Interne meerwaarden & "overtollige liquiditeiten": rulingcommissie verfijnt haar standpunt!

Vergelijkbare documenten
15.9 Interne meerwaarden

Instelling. Imposto advocaten. Onderwerp. 'Interne meerwaarden' anno 2017 scherp gesteld! Datum. 10 februari 2017

Liquidatiereserve of liquidatie - impact artikel 344 WIB'92?

Lexalert : Gespreide belasting meerwaarden - herbelegging via belastingvrije fusie of splitsing kan!

Fusies en splitsingen: fiscale neutraliteit als uitgangspunt!

De pro rata aanrekening op kapitaal en belaste reserves zal inzonderheid gebeuren op basis van de breuk :

BELASTINGVRIJE KAPITAALVERMINDERINGEN VERSUS BELASTE DIVIDENDUITKERINGEN BIJ HOLDINGS EEN VERHAAL VAN FISCAAL MISBRUIK?

Transfer pricing: fiscaal aanvaardbare prijszetting bij intracompany transacties...

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd?

successieplanningstechnieken waarbij zowel schenk- als erfbelasting wordt vermeden. Vraag is of VLABEL niet zijn wensen voor waar leest

Instelling. Onderwerp. Datum

VENNOOTSCHAPPEN // FAIRNESS TAX: EEN (TIJDELIJK) DOEKJE VOOR HET BLOEDEN?

Verkoop van een meerderheidsbelang aan een derde(vennootschap)

FORUM FOR THE FUTURE. Kapitaalvermindering: belastingvrij of niet?

TOEPASSING VRIJSTELLING DOORSTORTING BEDRIJFSVOORHEFFING VOOR ONDERZOEK & ONTWIKKELING: CONTROLE VERSCHERPT!

Vermogensplanning & de antimisbruikbepaling: of over een aangekondigde tsunami die er geen blijkt te zijn

Vruchtgebruik en fiscus l histoire se répète...

Instelling. Onderwerp. Datum

Aftrek van vastgoed - en andere kosten in vennootschappen - back to basics! artikel 49 WIB 92 is geen anti-misbruikbepaling!

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten. ViasDFK3 BEDRIJFSREVISOREN

De holding. vdvaccountants.be

Instelling. Imposto advocaten. Onderwerp. Herstructurering in familiebedrijven:opportuniteiten in schenk- en erfbelasting. Datum.

Lexalert : Auteursrechten in fiscalibus - opportuniteiten, ook voor ondernemingen...

Instelling. Onderwerp. Datum

Maatschap houdt stand als flexibele beheersstructuur, maar boet in aan discretie

BRUS. Gislenus BATS Ere-bedrijfsrevisor. ~~I~D. bergstr

Herstructurering tijdens wachttermijn na 'interne vereffening' Herstructurering tijdens wachttermijn na 'interne vereffening'

Betaalt de bedrijfsleider belastingen op de meerwaarde bij verkoop van de aandelen van zijn onderneming?

De waardering van vruchtgebruik volgens de rulingcommissie: is elke blote eigenaar opgejaagd wild?

Instelling. Onderwerp. Datum

TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten

Interne meerwaarden : ook normaal deel wordt voortaan belast

Vlaams gunstregime voor familiebedrijven na integratie in Vlaamse codex fiscaliteit: een stand van zaken

2. Wat is het fiscale voordeel?

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen

Instelling. Onderwerp. Datum

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

GESPREIDE BELASTING VAN MEERWAARDEN OP BEPAALDE EFFECTEN

Fiscale Actualiteit : Voordeel alle aard woning: toch ambtshalve ontheffing - arrest dat KB ongrondwettelijk bevindt, is 'nieuw feit'

TETRALERT FISCAAL RECHT DE NIEUWE FISCALE MAATREGELEN VAN DE PROGRAMMAWET VAN 25 DECEMBER 2016

De incorporatie van reserves Waar naartoe met het vermogen van uw vennootschap?

