonderzoek constateren we dat: - de fijnstof situatie in Bladel goed is. Er zijn geen overschrijdingen van de daarvoor geldende normen, ook dreigen er geen potentiële overschrijdingen; - er overbelaste locaties zijn voor geur, maar de (berekende) geursituatie in Bladel is redelijk tot zeer goed te noemen. Het aantal overschrijdingen (28) is beperkt en de locaties liggen verspreid over het hele grondgebied van de gemeenten. De overbelaste locaties zijn te herleiden naar losse bedrijven en niet te relateren aan een concentratie of clustering van bedrijven in een deelgebied; - naar aanleiding van het belevingsonderzoek zijn slechts 47 reacties ingekomen. De ingekomen reacties zijn verschillend van elkaar en ook hier kunnen geen specifieke concentratiegebieden uitgehaald worden. 1.9 Conclusie Op basis van de resultaten van het geur, fijnstof en belevingsonderzoek zijn geen concrete concentratiegebieden aan te wijzen. Uit het onderzoek naar beleving komt weliswaar naar voren dat er sprake is van overlast maar deze is vaak niet specifiek te herleiden naar bedrijven op perceelsniveau. Ook zijn er geen eenduidige reacties die een reden kunnen zijn om een gebied als overbelast aan te wijzen. Vooralsnog is'er geen aanleiding om gebieden als urgentiegebieden aan te wijzen. Het besluit om geen urgentiegebieden aan te wijzen neemt niet weg dat het verminderen van overlast dan wel het voorkomen daarvan continu aandacht verdient. Bijvoorbeeld door met name de intensieve veehouderij blijvend te controleren. Dit is ook een van de keuzes die bij de vaststelling van de Plattelandsnota is gemaakt. Daarnaast beschikt de gemeente over een actuele en aangescherpte geurverordening en een aangepast bestemmingsplan Buitengebied waardoor nieuwe overbelaste situaties voorkomen worden. Met dit ingezette beleid zitten we op de goede weg. Situaties (op perceelsniveau) die maatwerk vergen, moeten dat ook krijgen. Ondanks het feit dat we geen urgentiegebieden vaststellen zullen we ons de komende jaren blijven inzetten om de overlast verder te beperken om uiteindelijk te komen tot een zorgvuldige veehouderij: - Naar aanleiding van deze inventarisatie gaan we met de gebruikers van de overbelaste objecten en de veroorzaker(s) van de berekende geurhinder in gesprek met als doel om te kijken of de overlast verminderd kan worden. Het betreft de 10 veehouderijen uit bijlage V. - Het (zeer waarschijnlijk) vervallen van de < 300 nge norm geeft aanleiding om de plattelandsnota in combinatie met de geurvisie versneld te evalueren. Nieuwe beleidsuitgangspunten kunnen vervolgens worden vertaald d.m.v. een herzien bestemmingsplan buitengebied. 6. Alternatieven 1.1 Wel een of meerdere urgentiegebieden aanwijzen De uitgevoerde onderzoeken geven geen directe aanleiding om een of meerdere urgentiegebieden aan te wijzen. Anderzijds is het evident dat er wel sprake is van overlast. Er zou dan ook gekozen kunnen worden om toch urgentiegebieden aan te wijzen op locaties waar de meeste sprake is van overbelasting, zoals ten westen van de kern Bladel en ten noorden en wésten van de kern Hapert. Door gebieden aan te wijzen als urgentiegebied ontstaan er op basis van de Brabantwet mogelijkheden om aanvullende maatregelen te stellen ten aanzien van bestaande stallen. Bij de aanwijzing dient de gemeente een verbeterplan te maken om te bereiken dat de overlast in 2020 is afgenomen. Aangezien de gemeente hier geen extra middelen voor beschikbaar heeft is dat een zware welhaast onmogelijke en onrealistische opgave. Vanuit die gedachte bieden de aanbevelingen een prima alternatief met uiteindelijk hetzelfde doel te weten het terugdringen van de overlast. Aangezien er geen aanvullend instrumentarium is kan het aanwijzen van dergelijke gebieden leiden tot onterechte waardeoordelen van de betreffende gebieden/bedrijven. behoort bij R2015.016 5
7. Financiën De voorgestelde besluitvorming kent geen financiële gevolgen. De aanbevelingen kunnen binnen de begroting uitgevoerd worden. 8. Risico's De gemeente heeft een hoge mate van beleidsvrijheid. Tegen dit besluit is geen bezwaar of beroep mogelijk. Wel kan ingesproken worden tijdens de behandeling in de commissie grondgebied. Gezien het uitgebreide belevingsonderzoek en de goede gesprekken met diverse belanghebbenden is de verwachting dat er geen risico's zijn. 9. Communicatie en participatie Na de vaststelling ván het beleid zullen we iedereen via een publicatie informeren in huis aan huisblad De Kempenaer en andere regionale media. De Stuurgroep Dynamisch Platteland, de buurgemeenten en de mensen die hun beleving kenbaar hebben gemaakt, worden schriftelijk geïnformeerd over het besluit dat is genomen. 10. Planning 8 juni behandeling commissie grondgebied; 2 juli mei behandeling gemeenteraad. Bladel, 12 mei 2015. Burgemeester ąń'wefhçíuders van /de secretaris// /' f de burgem 'v z ļ f// tíļjrage(n) a. Ontwerp-besluit b. Beleidsdocument urgentiegebieden, d.d. 05-02-2015; c. Plan van aanpak urgentiegebieden, R2014.113b, d.d. 16-09-2014. behoort bij R2015.016 6