Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Nationale Rekeningen

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Bruto binnenlands product

H1: Economie gaat over..

1 De economische kringloop

7,8. Samenvatting door een scholier 868 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Samenvatting economie. 2.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Antwoorden Economie H1; Productie en Productiefactoren (Present)

Boekverslag door M woorden 21 februari keer beoordeeld

Eco samenvatting H16 t/m H23

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

H2: Economisch denken

- door geld op een spaarrekening te zetten (meestal direct opeisbaar, laag risico, lage rente)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 23

Samenvatting door een scholier 2471 woorden 20 juni keer beoordeeld

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Lesbrief Modellen

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 en 7: Nationale boekhouding & Groei en conjunctuur

ALGEMENE ECONOMIE /03

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

TENTAMEN. HvA-HES ALGEMENE ECONOMIE

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

Samenvatting Economie samenvatting overheid + hfdst 1 consumenten en producenten

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

5,3. Samenvatting door K. 811 woorden 21 oktober keer beoordeeld. Economie in context

1ste bach PSW. Economie. 2de semester. uickprinter Koningstraat Antwerpen B EUR

6,7. Samenvatting door een scholier 1150 woorden 10 oktober keer beoordeeld. De productiefactoren noemen en hun beloningen onderscheiden.

Antwoorden stencils OPGAVE pond. (36,41%) 1,48 miljard als het BNP in procenten harder is gestegen dan het bedrag in ponden in procenten

Inkomsten en uitgaven van de landsoverheid Curaçao in 2014

Waarom gaan we investeren We verwachten winst te maken! Alleen rekening houden met toekomstige ontvangsten en uitgaven.

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 4, 5 en 6

Het primaire inkomen is de beloning voor het ter beschikking stellen van productiefactoren.

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

De optelsom van alle bruto toegevoegde waarden die in een land gedurende een jaar zijn gemaakt, is gelijk aan het bbp.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5 en 6

a Wie lenen er allemaal voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed? b Wie lenen er allemaal wegens een onverwachte tegenslag?

bruto inkomen (per persoon)

Het rendement van een belegging is de opbrengst uitgedrukt in procenten van het belegde bedrag.

Relatieve schaartste (met productie factoren bereikt(prijs)) Vrij goed (zonder de mens bereikt (gratis))

Samenvatting M&O hoofdstuk

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Vermogen: geld Kapitaal (aandelen, obligaties, leningen (lange termijn))

Samenvatting Economie Inkomen en groei

De grootste financiële beslissing in een mensenleven

Vraag Antwoord Scores

UIT theorie ASAD

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt & inkomen

Nationale rekeningen 2004 Revisie 2001

Ruilen over de tijd (havo)

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Het examen omvat 21 vragen.

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Werken voor loon of voor winst? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 4 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 1.9 en 1.

Samenvatting Economie Productie en productiefactoren

Begrippen: - Overheid: Onder overheid verstaan we het Rijk en de overige publiekrechtelijke lichamen, zoals provincies en gemeenten.

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen


Coöperatieve Burgerbank

Samenvatting Economie hoofdstuk 1

1 Het kasstroomoverzicht

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Samenvatting Economie Lesbrief Inkomen, Hoofdstuk 1 t/m 6

NAM-multiplicatoren: handleiding

Hoofdstuk 15 Economische relaties

Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Economie Pincode klas 4 VMBO-GT 5 e editie Samenvatting Hoofdstuk 7 De overheid en ons inkomen Exameneenheid: Overheid en bestuur

bestaande 4-schijvenstelsel, 'het oude stelsel' schijf lengte van de schijf belastingtarief % % 3 40.

4.1 Klaar met de opleiding

Uitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Persbericht. Huishoudens verliezen koopkracht in Centraal Bureau voor de Statistiek

De boekhoudkundige ruggengraat van SAFFIER II: de GPS-matrix en het rekeningenstelsel

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Meso-economie De totale productie van een bedrijfskolom kun je vinden door de toegevoegde waarde van afzonderlijke

Vraag Antwoord Scores

Tradealot Obligatie II van Tradealot B.V.

