Teulings in de les. Lessenserie. voortgezet onderwijs. Nieuwe vakdidactiek Economie (VECON)



Vergelijkbare documenten
M&O - een nieuw vak. Management & Organisatie. Management. Organisatie. Een nieuw vak in de bovenbouw van havo/vwo

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

1.1 Elke generatie kiest opnieuw

Allianz Arbeidsongeschiktheids-

situatie febr 2010 Volksverzekeringen Algemene Ouderdomswet 2 Algemene Nabestaandenwet 2 ANW Algemene kinderbijslagwet 2 AKW

3.2 De wereld van transacties

HAVO. Ter voorbereiding is een deel van de stof bij het vak economie in de derde klas havo opgenomen. Marketing

7.2 Terugblik. Een slechte gezondheidszorg in de negentiende eeuw zorgde voor een hoge kindersterfte. Willem-Jan van der Zanden

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

VERSCHILLENDE TARIEVEN VOOR MEER WINST

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Module 5: docentenhandleiding. Experimenteel lesprogramma nieuwe economie

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

Sparen of lenen Waarom?

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

6,9. Samenvatting door Larissa 659 woorden 18 januari keer beoordeeld. Samenvatting Economie Werk & Inkomen H1. Actieven en inactieven:

management & organisatie

De 15 valkuilen om voor op te passen bij het aangaan van een lening of krediet!

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX

Tour de Zorg Etappe 2: De Bergetappe

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4, De collectieve sector

Beste leerling, Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen

Allianz. Wagenparkmanagement. Arbeidsongeschiktheids- verzekeringen. Zekerheid over uw eigen inkomen. Allianz Inkomensverzekeringen

Steeds meer vijftigers financieel kwetsbaar

Samenvatting Economie Levensloop Hst. 2/3/4

Waardeoverdracht. Het opgebouwde pensioen meenemen naar jouw nieuwe pensioenuitvoerder

Kleurpagina vraagkaartjes beginner Ruilen over de tijd Quiz. Deze pagina 2 keer printen daarna op de achterkant de vraagkaartjes Ruilen over de tijd

Nascholing Economie: Speltheorie. Jeroen Hinloopen (UvA)

Allianz Arbeidsongeschiktheids-

For dummies: de economie van een land

4h economie module 5 samenwerken en onderhandelen

'U heeft eventueel recht op compensatie als uw vlucht vertraagd of geannuleerd is

5.5 a. Een bezit: Natascha heeft nog geld van de klant tegoed. b. Er is nog niets verkocht, dus ook niet op rekening.

Examen HAVO - Compex. economie 1

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

Ziekte en arbeidsongeschiktheid: wat is er voor jou geregeld?

Vraag Antwoord Scores

KWARTAALMONITOR APRIL Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later

Samenvatting Economie Hoofdstuk 7

economie CSE GL en TL COMPEX

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

Eindexamen economie pilot havo I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

4.1 Klaar met de opleiding

Correctievoorschrift HAVO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Vermogensopbouw  gegarandeerde rente. De voordelen op een rij: U wilt een flink bedrag opbouwen. Bijvoorbeeld om eerder te stoppen met werken,

Voorbeeld: Ik werk het liefst met een tweetal.

Wat staat er in dit boekje?

Domein D: markt (module 3) vwo 4

GOED VERZEKERD Opdrachtenblad Niveau:

Pensioenaanspraken in beeld

Zelfstandig ondernemer? Heb jij goed nagedacht over arbeidsongeschiktheid?

Rollenspel centraal akkoord (2x)

5.9. Boekverslag door T woorden 21 april keer beoordeeld

Kwaliteitscheck. Heeft de adviseur jou van tevoren uitgelegd welke stappen je moet doorlopen om een hypotheek af te sluiten?

Tijdelijk partnerpensioen Informatie voor de werkgever. Anw-pensioen. Financiële zekerheid voor het gezin van uw werknemers

Persoonlijk opleiding plan

Aan de slag met excel

Kees begint voor zichzelf (of niet)!

Financiële zekerheid bij arbeidsongeschiktheid

Wat moet ik weten als ik een hypotheek kies?

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

5.1 Het speelkwartier

Thema Informatie vragen bij een instelling

Voorbeeld adviesrapport

Economie Module 3 H1 & H2

Bijlage bij lesbrief Pensioenworkshop Mañana

80% VAN DE NEDERLANDERS TYPEERT ZICH ALS GOEDE-DOELENGEVER,

Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op.

Koopkracht van 65-plussers met aanvullend pensioen in 2009

De sociale verzekeringen vallen weer uiteen in de volksverzekeringen en de werknemersverzekeringen.

Doel Leerlingen kunnen in eigen woorden formuleren waarvoor en wanneer de berekeningen nodig zijn en deze op een correcte manier uitrekenen.

Als u 65 jaar of ouder bent

Questions and answers

Onderneming en omgeving - Speltheorie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Debat: Nationalisering of privatisering?

Koopkrachtverandering van ouderen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 23 en 24

Polisvoorwaarden= hierin staat tegen welke risico s je verzekerd bent en onder welke voorwaarde er schade-uitkering wordt gegeven

Economie en handel (leerlijn Havo bovenbouw)

Ik krijg een IVA-uitkering Wat betekent dat?

