1. Een voorwerp wat mensen gebruiken. Zoals etenswaren maar ook kleren en schoenen etc.

Vergelijkbare documenten
College 4. Video Kotler (25min) Bespreken video (20 min) Theorie H 11 Productbeleid (60 min)

Eco samenvatting; hs 2 + 5

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 6, Het product- en prijsbeleid

Hoofdstuk 16 Marketing

Een product is het geheel van materiële en immateriële eigenschappen van een goed of een dienst.

Periode 1 Les 1. 4P s, 4C s & het SIVA-model

5.1 Marketingbeleid. 5.2 Productbeleid

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 7 t/m 12

ORIËNTATIE OP ONDERNEMERSCHAP

Marketing mix instrumenten Product

1. Marktonderzoek L E E R D O E L S T E L L I N G E N O P D R A C H T. Je kan. - een marktonderzoek uitvoeren (LPD 2.5.1).

les 1 inleiding marketing HMC 1. Wat is marketing?

Welke BTW tarieven zijn er? 21% luxe goederen 6% primaire levensbehoefte 0% vrijgesteld (export, overheidsdiensten)

Noordhoff Uitgevers bv

- Bij de juiste combinatie van de 4P s (marketingmix) kunnen marketingdoelen gerealiseerd worden. 1. Prijs 2. Product 3. Plaats 4.

Commerciële calculaties

Examen: Marketing juni 2017

HOOFDSTUK 1: MERKEN & STRATEGISCH MERKENMANAGEMENT

Samenvatting door een scholier 1651 woorden 29 maart keer beoordeeld

Werkstuk Economie marketing

Samenvatting Economie hoofdstuk 3 management en organisatie

WHITEPAPER FASHION 22% VAN NEDERLANDERS IS VOORLOPER OP HET GEBIED VAN KLEDING 75% VAN NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR NIEUWE AANBIEDERS VAN KLEDING

ANTWOORDEN MARKETING. Antwoorden Marketing

handel en verkoop CSPE KB 2010 minitoets bij opdracht 11

Marketing concept = het lokken van de consument om jou product te verkopen.

Stageopdracht 3. Het retail concept, doelgroep en concurrentie

Commerciële calculaties

Marketing: Het maken en uitvoeren van plannen voor het vergroten of het behouden van de afzet.

Samenvatting Economie Module1, H2 en H3

Samenvatting Economie Consument & Producent

Ken je markt. graficus jr. Themamodules met voorbereiding op de ecommerce Webshop KEN JE MARKT

PERSONAL CARE WHITEPAPER JONGERE VROUWEN STAAN MEER OPEN VOOR HET PROBEREN VAN NIEUWE PRODUCTEN 55% VAN NEDERLANDERS

WHITEPAPER HOME DECO VROUWEN TOT 35 ZIJN VOORLOPERS OP HET GEBIED 66% VAN NEDERLANDERS STAAT OPEN

Hoofdstuk 11 Product- en merkstrategie

WHITEPAPER AUTOMOTIVE

Mangement & Organisatie (M&O) In Balans HAVO Hoofdstuk 16, 17, 18 en 19

2COLLEGE RUIVEN. Lesbrief Marketing. Consumptie. PSB en JKH

Aan de slag met excel

Dit bestand niet correct? Meld misbruik op Saxionstudent.nl Blok1

Commerciële calculaties

3 Productontwikkeling en de productlevenscyclus 69

WHITEPAPER HEALTH 51% VAN NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR NIEUWE AANBIEDERS VAN GEZONDHEIDS PRODUCTEN

FOOD2MARKET INNOVATIE TRAINING. 14 november 2013

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

5,6. Samenvatting door R woorden 7 juli keer beoordeeld

WHITEPAPER FOOD VROUWEN TOT 35 JAAR ZIJN VOORLOPERS OP HET GEBIED VAN VOEDING

Hoofdstuk 19. Prijs en distributiebeleid. Veel verkopen is niet moeilijk als je een hele lage prijs vraagt.