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Samenvatting Economie Jong & Oud

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inkomen huishoudens gecorrigeerd voor inflatie licht gedaald. Meer inkomen uit vermogen en pensioen

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

20.1 Wat is economische groei?!

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 en 7

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie havo II

De inkomensverdeling tussen sectoren 10. Auteur Frank Notten

Transcriptie:

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1 Sparen: inkomen niet gebruiken voor consumptie. in de toekomst gebruiken voor een grotere aankoop. Beleggen: tijdelijk vastleggen van gelden in beleggingsobjecten. Vormen van beleggen: Spaarrekening: geld zet je op een spaarrekening bij de bank hierover krijg je rente, je kunt dit geld eraf halen wanneer je maar wilt. (laag risico want banken gaan niet snel failliet.) Obligaties: een stukje van een lening met een afgesproken rentepercentage, je kunt het geld niet zomaar weer terug pakken. Je bent het echt voor de afgesproken tijd kwijt. (Risico vol want als het bedrijf failliet gaat dan krijg je je geld niet terug.) Aandelen: deelname in het eigen vermogen van een onderneming, je kunt je geld niet zomaar terug krijgen. Hiervoor moet je je aandeel verkopen. (Risico vol want je aandeel kan ook minder waard zijn geworden.) Paragraaf 16.2 Als een onderneming zoals een NV of overheidsinstelling geld nodig heeft kunnen ze krediet krijgen bij de bank maar ze kunnen ook een obligatielening plaatsen. obligatielening zijn meestal miljoenen euro s dus wat doen ze, ze knippen de obligatielening in stukjes deze stukjes heten obligaties. Zo kan iedereen een obligatie krijgen zelfs met minder geld. Staatslening: obligatielening bij de centrale overheid. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 1 van 20

De rente over een obligatie wordt berekend over de nominale waarde. De rente per jaar wordt couponrente genoemd. Voorbeeld: nominale waarde 10.000, rente per jaar is 4% dan doe je: 4 / 100 x 10.000 = 400,- De koers van een obligatie wordt bepaald door de risico s die de houder van de obligatie loopt. De verkoopwaarde van een obligatie kan soms hoger zijn dan de nominale waarde, en ook minder!! Rendement: de opbrengst in procenten van de belegging. Kun je als volgt berekenen: Couponrente van 15 januari 2009 400 Couponrente van 15 januari 2010 400 Verkoopopbrengst van de obligatie 9950 Totaal 10750 Belegging 10000 Beleggingsopbrengst 750 0,5 x 750 / 10.000 x 100% = 3,75% (de 0,5 is omdat de beleggingsopbrengst in 2 jaar is behaald, wordt voor het berekenen van het gemiddelde rendement de beleggingsopbrengst gehalveerd hier zie je dus dat het rendamnet van de obligatie is gedaald. (4% 3,75%) Paragraaf 16.3 Aandeel: deelname in het eigenvermogen van een onderneming. Aandeelhouder: als je in het bezit bent van één of meerdere aandelen. heeft recht op winst. deze uitgekeerde winst heet dividend. Als een onderneming verlies maakt merken de aandeelhouders dit door: ze krijgen haast of geen dividend. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 2 van 20

Er zijn 2 soorten ondernemingen die aandelen hebben: 1.) De naamloze vennootschap (VN). hun kunnen de aandelen vrijelijk via de effectenbeurs verkopen. 2.) De besloten vennootschap (BV). hun kunnen de aandelen alleen onder zo strikte voorwaarden van eigendom verwisselen. (je zou kunnen zeggen dat mensen die geen aandeel hebben in de BV deze ook niet kunnen kopen.) De prijs van een beursgenoteerd aandeel is een kwestie van vraag en aanbod. Zal de vraag naar dit aandeel stijgen in de toekomst dan zal de koers oplopen, andersom net zo. Aandeelhouders worden op verschillende manieren geconfronteerd met de risico s van beleggen: Door tegenvallende winsten, hierdoor vallen de dividenden ook tegen. Tegenvallende winsten zorgen meestal ook voor dalende aandeelkoersen, hierdoor neemt de waarde van de belegging af. als een aandeelhouder het risico te groot vind worden kan die zijn aandeel verkopen. Een beeld van de ontwikkeling van de beurskoersen wordt gegeven met de Amsterdam Exchange index (AEXindex). Dit indexcijfer is een gewogen gemiddelde van de aandelenkoersen van de 25 grootste aandelenfondsen op de Amsterdamse effectenbeurs en is daarmee een graadmeter voor deze beurs. De Europese Centrale Bank heef als hoofdtaak: het voorkomen van inflatie. Inflatie wijst erop dat de vraag naar goederen en diensten toeneemt in vergelijking tot het aanbod. Paragraaf 17.1: Micro-economie: Wanneer we ons beperken tot het bestuderen van de prijsvorming op één bepaalde markt. Macro-economie: Het bestuderen van alle economische activiteiten op landelijk en internationaal niveau. Economische kringloop: is een voorstelling van de geld- en goederenstromen tussen de verschillende economische sectoren. Huishoudens: worden alle inwoners van Nederland bedoeld. Huishoudens vervullen twee belangrijke economische functies: https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 3 van 20