Expat Pakket Collectief

ASYMMETRISCHE INFORMATIE

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Hoofdstuk 14 Sociaal zekerheidsrecht

1 Inleiding. Wanneer ga jij met pensioen Versie: Pagina: 3 van 7

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Auteur. Bureau voor Belgische Zaken. Onderwerp. Copyright and disclaimer

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Gevangenenprobleem. Samenwerken en onderhandelen

Economie Module 3. De marktstructuur is het geheel van kenmerken van de markt die het marktevenwicht beïnvloeden.

Arbeid. 1. Vrijwilligerswerk. 2. Huishoudelijk werk. 3. Zorgarbeid

Samenvatting Economie Jong & Oud

Transcriptie:

Teulings in de les Lessenserie voortgezet onderwijs Nieuwe vakdidactiek Economie (VECON)

Teulings in de les Lessenserie voortgezet onderwijs Nieuwe vakdidactiek Economie (VECON) Eric Welp Enschede, januari 2005 VO/2560/D/05-54

Verantwoording 2005 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Alle rechten voorbehouden. Mits de bron wordt vermeld is het toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de uitgever deze uitgave geheel of gedeeltelijk te kopiëren dan wel op andere wijze te verveelvoudigen. Auteur: Eric Welp Vormgeving: SLO Layout: Christel Haitjema-Schoppink In opdracht van: VECON Besteladres SLO, Stichting Leerplanontwikkeling t.a.v. Christel Haitjema-Schoppink Postbus 2041, 7500 CA Enschede Telefoon (053) 4840 477 Internet: http://www.slo.nl

Inhoud Voorwoord en verantwoording 5 Inleiding 7 Docentenhandleiding 1. Waar laten we onze opa's en oma's? 9 2. Consumenten- en producentensurplus, een hernieuwde benadering 15 3. Geld versus Gezondheid: Suf of SUV? 21 4. Speltheorie: een nieuw onderwerp? 25 Lesvoorbeelden 5. Waar laten we onze opa's en oma's 31 6. Hoe duur is een vliegticket? 33 7. Gezondheid: Suf of SUV? 35 8. Welke fiets verkoop jij? 37 9. Antwoorden op de vragen 41

Voorwoord en verantwoording Voor u ligt het resultaat van de veldaanvraag ingediend door de vakvereniging van leraren in de economisch/maatschappelijke vakken (VECON). Het resultaat is gepresenteerd op de veldraadpleging van donderdag 7 oktober 2004 bij de Nederlandsche Bank te Amsterdam. De lessenserie geeft een eerste kijk op het nieuwe economieprogramma, rekening houdend met het advies van de eerste commissie Teulings zoals is beschreven in het rapport: Economie moet je doen. Het lesmateriaal is bedoeld om docenten, uitgevers en beleidsmakers te informeren over de invulling die gegeven kan worden aan de economielessen in de bovenbouw van het havo en vwo. Voorts is het streven om docenten met dit materiaal in de lessen ervaring op te laten doen met nieuwe onderwerpen en nieuwe inzichten binnen het economieonderwijs. Deze lessenserie is tot stand is gekomen op basis van het advies van de eerste commissie Teulings. Terwijl het schrijfproces nog in volle gang was is de tweede commissie Teulings van start gegaan om het nieuwe economieprogramma vorm te geven middels de zogenaamde explicitering. Het is dus mogelijk dat bepaalde invalshoeken, concepten en/of contexten nog veranderen. Dit heeft overigens voor de toepasbaarheid van het lesmateriaal geen of weinig consequenties. De uitgangspunten blijven onverkort van kracht en worden vermeld in de inleiding. Tevens vindt u in dit materiaal het onderscheid tussen havo en vwo niet terug. Hiervoor is bewust gekozen om recht te doen aan het aanleren van de economische bril. Deze hoeft in principe niet te verschillen voor havo en vwo leerlingen. Onderscheid tussen havo en vwo komt terug in het verschil in abstractieniveau, modelmatig denken, de hoeveelheid en moeilijkheidsgraad van wiskundige problemen en dat soort zaken meer. In de lessen hebben een flink aantal docenten deze lessenserie uitgeprobeerd en hun ervaringen tot nu toe zijn zeer positief. Beide groepen leerlingen kunnen prima met de voorbeelden uit de voeten en hebben met veel plezier en enthousiasme aan de lessen gewerkt. Ik hoop dat de lezer en uitvoerder in de lessen soortgelijke ervaringen zullen opdoen. Rest mij u tenslotte veel leesplezier toe te wensen en de hoop uit te spreken dat proefondervindelijk duidelijk wordt, hoe interessant en enthousiasmerend dit lesmateriaal in de praktijk kan uitpakken. Eric Welp Medewerker vo/economie 5

