Inhoud BIBLIOGRAFIE............................................. XIII INLEIDING................................................ 1 DEEL I FUNDAMENTELE PRAKTISCH-THEOLOGISCHE REFLECTIE HOOFDSTUK 1. TERMINOLOGIE, OBJECT EN DEFINITIE VAN DE PRAKTISCHE THEOLOGIE EN VAN DE PASTORAALTHEOLOGIE........ 9 1. Terminologie: praktische theologie, pastoraaltheologie, pastorale studies en pastorale praxeologie................................... 9 2. Het object van de praktische theologie........................ 15 A. Het begrip handelingswetenschap........................ 15 B. Het object van het handelen............................ 16 1. Het handelen van de ambtsdrager..................... 16 2. Het handelen van de kerk........................... 17 3. Het christendom.................................. 18 4. De maatschappij.................................. 19 C. Bespreking......................................... 21 3. Definitie.............................................. 22 A. Verkenning van definities.............................. 22 1. Het empirische paradigma: J.A. van der Ven............. 22 2. Het hermeneutische paradigma: D.S. Browning, J. Woodward en S. Pattison..................................... 25 B. Definitie van praktische theologie en pastoraaltheologie in deze studie............................................. 27 1. Definitie van praktische theologie..................... 28 2. Definitie van pastoraaltheologie als de reflectie op het handelen van de pastor............................. 30 3. Betekenis van de definities voor deze studie............. 31
VI INHOUD HOOFDSTUK 2. PASTORALE MODELLEN.......................... 33 1. Het kerygmatische model.................................. 33 A. E. Thurneysen: biografische en contextuele notities.......... 36 B. Het theologische kader van E. Thurneysen................. 42 1. E. Thurneysen en zijn verzet tegen piëtisme............. 42 2. Het mensbeeld van E. Thurneysen.................... 44 3. Het godsbeeld van E. Thurneysen..................... 48 4. Het pastorale model van E. Thurneysen................ 50 5. De verhouding tot psychologie en psychotherapie......... 60 6. Evaluatie........................................ 62 2. Het therapeutische model.................................. 66 A. S. Hiltner: biografische en contextuele notities............. 66 B. Het theologische kader van S. Hiltner.................... 72 1. De verhouding tussen de verschillende theologische disciplines 72 2. Het mensbeeld van S. Hiltner........................ 78 3. Het godsbeeld van S. Hiltner........................ 79 4. Het pastorale model van S. Hiltner.................... 80 5. De verhouding tussen psychologie, psychotherapie en pastorale zorg............................................ 90 6. Evaluatie........................................ 93 3. Het hermeneutische model................................. 103 A. De hermeneutiek van P. Ricœur......................... 104 1. Van symbool naar tekst............................. 104 2. Metaforen en metaforische referentie................... 115 3. Tekst als hermeneutisch model....................... 118 4. De narratieve identiteit............................. 142 5. Besluit.......................................... 153 B. De invloed van P. Ricœur op het model van de pastorale zorg.. 154 1. D. Capps: de pastorale zorg als betekenisvolle handeling... 154 2. C.V. Gerkin: de hermeneutische theorie in de pastorale begeleiding en in de praktische theologie................... 167 C. Ontwerp van een hanteerbaar hermeneutisch pastoraal model.. 186 1. Algemeen kader................................... 187 2. De pastorale begeleiding............................ 195 3. Besluit.......................................... 214 HOOFDSTUK 3. METHODOLOGISCHE VERANTWOORDING............ 217 A. De vraag naar een verantwoorde methodologie............. 217
INHOUD VII B. De correlatie........................................ 218 1. P. Tillich en de correlatietheologie..................... 218 2. D. Tracy en de kritische correlatietheorie............... 222 3. D.S. Browning en de revised correlational conversation... 225 C. Methodologie voor het verdere onderzoek................. 226 DEEL II PRAKTISCH-THEOLOGISCH ONDERZOEK NAAR SEKSUEEL MISBRUIK: EEN INTERDISCIPLINAIRE STUDIE HOOFDSTUK 1. EEN PSYCHOLOGISCH EN SEKSUOLOGISCH ONDERZOEK NAAR SEKSUEEL MISBRUIK VAN KINDEREN............ 231 1. Omschrijving van seksueel misbruik en pedofilie................. 232 A. Definitie van seksueel misbruik......................... 233 1. Verschillende definities van seksueel misbruik............ 