DE TRUST Beschouwingen over invoering van de trust in het Nederlandse recht EEN WETENSCHAPPELIJKE PROEVE OP HET GEBIED VAN DE RECHTSGELEERDHEID PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR AAN DE RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN OP GEZAG VAN DE RECTOR MAGNIFICUS, PROF.DR. C.W.P.M. BLOM, VOLGENS BESLUIT VAN HET COLLEGE VAN DECANEN IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN OP DINSDAG 2 NOVEMBER 2004 DES NAMIDDAGS OM 3.30 UUR PRECIES DOOR DIEDERIK WALAHFRID AERTSEN geboren op 8 december 1970 te Amsterdam KLUWER - DEVENTER - 2004
INHOUDSOPGAVE Lijst van gebruikte afkortingen XIII Hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Introductie en verantwoording van het gekozen onderwerp 1 1.2 Eerder onderzoek op dit terrein 6 1.3 Verantwoording van de keuze voor het Engelse recht als uitgangspunt van het onderzoek 7 1.4 Plan van behandeling 8 Hoofdstuk 2 De trust in het Engelse recht 11 2.1 Inleiding 11 2.2 Wat is een trust? 12 2.3 Equity 17 2.4 Het instellen van een trust 20 2.4.1 De trust ontstaat door middel van een eenzijdige rechtshandeling 20 2.4.2 Drie vereisten voor het instellen van een express trust 22 2.4.2.1 Certainty of intention 22 2.4.2.2 Certainty of subject-matter 23 2.4.2.3 Certainty ofobjects 25 2.4.3 Vormvoorschriften 26 2.5 Trusts die vanwege hun inhoud of strekking ongeldig zijn 28 2.5.1 De inhoud van de beheersverplichting 28 2.5.2 Het Engelse recht stelt grenzen aan de duur van een trust 29 2.5.3 Benadeling van schuldeisers 32 2.6 Benoeming, vervanging en ontslag van de trustee 34 2.6.1 De benoeming van de eerste trustee 34 2.6.2 De benoeming van nieuwe trustees 35 2.6.3 Beeindiging van de functie van trustee 36 2.7 De verplichtingen en bevoegdheden van de trustee 37 2.7.1 De aard van de functie 37 2.7.2 De verplichtingen en bevoegdheden van de trustee 38 VII
2.8 Externe aansprakelijkheid van de trustee: in welke gevallen biedt het trustvermogen verhaal? 42 2.9 Het instellen van rechtsmiddelen door de begunstigde bij een "breach of trust" 45 2.9.1 Het eisen van gerechtelijk verbod of gebod 45 2.9.2 Het terugvorderen van trustgoederen 46 2.9.3 Het vorderen van schadevergoeding van de trustee 50 2.9.4 Het vorderen van schadevergoeding van andere personen dan de trustee 52 2.10 Aanpassing en beeindiging van de trustverhouding 52 2.10.1 Tussentijdse aanpassing van de trustverhouding 52 2.10.2 Beeindiging van de trustverhouding 53 2.11 Toepassingen van de trust 54 Hoofdstuk 3 De Engelse trust beschreven in de civil Iawterminologie van het Nederlandse recht 61 3.1 Inleiding 61 3.2 Het begrip eigendom in het Nederlandse recht 61 3.3 De rechtspositie van de trustee 65 3.3.1 Leidt de trust tot een dual ownership? 65 3.3.2 Een afgescheiden vermögen dat aan niemand toebehoort? 66 3.3.3 Eigendom en economisch belang berusten niet bij dezelfde persoon 68 3.3.4 De trust en het bewind 71 3.3.4.1 Inleiding 71 3.3.4.2 Een eenheid van goederen, een afgescheiden vermögen 74 3.3.4.3 Het verband op de goederen heeft goederenrechtelijke gevolgen 78 3.3.4.4 Substitutie, vervanging 82 3.3.4.5 Een scheiding tussen beschikkingsmacht en economisch belang 83 3.3.4.6 De instelling geschiedt door middel van een eenzijdige rechtshandeling 84 3.3.4.7 De bewindvoerder en de trustee vervullen een "office" 85 3.3.4.8 Conclusie 88 VIII
3.4 3.5 3.3.5 Conclusie De rechtspositie van de begunstigde 3.4.1 Een analyse van het recht van de begunstigde 3.4.2 Eigen analyse aan jurisprudentie getoetst 3.4.2.1 Webb v. Webb 3.4.2.2 ReHayward 3.4.3 Conclusie Resumerend 88 89 89 97 97 100 101 101 Hoofdstuk 4 Moet de wetgever overgaan tot invoering van de trust in het Nederlandse recht? 103 4.1 Inleiding 103 A. Mogelijke argumenten voor invoering van de trust 103 4.2 Het Haagse Trustverdrag 103 4.3 Mondialisering van de economie en de dominante positie van het Anglo-Amerikaanse recht in de financiele sector 106 4.4 Harmonisatie van het privaatrecht in Europa 108 4.5 Het Nederlandse recht biedt slechts in een beperkt aantal gevallen een reeel alternatief voor de trust 109 4.5.1 Inleiding 109 4.5.2 Eigendom ten titel van beheer 110 4.5.3 Eigendom ten titel van beheer en stichting 114 4.5.4 Certificering 118 4.5.5 Middellijke vertegenwoordiging 120 4.5.6 De kwaliteitsrekening 122 4.5.7 Privatieve lastgeving 128 4.5.8 Een overdracht onder ontbindende of opschortende voorwaarde 130 4.5.9 Bewind 136 4.5.10 Conclusie 138 B. Mogelijke argumenten tegen invoering van de trust 140 4.6 De onverenigbaarheid van de trust met het Nederlandse goederenrecht 140 4.6.1 Inleiding 140 IX
