Samenvatting Economie Algemeen overzicht

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Bruto binnenlands product

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Proeftoets Economische Bedrijfsomgeving

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

H2: Economisch denken

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Gezinnen. Overheid. Bedrijven. Buitenland

Dumpjehuiswerk.nl 2009

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Algemene economie P3 Auteurs: dr. R. Schöndorff, drs. J.F.B. Pleus en dr. C.A. de Kam

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Hoofdstuk 15 Economische relaties

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 en 7: Nationale boekhouding & Groei en conjunctuur

Economische conjunctuur

Hoofdstuk 14 Conjunctuur

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

UIT theorie ASAD

1 De economische kringloop

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2

Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid

Samenvatting Economie samenvatting overheid + hfdst 1 consumenten en producenten

Samenvatting door een scholier 2471 woorden 20 juni keer beoordeeld

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Het verbruik : Het totaal van ingekochte grondstoffen, energie, halffabrikaten en diensten van derden.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 3 boek 2

H1: Economie gaat over..

UIT groei en conjunctuur

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

5,3. Samenvatting door K. 811 woorden 21 oktober keer beoordeeld. Economie in context

Keynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn.

Keuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5 opgaven en omvat 21 vragen.

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

1ste bach PSW. Economie. 2de semester. uickprinter Koningstraat Antwerpen B EUR

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land

Arbeid = arbeiders = mensen

Samenvatting Economie Inkomen en groei

Samenvatting Economie Hst. 4 Het Buitenland

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

Samenvatting Economie Inkomen en groei

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

1.1 Economisch handelen en algemene economie 1.2 Bedrijfsomgeving en algemene economie 1.3 Absolute en relatieve gegevens

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

5.1 Wie is er werkloos?

Module 4. aanvulling theorie pag. 2. opgaven uit werkboek.. pag. 12 *** oefenopgaven. pag. 13 ***

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Antwoorden stencils OPGAVE pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Examen HAVO. Economie 1

Het rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag.

ALGEMENE ECONOMIE /03

Eindexamen economie vwo II

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5 en 6

Economie Samenvatting H11

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

5,8. Praktische-opdracht door een scholier 1585 woorden 12 december keer beoordeeld

ALGEMENE ECONOMIE /01

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Door arbeidsverdeling werd ruil noodzakelijk en daarmee het hebben van een ruilmiddel.

Produceren: Het maken van goederen en diensten met behulp van productiefactoren.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

1 De onderneming en algemene economie 15

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

6,3. Samenvatting module 4 Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 2. Praktische-opdracht door een scholier 2041 woorden 6 juni keer beoordeeld.

5,8. Samenvatting door een scholier 1415 woorden 17 augustus keer beoordeeld. Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Economische groei H1 t/m H3

Modellen. Hoofdstuk 3

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE WOENSDAG 9 MAART UUR

5.2 Wie is er werkloos?

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

Eindexamen economie havo II

Terugblik: productiefactoren: arbeid kapitaal natuur en ondernemerschap

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Samenvatting Economie Module 2 Een kwestie van ondernemen

Samenvatting Economie Welvaart

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Transcriptie:

Samenvatting Economie Algemeen overzicht Samenvatting door een scholier 2515 woorden 25 februari 2007 5,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting algemene economie hoofdstuk 1 Welvaart is het beschikken over goederen en diensten voor de bevrediging van behoeften. Middelen die gebruikt worden voor de behoeftebevrediging zijn alternatief aanwendbaar of schaars. Economisch handelen is het streven naar maximale welvaart met behulp van schaarse middelen. Economisch handelen vindt men overal in de samenleving terug. De economische wetenschap bestudeert het economisch handelen. Algemene economie wordt onderscheiden in de volgende onderdelen: macroeconomie (land); meso- en micro-economie (kenmerken van markten en bedrijfstakken); monetaire economie (verschijnsel geld en de rol van banken); internationale economische betrekkingen (bestuurd de buitenlandse handel van landen, internationale kapitaalstromen en monetaire betrekkingen tussen landen); economische orde (bestuurd de manier waarop de economie is georganiseerd). Met de bedrijfsomgeving bedoelen we de aspecten van de werkelijkheid die van invloed zijn op de gedragingen van een bedrijf: op zijn inkopen, verkopen, marktontwikkeling, concurrentie, personeelsbeleid, enz. Macroomgeving bestaat uit de macro-economie (conjunctuur, wisselkoersen, loonkosten, energieprijzen, rente). Indirecte omgeving bestaat uit Technologie, Overheidsinvloed: wetgeving omtrent milieu, mededinging en arbeid, culturele omgeving: publieke opinie en media, sociale omgeving. Directe omgevingsfactoren bestaan uit marktpartijen (ondernemers staan in voortdurend contact met deze partijen en het gaat daarbij om verschillende schakels in de bedrijfskolom). Indirecte omgevingsfactoren bestaat uit werknemers- en werkgeversorganisaties, de overheid en culturele factoren zoals de publieke opinie en de media. De onderneming zelf heeft maar een geringe invloed. Technologie is van belang in de concurrentiestrijd (als onderneming afhankelijk zijn van andere ondernemingen behoort technologie tot de indirecte omgeving). De prijs wordt bepaald door: de hoeveelheid wordt bepaald door: - internationale concurrentie - conjunctuur - marktvormen/-omstandigheden - marktvormen - wisselkoersen - concurrentiepositie - inflatie en beleid van de centrale bank - overheidsbestedingen - nationaal/internationaal afzetgebied Pagina 1 van 6