Desk research: Gebeurt vanachter het bureau. De onderzoeker maakt gebruik van materiaal dat al eerder voor andere doeleinden is gebruikt.

Samenvatting Economie H1 t/m H3

Hoorcollege. Crossmedia. Week 2, 7 september 2011

[ download de bijlage voor afbeeldingen, schema's en markeringen die niet gekopieerd konden worden]

M&O VWO 2011/

CSPE GL administratie - handel en administratie - handel en verkoop - mode en commercie. minitoets bij opdracht 6 A B X C D

Lesbrief Kopen en Werken 2 e druk Hoofdstuk 4 Kopen is kiezen 4.1 Contant betalen, betalen met pinpas en betalen met chipknip.

Boekverslag door B woorden 9 mei keer beoordeeld

Samenvatting Management & Organisatie de firma

3 Wat wil de klant: marketing en logistiek

Lekenpraatje. Advanced Econometric Marketing Models Geavanceerde econometrische marketing modellen. 6 november 2003

Samenvatting Management & Organisatie InBalans 2 Hoofdstuk 32-36

De voorraad De aanhanger Het industrieterrein

Praktische opdracht Management & Organisatie Eigen produkt verkopen

Materiaal keuzes. Globaal genomen zijn er 4 basis functies denkbaar waarom men het product wilt verpakken.

WHITEPAPER FINANCE 50% VAN DE NEDERLANDERS STAAT OPEN VOOR EEN NIEUWE AANBIEDER VAN FINANCIËLE PRODUCTEN EN VERZEKERINGEN

CSPE GL administratie - handel en administratie - handel en verkoop - mode en commercie. minitoets bij opdracht 6 A B X C D

PORTERS VIJFKRACHTENMODEL

handel en verkoop CSPE KB 2009 minitoets bij opdracht 8

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 5 en 6

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

Werk aan de winkel! 5 stappen naar de belevenisgerichte winkel. Atty Halma

Advanced Econometric Marketing Models. Dennis Fok

Hoofdstuk 12 Productontwikkeling en levenscyclusstrategieën

Advies en verkoop versproducten

handel en verkoop CSPE KB 2009 minitoets bij opdracht 8

1 Marketingplan. 1.1 Product. Assortiment

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

6,9. Samenvatting door een scholier 2059 woorden 14 januari keer beoordeeld. 2. Wat is Marketing:

Routeplan Deel II. Waarde implementeren Marketingplanning. Waarde verschaffen Product en service ontwikkeling Prijszetting Distributie

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 16 t/m 19

Koopstromen geven een onthutsend beeld van de toekomst Winkels verdwijnen uit kleine en middelgrote kernen

Het Marketingconcept: Tevreden klanten: Geintegreerde aanpak:

WINKELCENTRUM VALKENBURG

Creative Marketing. Superbrand! Datum: juni Stefan van Rees Studentnummer:

Kennismaken met logistiek en magazijn. deel 2

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Terug in de collegebanken. Dick Bloemert Lagarde BV

Maak een poster over social media. Laat je creativiteit de vrije rol.

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

PRAKTISCHE OPDRACHT: Vergelijkend Supermarkt Onderzoek

A. Producten, Diensten en Merken

Samenvatting Economie Consument en Producent

Creative Marketing 1 17 april 2014 Karen Sikkema

De veranderende markt

Domein Markt. Zie steeds de eenvoud!! totale winst, elasticiteit. vwo Frans Etman

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 3 en 4: De Firma

Chocoladepasta. Interview en verslag. Jan de Keijzer MM1A

UIT deel 2 elasticiteiten. H2 elasticiteiten. H2.1 drie kenmerken van elasticiteiten (verbanden)

Marketingbeleid AFDELING

POWERTOOL 8 DE REGEL VAN 1. De antiheld van verwoed en vruchteloos multitasken. Gedaan met een spoor van halfafgewerkte klusjes en taken op je pad.