Inleiding In deze lessenserie is getracht een aantal uitgangspunten uit het advies van de eerste commissie Teulings te vertalen in concreet lesmateriaal. De uitgangspunten die terug dienen te komen, luiden als volgt: Het doel van het vak economie is het ontwikkelen van een economische kijk op maatschappelijke verschijnselen. Bij het vormgeven en uitdragen van het vak dient de veelzijdigheid en relevantie van het vak economie tot uiting te komen. Hierbij moeten de volgende elementen worden herkend: De lesstof moet aansluiten bij de belevingswereld van de leerling. De lessen dienen de leerling te activeren om zelf op onderzoek uit te gaan. De lessen zullen in eerste instantie een micro-economische benadering hebben. De lessen moeten over méér dan alleen economie gaan, het is immers een gedragswetenschap. De leerling zou economische principes moeten gaan herkennen in meerdere situaties. Het spelen van spellen is nodig om de lesstof te verlevendigen/inzichtelijk te maken. Het gebruik van wiskunde zou vooral ondersteunend moeten zijn. Het rekenen om het rekenen moet worden vermeden. In de vier lesvoorbeelden komen bovenstaande elementen steeds terug. De lesvoorbeelden zijn opgebouwd in vijf stappen. Ten eerste vindt een opsomming plaats van begrippen en contexten die terugkomen in het voorbeeld. Deze begrippen zouden wellicht deel kunnen uitmaken van het examenprogramma (met alle mogelijke voorbehouden uiteraard!). Vervolgens vindt kort een theoretische beschouwing plaats om de achtergrond van de context te schetsen. Het is aan de docent om hier een didactische invulling aan te geven. Daarna is de praktijk aan de beurt. In praktijksituaties moet de lesstof tot leven komen. Voorts komen een aantal lessuggesties ter sprake. In deze suggesties worden economische problemen aangehaald, zoals behandeld in het lesvoorbeeld, maar dan in een andere of aanverwante context. Deze worden overigens niet volledig uitgewerkt en zijn meer indicatief dan voorschrijvend. De lessenserie wordt tenslotte afgesloten met nogmaals dezelfde opdrachten, maar dan gericht aan de leerling inclusief de antwoorden. Dit materiaal kan dan direct in de lessen worden verspreid en worden uitgeprobeerd! 7

1. Waar laten we onze opa's en oma's? Docentenhandleiding 1 Context Begrippen Sociale zekerheid/arbeidsmarkt vergrijzing, omslagstelsel, kapitaaldekkingsstelsel, AOW, sociale premies, CBS, privatisering, welvaart, variabele kosten, constante kosten, winst, waardevaste uitkering, inflatie, koopkracht De theorie: sociale zekerheid 1 Een indeling De collectieve sector in Nederland bestaat uit twee onderdelen: 1. de overheden (zoals het Rijk, de gemeenten en de provincies) 2. de instellingen die belast zijn met de uitvoering van de sociale zekerheid (verstrekken van uitkeringen) Wanneer wordt gesproken van 'sociale zekerheid' dan bedoelen we dus het geheel van allerlei uitkeringen/uitkeringswetten die we in Nederland kennen. De verschillende uitkeringen zijn onder te verdelen in verschillende categorieën: Een andere indeling van de verschillende uitkeringen wordt gemaakt door te kijken naar het doel van de uitkering: is de uitkering bedoeld om kosten (deels) te dekken of is de uitkering bedoeld om inkomensverlies (deels) op te vangen 1 Bron: http://www.krimpenerwaardcollege.nl/lokeco/pagina/links.htm 9

Enkele belangrijke uitkeringen zul je moeten kennen. In onderstaande tabel zijn er enkele opgenomen: Uitkering Omschrijving Categorie Doel ABW Algemene BijstandsWet ("de bijstand") Bedoeld voor mensen die geen Sociale voorziening inkomensverlies ('speciale bijstand' ook voor dekking kosten) inkomen hebben, voor geen enkele sociale verzekering in aanmerking komen én geen eigen vermogen hebben (bijvoorbeeld spaargeld of een eigen huis). WW WerkloosheidsWet Bedoeld voor mensen die (niet door eigen schuld) hun baan - en dus hun inkomen - verliezen. Sociale verzekering - werknemersverzekering inkomensverlies WA ZW ZFW AWBZ AOW AKW Wet op de ArbeidsOngeschiktheid Wanneer mensen (met een arbeidsverleden) langer dan een jaar ziek zijn. ZiekteWet Wanneer mensen door ziekte niet in staat zijn hun normale werk te doen (maximaal 1 jaar) ZiekenFondsWet Dekt een (flink) aantal medische kosten, zoals medicijnen of een bezoek aan de huisarts. Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Dekt bijzonder hoge medische kosten (van bijzondere dure of langdurige medische behandelingen). Algemene OuderdomsWet ("pensioentje") Een basispensioen voor mensen vanaf 65 jaar. NB. de meeste mensen hebben naast de AOW-uitkering een (privé)aanvullend pensioen (via een particuliere verzekeringsmaatschappij) Algemene KinderbijslagWet ("kinderbijslag") Uitkering per kwartaal voor gezinnen (per kind). Sociale verzekering - werknemersverzekering Sociale verzekering - werknemersverzekering Sociale verzekering - werknemersverzekeringsociale verzekering - werknemersverzekering Sociale verzekering - volksverzekering Sociale verzekering - volksverzekering (hoewel de uitkering betaald wordt uit de belastingopbrengst en niet uit premieheffing) inkomensverlies inkomensverlies kostendekking kostendekking "inkomen" wordt meestal apart genoemd, maar zou gerekend kunnen worden tot de groep "kosten" 10