- indirecte belastingen (overheid) Bij kennisdiffusieproces gaat het om technische en organisatorische kennis en macro-economische kennis. Economische modellen zijn vereenvoudigde weergaven van het economische proces waarin relaties gelegd worden tussen verschillende variabelen. Ceterisparibusclausule: alle overige zaken gelijkblijvend. Consistent is dat er geen tegenstrijdige uitspraken in een model moeten staan. Wiskundig model: met behulp van een stelsel van wiskundige vergelijkingen wordt het verband tussen een groot aantal grootheden weergegeven.drie elementen zijn kenmerkend voor een wiskundig model: Endogen zijn variabelen waarvan de waarde door het model wordt bepaald. Exogenen zijn variabelen die als gegeven in een model worden opgenomen. Boekhoudkundige model: de kringloop wordt in een rekeningenoverzicht weergegeven. Verbaal model: woordelijke weergave van de werkelijkheid. Grafisch model: in een grafiek wordt het verband tussen twee grootheden op overzichtelijke wijze weergegeven. Beschrijvend model: geeft aan hoe een bepaald deel van de werkelijkheid in elkaar zit. Verklarend model: geeft op basis van veronderstellingen de oorzaak van een variabele aan. Voorspellend model: geeft schattingen van de endogene variabelen voor de toekomst. Beleidsmodel: geef aan hoe met bepaalde instrumenten bepaalde doelen te bereiken zijn. Samenvatting algemene economie hoofdstuk 2 Het binnenlands product is de totale productie van goederen en diensten in een land. Men maakt onderscheid tussen bruto en netto binnenlands product tegen factorkosten en marktprijzen. Door middel van het BBP kun je de welvaart van landen vergelijken. Ze gebruiken dan vaak het BBP per hoofd van de bevolking als vergelijking. Economen nemen aan dat de behoeften van alle mensen oneindig groot zijn, veel groter dan met de beschikbare middelen bevredigd kunnen worden. Welvaart is de behoeftebevrediging door middel van schaarse goederen en diensten. Welzijn is de mate van geluksbeleving en hangt samen met primaire levensrelaties, gezondheid en verantwoordelijkheid. Welzijn van de bevolking van verschillende landen kan worden gemeten door de Human Development Index (HDI). Volgende aspecten worden besproken: - een lang en gezond leven: levensverwachting bij de geboorte - kennis: lager, voortgezet en hoger onderwijs - redelijk levensstandaard: inkomen per hoofd van de bevolking. Productie is waarde toevoegen aan producten door de inzet van arbeid, natuur en kapitaal. Productiecapaciteit is de maximale productie, gegeven de hoeveelheid e nkwaliteit van de productiefactoren. Toegevoegde waarde is het verhogen van de gebruikswaarde van een product door de inzet van productiefactoren. Bruto toegevoegde waarde in de toegevoegde waarde & de afschrijvingen. De netto toegevoegde waarde is de toegevoegde waarde de afschrijvingen. Productiefactor is een middel waarmee geproduceerd wordt: arbeid, natuur en kapitaal. Kapitaalgoederen zijn goederen die in het productieproces worden gebruikt of verbruikt: - vaste- of duurzame kapitaalgoederen gaan langer dan één periode mee - vlottende kapitaalgoederen worden in één Pagina 2 van 6