1.) Ze zijn consument. 2.) ze lever productiefactoren. De beloningen hiervoor noemen we de factorbeloningen. Ondernemingen: hun houden zich bezig met de productie van verhandelbare goederen en diensten. Alle goederen en diensten die ondernemingen voortbrengen, worden verhandeld op markten. Consumptiegoederen worden geleverd aan huishoudens ondernemingen maken echter ook kapitaalgoederen die aan andere ondernemingen en de overheid orden verkocht. reële sfeer of goederensfeer: De stroom productiefactoren van huishoudens naar ondernemingen en vervolgens de stroom van consumptiegoederen van ondernemingen naar huishoudens. Tegengesteld aan de goederenkringloop loopt een geldstroom: geldsfeer of monetaire sfeer: deze stroom laat de beloningen zien die ondernemingen voor de geleverde productiefactoren aan de huishoudens betalen en toont de betalingen van de huishoudens aan ondernemingen voor de geleverde consumptiegoederen. Productie is het toevoegen van waarde. Toegevoegde waarde = omzet intermediair gebruik intermediair gebruik: De inkopen die bij andere ondernemingen zijn gedaan. Productiefactoren: Kapitaal, Arbeid, Natuur, Ondernemerschap. (KANO) De toegerekende loon van een ondernemer kun je berekenen door jezelf af te vragen: Hoeveel zou de eigenaar kunnen verdienen, als hij bij een andere onderneming in loondienst had gewerkt? interest of rente: beloning die we toe rekenen aan de kapitaalgoederen die de onderneming gebruikt. De hoogte van deze rente zou je gelijk kunnen stellen aan de rente die de eigenaar ontvangt, als hij het in de onderneming geïnvesteerde geld op een spaarrekening had gezet. We spreken in dit verband van de opofferingskosten van het geïnvesteerde kapitaal. Als we aannemen dat het geïnvesteerde kapitaal 250.000 bedraagt, waarmee op een spaarrekening 4% kan worden https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 4 van 20

verdiend, is de toegerekende beloning van de productiefactor kapitaal: 0,04 * 250.000 = 10.000 Aan de bekwaamheid van de ondernemer om de verschillende productiefactoren te combineren reken we de resterende toegevoegde waarde toe. Is dit restant positief, dan spreken we van winst, anders is er sprake van verlies. Paragraaf 17.2: De toegevoegde waarde van de overheidsdiensten is niet te meten, omdat er voor deze diensten geen via de markt bepaalde prijs tot stand komt. Volgens internationale afspraken wordt daarom de toegevoegde waarde van de overheid gelijkgesteld aan het totaal van de ambtenarensalarissen. Bruto Binnenlands Product (BBP): de totale productie door binnenlandse sectoren. Het gaat om de productie of de toegevoegde waarde binnen de grenzen van een land. Ook buitenlandse ondernemingen die in Nederland produceren, dragen aan het binnenlands product bij. Bruto toegevoegde waarde: verstaan we de totale toegevoegde waarde, inclusief de afschrijvingen. netto toegevoegde waarde zijn de afschrijvingen niet meegerekend. nationaal inkomen: het inkomen dat we allemaal samen verdienen in een jaar. De beloningen van de productiefactoren noemen we de primaire inkomens. Paragraaf 17.3: Schaarste: dat we iets moeten opofferen om iets anders te verkrijgen. Een veel gebruikt middel om de prestaties van landen met elkaar te vergelijken is het BBP per hoofd van de bevolking, is het BBP gedeeld door het aantal inwoners. Formele economie: de officiële economische transacties samen. Er bestaat ook een informele economie bestaande uit niet-geregistreerde transacties. De informele economie valt in twee gedeelten uiteen: https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 5 van 20