233 2. Samenvatting en de definitie van seksueel misbruik in deze studie 236 B. Definitie van pedofilie................................ 237 1. Verschillende definities van pedofilie................... 238 2. Samenvatting en voorlopige definitie van pedofilie........ 240 C. Typologieën van pedofilie.............................. 240 1. Het gefixeerde, het geregresseerde en het antisociale type... 241 2. De typologie van O. Travers......................... 244 3. Typologieën van adolescente plegers................... 247 4. Het empirische model van R.A. Knight en R.A. Prentky... 253 5. Het model van F.J. Machovec en E. Wieckowski......... 255 6. De classificatie van het universitair forensisch centrum te Antwerpen....................................... 256 D. Besluit: een hanteerbare typologie van pedofilie............. 257 1. Gefixeerde pedofielen en efebofielen...................... 258 2. Niet gefixeerde pedofielen.............................. 258 3. Adolescente plegers................................... 258 2. Pedofilie en perversie..................................... 259 A. DSM IV........................................... 259 1. De definitie van parafilie volgens DSM IV.............. 260 2. De definitie van pedofilie volgens DSM IV............. 261 3. Bespreking van de definitie van pedofilie in DSM IV...... 261 B. De psychoanalytische visie op perversie................... 262 1. De visie van S. Freud op perversie..................... 262 2. De post-freudianen en hun visie op perversie............ 265 3. Perverse trekken versus perverse structuur............... 266
VIII INHOUD C. De leertheoretische en sociaal-cognitieve visies op perversie.... 267 1. De klassieke formulering van de leertheoretische opvatting van perversie........................................ 268 2. Recentere leertheoretische opvattingen................. 269 3. De visie van J. Money op perversie.................... 270 4. Samenvatting van de leertheoretische en sociaal-cognitieve visies op perversie................................. 272 D. Biologische opvattingen over perversie.................... 273 1. De defect- of ontregelingstheorieën.................... 273 2. De neveneffect-theorieën............................ 274 3. Sociologische en evolutionaire theorieën................ 275 4. Samenvatting van de biologische theorieën.............. 275 E. De antropologische benadering van perversie............... 276 1. Perversie als relatiestoornis........................... 276 2. Perversie als zucht................................. 277 3. Samenvatting van de antropologische visie op perversie.... 279 F. Samenvattende visie op perversie........................ 279 3. Pedofilie en incest....................................... 280 A. Omschrijving van het begrip incest...................... 280 1. Definitie van de term incest......................... 280 2. De band tussen incest en pedofilie.................... 282 B. Typologie en karakteristieken van incestplegers............. 284 1. De typologie van A.N. Groth........................ 284 2. De karakteristieken van incestvaders volgens L. Meyer Williams en D. Finkelhor................................... 285 3. De typologie van K.C. Meiselman.................... 286 4. De typologie van J. Staffeleu......................... 287 5. Ontwerp voor een hanteerbare typologie van incestplegers.. 288 C. Verklaringsmodellen voor het verbod op incest............. 289 1. Biologische verklaringen............................ 289 2. Psychoanalytische verklaringen....................... 290 3. Sociologische verklaringen........................... 291 4. Besluit.......................................... 292 D. Samenvattende visie op incest........................... 293 4. De vrouwelijke pleger en de rol van de moeder bij het misbruik..... 293 A. Prevalentie en taboe.................................. 294 1. Prevalentie....................................... 294 2. Taboe........................................... 294 B. Typologie.......................................... 295 1. De heterogeniteit van de vrouwelijke plegers............. 296 2. De typologie van A. Mayer.......................... 296 3. De typologie van J. Staffeleu......................... 298