Waardevast/Welvaartsvast Door inflatie wordt een bepaald bedrag dat men krijgt als uitkering steeds minder waard (de koopkracht daalt). Een voorbeeld: De maandelijkse uitkering bedraagt 500. We veronderstellen dat het hele bedrag aan brood wordt uitgegeven. In 2001 kost een brood 1,70 - in 2005 kost een brood 2,05 (20,59% duurder = inflatie) Gevolg: in 2001 kon men 294 broden kopen - in 2005 nog maar 244 broden. Om ervoor te zorgen dat mensen met een uitkering er niet in koopkracht op achteruit gaan, moet de uitkering worden verhoogd met hetzelfde percentage als de inflatie. Verhoogt men de uitkering in 2005 ook met 20,59% tot 602,94 blijft de koopkracht gelijk aan die van 2001. Voor 602,94 kan met in 2005 namelijk nog steeds 294 broden kopen (voor 2,05 per brood). Wordt de koopkracht van een uitkering constant gehouden door de uitkering (jaarlijks) aan te passen aan de hoogte van de inflatie, dan spreken we van een waardevaste uitkering. Onder normale omstandigheden zullen de (gemiddelde) lonen in een land echter harder stijgen. Hierdoor stijgt de koopkracht van de werkenden. Zelfs wanneer de uitkeringen hun waarde (koopkracht) behouden, zullen de verschillen in welvaart tussen werkenden en uitkeringsgerechtigden toenemen. Wordt het bedrag van de uitkering met hetzelfde percentage verhoogd als de gemiddelde lonen in een land, zodat de welvaartsverhouding constant blijft, dan spreken we van een welvaartsvaste uitkering. Kiest men ervoor een uitkering welvaartsvast te maken, dan zal dat tot gevolg hebben dat het uitkeringsbedrag jaarlijks meer moet stijgen dan in het geval van een waardevaste uitkering (meestal geldt: loonstijging > inflatie). Hierdoor zullen de benodigde financiële middelen harder stijgen en dus ook de premiebetalingen! Een welvaartsvaste uitkering is duurder en leidt dus tot hogere premiepercentages (werkenden moeten een groter deel van hun inkomen afstaan). De praktijk Nederland vergrijst. Mensen worden steeds ouder. Alle demografische studies wijzen het uit: het aantal ouderen neemt explosief toe. Omdat deze ouderen gemiddeld vaak ook langer leven hebben ze steeds meer zorg nodig. In 1950 telde Nederland per honderd mensen in de leeftijd van 20 tot en met 64 jaar, 14 personen van 65 jaar of ouder. Deze 'grijze druk' is in de afgelopen halve eeuw toegenomen van 14 naar 22, en zal de komende decennia alleen nog maar toenemen! Het Centraal Bureau voor de Statistiek verwacht dat er in 2040 van bovenstaande groep, wel 43 personen zullen zijn van 65 jaar of ouder!! Er gaat dus een groot probleem ontstaan, willen we de boel betaalbaar houden! In deze praktijksituatie moet een leerling een oordeel gaan vellen over de mogelijkheid om de AOW te "privatiseren". Momenteel dragen alle werkende Nederlanders, via het omslagstelsel, bij aan de AOW en worden de premies rechtstreeks uitgekeerd aan de 65-plussers. Dit is een nobel principe maar wel erg kostbaar. Nu zou men kunnen denken aan 'outsourcing' (= uitbesteden) van de uitvoering van de AOW, door een bedrijf dat winst wil maken. Deze opgave laat de leerling hiermee werken! 11

In Nederland zijn de volgende gegevens bekend (gebaseerd op het totaalvak havo, examen 2002, tijdvak II, opgave 7) Jaar Leeftijd aantal personen 2003 werkenden 65 jaar en ouder 2030 werkenden 65 jaar en ouder 11.000.000 2.750.000 11.750.000 3.850.000 1. De Nederlander verdiende in het jaar 2003 gemiddeld 25.000 per jaar. De AOW-premie van de werkende bedraagt 8% van het jaarinkomen. Bereken nu het gemiddelde maandinkomen van een persoon die een AOW uitkering ontvangt. Bereken dit eveneens voor het jaar 2030. Ondersteunt jouw rekensom de geschetste problemen uit de inleiding van deze opgave? 2. Noem een tweetal redenen waardoor bovenstaande problematiek wordt veroorzaakt. Oftewel, verklaar waarom de groei van de werkende mensen achterblijft ten opzichte van de 65-plussers. 3. Waarom moet de overheid in Nederland wel actie ondernemen om iets aan het vergrijzingsprobleem te doen? Nu komt er een particulier initiatief. Het bedrijf "ExploreAfrica BV" zegt dat zij de AOW goedkoper kunnen uitvoeren dan dat de Nederlandse overheid dit kan. Zij beloven de overheid, dat ze de ouderen opvangen in een Afrikaans land. De zorg is hier goedkoper, de leefomstandigheden voor de 65-plussers zijn beter en de voorzieningen kunnen makkelijker en efficiënter worden afgestemd op de vraag. Onderdeel van de afspraak is wel dat zij de AOW vergoeding van de overheid ontvangen (minus 100 korting) en daarmee de zogenaamde opvangplicht op zich nemen voor de 65-plussers. De 65-plussers krijgen vervolgens niet langer hun vrij besteedbaar inkomen maar een bijdrage van 15 per week. Zeg dat met dit initiatief in 2003 10% van de huidige 65-plussers in Afrika kunnen worden opvangen. De ruimte is er, frisse lucht genoeg, en vooral veel personeel dat voor een schijntje werkt. 4. Welke economische voordelen zouden de Afrikaanse landen ondervinden van de opvang van de ouderen? Noem een drietal voordelen. 5. Welke voordelen zouden de 65-plussers hebben indien zij naar een Afrikaans land verhuizen? Noem een drietal voordelen. 6. Welke nadelen zouden de ouderen ondervinden indien zij naar een Afrikaans land verhuizen? Noem een tweetal nadelen. 7. Aan welke belangrijkste economische randvoorwaarde moet worden voldaan wil een particulier initiatief, zoals voorgesteld, doorgaan? En nu het rekenwerk: 8. Bereken het financiële voordeel voor de werkende mensen in 2004. 9. Stel dat de premie gelijk blijft voor de werkende mensen. Bereken nu de financiële verbetering van de 65-plussers die niet naar Afrika verhuizen. 10. Welke conclusie zou je nu kunnen trekken als je adviseur van de minister van sociale zaken en werkgelegenheid was? 12