4.6.2 Het gesloten stelsel van goederenrechtelijke rechten 141 4.6.3 Het ondeelbare eigendomsbegrip 148 4.6.4 Art. 3:84 lid 3 BW 150 4.6.5 Art. 3:276 BW 155 4.6.6 Art. 3:85 BW 160 4.6.7 Het publiciteitsbeginsel 162 4.6.8 Conclusie 166 4.7 Benadeling van schuldeisers, belastingautoriteiten en legitimarissen 166 4.7.1 Inleiding 166 4.7.2 De trust en de belangen van de schuldeisers van de insteller 166 4.7.3 De trust en de vrees voor ontduiking en ontwijking van belastinghef fingen 168 4.7.4 De trust en de belangen van legitimarissen 177 4.7.5 Conclusie 178 4.8 De trust belet de vrije verhandelbaarheid van goederen 179 4.9 Met de trust kunnen de doden vanuit het graf over de levenden blijven regeren 181 4.10 De geringe transparantie van een trustverhouding 183 C. De argumenten pro en contra tegen elkaar afgewogen 190 4.11 Conclusie 190 Hoofdstuk 5 Voorstellen voor een Nederlandse trustwetgeving 193 5.1 Inleiding 193 5.2 De reikwijdte van de trustwetgeving en de wijze van invoering 196 5.2.1 Alleen de express trust 196 5.2.2 Wie kan er trustee zijn? 196 5.2.3 Moet de regelgeving met betrekking tot de trust in het Burgerlijk Wetboek worden opgenomen? 200 5.2.4 Moeten trust en bewind onder een gemeenschappelijke noemer worden gebracht? 202 5.3 Het trustvermogen 205 5.3.1 Een afgescheiden vermögen 205
5.3.2 In welke gevallen moet verhaal op het trustvermogen wel mogelijk zijn? 207 5.3.2.1 Inleiding 207 5.3.2.2 Rechtshandelingen 207 5.3.2.3 Onrechtmatige daden 213 5.3.2.4 Andere buitencontractuele aansprakelijkheden 216 5.3.2.5 Procederen tegen de trustee en verhaal op het trustvermogen 216 5.3.2.6 Ontslag en overlijden van trustees, de benoeming van nieuwe trustees en de gevolgen voor het trustvermogen 217 5.3.3 De afbakening van het trustvermogen 220 5.3.3.1 Inleiding 220 5.3.3.2 Verplichting om het trustvermogen afgescheiden te houden 221 5.3.4 Natrekking, (oneigenlijke) vermenging, zaaksvorming en de gevolgen voor het trustvermogen 231 5.3.4.1 Inleiding 231 5.3.4.2 Natrekking en vermenging 231 5.3.4.3 Oneigenlijke vermenging 233 5.3.4.4 Zaaksvorming 237 5.4 Beschikkingshandelingen in strijd met de trust 238 5.4.1 Inleiding 238 5.4.2 Buitenlandse rechtsstelsels als inspiratiebron 238 5.4.3 Voor welke regeling moet de Nederlandse wetgever kiezen? 244 5.4.3.1 Inleiding 244 5.4.3.2 Een regeling met goederenrechtelijke werking biedt de begunstigden de beste bescherming 244 5.4.3.3 Derdenbescherming 247 5.4.3.4 Conclusie 252 5.5 Het instellen van de trust 253 5.5.1 Inleiding 253 5.5.2 Het instellen van de trust: meestal door middel van twee beschikkingshandelingen 254 5.5.3 De overgang van de goederen van de insteller naar de trustee 255 5.5.4 De instelling van het trustverband 258 5.5.4.1 Inleiding 258 XI
lnhoudsopgave 5.5.4.2 Het Schotse recht en het Nederlands- Antilliaanse voorstel 258 5.5.4.3 Voor welke regeling moet de Nederlandse wetgever kiezen? 261 5.5.5 Vormvoorschriften met betrekking tot de instelling van het trustverband 262 5.5.6 Inhoudelijke vereisten waaraan de instelling van het trustverband moet voldoen 265 5.6 Resulting trusts en constructive trusts 267 5.6.1 Resulting trusts 268 5.6.2 Constructive trusts 275 5.7 Het aanpassen van de trustakte door de rechter 277 5.8 Beschikkingshandelingen met betrekking tot het recht van de begunstigde 278 5.9 Tot slot 280 Hoofdstuk 6 Samenvatting en conclusies 281 Zusammenfassung und Schlussfolgerungen 287 Summary and conclusions 295 Bijlage Ontwerp Landsverordening voor de Nederlandse Antillen 301 Lijst van aangehaalde literatuur 319 Jurisprudentieregister 349 Wetsartikelenregister 353 Trefwoordenregister 363 Curriculum vitae XII