productieproces verbruikt Grondstoffen die gebruikt worden, worden ook wel eens halffabrikaten genoemd, de leverancier voor grondstoffen is de natuur en wordt beïnvloedt door de ligging, het klimaat, de recreatie en water en lucht. Vaak wordt er ook gebruikt gemaakt van hulpstoffen, deze vind je niet terug in het eindproduct (energie). De beroepsgeschikte bevolking zijn mensen in de leeftijdscategorie 15-65 jaar. De beroepsbevolking is het deel van de beroepsgeschikte bevolking die 12 uur of meer per week werken of zichzelf aanbieden. De P/Averhouding is de verhouding tussen personen en het aantal arbeidsjaren van de werkgelegenheid in %. De participatiegraad is de beroepsbevolking als percentage van de beroepsgeschikte bevolking, een hoge participatiegraag betekent dat er veel mensen deeltijd werken. Werkeloosheid is het verschil tussen het aanbod van arbeid en de vraag naar arbeid. Conjuncturele werkeloosheid: wordt veroorzaakt door het tekortschieten van de effectieve vraag. Structurele werkeloosheid: gevolg van een gebrekkige aansluiting van de kapitaalgoederenvoorraad op de beroepsbevolking. Basisproductiefactoren (weinig waarde toegevoegd) & geavanceerde productiefactoren. Een bedrijfstak bestaat uit ondernemingen die dezelfde soort producten vervaardigen. De opeenvolgende bedrijfstakken van oerproducent tot consument noemt met een bedrijfskolom. Waardesysteem is het geheel van waardetoevoeging in een bepaalde bedrijfskolom. Afschrijvingen zijn de kosten van het gebruik van vaste kapitaalgoederen in een periode. Kostprijsverhogende belastingen zijn indirecte belastingen, voornamelijk bestaande uit belasting op de toegevoegde waarde en accijnzen. De toegevoegde waarde tegen marktprijzen is de toegevoegde waarde & de kostprijsverhogende belastingen subsidies. De toegevoegde waarde tegen factorkosten is de toegevoegde waarde de kostprijsverhogende belastingen. Loon is de tegenprestatie voor arbeid. Economische groei is de groei van de productie in een economie, veelal afgemeten aan de groei van het bruto nationaal product (per hoofd van de bevolking). Intermediaire leveringen zijn leveringen tussen bedrijven onderling van producten die nog een bewerking moeten ondergaan. Het nationaal inkomen is de som van de beloningen van de Nederlandse productiefactoren. Netto nationaal inkomen tegen marktprijzen: de som van loon, winst, rente en pacht, inclusief het verschil tussen indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies. Netto nationaal inkomen tegen factorkosten: de som van loon, winst, rente en pacht. Bruto nationaal inkomen tegen marktprijzen: de som van loon, winst, rente, pacht, afschrijvingen en het verschil tussen indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies. Samenvatting algemene economie hoofdstuk 3 Elke sector (gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland) heeft eigen marktkenmerken. Bedrijven die producten aan andere ondernemingen leveren, zijn actief op de zakelijke markt. Finale bestedingen zijn de vraag vanuit het buitenland, de consumptie van gezinnen, de overheidsconsumptie en de investeringen. De bestedingen van gezinnen noemen we consumptie. De sector gezinnen bestaat in de economie alle inwoners van een land. Het consumptiepatroon is een pakket goederen en diensten ter bevrediging van de behoeften van gezinnen. Je hebt voedings- en genotmiddelen, duurzame consumptiegoederen en overige goederen en diensten. Groeimarkten (weinig concurrentie, afzet vergroten zonder toename marktaandeel) & verzadigde markten (ze moeten hun prijzen dalen, weinig winstgevend). Consumentenvoorkeuren, het inkomen en de prijzen bepalen het consumptiepatroon. Het consumptiepatroon eveneens met het inkomen bepaald de vraag naar een goed. Investeren is het aanschaffen van kapitaalgoederen. - Vervangingsinvesteringen (slijtage kapitaalgoederen, financiering: afschrijvingen) Pagina 3 van 6

