Wetstraat BRUSSEL

Transcriptie

1 FOD FINANCIEN DIENST VOORAFGAANDE BESLISSINGEN Wetstraat BRUSSEL Gent, 20/11/2015 BETREFT: PREFILINGAANVRAAG U. Ref.: Nieuw dossier O. Ref.: Geachte Heer, Mevrouw, 1. Wij schrijven u aan namens een aantal belastingplichtigen (hierna genoemde de verzoekers) die op grond van artikel 20 e.v. van de Wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken een prefilingaanvraag wensen in te dienen met het oog om naderhand (middels het indienen van een formele rulingaanvraag) rechtszekerheid te bekomen m.b.t. de door hen voorgenomen verrichtingen die op fiscaal vlak nog geen uitwerking hebben gehad. De bekommernis van verzoekers om in dit stadium van de procedure anoniem te blijven, wordt ingegeven vanuit hun vrees dat een eventuele ontdekking door buitenstaanders van hun identiteit zou kunnen leiden tot een niet onafhankelijke behandeling van het dossier. Verzoekers zijn er zich inderdaad bewust van dat (nochtans legitieme) fiscale optimalisatietechnieken middels internationale winstverschuivingen door de media (en meer in het algemeen door de maatschappij) bijzonder kritisch worden bekeken, waardoor het risico niet irreëel is dat uw dienst beïnvloed zou kunnen worden door de negatieve sfeer waarmee het dossier zou kunnen besmet worden, o.m. ook vanuit politieke hoek. Voor zover uw dienst uiteraard groen licht zou geven tot het indienen van een formele rulingaanvraag, zal de identiteit van de verzoekende partijen vrijgegeven worden. Op dat ogenblik bestaat het gevaar voor een negatieve besmetting van het dossier immers niet meer. A. Beschrijving van de feiten en de geplande verrichting 2. In de geest van de deeleconomie en nieuwe technieken zoals crowdfunding en groepsaankopen wensen verzoekers zich te verenigen in een coöperatieve structuur om dezelfde technieken van belastingontwijking te kunnen toepassen zoals door multinationale ondernemingen dagelijks worden toegepast. Het doel is om uiteindelijk te komen tot een zelfde niveau van belastingdruk en er door het financieel voordeel van de belastingontwijking geen sprake meer kan zijn van oneerlijke commerciële en fiscale concurrentie. Het opzetten van een coöperatieve fiscale structuur is dan ook noodzakelijk om als KMO onderneming nog te kunnen blijven voortbestaan en de tewerkstelling te kunnen blijven garanderen. 1

2 3. Met dit doel voor ogen wensen verzoekers vooreerst een nieuwe vennootschap Y op te richten in Nederland waarin verzoekers hun intellectuele rechten zullen inbrengen. Vervolgens zullen verzoekers op de verkopen van goederen en diensten 10% van hun omzet als vergoeding afstaan aan de Nederlandse vennootschap Y voor het gebruik van de merknamen en de logo s die zij hebben ingebracht. 4. Verzoekers wensen tevens een nieuwe vennootschap Z op te richten in Ierland waarin verzoekers hun cliënteel en know how in zullen onderbrengen. In ruil voor de ter beschikking stelling van hun cliënteel en know how zullen verzoekers op de verkopen van goederen en diensten 30% van hun omzet als vergoeding afstaan aan de Ierse vennootschap Z. B. Voorwerp van de aanvraag 5. De aanvraag strekt ertoe de bevestiging te bekomen dat de vergoeding die door verzoekers wordt toegekend aan de buitenlandse vennootschap Y voor het gebruik van de intellectuele rechten en die door verzoekers wordt toegekend aan de buitenlandse vennootschap Z voor het ter beschikking stellen van deze rechten, in overeenstemming zijn met het arm's length principe in de zin van artikel 185, 2 WIB 92 en geen abnormaal of goedgunstig voordeel vormen in de zin van artikel 26, 79 en 207 WIB 92. C. Motivatie van de aanvraag 6. Artikel 185 WIB92 luidt als volgt : 1 Vennootschappen zijn belastbaar op het totale bedrag van de winst, uitgekeerde dividenden inbegrepen. 2 Onverminderd het tweede lid, voor twee vennootschappen die deel uitmaken van een multinationale groep van verbonden vennootschappen en met betrekking tot hun grensoverschrijdende onderlinge relaties: a) indien tussen de twee vennootschappen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke vennootschappen, mag winst die één van de vennootschappen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die vennootschap; b) indien in de winst van een vennootschap winst is opgenomen die eveneens is opgenomen in de winst van een andere vennootschap, en de aldus opgenomen winst bestaat uit winst die deze andere vennootschap zou hebben behaald indien tussen de twee vennootschappen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke vennootschappen zouden zijn overeengekomen, wordt de winst van de eerstbedoelde vennootschap op passende wijze herzien. Paragraaf 2, punt a omvat het op 'arm's length' principe, hetgeen inhoudt dat gelieerde partijen onderlinge transacties tegen zakelijke prijzen dienen te verantwoorden, dus de prijzen die onafhankelijke ondernemingen zouden hanteren. 2