11. Bekijk nu de volgende documentaire: Waar laten we onze oudjes, een programma van de VPRO. Zorgverzekeraar IGRIS heeft een soortgelijk project opgestart. De praktijk dus! Je kunt de volgende website bezoeken voor deze documentaire: http://www.vpro.nl/programma/geluk/afleveringen/16305700/ Na het bekijken van deze documentaire is het aan de leerling om in een betoog van 120 woorden duidelijk te maken dat de AOW niet geprivatiseerd mag worden zoals voorgesteld door zorgverzekeraar IGRIS! In het betoog moeten de volgende drie aspecten naar voren komen: 1. de balans tussen welvaart en welzijn 2. de rol van de overheid 3. de gevolgen voor de koopkracht in Nederland zowel van ouderen als jongeren Verdere suggesties De problematiek inzake het privatiseren van overheidstaken ziet men op vele markten terugkomen. Openbaar vervoer, sociale zekerheid, Schiphol, de energievoorziening, gezondheidszorg et cetera. Waar het om gaat is dat mensen niet altijd gebaat zijn bij het nobele winststreven van bedrijven. Dit kan bijvoorbeeld ten koste gaan van de gezondheid van mensen, zoals de 65-plussers die naar Afrika verhuisden. Soortgelijke problemen ziet men terug bij het privatiseren van de WAO. Bedrijven die winst willen maken bij het uitvoeren van deze regeling zouden meer oog hebben voor winstcijfers dan voor het welzijn van de mensen. Bedrijven krijgen bijvoorbeeld een bonus van de overheid als zij WAO-ers aan het werk helpen. Zij zouden dus het liefst willen zien dat WAO-ers zo snel mogelijk weer aan het werk gaan, zodat zij hun bonus kunnen binnenhalen. Wat het gevolg op de lange termijn is, is niet bekend. Hoe de gesprekken in de behandelkamers verlopen, is onbekend. Misschien worden de WAO-ers wel enorm onder druk gezet. Al met al invalshoeken genoeg die in de les aandacht verdienen. Sociale zekerheid en privatisering vormen een interessant aanknopingspunt om als levendig voorbeeld in de lessen aan te halen! Oftewel, op verschillende markten zie je dezelfde problematiek terugkomen. Terug naar de uitgangspunten van het nieuwe economieprogramma, dan komen de volgende elementen ruimschoots terug: De lesstof moet aansluiten bij de belevingswereld van de leerling. In de klas ontstaan discussies omdat iedereen wel een opa of oma heeft die naar Afrika zou kunnen verhuizen. De lessen moeten over méér dan alleen economie gaan, het is immers een gedragswetenschap. Een dilemma dus. In hoeverre moeten de financiële belangen opwegen tegen het welzijn van de mensen. Het gebruik van wiskunde zou vooral ondersteunend moeten zijn. Het rekenen om het rekenen moet worden vermeden. Door de rekensom moet duidelijk worden wat een van de achtergronden is van het probleem. Doordat een leerling ziet dat werkende mensen steeds meer moeten betalen, worden ze gedwongen om na te denken over eventuele oplossingen. 13

2. Consumenten- en producentensurplus, een hernieuwde benadering Docentenhandleiding 2 Context Begrippen Luchtvaart/vervoersmarkt Consumentensurplus, producentensurplus, vraag- en aanbod curve, prijsdiscriminatie De theorie: Consumentensurplus: hoe zat het ook al weer? Het consumentensurplus laat zich het best beschrijven als de bereidheid om iets te kopen. Aan de hand van het volgende voorbeeld wordt dit duidelijk. Stel dat vier leerlingen wordt gevraagd hoeveel zij willen betalen voor een vliegticket naar New York, dan zullen wellicht de volgende bedragen worden genoemd: Piet 750, Jan 500, Klaas 250, Marie 100 Vervolgens begint het loven en bieden. Voor welke prijs gaan de tickets de deur uit? Als een vliegmaatschappij inzet op zeg 80, dan vindt er een run op de balie plaats. Wanneer de maatschappij een prijs van 750 vraagt, is Piet de enige passagier. Stel nu voor de eenvoud dat de prijs voor een ticket op 400 komt te liggen, Piet is een gelukkig mens. Hij wilde eigenlijk 750 betalen en hoeft nu maar 400 neer te leggen. Hij heeft een surplus van 350. Hetzelfde kan gezegd worden voor Jan. Hij wilde 500 betalen maar hoeft maar 400 neer te betalen. Een surplus van 100. Klaas en Marie blijven vanzelfsprekend thuis, zij willen minder betalen dan dat de maatschappij aanbiedt. Onder consumentensurplus verstaan we dus het verschil tussen wat iemand bereid is te betalen en wat hij daadwerkelijk betaalt. In bovenstaand voorbeeld is het totale surplus 450. Grafisch ziet deze situatie er als volgt uit: prijs piet 750 jan 500 klaas 250 100 marie vliegticket 15