- Uitbreidingsinvesteringen ( uitbreiding kapitaalgoederenvoorraad, reserves/leningen) - Voorraadinvesteringen - gepland (verwachte afzettoename, reserves/leningen) - gedwongen (onverwachte afzetdaling, reserves/leningen) Afschrijven is het uitdrukken van de kosten van het gebruik van kapitaalgoederen. Bruto-investeringen bestaan uit netto-investeringen en vervangingsinvesteringen. De netto-investeringen bestaan uit uitbreidingsinvesteringen in vaste activa en voorraadmutaties. Voorraadinvesteringen zijn vlottende kapitaalgoederen en vervangings- en uitbreidingsinvesteringen zijn vaste kapitaalgoederen. Diepteinvesteringen: grotere productie per werknemer per tijdseenheid. Breedte-investeringen: evenveel producten. Overheidsbestedingen zijn uitgaven van de overheid aan ambtenarensalarissen en materiaal, zowel materiaal dat langer dan een jaar meegaat (overheidsinvesteringen) als materiaal dat korter dan een jaar meegaat (materiële overheidsconsumptie). Uitgaven bestaat uit overdrachtsuitgaven en overheidsbestedingen. Overheidsbestedingen bestaan uit overheidsinvesteringen en overheidsconsumptie. Overheidsconsumptie bestaat uit personeel en materieel. Export bestaat uit olie- en chemieproducten, metaalproducten, regionale spreiding en transport. Uitgaande = ingaande geldstroom. De saldo op de lopende rekening is de export de import. Afhankelijk van de uitkomst spreek je van een overschot of een tekort. De Staat van middelen en bestedingen is een boekhoudkundige opstelling van de productie en de bestedingen. Het is dus een overzicht van het bruto binnenlands productie, inclusief de import, aan de middelenkant en de elementen van de effectieve vraag, inclusief de afschrijvingen, aan de bestedingenkant. Het binnenlands product het saldo van de betaalde en ontvangen primaire inkomens is het nationaal inkomen. Mutaties zijn veranderingen in grootheden. Beschikbaar inkomen is het inkomen de belasting- en premieafdracht. Nominaal is de waarde van een bepaalde variabele in een bepaalde periode, meestal vergeleken een voorafgaande periode. Reëel is het volume van een bepaalde variabele in een bepaalde periode, meestal vergeleken met een voorafgaande periode. Nationaal spaarsaldo: de som van overheids- en particulier spaarsaldo. Gelijk aan het saldo van de lopende rekening van de betalingsbalans. Overheidsspaarsaldo: het verschil tussen besparingen en netto-investeringen van de overheid. Particulier spaarsaldo: het verschil tussen besparingen van bedrijven en gezinnen en nettoinvesteringen van bedrijven. Economische kringloop: Uitgaande geldstromen van de ene sector vormen de inkomende geldstromen van de andere sector. De sector gezinnen ontvangt van de bedrijven en de overheid een beloning voor het beschikbaar stellen van productiefactoren. Uit dit inkomen betalen de gezinnen belasting aan de overheid. Van het resterende deel (het besteedbare inkomen) geven ze een groot deel uit aan consumptiegoederen. De rest sparen ze. De sector overheid ontvangt belastingen van de gezinnen en de bedrijven. De overheid doet investeringen bij de bedrijven en betaalt daarnaast de salarissen van het overheidspersoneel aan de gezinnen. De sector bedrijven ontvangt geld uit de leveringen aan de gezinnen, de overheid en het buitenland (export). De bedrijven betalen inkomen aan de gezinnen, belastingen aan de overheid en geld aan het buitenland (import). De sector buitenland ontvangt van de bedrijven het bedrag van de importgoederen en dienst en. Het buitenland betaalt aan de bedrijven het bedrag van de exportgoederen en diensten. Pagina 4 van 6