3 7. Artikel 26 WIB 92 voorziet dat "wanneer een in België gevestigde onderneming abnormale of goedgunstige voordelen verleent, die voordelen, bij haar eigen winst worden gevoegd tenzij de voordelen in aanmerking komen voor het bepalen van de belastbare inkomsten van de verkrijgers". Het wetboek geeft echter geen definitie van de bepaling 'abnormaal of goedgunstig voordeel'. De commentaren met betrekking tot artikel 26 WIB 92 verwijzen naar de rechtspraak voor het definiëren van dit begrip (Com.IB 26/16). Volgens deze commentaren is er sprake van een 'voordeel' wanneer de verkrijger ervan zich zonder adequate of effectieve tegenprestatie verrijkt. Volgens de heersende rechtspraak en rechtsleer zou een voordeel 'abnormaal' zijn wanneer het in strijd is met de gebruikelijke handelspraktijken, i.e. wanneer het wordt verleend in strijd met de normale gang van zaken, de regels en de gevestigde gebruiken of nog wat in soortgelijke gevallen gebruikelijk is. Het is een voordeel dat in normale omstandigheden niet wordt verleend tussen onafhankelijke partijen. Een voordeel is 'goedgunstig' wanneer het wordt verleend zonder dat zij de uitvoering van een verbintenis is of die wordt verleend zonder enige tegenprestatie. Voor de beoordeling van het abnormaal of goedgunstig karakter van het voordeel moet worden gesteund op de economische omstandigheden van het ogenblik, op de respectieve situatie van de partijen en op de feitelijke elementen van de zaak (Bergen , Antwerpen , Gent ). Of een voordeel een abnormaal of goedgunstig karakter heeft is dus steeds een feitenkwestie. 8. In casu wordt zowel de vergoeding die door verzoekers wordt toegekend aan de buitenlandse vennootschap Y voor het gebruik van de intellectuele rechten als de vergoeding die door verzoekers wordt toegekend aan de buitenlandse vennootschap Z voor het ter beschikking stellen van cliënteel en know how vastgesteld in overeenstemming met het arm's length principe zoals vooropgesteld in de OESO Richtlijnen inzake Verrekenprijzen voor de Multinationale ondernemingen en voor de Belastingadministraties (hierna "OESO Richtlijnen"). Dit arm's length principe wordt internationaal aangenomen als de methode voor het bepalen van aanvaardbare verrekenprijzen tussen verbonden ondernemingen. Het arm's length principe wordt gedefinieerd in artikel 9 van het OESO Modelverdrag: "Indien (...) tussen ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd, die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die een van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en overeenkomstig worden belast". Met andere woorden, de voorwaarden en verrekenprijzen gehanteerd tussen verbonden ondernemingen moeten in principe dezelfde zijn als dewelke gehanteerd worden tussen volledig onafhankelijke ondernemingen. Een transactie tussen verbonden partijen is in overeenstemming met de arm's length standaard indien de resultaten van de transactie aansluiten bij de resultaten die gerealiseerd zouden zijn indien nietverbonden belastingplichtigen vergelijkbare transacties in vergelijkbare omstandigheden waren aangegaan. Om "vergelijkbaar" met een verbonden transactie te zijn, hoeft een niet-verbonden transactie niet identiek aan de verbonden transactie te zijn, maar moet ze voldoende gelijkenissen vertonen om een betrouwbare meting van een resultaat dat marktconform is te geven. 3

4 Aangezien voor de toepassing van het arm's length principe het doorgaans nodig is te verwijzen naar één of meer vergelijkbare niet-verbonden transacties of zich te baseren op verschillende verrekenprijsmethoden, zal het dikwijls moeilijk zijn om tot één cijfer te komen. In die gevallen zal de analyse van vergelijkbare punten ("comparables") een reeks ("interval") van cijfers opleveren. De OESO Richtlijnen bevestigen dat, indien de relevante voorwaarden van de verbonden transacties (b.v. de prijs of de marge) binnen het marktconforme interval vallen, geen aanpassing aan de voorwaarden van de verbonden transactie dienen te worden aangebracht. Gelet op het feit dat deze OESO Richtlijnen (herzien op 22 juli 2010) tevens de basis vormen voor het regelgevend en administratief kader inzake transfer pricing in België, is de volgende analyse gebaseerd op deze principes. Het arm's length karakter van een verbonden transactie kan men bepalen door één of meer verrekenprijsmethoden toe te passen. De OESO Richtlijnen verwijzen naar vijf methoden inzake verrekenprijzen, die in twee hoofdcategorieën kunnen worden opgedeeld: Traditionele transactiemethoden Comparable Uncontrolled Price Method ("CUP") Resale Price Method ("RP") Cost Plus Method ("CP") Transactionele winstmethoden Profit-Split Method Transactional Net Margin Method ("TNMM") De OESO Richtlijnen geven aan dat de selectie van een transfer pricing methode, zich moet richten op het vinden van "de meest geschikte methode". De in overeenstemming met deze principe vastgestelde vergoeding die door verzoekers wordt toegekend aan de buitenlandse vennootschap Y voor het gebruik van de intellectuele rechten en die door verzoekers wordt toegekend aan de buitenlandse vennootschap Z voor het ter beschikking stellen van cliënteel en know how, is bijgevolg in overeenstemming zijn met het arm's length principe in de zin van artikel 185, 2 WIB 92 en geen abnormaal of goedgunstig voordeel vormen in de zin van artikel 26, 79 en 207 WIB 92. D. Conclusie Wij hopen u met het bovenstaande enige duiding te hebben gegeven bij de verrichtingen en de o.i. van toepassing zijnde fiscale gevolgen. Wij blijven geheel te uwer beschikking voor verdere informatie aangaande deze anonieme prefilingaanvraag en om aan uw vragen in het kader van deze prefilingaanvraag tegemoet te komen, één en ander vanuit de hoop dat wij dan snel kunnen overgaan tot het indienen van een effectieve rulingaanvraag met hetzelfde voorwerp Voor de verdere afhandeling van deze ruling verlenen verzoekers volmacht aan Eddy Claesen, Michel Maus en Mark Delanote van de Werkgroep Fiscaal Correct. 4

5 Inmiddels verblijven wij, met de meeste hoogachting, TEAM Fiscaal Correct 5