Bij een prijs van 250 voor een ticket is het consumentensurplus 750. De 500 van Piet plus de 250 van Jan; de optelsom van de drie vierkantjes linksboven uit de grafiek! In de praktijk komt het er op neer dat een consument zal streven om zijn surplus zo groot mogelijk te maken. Hoe lager de prijs hoe meer mensen een surplus zullen ontvangen en hoe groter het bestaande surplus Het producentensurplus werkt op soortgelijke wijze. Het gaat nu alleen niet om de koopbereid maar om het verschil tussen de prijs die een consument betaalt voor een goed minus de kosten die een onderneming maakt om het product te realiseren. Stel dat vier verschillende schilders een bepaalde klus doen en daarbij de volgende kosten moeten maken: Evert 600, Henk 500, Sjoerd 450, Maartje 400 Het moge duidelijk zijn dat de vier mensen de mogelijke opdrachtgevers zullen bestoken met prijskaartjes en offertes. De concurrentie barst los. Vervolgens zal Maartje de opdracht waarschijnlijk binnenhalen omdat zij de laagste kosten heeft en de klus het goedkoopst kan aanbieden. Stel dat de opdracht voor 425 naar haar gaat, dat heeft zij een producentensurplus van 25! Grafisch ziet dit er als volgt uit: prijs 600 500 450 Henk 400 sjoerd maartje schilderklussen Voorts kunnen dezelfde conclusies worden getrokken indien de prijs voor een schilderklus komt te liggen op (zeg) 500. Maartje, Sjoerd en Henk zullen ieder een klus kunnen uitvoeren (indien er drie klanten zijn natuurlijk!). Henk zal er niet veel aan overhouden maar Sjoerd en Maartje hebben een gezamenlijk producentensurplus van 150! De optelsom van de drie vierkantjes linksonder laten dit zien. 16

In de bovenstaande voorbeeldjes is gekeken naar individuele vragers en aanbieders. De praktijk is weerbarstiger. Daar komen vele vragers en aanbieders samen. Het spel zal er echter niet door veranderen. De hoeveelheid aangeboden vliegtickets zal toenemen, het aantal passagiers, de schilderklussen en schildersbedrijven. Een situatie die we al hebben gezien in de vraag en aanbodcurven van mensen en bedrijven. De conclusie, wat het consumentensurplus en het producentensurplus betreft, zal echter niet wezenlijk veranderen. In onderstaande grafiek zie je dit terug maar dan zonder de overzichtelijk vierkantjes van de individuele vragers en aanbieders: consumentenssu rplus aanbod Producenten surplus vraag De praktijk laat zich doorgaans niet eenvoudig in een model stoppen. Indien er meerdere consumenten en meerdere producenten op een markt zijn, is het niet zo overzichtelijk meer. Wat echter wel valt waar te nemen is dat consumenten trachten een zo laag mogelijke prijs te bedingen en producenten een zo hoog mogelijke prijs. Anders gezegd, consumenten proberen zoveel mogelijk consumentensurplus te verkrijgen en producenten een zo hoog mogelijk producentensurplus. Dit valt op vele markten waar te nemen. Vergelijk voor de eenvoud maar eens de prijzen bij verschillende supermarkten. Bij supermarktketen Dirk van de Broek betaal je minder voor een pot pindakaas dan bij Albert Heijn. Terwijl het toch echt hetzelfde merk is! De praktijk Een voorbeeld van een markt waar bovengenoemd spel telkens terug komt, is de markt voor vliegreizen. Met name de vluchten tussen populaire steden als Londen, Barcelona of Dublin hebben dagelijks verschillende prijzen. De producenten (Easyjet, Ryanair of Basiqair) proberen zoveel mogelijk geld uit de markt te halen, terwijl consumenten met behulp van internet continu op zoek zijn naar de goedkoopste reis. De strijd om het surplus zeg maar. Stel dat je volgende week een weekendje naar Barcelona wilt (vrijdag heen en zondag terug) dan zouden de volgende opties tot de mogelijkheden behoren: 17