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016

11. Cijfervoorbeelden

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Hof van Cassatie van België

Aftrek voor risicokapitaal

Inbreng in een Belgische vennootschap door een niet-europese vennootschap van haar Belgische vaste inrichting (filialisering) (art.

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017?

Instelling. Onderwerp. Datum

INHOUDSOPGAVE DEEL I : INBRENG IN NATURA EN QUASI-INBRENG. 0. Algemeen GB. 1. Inhoud GB Inbreng in natura GB. 1.2.

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

Ontbinding en vereffening

diverse inkomsten BBB info ajr onderhoudsuitkeringen: algemeen: andere soorten diverse inkomsten voorwaarden van aftrekbaarheid

Nieuwsbrieven en tijdschriften Fiscale Actualiteit Voorschotten en vereffening vennootschap anno 2014: fiscus haalt de botte bijl boven Roerende voorh

Fiscaalrechtelijke aandachtspunten asset deals. Olivier De Keukelaere


Uitbreiding toepassingsgebied belastingneutrale zetelverplaatsing & andere fiscale bepalingen aangenomen in Parlement

Luc Saliën Collegelid dienst Voorafgaande beslissingen in fiscale zaken (DVB)

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

x. Registratierechten: erfpacht

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

o jaaromzet: excl. btw; o balanstotaal: ; o gemiddeld personeelsbestand: 50.

Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap

De laatste wijzigingen inzake de Kaaimantaks

Begroting wordt u ook gestrikt?

MEERWAARDE OP AANDELEN. Mr. Jan Tuerlinckx Tuerlinckx Fiscale Advocaten

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN


Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

De (ver)nieuw(d)e fiscale regularisatie. Een overzicht van de aangekondigde wijzigingen

FAQ - TAX REFORM. 1. Hoe weet men of de drempel van de aan roerende inkomsten overschreden wordt?

Gesplitste aankoop met voorafgaande schenking: een stand van zaken

Wetstraat BRUSSEL

Bijzondere liquidatiereserve: CBN stelt twee boekingswijzen voor

INHOUD. Deel I Overdracht van ondernemingen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

I. INLEIDING.

Hof van Cassatie van België

Kapitaalvermindering anno 2017 én 2018: wat is nog mogelijk? Guy Poppe. advocaat

Spotlights - juni 2014

Voorafgaande opmerking bij de circulaire nr. Ci.RH.421/

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

FAQ : liquidatiebonus

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

IV.Oprichting van een holding: ruling

De roerende voorheffing op dividenden werd reeds opgetrokken van 15 % naar 25%.

Hof van Cassatie van België

Memo inzake liquidatiereserve

Instelling. Onderwerp. Datum

Onderwerp. Copyright and disclaimer

Transcriptie:

FAMILIEBEDRIJVEN // 13.12.2013 Interne meerwaarden & "overtollige liquiditeiten": rulingcommissie verfijnt haar standpunt! Auteurs:, Anouck Sandra Eind november publiceerde de rulingcommissie op haar website ( www.ruling.be [1]) een nieuw advies inzake meerwaarden op aandelen. Dit nieuwe advies van 28 november 2013 [2]vervangt het eerdere advies van 22 maart 2013 dat er op zijn beurt kwam in vervanging van het advies van 22 maart 2011. In haar nieuw advies verfijnt de rulingcommissie het begrip en de evaluatie van de zogenaamde overtollige liquiditeiten, hetgeen alvast kan worden toegejuicht gezien de onduidelijkheid die daaromtrent ontstond na het eerdere advies van 22 maart 2013. Bovendien herziet de rulingcommissie in haar nieuw advies op opmerkelijke wijze de te nemen engagementen in het kader van een ruling, en dit in het licht van haar verfijning van de analyse inzake overtollige liquiditeiten. interne meerwaarden Interne meerwaarden zijn meerwaarden op aandelen verwezenlijkt door een natuurlijke persoon naar aanleiding van de overdracht (verkoop of inbreng) van deze aandelen aan een holdingvennootschap die, rechtstreeks of onrechtstreeks, wordt gecontroleerd door de overdrager. Hierna beperken we ons tot de interne meerwaarden verwezenlijkt ingevolge de inbreng (en niet verkoop) in een holdingvennootschap. Naar aanleiding van dergelijke inbreng klikt men de latente meerwaarden op de aandelen vast door de vorming van fiscaal gestort kapitaal in de holding ten belope van werkelijke waarde van de ingebrachte aandelen. Ten belope van dit fiscaal gestort kapitaal kan (desgewenst) in een latere fase een belastingvrije kapitaalvermindering in de holdingvennootschap plaatsvinden. Sinds eind de jaren negentig worden interne meerwaarden geviseerd door de belastingadministratie op basis van artikel 90, 9, 1e streepje van het Wetboek van Inkomstenbelastingen (voorheen artikel 90, 1 W.I.B. 1992). Op basis van dat artikel zijn meerwaarden op aandelen (verwezenlijkt buiten het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid) belastbaar als diverse inkomsten, tenzij zij voortkomen uit normaal beheer van privévermogen. Als meerwaarde wordt beschouwd het verschil tussen de waarde waarvoor men de ingebrachte aandelen heeft verkregen en de waarde waarvoor ze zijn ingebracht. Vaak is de meerwaarde haast even groot als de inbrengwaarde. Het tarief van de belasting op deze meerwaarden bedraagt 33% verhoogd met gemeentebelasting.

Omtrent de toepassing van artikel 90, 9 W.I.B. 1992 en inzonderheid het begrip normaal beheer van privévermogen is sindsdien al heel wat inkt gevloeid, zowel in rechtspraak en rechtsleer als vanuit de belastingadministratie. Ook de rulingcommissie heeft hieromtrent een uitgebreide praktijk uitgebouwd. advies 22 maart 2011 In haar advies van 22 maart 2011 lichtte de rulingcommissie voor het eerst haar richtlijnen toe bij de beoordeling of een verrichting al dan niet een normale verrichting van beheer van privé-vermogen in het licht van artikel 90, 9 W.I.B. 1992 uitmaakt. Bij de rulingcommissie kan men immers een bindende beslissing ( ruling ) vragen omtrent de toepassing van de fiscale wet met betrekking tot een concrete verrichting; om zich te vergewissen van de correcte toepassing van de fiscale wet hanteert de rulingcommissie onder meer een aantal zelf ontwikkelde toetsstenen. Zo schreef de rulingcommissie in voormeld advies voor dat bij de inbreng van aandelen in een eigen holding bepaalde engagementen dienden te worden aangegaan ten einde de intentie van de verrichting weer te geven. Deze engagementen voorzagen in een stand-still periode van 3 jaar na de inbrengverrichting gedurende dewelke geen kapitaalvermindering mocht plaatsvinden in de holding of de onderliggende vennootschap(pen) en de bestaande dividenduitkeringen, management fees en bestuurdersbezoldigingen van de werkvennootschap(pen) naar de holding in principe niet mochten wijzigen. Deze engagementen gingen terug op een antwoord van de Minister van Financiën op een parlementaire vraag van 3 oktober 2005. Op die manier wou de rulingcommissie er zich van vergewissen dat de implementatie van een holdingvennootschap niet in hoofdzaak tot doel heeft liquiditeiten in de onderliggende vennootschap(pen) (op korte termijn) op nagenoeg belastingvrije wijze op te stromen naar de aandeelhouder-natuurlijke persoon (via dividenduitkeringen onder het DBI-regime naar de holding en vervolgens een belastingvrije kapitaalvermindering naar de aandeelhouder-natuurlijke persoon). Door de implementatie van een holding kan immers de dividendbelasting van (op vandaag) 25% worden vermeden wanneer men vennootschapswinsten opstroomt aan de aandeelhouder-natuurlijke persoon. De termijn van drie jaar na de inbrengverrichting gaat terug op de termijn gedurende dewelke de verrichting op basis van artikel 90, 9 W.I.B.1992 door de belastingadministratie kan worden aangevochten. Indien binnen deze termijn door de belastingadministratie kan worden aangetoond dat de implementatie van de holding in hoofdzaak tot doel heeft de dividendbelasting te vermijden (bvb. door kapitaalvermindering op korte termijn zonder creatie van toegevoegde waarde in de holding) kan desgevallend door de belastingadministratie worden aangevoerd dat de inbrengverrichting geen normaal beheer van privé-vermogen uitmaakt. Naast deze engagementen vereist de rulingcommissie ook een marktconforme waardering van de aandelen (onderbouwd in een waarderingsverslag te bezorgen aan de lokale controleur) en houdt ze bij haar beoordeling tevens rekening met de handelingen gesteld voor en na de inbrengverrichting.