Een legaal gedeelte: dit wordt wel het grijze deel genoemd. We rekenen hiertoe activiteiten als huishoudelijk werk en doe-het-zelf-activiteiten. Een illegaal gedeelte: hieronder vallen activiteiten die op zichzelf legaal zijn, maar illegaal worden door bijv. de belastingen te ontduiken. Wordt ook wel het zwarte deel genoemd. Paragraaf 18.1: Kapitaalgoederen: goederen die bestemd zijn om bij de productie te gebruiken. De aanschaf van kapitaalgoederen noemen we investeren. Investeringen hebben in de regel twee redenen: Vervanging van versleten kapitaalgoederen Uitbreiding van de productiecapaciteit. Tijdens het gebruik van kapitaalgoederen slijten en/of verouderen ze. Op een gegeven moment zijn de kapitaalgoederen zo versleten, dat ze vervangen moeten worden om de productiecapaciteit van de onderneming in stand te houden. We spreken dan van vervangingsinvesteringen. Factorbeloningen: Loon Winst Pacht interest Wanneer kapitaalgoederen worden aangeschaft om de productiecapaciteit uit te breiden, spreken we van uitbreidingsinvesteringen of netto-investeringen. Nationale rekeningen: Een boekhoudkundige opstelling van de in een jaar gerealiseerde productie en inkomens. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 6 van 20

https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 7 van 20

Paragraaf 18.3: De netto-export is het verschil tussen de uitvoer en invoer van goederen en diensten. De netto-port is positief, als de waarde van de export groter is dan de waarde van de import. Als de netto-export negatief is, is de waarde van de export kleiner dan de waarde van de import. In dit laatste geval wordt dan ook wel va een importoverschot gesproken. Onder export van goederen verstaan we de levering van goederen door mensen die in Nederland wonen aan mensen in het buitenland. Onder import verstaan we de levering van goederen vanuit het buitenland naar Nederland. Je moet in de nationale rekening het deel van het buitenland net anders bekijken, je moet het vanaf het buitenland bekijken. Y = C + I + O + E M Y = Nationaal inkomen C = Consumptie I = Investeringen O = Overheidsbestedingen E = Export https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 8 van 20

M = Import Het berekenen van het nationaal inkomen: Het meten van de productie. Nationaal inkomen = toegevoegde waarde bedrijven + toegevoegde waarde overheid Via de inkomensvorming : Nationaal inkomen = loon + pacht +interest + winst Via de bestedingen: Y = C + I + O + E M Berekening BBP vanuit de productie: Saldo product gebonden belastingen en subsidies: denk aan btw, en accijnzen. Voor het OV gelden vaak prijs verlagende subsidies. Door rekening te houden met deze product gebonden belastingen en subsidies vinden we het bruto binnenlands product tegen marktprijzen. Dit zijn de prijzen die je in de winkel voor de producten moet betalen. Berekening BBP vanuit de inkomensvorming: Door bij de factorbeloningen het saldo van de product gebonden belastingen en subsidies op te tellen en het gevonden bedrag vervolgens te verhogen met de afschrijvingen, vinden we het bruto binnenlands product tegen marktprijzen. Berekening BBP vanuit de finale bestedingen: De finale bestedingen zijn gelijk aan de waarde van de geproduceerde eindproducten. Het totaal van de finale bestedingen wordt onderverdeel in : consumptieve bestedingen, investeringen en export. De finale bestedingen vormen samen met het intermediair verbruik de totale bestedingen aan goederen en diensten. Door de finale bestedingen te verminderen met de import vinden we het BBP. Voorbeeld nationale rekeningen Huishoudens B M Consumptie 135 Factorbeloningen 189 Belasting 36 Ambtenaar salaris 27 Sparen 45 Totaal 216 Totaal 216 https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 9 van 20