Transcriptie:

1. Een voorwerp wat mensen gebruiken. Zoals etenswaren maar ook kleren en schoenen etc. 2. Schaal waarmee word geaccentueerd dat het product of het aanbod van organisaties zelden uitsluitend uit goederen of diensten bestaat. De positie van het aanbod op de schaal geeft aan voor hoeveel procent het aanbod bestaat uit diensten en voor hoeveel procent uit goederen. 3. Fast food restaurant 4. Prijs, kwaliteit, garantie en service 5. Product design, verpakking, merk 6. Flesje cola = tastbaar Dinerbon = tastbaar Xbox = tastbaar Bezoek aan schoonheidsspecialiste = niet tastbaar Boek = tastbaar Paardrijles = niet tastbaar Mascara = tastbaar e-bike = tastbaar 7. a. Diensten zijn nooit tastbaar b. Een dienst is niet vergankelijk c.? d. Voor de kwaliteit van een dienst kun je makkelijk een standaard maken e. Een les Nederlands op school is eigenlijk nooit hetzelfde f. De geur van versgebakken brood in de supermarkt is een fysieke eigenschap 8. X 9. X 10. Snelheid 11. Het uitgebreid product bestaat uit de fysieke eigenschappen en de toegevoegde eigenschappen. Toegevoegde eigenschappen zijn extra s voor de klanten, zoals thuisbezorging. 12. Het totaal product zijn alle eigenschappen bij elkaar, dus afgeleide, toegevoegde en fysieke eigenschappen. Afgeleide eigenschappen zijn voordelen die een klant met het merk verbindt, zoals het imago.

13. Melk, pakje kauwgum, paraplu. 14. - Basisproduct (core benefit) - Generiek product (generic product) - Verwacht product (expected product) - Aangevuld product (Augmented product) - Potentieel product (potential product) 15. Hierbij gaat het om het vervullen van een specifieke behoefte van de afnemer. Bijvoorbeeld dat de instrumentele waarde van een wasmachine, het wassen van textiel is. 16. Hierbij staat het vervullen van de behoefte van de afnemer om zich op een bepaalde manier aan de wereld te laten zien centraal. Bijvoorbeeld dat een huisvrouw een Miele wasmachine wilt, omdat de buurvrouw die ook heeft. 17. - Niet tastbaarheid - Vergankelijkheid - Moeilijkheid van standaardisatie - Samenvallen van productie en consumptie - Personeel (de vijfde P) 18. Je kunt een dienst niet vastpakken zoals een product. Misschien het eind resultaat van de dienst wel, maar de dienst zelf niet. 19. Omdat elke dienst anders is en andere kenmerken heeft. 20. Samenvallen van productie en consumptie. 21. De frontoffice is het gedeelte van het bedrijf dat direct contact met de klant heeft. Denk bijvoorbeeld aan de afdelingen marketing en klantenservice. Het begrip backoffice verwijst daarentegen naar de onderdelen van het bedrijf waartoe de klant geen toegang heeft. De backoffice omvat alle interne bedrijfsprocessen. Denk bijvoorbeeld aan productie, logistiek, opslag, sales, accounting en personeelszaken. 22. Als de mensen die jij in je team hebt om de diensten te verlenen aan je klanten geen goede kwaliteiten hebben, heb je te maken met een capaciteitsprobleem. 23. De onderdelen van de productmix geven de eigenschappen aan van het product.