In de praktijk zal het normaal beheer van privé-vermogen bovendien voldoende in concreto moeten worden gemotiveerd, bijvoorbeeld door het aanvoeren van voldoende rechtmatige financiële en economische behoeften in hoofde van de aanvragers voor het uitbouwen van een holding. advies 22 maart 2013 Het advies van 22 maart 2011 werd eerder dit jaar door de rulingcommissie vervangen door het advies van 22 maart 2013. In dit advies lichtte de rulingcommissie voor het eerst haar richtlijnen toe bij de beoordeling van de zogenaamde overtollige liquiditeiten die op het moment van inbrengverrichting aanwezig zijn in de onderliggende vennootschappen waarvan de aandelen worden ingebracht in een eigen holding. Voorafgaand aan dit advies bleek reeds uit concrete dossiers dat overtollige liquiditeiten voortaan een aandachtspunt vormen voor de rulingcommissie; de stand-still periode van 3 jaar leek hiertoe geen voldoende garantie meer te zijn voor de rulingcommissie. De rulingcommissie beklemtoont in het advies van 22 maart 2013 dat ze er zich van zal verzekeren dat de verrichting niet tot doel heeft overtollige liquiditeiten die voorheen door de onderliggende vennootschappen werden opgebouwd belastingvrij uit te keren (zie hierboven: via dividenduitkeringen onder het DBI-regime en vervolgens een belastingvrije kapitaalvermindering). Bij dergelijke situaties kunnen de aanvragers volgens de rulingcommissie overwegen om voorafgaand aan de verrichting dividenden uit te keren die overeenstemmen met deze overtollige liquiditeiten. Bij de beoordeling van de overtollige liquiditeiten stelt de rulingcommissie tot slot rekening te zullen houden met de bedrijfspolitiek alsook met de behoefte aan liquiditeiten die nodig zijn voor de normale werking van de groep waarop de verrichting betrekking heeft. Uit dit advies alsook uit de praktijk bleek dat de rulingcommissie weigerachtig was om een positieve ruling af te leveren indien de onderliggende vennootschappen over overtollige liquiditeiten beschikten op het moment van de inbrengverrichting, tenzij voldoende kon worden aangetoond dat deze overtollige liquiditeiten werkkapitaal vormden voor de betrokken vennootschap(pen) en groep of noodzakelijk waren voor concrete investeringen. advies 28 november 2013 De beoordeling van overtollige liquiditeiten bleek in concrete dossiers echter geen sinecure, zowel voor de rulingcommissie als voor de aanvragers. Zo was er de vraag naar wat precies onder overtollige liquiditeiten diende te worden begrepen: enkel de liquide middelen of ruimer? Ook een sluitende beoordeling of deze overtollige liquiditeiten wel in concreto overtollig zijn voor de vennootschap bleek moeilijk. Het advies van 28 november 2013 komt hieraan tegemoet. Het advies geeft vooreerst bijkomende duiding bij het begrip overtollige liquiditeiten. De rulingcommissie wijst erop dat in geval van overtollige liquiditeiten geen onderscheid zal worden gemaakt naargelang deze bestaan uit een spaarpot die vennootschappen in de loop der jaren hebben aangelegd, dan wel uit effecten of beleggingsproducten waarin vennootschappen hun voorheen overtollige liquiditeiten in hebben belegd (effectieve geldbeleggingen) of nog uit onroerend goed dat geen deel uitmaakt van hun core-business (onroerend goed bestemd voor verhuur aan derden of voor eigen gebruik).