Bruto-investeringen 51 Afschrijvingen 10 Overheid tekort 7 Sparen 45 Uitvoer tekort 3 Totaal 58 Totaal 58 Ondernemingen B M Buitenland B M Factorbeloningen 189 Materiele consumptie 16 Afschrijvingen 10 Consumptie 135 Netto-export 3 Bruto-investeringen 51 Totaal 202 Totaal 202 Uitvoer tekort 3 Netto-export 3 Totaal 3 Totaal 3 Overheid B M Ambtenaar salaris 27 Belasting 36 Materiele consumptie 16 Overheid tekort 7 Totaal 43 Totaal 43 Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1 Sparen: inkomen niet gebruiken voor consumptie. in de toekomst gebruiken voor een grotere aankoop. Beleggen: tijdelijk vastleggen van gelden in beleggingsobjecten. Vormen van beleggen: Spaarrekening: geld zet je op een spaarrekening bij de bank hierover krijg je rente, je kunt dit geld eraf halen wanneer je maar wilt. (laag risico want banken gaan niet snel failliet.) Obligaties: een stukje van een lening met een afgesproken rentepercentage, je kunt het geld niet zomaar weer terug https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 10 van 20

pakken. Je bent het echt voor de afgesproken tijd kwijt. (Risico vol want als het bedrijf failliet gaat dan krijg je je geld niet terug.) Aandelen: deelname in het eigen vermogen van een onderneming, je kunt je geld niet zomaar terug krijgen. Hiervoor moet je je aandeel verkopen. (Risico vol want je aandeel kan ook minder waard zijn geworden.) Paragraaf 16.2 Als een onderneming zoals een NV of overheidsinstelling geld nodig heeft kunnen ze krediet krijgen bij de bank maar ze kunnen ook een obligatielening plaatsen. obligatielening zijn meestal miljoenen euro s dus wat doen ze, ze knippen de obligatielening in stukjes deze stukjes heten obligaties. Zo kan iedereen een obligatie krijgen zelfs met minder geld. Staatslening: obligatielening bij de centrale overheid. De rente over een obligatie wordt berekend over de nominale waarde. De rente per jaar wordt couponrente genoemd. Voorbeeld: nominale waarde 10.000, rente per jaar is 4% dan doe je: 4 / 100 x 10.000 = 400,- De koers van een obligatie wordt bepaald door de risico s die de houder van de obligatie loopt. De verkoopwaarde van een obligatie kan soms hoger zijn dan de nominale waarde, en ook minder!! Rendement: de opbrengst in procenten van de belegging. Kun je als volgt berekenen: Couponrente van 15 januari 2009 400 Couponrente van 15 januari 2010 400 Verkoopopbrengst van de obligatie 9950 Totaal 10750 Belegging 10000 Beleggingsopbrengst 750 0,5 x 750 / 10.000 x 100% = 3,75% (de 0,5 is omdat de beleggingsopbrengst in 2 jaar is behaald, wordt voor het berekenen van het gemiddelde rendement de beleggingsopbrengst gehalveerd https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 11 van 20

hier zie je dus dat het rendamnet van de obligatie is gedaald. (4% 3,75%) Paragraaf 16.3 Aandeel: deelname in het eigenvermogen van een onderneming. Aandeelhouder: als je in het bezit bent van één of meerdere aandelen. heeft recht op winst. deze uitgekeerde winst heet dividend. Als een onderneming verlies maakt merken de aandeelhouders dit door: ze krijgen haast of geen dividend. Er zijn 2 soorten ondernemingen die aandelen hebben: 1.) De naamloze vennootschap (VN). hun kunnen de aandelen vrijelijk via de effectenbeurs verkopen. 2.) De besloten vennootschap (BV). hun kunnen de aandelen alleen onder zo strikte voorwaarden van eigendom verwisselen. (je zou kunnen zeggen dat mensen die geen aandeel hebben in de BV deze ook niet kunnen kopen.) De prijs van een beursgenoteerd aandeel is een kwestie van vraag en aanbod. Zal de vraag naar dit aandeel stijgen in de toekomst dan zal de koers oplopen, andersom net zo. Aandeelhouders worden op verschillende manieren geconfronteerd met de risico s van beleggen: Door tegenvallende winsten, hierdoor vallen de dividenden ook tegen. Tegenvallende winsten zorgen meestal ook voor dalende aandeelkoersen, hierdoor neemt de waarde van de belegging af. als een aandeelhouder het risico te groot vind worden kan die zijn aandeel verkopen. Een beeld van de ontwikkeling van de beurskoersen wordt gegeven met de Amsterdam Exchange index (AEXindex). Dit indexcijfer is een gewogen gemiddelde van de aandelenkoersen van de 25 grootste aandelenfondsen op de Amsterdamse effectenbeurs en is daarmee een graadmeter voor deze beurs. De Europese Centrale Bank heef als hoofdtaak: het voorkomen van inflatie. Inflatie wijst erop dat de vraag naar goederen en diensten toeneemt in vergelijking tot het aanbod. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 12 van 20

