Achtergrond Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) is een groeiend gezondheids(zorg)probleem. Vooral voor de patiënt zelf is COPD een grote last die in toenemende mate de kwaliteit van leven beperkt. Nederland heeft meer dan 350.000 mensen met de diagnose COPD en dat aantal neemt de komende jaren (sterk) toe. Naast het feit dat COPD een veel voorkomende ziekte is, gaat de ziekte ook gepaard met ernstige klachten die de kwaliteit van leven behoorlijk beïnvloeden. Bovendien is de mortaliteit ten gevolge van COPD erg hoog. Er wordt geschat dat binnen 5 jaar COPD wereldwijd de derde doodsoorzaak zal zijn. Ook de economische impact van COPD is groot, niet alleen vanwege de stijgende kosten voor medische zorg maar ook vanwege de indirecte kosten. Zo is COPD op dit moment de vijfde oorzaak van arbeidsverzuim. Door een meer efficiënte afstemming van de zorg en door ervoor te zorgen dat de juiste zorg op de juiste plaats wordt geboden, kan aan de stijgende zorgvraag worden voldaan. In juni 2010 is de zorgstandaard COPD gepubliceerd door de Long Alliantie Nederland (LAN). De zorgstandaard beschrijft de norm waaraan de totale zorg vanuit patiënt perspectief moet voldoen. Hierbij speelt niet alleen de besluitvorming van de zorgprofessional een rol, maar vooral de interactie met de patiënt en de betrokkenheid van patiënten in hun eigen zorgproces. In de follow-up is daarom veel meer aandacht nodig voor de eisen ten aanzien van de ondersteuning van de patiënt buiten de zorgpraktijk en de multidisciplinaire samenwerking rondom de patiënt. In bijlage 1 wordt de essentie van de zorgstandaard COPD beschreven. Waarom een zorgstandaard naast richtlijnen en protocollen? Chronische zorg vereist een specifieke aanpak, waarbij de behandeling niet is gericht op het genezen van de ziekte maar op het onder controle houden van de risico s, het vertragen van de progressie en het voorkomen van complicaties. Juist bij chronische zorg is het resultaat van de behandeling sterk afhankelijk van de bijdrage van de patiënt zelf. De interactie tussen zorgverleners en patiënten moet daarom worden toegespitst op de (zorg)behoefte, het ziekte inzicht en de motivatie van de individuele patiënt. Bovendien moet er sprake zijn van structureel ondersteunen en motiveren van deze patiënt in het dagelijkse leven buiten de zorgpraktijk. Arts - patiënt interacties en de daaruit voortvloeiende interventies leiden alleen dan tot betere zorgresultaten. Dat is precies het deel van de zorg dat in de zorgstandaard is toegevoegd bovenop de richtlijnen en protocollen. De richtlijnen en protocollen ondersteunen de klinische besluitvorming bij de diagnose, het therapie advies en de monitoring in de follow-up. In de richtlijnen staan evidence en experience based adviezen gebaseerd op populatie gegevens. In de individuele patiëntenzorg moet vanwege individuele factoren van afgeweken. Daarom kan de richtlijn niet als norm gehanteerd worden. Bij zorgstandaarden ligt de focus vooral op productieve interacties tussen een multidisciplinair zorgteam en geactiveerde patiënten. Daarvoor is naast optimale klinische besluitvorming, ook de ondersteuning van het zelfmanagement, het zorgproces, ICT ondersteuning en de organisatie van de zorg belangrijk. Voor de kwaliteit van de interacties alsook de elementen, die daaraan bijdragen, kunnen wel normen gesteld worden. 2