De rulingcommissie lijkt dus onder overtollige liquiditeiten te verstaan alle in de werkvennootschap(pen) opgepotte liquiditeiten, al dan niet (her)belegd in roerende of onroerende waarden, die niet dienen voor de uitoefening van de core-business. Deze overtollige liquiditeiten zijn desgevallend niet overtollig voor de betrokken vennootschappen want nodig als werkkapitaal of voor toekomstige investeringen. De rulingcommissie herhaalt ter zake in haar advies dat bij de beoordeling van overtollige liquiditeiten rekening zal worden gehouden met de bedrijfspolitiek en de bedrijfseconomische context alsook met de behoefte aan liquiditeiten die nodig zijn voor de normale werking van de betrokken vennootschap of groep. In de praktijk bleek dit een moeilijke toetssteen: hoe kan in concreto worden begroot wat op lange termijn nodig is als werkkapitaal (mede rekening houdend met de bedrijfseconomische context) en wat nodig is voor investeringen? Door de toevoeging van de volgende passage legt de rulingcommissie de verantwoordelijkheid ter zake bij de belastingplichtige. Ze voegt aan het advies toe dat de aanvragers desgevallend een uitgebreide verantwoording moeten verstrekken inzake de noodzaak van het behoud van de huidige beleggingen en inzake de toekomstige besteding van de overtollige liquiditeiten. De rulingcommissie zal daarvan kennis nemen en desgevallend menen dat in die omstandigheden bij de inbreng een voorafgaande dividenduitkering van de overtollige liquiditeiten achterwege kan blijven, te meer daar de controle van de aangehaalde motieven naar een later ogenblik wordt verschoven Met deze laatste zinsnede verwijst de rulingcommissie naar de toetsing van een eventuele latere kapitaalvermindering in de holding aan de algemene antimisbruikbepaling artikel 344, 1 W.I.B. 1992, de zogenaamde nieuwe a posteriori benadering. Ze stelt in dit verband in haar advies dat bij een latere kapitaalvermindering (zowel op korte termijn als op middellange of lange termijn) het aanbeveling verdient dat de motieven voor de inbrengverrichting zoals opgenomen in de ruling worden getoetst aan wat hiervan op het moment van de kapitaalvermindering effectief werd gerealiseerd. In diezelfde zin zal worden geoordeeld m.b.t. de motieven inzake zowel het behoud als de besteding van overtollige liquiditeiten en beleggingen. De rulingcommissie zal uitspraak doen over de inbrengverrichting in het kader van artikel 90, 9 W.I.B. 1992 (hetgeen gedurende 3 jaar na de verrichting kan worden gecontroleerd), maar niet over de toepassing van artikel 344, 1 W.I.B. 1992. Iedere latere kapitaalvermindering (op eendere welke termijn na de inbrengverrichting) kan worden getoetst aan artikel 344, 1 W.I.B. 1992 rekening houdend met de motieven die destijds werden aangehaald voor de oprichting van de holding en het behoud en de besteding van de overtollige liquiditeiten. In die zin acht de rulingcommissie het dan ook niet meer noodzakelijk de engagementen voor een standstill periode van 3 jaar aan te gaan. Ze weet zich op dit punt immers voortaan afgedekt door de draagwijdte van artikel 344, 1 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen.