24. - Het fysieke product, dus het product zelf - Prijs - Assortiment - Merk - Verpakking - Service en garantie - Kwaliteit 25. Een product gaat op de markt door verschillende fasen. Dit noemen ze de productlevenscyclus. 26. - Introductiefase - Groeifase - Volwassenheidsfase - Verzadigingsfase - Terugvalfase 27. - Mensen willen eerst horen van andere mensen dat het een goed product is - Mensen zijn in het begin misschien nog niet zeker van het product - Mensen wachten een tijdje tot het uit is, zodat de prijs misschien zakt 29. b. In de groeifase stijgt de verkoop. c. In de volwassenheidsfase dalen de kosten. d. In de volwassenheidsfase verkoopt een product niet goed. e. In de verzadigingsfase zijn de kosten stabiel. f. In de verzadigingsfase neemt de winst af. 30. De eerste kopers, en die van de herhalingskopers. 31. In de volwassenheidsfase. 32. Die scoren ook goed. 33. Hierin worden vrijwel geen nieuwe aankopen verricht en de meeste concurrenten zullen zich inmiddels hebben teruggetrokken door de steeds minder wordende winsten en toenemende concurrentie. Hoewel deze fase door natuurlijk verloop kan intreden, kan deze ook sneller in gang worden gezet door de introductie van nieuwe producten. 34.

innovatoren (innovators) - Deze groep mensen zijn de eersten die het product willen hebben. Ze zijn op zoek naar het nieuwste van het nieuwste. pioniers (early adopterers) - Net na de innovators bestaat de groep van early adopters uit mensen die ook uit zijn op nieuwe dingen. Deze fase wordt gekenmerkt door een sterke groei in de verkoop. voorloper (early majority) - Dit is de eerste grote groep mensen die het product gaat kopen. Het product wordt door de massa opgenomen en bereikt zijn volwassenheidsfase. achterlopers (late majority) - Het product is volwassen, het overgrote deel van de markt is bekend met het product en koopt het. De verkopen zullen langzaam afnemen in deze fase. achterblijvers (laggards) - De laatste fase van het product. Het product gaat eigenlijk de markt uit en een laatste groep mensen koopt het product vanwege (bijvoorbeeld) een goede aanbieding. De verkopen zullen afnemen in deze fase. 35. - Innovatoren - Pioniers - Voorloper - Achterlopers - Achterblijvers 36. De laatste groep in het adoptiemodel van Rogers bestaat uit de laggards en betreft de laatste 16%. Laggards hechten veel waarde aan traditie en houden niet van verandering. Vaak betreft het oudere mensen. Ook hebben laggards over het algemeen weinig te besteden. 37. bij de early majority en de late majority 38. In fase 5 39. In fase 4 40. Het verzamelen van ideeën 41. Een prototype is een vroeg model van een product, handgemaakt of via rapid prototyping, waarmee optredende krachten, de werking of passing van onderdelen wordt getest en de productie wordt voorbereid. 42. a. Het grootste verschil tussen consumenten marketing, B2C marketing en business marketing, B2B marketing is dat industriële producten worden geleverd aan organisaties in plaats van aan consumenten. Bij industriële goederen is er sprake van een afgeleide vraag, organisaties gebruiken het om mee te produceren of om door te verkopen. b. fast moving goods is gericht op niet duurzame producten zoals gebitsverzorging gloeilampen etc. durables is daarin tegen juist gericht op duurzame producten.

c. Shopping good (keuzegoederen) Unsought goods (ongewilde goederen) d. convenience good is goedkoop en meestal niet duurzaam luxe goederen daarin tegen wel. e. speciality goods is waar de consument veel moeite in steekt bijvoorbeeld een keuken. Inferieure goederen zijn slechte producten. 43. a. goederen/ snel toenemen/ stijgt b. sneller/ daalt c. dalen/ afneemt 44. a. onjuist b. onjuist c. juist 45. a. geen b. wel c. wel 46. Ja dat kan. 47. A merken hebben een hoog assortiment 48. Een aanbod is wat de winkelier zelf bepaald en een vraagdifferentiatie is een consument die vraagt naar verandering in het assortiment. 49. Een supermarkt 50. Kleding winkel 51. Deze winkels hebben een laag assortiment. 52. Albert heijn heeft een diep assortiment op het gebied van brood en gebak. 53. - productieverwantschap - koopverwantschap - consumptie- of gebruiksverwantschap 54. a. juist, omdat het bij hetzelfde hangt. b. onjuist, omdat het niet bij dezelfde winkel word verkocht. 55. Bij upgrading gaat het niveau omhoog en bij downgrading gaat het niveau omlaag. 56. Ja dat kan omdat hij dan voor iets anders kiest. 57. De verkoop van het nieuwe product gaat ten koste van soortgelijke producten in het assortiment.