Paragraaf 17.1: Micro-economie: Wanneer we ons beperken tot het bestuderen van de prijsvorming op één bepaalde markt. Macro-economie: Het bestuderen van alle economische activiteiten op landelijk en internationaal niveau. Economische kringloop: is een voorstelling van de geld- en goederenstromen tussen de verschillende economische sectoren. Huishoudens: worden alle inwoners van Nederland bedoeld. Huishoudens vervullen twee belangrijke economische functies: 1.) Ze zijn consument. 2.) ze lever productiefactoren. De beloningen hiervoor noemen we de factorbeloningen. Ondernemingen: hun houden zich bezig met de productie van verhandelbare goederen en diensten. Alle goederen en diensten die ondernemingen voortbrengen, worden verhandeld op markten. Consumptiegoederen worden geleverd aan huishoudens ondernemingen maken echter ook kapitaalgoederen die aan andere ondernemingen en de overheid orden verkocht. reële sfeer of goederensfeer: De stroom productiefactoren van huishoudens naar ondernemingen en vervolgens de stroom van consumptiegoederen van ondernemingen naar huishoudens. Tegengesteld aan de goederenkringloop loopt een geldstroom: geldsfeer of monetaire sfeer: deze stroom laat de beloningen zien die ondernemingen voor de geleverde productiefactoren aan de huishoudens betalen en toont de betalingen van de huishoudens aan ondernemingen voor de geleverde consumptiegoederen. Productie is het toevoegen van waarde. Toegevoegde waarde = omzet intermediair gebruik intermediair gebruik: De inkopen die bij andere ondernemingen zijn gedaan. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 13 van 20

Productiefactoren: Kapitaal, Arbeid, Natuur, Ondernemerschap. (KANO) De toegerekende loon van een ondernemer kun je berekenen door jezelf af te vragen: Hoeveel zou de eigenaar kunnen verdienen, als hij bij een andere onderneming in loondienst had gewerkt? interest of rente: beloning die we toe rekenen aan de kapitaalgoederen die de onderneming gebruikt. De hoogte van deze rente zou je gelijk kunnen stellen aan de rente die de eigenaar ontvangt, als hij het in de onderneming geïnvesteerde geld op een spaarrekening had gezet. We spreken in dit verband van de opofferingskosten van het geïnvesteerde kapitaal. Als we aannemen dat het geïnvesteerde kapitaal 250.000 bedraagt, waarmee op een spaarrekening 4% kan worden verdiend, is de toegerekende beloning van de productiefactor kapitaal: 0,04 * 250.000 = 10.000 Aan de bekwaamheid van de ondernemer om de verschillende productiefactoren te combineren reken we de resterende toegevoegde waarde toe. Is dit restant positief, dan spreken we van winst, anders is er sprake van verlies. Paragraaf 17.2: De toegevoegde waarde van de overheidsdiensten is niet te meten, omdat er voor deze diensten geen via de markt bepaalde prijs tot stand komt. Volgens internationale afspraken wordt daarom de toegevoegde waarde van de overheid gelijkgesteld aan het totaal van de ambtenarensalarissen. Bruto Binnenlands Product (BBP): de totale productie door binnenlandse sectoren. Het gaat om de productie of de toegevoegde waarde binnen de grenzen van een land. Ook buitenlandse ondernemingen die in Nederland produceren, dragen aan het binnenlands product bij. Bruto toegevoegde waarde: verstaan we de totale toegevoegde waarde, inclusief de afschrijvingen. netto toegevoegde waarde zijn de afschrijvingen niet meegerekend. nationaal inkomen: het inkomen dat we allemaal samen verdienen in een jaar. De beloningen van de productiefactoren noemen we de primaire inkomens. Paragraaf 17.3: https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 14 van 20