Samenvatting algemene economie hoofdstuk 8 Conjunctuur is de min of meer regelmatige schommeling van de bestedingen en de productie rondo de capaciteit. Er worden drie typen conjunctuurgolven onderscheiden: 1. Kitchin (duur 3-5 jaar, oorzaak: voorraadinvesteringen) 2. Juglar (duur 7-11 jaar, oorzaak: investeringen in vaste activa) 3. Kondratieff (duur 47-57 jaar, oorzaak: grote producten procesinnovaties) De aanhangers van de Nieuwe Economie denken dat economische wetmatigheden, die gebaseerd zijn op golfbewegingen in de economie, niet langer gelden. Fasen van de conjunctuurcyclus: - opgaande fase - hoogconjunctuur - neergang - laagconjunctuur (recessie) Opgaande fase is de fase in de conjunctuur waarin de groei van de productie toeneemt. Hoogconjunctuur is een periode waarin de groei van de bestedingen groter is dan de groei van de productiecapaciteit. Neergang is de fase in de conjunctuur waarin de groei van de productie afneemt. Laagconjunctuur is een periode waarin de groei van de bestedingen groter is dan de groei van de productiecapaciteit. Recessie is een situatie waarbij het BBP gedurende twee opeenvolgende kwartalen afneemt. In de praktijk wordt het begrip ook wel gebruikt als de groei van het BBP afneemt. Het omslagpunt is het moment waarop een periode van conjuncturele opgang overgaat in een periode van conjuncturele neergang en omgekeerd. De multiplier geeft aan hoeveel extra inkomen voortvloeit uit een toename van de bestedingen. De accelerator geeft aan in welke mate de investeringen reageren op veranderingen in het nationaal inkomen. Vroegcyclische factoren: sectoren die produceren voor de export die als eerste zullen profiteren van het economische herstel. Laatcyclische factoren: sectoren die pas laat in de opgaande fase hun afzet zien toenemen. Bezettingsgraad is de ontwikkeling van de industriële productie. Als de groei van industriële productie hoger is dan de groei van de productiecapaciteit, neemt de bezettingsgraad toe. Conjunctuurindicator is een (economische) grootheid die vooruitloopt op de feitelijke ontwikkeling van de conjunctuur. Conjunctuurbarometer is een index -samengesteld uit verschillende conjunctuurindicatorendie een voorspelling geeft van de conjunctuur. Trendmatige groei is de ontwikkeling van de productiecapaciteit op lange termijn. Long leading indicatoren: er zit veel tijd tussen de indicator en de conjunctuur. Short leading indicatoren: weinig tijd tussen de indicator en de conjunctuur. Samenvatting algemene economie hoofdstuk 12 Als je kijkt naar het consumentengedrag wordt deze verklaard door economische variabelen. Bij de consumptie bestedingen speelt de koopkracht een belangrijke rol. Deze geeft aan over welke financiële mogelijkheden de consument beschikt. Je hebt ook psychologische variabelen waarbij de koopbereidheid een belangrijke rol speelt. Discretionair inkomen is het deel van het besteedbaar inkomen wat overblijft nadat de levensbehoeften en contractuele verplichtingen zijn betaald. Stagflatie is het verschijnsel dat ondanks een stagnerende economie de inflatie hoog blijft. Incidentele loonstijging verschilt per persoon (leeftijd en promotie). Index van het economische klimaat is een index die het oordeel van de consument moet over de huidige en toekomstige algemeen economische situatie. Index van de koopbereidheid is een Pagina 5 van 6

index die het oordeel van de consument meet over zijn huidige en toekomstige financiële situatie, alsmede de vraag of het een gunstig moment is voor het verrichten van grote aankopen. Reacties consument in recessieperiode: - door de inkomensachteruitgang de compenseren - door zijn bestedingspatroon aan te passen inkomensachteruitgang compenseren door: - spaartegoeden als reservoir - het opnemen van consumptief krediet - gezinsinkomen verhogen soorten bezuinigingen: - bezuiniging op de prijs:dezelfde kwaliteit, maar tegen lagere prijzen - bezuiniging op de hoeveelheid: bezuiniging op luxegoederen en uitstel aanschat duurzame consumptiegoederen - bezuiniging kwaliteit: producten lagere kwaliteit of hogere kwaliteit. Cashflow is de som van nettowinst en afschrijvingen. Cyclisch fonds is een aandelenfonds waarvan de financiële resultaten sterk beïnvloed worden door de conjunctuur. Defensief fonds is een en aandelenfonds waarvan de financiële resultaten nauwelijks beïnvloed worden door de conjunctuur. Index van het consumentenvertrouwen is een index die het oordeel van de consument meet over zijn eigen financiële situatie en zijn economische omgeving. Inkomenselasticiteit is de mate waarin de afzet van een product reageert op een verandering in het inkomen van de consument. Procyclisch investeringsgedrag is het gedrag van ondernemers om de investeringen te verhogen bij opgaande conjunctuur en te verlagen in een conjuncturele neergang. Gevolgen voor bedrijven door hoge conjunctuurgevoeligheid zijn: - De mogelijkheden voor een bedrijf om het eigen resultaat te beïnvloeden zijn beperkt; omzet en winst zijn slechts in geringe mate voorspelbaar. - in een recessie is er sprake van personeelsstops, bezuinigingen en investeringsbeperkingen ( crisismanagement ). Dit vergt veel flexibiliteit van een bedrijf en kan ook leiden tot een slecht imago (bijvoorbeeld door massa-ontslagen). - in een recessie zullen de eigen middelen vaak tekortschieten en moeten de bedrijven zich wenden tot de banken en de aandelenmarkt. Een geografische spreiding van de activiteiten (geografische diversificatie) zorgt ervoor dat ook de risico s internationaal verdeeld worden. De conjunctuurgolven in Europa, Amerika en Azië verlopen namelijk niet synchroon. De mogelijkheid bestaat dat het in het ene werelddeel economisch goed gaat, terwijl het in het andere werelddeel economisch minder goed gaat. Pagina 6 van 6