58. Upgrading, downgrading, restyling. 59. a. verlaging b. wel c. toevoegen 60. De boekhandelaar gaat bijvoorbeeld ook klassieke cd s verkopen. 61. De computerzaak gaat randproducten verkopen, zoals usb-sticks, camera s en printerpapier. 62. Merk is een logo op een kleding stuk. 63. Producten worden aangeduid als merknaam niet als product naam bijv. coca cola. Je hebt het bijvoorbeeld ook over een Happy Meal i.p.v. een kartonnen doosje met een paar snacks en een klein cadeautje. 64. Herkomst: aan het merk kun je zien waar het vandaan komt. Een horloge met Zwitserse merknaam: dat wek direct vertrouwen. Onderscheiding: met het merk laat je zien dat je anders bent dan de andere producten op de markt. Emotional appeal: hierbij doet een merk een beroep op jou emoties. Kwaliteitsgarantie: bij een bepaald merk verwacht je een bepaalde kwaliteit. Wettelijke bescherming: nike zal zijn naam en logo beschermen en zorgen dat anderen het niet kunnen gebruiken. 65. Tijdgevoelig: iets wat vijf jaar gelden nog in wat, kan nu echt niet meer. Tijdsbestendig: een Porsche is uiteindelijk ook gewoon een blik met vier wielen waarmee je van a naar b kunt rijden, maar het image is al sinds tijden dat het hele bijzondere auto s zijn. 66. Het moet origineel zijn, het moet herkenbaar zijn, het moet functioneel zijn en het moet duurzaam zijn. 67. Een logo is een symbool of een beeldmerk. 68. Het geeft beeld aan je merk. 69. X 70. Een logo geeft aan wat voor soort merk het is, merk is het bedrijf dat het maakt. 71. X 72. Dit meet je door mensen zoveel mogelijk merken van een bepaald product te laten noemen. 73. Je meet het door een bepaald merk te noemen en dan aan mensen te vragen of zij het kennen.

74. Passieve merkbekendheid. 75. Supermarkt. 76. Paraplu- of groepsmerken. 77. Omdat je fabrikant reclame maakt met zijn merknaam. 78. Voor de prijs van het merk, en de kwaliteit. 79. Distribuantenmerk, individueel merk, fabrikantenmerk, familiemerk, fancy merk, global merk, kwaliteitsmerk. 80. Een a-merk es een merkartikel met een hoge geografische verkrijgbaarheid, een hoge bekendheid en een hoog ervaren prijs- kwaliteitsniveau. Een c-merk is een gemerkt artikel vooral in de sfeer van frequent gekochte consumptiegoederen met een laag ervaren prijs- en kwaliteitsniveau, een geringe naamsbekendheid en een gering marktaandeel in een bepaald geografisch gebied. 81. Omdat het meestal goedkoper is dan de a-merken. 82. A. onjuist, alle producten krijgen een merknaam. B. juist. C. juist. 83. A. onjuist, technische functie van een verpakking is het beschermen van het product. Maar ook opslag en transport maken onderdeel uit van de technische functie. B. onjuist. 84. Vacuüm of luchtdicht verpakken, plastic om het product, verpakking in apart folie. 85. Papier en karton kunnen zacht worden, andere producten kunnen gaan schimmelen. 86. Je kunt ze beter van a naar b brengen. Door goed te stapelen hou je meer ruimte over. Verpakkingen op grote pallets kunne gemakkelijk door heftrucks vervoerd worden. 87. Met een extra labeltje of bijzondere kleur valt jouw product extra op in de winkel. 88. X 89. Kosten, informatie, handel en milieu.