www.easyjet.com Heen Vertrek Amsterdam Vrijdag 1/10 vertrek 13:30 aankomst Barcelona 15:50 prijs 45,49 Vrijdag 1/10 vertrek 15:30 aankomst Barcelona 17:50 prijs 95,49 Terug Vertrek Barcelona Zondag 3/10 vertrek 18:40 aankomst Amsterdam 21:10 prijs 119,49 www.ryaniar.com Heen Vertrek Eindhoven Vrijdag 1/10 vertrek 09:55 aankomst Barcelona 12:00 prijs 39,99 Vrijdag 1/10 vertrek 14:55 aankomst Barcelona 17:00 prijs 79,99 Terug Vertrek Barcelona Zondag 3/10 vertrek 12:45 aankomst Amsterdam 14:45 prijs 129,99 www.basiqair.com Heen Vertrek Amsterdam Vrijdag 1/10 vertrek 06:15 aankomst Barcelona 08:15 prijs 94,99 Vrijdag 1/10 vertrek 12:25 aankomst Barcelona 14:40 prijs 114,99 Vrijdag 1/10 vertrek 18:35 aankomst Barcelona 20:35 prijs 114,99 Terug Vertrek Barcelona Zondag 3/10 vertrek 09:10 aankomst Amsterdam 11:20 prijs 94,99 Zondag 3/10 vertrek 15:20 aankomst Amsterdam 17:30 prijs 134,99 Zondag 3/10 vertrek 21:30 aankomst Amsterdam 23:40 prijs 194,99 1. Welke overwegingen betrekken consumenten bij het boeken van een vliegreis (in dit geval een weekendje Barcelona)? 2. Welk economische risico s loopt een vliegmaatschappij bij het aanbieden van een vlucht (denk hierbij aan de kosten van de vliegmaatschappij)? 3. Wat valt je op als je de vluchtgegevens van Basiqair bekijkt? 4. Zie je dat bij de overige partijen ook terug? 5. Geef een verklaring voor de beperkte hoeveelheid beschikbare vluchten van Ryanair? 6. Zoals je ziet zijn er meerdere maatschappijen die een vlucht aanbieden naar Barcelona. Wat is de goedkoopste mogelijkheid? 7. Is dit wenselijk? Hou bij de beantwoording rekening met de eventuele wensen van de consumenten (zie opgave 1). 8. Stel dat de meest dure optie nog steeds jouw koopbereidheid weerspiegelt, wat zou dan het consumentensurplus zijn geweest? Motiveer je antwoord met een berekening. 9. Stel dat de concurrentie op de markt voor Europese vluchten zo hevig is dat Ryanair en Easyjet failliet gaan. Wat zou er dan gebeuren met de prijzen voor vliegtickets? 18

10. Welke uitspraak zou je dan vervolgens kunnen doen over de strijd tussen het consumentensurplus en het producentensurplus? 11. Stel dat je nu eens over 6 maanden een soortgelijk weekendje weg wil naar Barcelona, welk prijzenlijstje zou je dan kunnen maken? Welke conclusie kun je hieruit trekken? Maak hierbij gebruik van de websites van Basiqair, Ryanair en EasyJet. 12. Stel dat je geen weekend weg wil, maar een midweek. Herhaal bovenstaande opgave maar dan van maandag tot vrijdag. Welke conclusie kun je nu trekken? Suggesties Het principe van de strijd om het producenten surplus en het consumentsurplus komt op vele markten terug. Niet alleen de prijzen van vliegtickets lenen zich hiervoor, maar ook de prijzen van treinkaartjes, energieprijzen, festivalkaartjes die soms tegen dumpprijzen worden weggedaan of de prijzen van een minuutje mobiel bellen. Hoe kan het dat er zoveel verschillende prijzen bestaan? Hoe kom je in de brei van gegevens tot een ideaal tarief? Kies je voor een sms-bundel met weinig belminuten of ga je toch voor de nieuwste Nokia of Sony Ericson met een daarbij behorend duur abonnement? Biedt internet uitkomst? Welke bronnen kunnen worden geraadpleegd? Ruimte genoeg voor de docent om de leerlingen de wondere wereld van de markt te laten zien! Waar het om gaat is dat leerlingen op een of andere wijze worden geconfronteerd met de eigenaardigheden van de markt. Uitkomsten laten zich moeilijk voorspellen en irrationele beslissingen komen veel vaker voor dan men zou denken. Met behulp van prijsvergelijkingen op internet kan het voor een leerling dus een stuk overzichtelijker worden. Een mogelijk voorbeeld zou zijn het uitrekenen van de goedkoopste brommerverzekering, ziektekostenverzekering of reisverzekering. Binnen enkele minuten is een volledig prijsoverzicht te maken waarin de strijd om het producentensurplus en het consumentensurplus tot uitdrukking komt. In dit lesvoorbeeld kunnen de volgende uitgangspunten worden herkend: De lesstof moet aansluiten bij de belevingswereld van de leerling. De meeste leerlingen zijn handig met computers en de prijzen van vliegtickets spreken tot de verbeelding. Overal treffen we namelijk de opmerkelijke reclames van de vliegmaatschappijen aan. De lessen dienen de leerling te activeren om zelf op onderzoek uit te gaan. Om uitspraken te kunnen doen over het surplus is een prijsvergelijking onontbeerlijk. Met name het eigen onderzoek naar prijzen voor midweken naar Barcelona sluiten hier op aan. De lessen zullen in eerste instantie een micro-economische benadering hebben. De leerling zou economische principes moeten gaan herkennen in meerdere situaties. Behalve vliegtickets is de problematiek elders waarneembaar. Dit biedt mogelijkheden voor soortgelijk opgaven. Het spelen van spellen is nodig om de lesstof te verlevendigen/inzichtelijk te maken. Leerlingen komen een beetje op de stoel van de vliegmaatschappij te zitten. Om inzicht te krijgen in prijsdiscriminatie moet je het spel kennen. Het learning-by-doing principe komt hier mogelijkerwijs in terug. 19