Schaarste: dat we iets moeten opofferen om iets anders te verkrijgen. Een veel gebruikt middel om de prestaties van landen met elkaar te vergelijken is het BBP per hoofd van de bevolking, is het BBP gedeeld door het aantal inwoners. Formele economie: de officiële economische transacties samen. Er bestaat ook een informele economie bestaande uit niet-geregistreerde transacties. De informele economie valt in twee gedeelten uiteen: Een legaal gedeelte: dit wordt wel het grijze deel genoemd. We rekenen hiertoe activiteiten als huishoudelijk werk en doe-het-zelf-activiteiten. Een illegaal gedeelte: hieronder vallen activiteiten die op zichzelf legaal zijn, maar illegaal worden door bijv. de belastingen te ontduiken. Wordt ook wel het zwarte deel genoemd. Paragraaf 18.1: Kapitaalgoederen: goederen die bestemd zijn om bij de productie te gebruiken. De aanschaf van kapitaalgoederen noemen we investeren. Investeringen hebben in de regel twee redenen: Vervanging van versleten kapitaalgoederen Uitbreiding van de productiecapaciteit. Tijdens het gebruik van kapitaalgoederen slijten en/of verouderen ze. Op een gegeven moment zijn de kapitaalgoederen zo versleten, dat ze vervangen moeten worden om de productiecapaciteit van de onderneming in stand te houden. We spreken dan van vervangingsinvesteringen. Factorbeloningen: Loon Winst Pacht interest Wanneer kapitaalgoederen worden aangeschaft om de productiecapaciteit uit te breiden, spreken we van uitbreidingsinvesteringen of netto-investeringen. Nationale rekeningen: Een boekhoudkundige opstelling van de in een jaar gerealiseerde productie en inkomens. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 15 van 20

https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 16 van 20

https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 17 van 20

Paragraaf 18.3: De netto-export is het verschil tussen de uitvoer en invoer van goederen en diensten. De netto-port is positief, als de waarde van de export groter is dan de waarde van de import. Als de netto-export negatief is, is de waarde van de export kleiner dan de waarde van de import. In dit laatste geval wordt dan ook wel va een importoverschot gesproken. Onder export van goederen verstaan we de levering van goederen door mensen die in Nederland wonen aan mensen in het buitenland. Onder import verstaan we de levering van goederen vanuit het buitenland naar Nederland. Je moet in de nationale rekening het deel van het buitenland net anders bekijken, je moet het vanaf het buitenland bekijken. Y = C + I + O + E M Y = Nationaal inkomen C = Consumptie I = Investeringen O = Overheidsbestedingen E = Export https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 18 van 20

M = Import Het berekenen van het nationaal inkomen: Het meten van de productie. Nationaal inkomen = toegevoegde waarde bedrijven + toegevoegde waarde overheid Via de inkomensvorming : Nationaal inkomen = loon + pacht +interest + winst Via de bestedingen: Y = C + I + O + E M Berekening BBP vanuit de productie: Saldo product gebonden belastingen en subsidies: denk aan btw, en accijnzen. Voor het OV gelden vaak prijs verlagende subsidies. Door rekening te houden met deze product gebonden belastingen en subsidies vinden we het bruto binnenlands product tegen marktprijzen. Dit zijn de prijzen die je in de winkel voor de producten moet betalen. Berekening BBP vanuit de inkomensvorming: Door bij de factorbeloningen het saldo van de product gebonden belastingen en subsidies op te tellen en het gevonden bedrag vervolgens te verhogen met de afschrijvingen, vinden we het bruto binnenlands product tegen marktprijzen. Berekening BBP vanuit de finale bestedingen: De finale bestedingen zijn gelijk aan de waarde van de geproduceerde eindproducten. Het totaal van de finale bestedingen wordt onderverdeel in : consumptieve bestedingen, investeringen en export. De finale bestedingen vormen samen met het intermediair verbruik de totale bestedingen aan goederen en diensten. Door de finale bestedingen te verminderen met de import vinden we het BBP. Voorbeeld nationale rekeningen Huishoudens B M Consumptie 135 Factorbeloningen 189 Belasting 36 Ambtenaar salaris 27 Sparen 45 Totaal 216 Totaal 216 https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 19 van 20

Bruto-investeringen 51 Afschrijvingen 10 Overheid tekort 7 Sparen 45 Uitvoer tekort 3 Totaal 58 Totaal 58 Ondernemingen B M Buitenland B M Factorbeloningen 189 Materiele consumptie 16 Afschrijvingen 10 Consumptie 135 Netto-export 3 Bruto-investeringen 51 Totaal 202 Totaal 202 Uitvoer tekort 3 Netto-export 3 Totaal 3 Totaal 3 Overheid B M Ambtenaar salaris 27 Belasting 36 Materiele consumptie 16 Overheid tekort 7 Totaal 43 Totaal 43 https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-economie-hoofdstuk-161718 Pagina 20 van 20