INHOUD IX 4. De typologie van J. Saradjian........................ 300 C. Besluit: seksueel misbruik door vrouwen.................. 303 5. Oorzaken van pedofilie................................... 303 A. Het model van D. Finkelhor........................... 304 1. Emotionele congruentie............................. 304 2. Seksuele opwinding................................ 305 3. Blokkade........................................ 305 4. Ontremmende factoren............................. 305 B. Een integrerend model op basis van het model vanw.l. Marshall en H.E. Barbaree.................................... 306 1. Biologische factoren................................ 307 2. Ontwikkelingsfactoren.............................. 308 3. Socioculturele factoren.............................. 313 C. Samenvatting van de oorzaken van seksueel misbruik........ 321 6. Het slachtoffer.......................................... 321 A. Terminologie........................................ 322 B. Typologie.......................................... 322 C. De traumatheorie.................................... 323 1. Resilient child sexual abuse survivors................... 323 2. Omschrijving en definitie van het trauma............... 325 D. Gevolgen van seksueel misbruik......................... 330 1. Gevolgen op lichamelijk vlak......................... 330 2. Gevolgen op relationeel vlak......................... 330 3. Gevolgen op psychisch vlak.......................... 332 4. Gevolgen op het spirituele vlak....................... 335 E. Samenvattende visie op de positie van het slachtoffer......... 336 7. Therapieën............................................ 337 A. Slachtoffertherapie................................... 337 1. Het Leuvense model van het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling..................................... 337 2. De cognitieve gedragstherapie........................ 341 3. De cliëntgerichte aanpak............................ 343 4. De systeemtheoretische therapie...................... 344 5. Besluit: de slachtoffertherapie........................ 345 B. Dadertherapie....................................... 345 1. De biomedische therapie............................ 345 2. De psychoanalytische behandeling..................... 347 3. De gedragstherapeutische behandeling................. 349 4. De ethische en de religieuze therapie................... 356 C. Besluit: de slachtoffer- en dadertherapie................... 358
X INHOUD 8. Theologische resonanties................................... 360 HOOFDSTUK 2. ETHISCHE VISIE OP DE PROBLEMATIEK VAN SEKSUEEL MISBRUIK VAN KINDEREN........................ 363 A. De plaats van de ethiek in een pastoraaltheologisch model.... 363 1. De invloed van het therapeutische model op de positie van de moraal........................................ 363 2. De noodzakelijkheid van een ethisch model............. 366 3. Samenvatting: de plaats van de ethiek in de pastoraaltheologie 376 B. Een christelijke ethiek van de geleidelijkheid............... 377 1. R. Burggraeves ethiek van de geleidelijkheid............. 377 2. De waarde van de ethiek van de geleidelijkheid voor een hermeneutisch pastoraal model....................... 380 C. Een ethisch zinmodel................................. 381 1. Uiteenzetting van R. Burggraeves ethisch zinmodel........ 381 2. Bespreking van het model vanuit praktisch-theologisch oogpunt......................................... 385 D. Seksueel misbruik: van privé naar publiek discours.......... 386 1. Seksueel misbruik als vorm van seksueel geweld.......... 386 2. Clergy malfeasance................................ 389 3. De plaats van het thema seksueel misbruik in de media... 391 E. Een ethisch standpunt tegenover daders van seksueel misbruik van kinderen........................................ 392 1. Het kader....................................... 392 2. De pedofiele argumentatie........................... 392 3. Ethische weerlegging............................... 393 4. Een ethisch groeimodel............................. 398 HOOFDSTUK 3. PASTORALE BEGELEIDING BIJ SEKSUEEL MISBRUIK VAN KINDEREN................................... 401 A. De prefiguratie bij seksueel misbruik..................... 402 1. Het slachtoffer als pastorant......................... 403 2. De pleger als pastorant............................. 411 3. De pastor........................................ 416 B. De configuratie bij seksueel misbruik..................... 417 1. Verbondenheid en verlies aan verbondenheid............ 418 2. Schuld.......................................... 424 3. Macht.......................................... 434 C. De refiguratie bij seksueel misbruik...................... 439
INHOUD XI 1. Herstel van verbondenheid.......................... 442 2. Van schuld naar vergeving en verzoening?............... 447 3. Verandering van machtsverhoudingen.................. 451 BESLUIT.................................................. 457