Het nieuwe standpunt van de rulingcommissie lijkt efficiënter aan te sluiten bij haar doelstelling inzake overtollige liquiditeiten, met name vermijden dat de implementatie van de holdingvennootschap er in hoofdzaak op gericht is de overtollige liquiditeiten aanwezig op het moment van de inbrengverrichting nagenoeg belastingvrij op te stromen naar de aandeelhouder-natuurlijke persoon om zo de dividendbelasting te vermijden. De vraag rest in welke mate de rulingcommissie genoegen zal nemen met de motivering vanwege de aanvrager opdat de overtollige liquiditeiten voorafgaandelijk aan de inbrengverrichting niet moeten worden uitgekeerd. Vervolgens rijst de vraag hoe een latere kapitaalvermindering zal worden beoordeeld in het licht van artikel 344, 1 W.I.B. 1992. De belastingadministratie zal moeten bewijzen dat men door de combinatie van de implementatie van een holding en vervolgens een kapitaalvermindering in de holding de doelstelling van een welbepaalde fiscale bepaling frustreert (in casu: de uitkering van vennootschapswinsten aan natuurlijke personen onderworpen aan dividendbelasting), en dit van meet af aan beoogde. Indien de motieven zoals aangegeven in de ruling voor de oprichting van de holding alsook de motieven voor het behoud van de overtollige liquiditeiten niet werden bewerkstelligd, lijkt men in de gevarenzone te komen. Het nieuwe advies van de rulingcommissie inzake interne meerwaarden lijkt een duidelijker en efficiënter kader te scheppen voor de discussie over overtollige liquiditeiten. Overtollige liquiditeiten kunnen worden behouden indien de noodzaak daartoe wordt gemotiveerd. De verantwoordelijkheid ter zake wordt voortaan bij de betrokken belastingplichtige gelegd aangezien iedere latere kapitaalvermindering kan worden getoetst aan artikel 344, 1 W.I.B. 1992. De toekomst zal uitwijzen hoe de rulingcommissie hier in de praktijk zal mee omgaan. Source URL: http://www.imposto.be/nl/kennisbank/nieuwsbrieven/interne-meerwaarden-overtollige-liquiditeiten-rulingcommissie-verfijnthaar-standpunt Links: [1] http://www.m- mailer.be/mailerprog/r.php?u=mzq3mjwupjmznje8lj44ndkwndk8lj5lzwzqzs5kzxzvc0bpbxbvc3rvlmjlpc4%2bz2vuzxjhba%3d%3d&c=oda4mzk8lj [2] http://www.m- mailer.be/mailerprog/r.php?u=mzq3mjwupjmznje8lj44ndkwndk8lj5lzwzqzs5kzxzvc0bpbxbvc3rvlmjlpc4%2bz2vuzxjhba%3d%3d&c=oda4nda8l IMPOSTO Advocaten CVBA President Kennedypark 41 8500 Kortrijk T + 32 56 24 13 13 F + 32 56 24 13 10 info@imposto.be www.imposto.be BURGERLIJKE VENNOOTSCHAP O.V.V. COÖPERATIEVE VENNOOTSCHAP MET BEPERKTE AANSPRAKELIJKHEID ጀ O.N. 0808968122 / RPR KORTRIJK. DE CLIËNT ERKENT DAT DE CONTRACTUELE RELATIE ENKEL BESTAAT TUSSEN HEMZELF ENERZIJDS EN IMPOSTO BV CVBA ANDERZIJDS, MET UITSLUITING VAN ELKE ANDERE PARTIJ. DE AANSPRAKELIJKHEID VAN HET KANTOOR IS BEPERKT TOT HET BEDRAG DAT ONDER ONZE VERZEKERING VOOR BEROEPSAANSPRAKELIJKHEID IS VERZEKERD (OP DIT OGENBLIK 3.750.000,00) INBEGREPEN HET BEDRAG VAN HET EIGEN RISICO DAT NIET TEN LASTE IS VAN DE VERZEKERAAR.