3. Geld versus Gezondheid: Suf of SUV? Docentenhandleiding 3 Context Begrippen Productmarkt, Gezondheidszorg inkomensherverdeling, directe belastingen, indirecte belastingen, overheidsinkomsten en uitgaven, Een van de uitgangspunten van het nieuwe economieprogramma luidt als volgt: The study of economics does not seem to require any specialized gifts of an unusuallly high order. Is it not. a very easy subject compared with higher branches of philosophy or pure science? An easy subject, at which very very few excel! The paradox finds its explanation, perhaps, in that the master-economist must possess a rare combination of gifts. He must be a mathematician, historian, statesman, philosopher-in some degree. He must understand symbols and speak in words. He must contemplate the particular in terms of the general, and touch abstract and concrete in the same flight of thought. He must study the present in the light of the past for the purposes of the future. No part of man s nature or his institutions must lie entirely outside his regard. He must be purposeful and disinterested in simultaneous mood; as aloof and incorruptible as an artist, yet sometimes near the earth as a politician (John Maynard Keynes). Mankiw, als inspirator van het werken met concepten en contexten, refereert in zijn werk aan het beroemde autogordelincident in de late zestiger jaren. In Amerika werd onder aanvoering van Ralph Nader besloten om een wet in te voeren die automobilisten verplichtte om autogordels te dragen. De achterliggende gedachte was duidelijk. Een autogordel maakt de kans op lichamelijk letsel na een incident kleiner, waardoor er minder mensen in een ziekenhuis komen en de kosten voor de gezondheidszorg kunnen dalen. Het tegenoverstelde vond echter plaats. Doordat mensen zich veiliger waanden met een autogordel, ging men onvoorzichtiger rijden, waardoor er meer ongelukken plaatsvonden en de kosten voor de gezondheidszorg de pan uitrezen! Deze zogenaamde indirecte effecten zouden zeker onderwerp van studie moeten zijn. Een soortgelijke situatie doet zich momenteel voor in, zeg de PC Hooftstraat, zo blijkt uit het volgende (aangepaste) krantenartikel: 21

De Praktijk Lijvige wagens leveren schatkist 20 miljoen op AMSTERDAM - De opmars van de zwaar-gemotoriseerde terreinwagen als personenauto heeft de Nederlandse schatkist de afgelopen vier jaar naar schatting twintig miljoen euro opgeleverd. Deze wagens, waaronder de zogeheten SUV's (Sport Utility Vehicles), zijn veel zwaarder dan doorsnee auto's, waardoor meer motorrijtuigenbelasting door de Belastingdienst wordt opgehaald. SUV's worden ook 'PC Hooft-tractors' genoemd, omdat de grofgeschapen en hooggebouwde vehikels in de Amsterdamse winkelstraat het beeld bepalen. Maar ook buiten de hoofdstad zijn SUV's, zoals de KIA Sorento, de Chevrolet Trailblazer, de Volvo XC90 en Volkswagen Touareg, populair. Uit recente cijfers van het communicatie- en informatie instituut voor de voertuigbranche, RDC Datacentrum, blijkt dat sinds 2000 de verkoop is verdubbeld. Het RDC Datacentrum noemt 2004 nu al 'een heftig SUV-jaar'. Werden er in 2002 over een heel jaar circa dertienduizend SUV's verkocht, in de eerste helft van 2004 werden deze verkoopcijfers al bijna geëvenaard: twaalfduizend. Ook gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek wijzen uit dat automobilisten voor steeds lijviger wagens kiezen. Behalve de toename van de SUV's, die een gemiddeld gewicht hebben van ongeveer 1900 kilo, is ook het aantal nog zwaardere auto's stevig gestegen. De afgelopen vier jaar zijn er vijftigduizend wagens bijgekomen in de gewichtsklasse 1651 tot 2451 kilo en meer. Uit bovenstaand krantenartikel lijkt het alsof er een soort optimale situatie ontstaat. Burgers kopen een mooie auto waar ze de blits mee uithangen, de overheid vangt een aardig belastingcentje waar ze vervolgens mooie dingen mee kan doen. De wegen verbreden zodat de files misschien wel afnemen of geld te investeren in het milieu zodat toekomstige generaties van de natuur kunnen blijven genieten. Ideaal toch? Het lijkt erop alsof iedereen er beter van wordt! Economen worden dan al snel gelukkig. Maar is dat ook daadwerkelijk zo? Uit de inleiding bij deze opdracht bleek al dat door de introductie van de autogordel mensen alleen maar onvoorzichtiger zijn gaan rijden waardoor meer mensen in het ziekenhuis kwamen en de kosten voor de gezondheidszorg de pan uitrezen. 1. Eerst gaan we kijken welke opbrengsten de overheid zoal heeft op het moment dat mensen een grotere auto kopen. Laat aan de hand van de website http://www.wegenbelasting.nl/ zien welke factoren bepalend zijn voor de hoogte van de motorrijtuigenbelasting. 2. Waaruit blijkt nu de inkomensherverdeling denk je? Motiveer je antwoord. 3. De belastingdienst in Nederland heeft eveneens een mooie website waarop je gratis kunt zien hoeveel wegenbelasting je moet betalen. Open de site http://www.belastingdienst.nl/mrb/ en laat vervolgens zien hoeveel wegenbelasting iemand met een SUV moet betalen (ga ervan uit dat iemand in de provincie Noord Holland woont en een KIA Sorento rijdt). 4. Waarom zouden de bedragen die mensen aan motorrijtuigenbelasting betalen, per provincie verschillen? 5. Het is tevens verdraaid lastig om van alle automerken te achterhalen hoe zwaar de verschillende types zijn, waarom zouden veel autofabrikanten dat achterwege laten denk je? Zou je bijvoorbeeld kunnen achterhalen op de website van Volkswagen, hoe zwaar een Volkswagen Touareg is? 22