De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven.

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Economie Wereldeconomie

Samenvatting Economie Wereldeconomie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

Samenvatting Economie Wereldeconomie

Hoofdstuk 1: Waar produceren

Loonkosten per product omhoog - Prijzen omhoog - Internationale concurrentiepositie omlaag

Samenvatting Economie Internationale handel

Samenvatting Economie Internationale Handel

De groei van de wereldeconomie wordt gemeten aan de hand van de groei van de nationale productie van alle landen in de wereld

Samenvatting Economie Lesbrief Internationale handel

Hoofdstuk 5: Internationale betrekkingen

1. natuurlijke omstandigheden. 2. loonkosten. 3. infrastructuur

Innovatie, modernisering, goede scholing - een land levert dan goede kwaliteit. Afnemers; goede verhouding prijs en kwaliteit

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9 en 10

Samenvatting door een scholier 3593 woorden 4 april keer beoordeeld. Samenvatting economie Buitenland 2

Samenvatting Economie Internationale Handel

Samenvatting Economie Lesbrief Europa Hoofdstuk 1, 2, 3, 4 en 5

7,9. Samenvatting door E woorden 21 april keer beoordeeld. 1.Waar produceren? Kennen:

Lesbrief Buitenland 2

Samenvatting Economie Europa en Conjunctuur

Samenvatting Economie Hst. 4 Het Buitenland

Begrippenlijst Economie Internationale Handel

Samenvatting Economie Internationale Handel

Valutamarkt. fransetman.nl

wisselkoers Euro in Amerikaanse dollar 1,3644 Hoeveel dollar is 590?

1. De oorzaken van internationale arbeidsverdeling beschrijven en verklaren.

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Als de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Examen HAVO. Economie 1

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Domein Goede Tijden, Slechte Tijden

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Handel (tastbare goederen) Diensten (transport, toerisme, ) Primaire inkomens (rente, dividend, )

De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Vraag Antwoord Scores

Samenvatting Economie Hoofdstuk 20

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-I

Eindexamen economie vwo II

Samenvatting Economie Module 4 Nederland en buitenland

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 3, Economische Integratie

Antwoorden Economie Handel

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 8 Over de grens?

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo I

Eindexamen vwo economie 2013-I

ALGEMENE ECONOMIE /03

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECOMONIE MAANDAG 2 MAART UUR 13:00 UUR. Belangrijke informatie

Bruto binnenlands product

we noemen een munt convertibel indien deze bij banken inwisselbaar is. (bijv. de Roebel is niet convertibel; wordt door banken niet geaccepteerd).

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-II

Eindexamen economie 1 havo 2008-I

Economische conjunctuur

Vraag Antwoord Scores

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Internationale handel H7 1. Internationale handel. Waarom importeren: Waar komt het vandaan?

EUROPESE SAMENWERKING

Vraag Antwoord Scores

6,8. Als je de stof van 37.1 beheerst, kun je. Antwoorden door een scholier 3896 woorden 16 mei keer beoordeeld. Checklists Thema 8.

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Samenvatting Economie Hoofdstuk 17 t/m 20

Eindexamen vwo economie II

Eindexamen economie pilot vwo II

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

6,4. Samenvatting door een scholier 1622 woorden 13 april keer beoordeeld. Praktische economie

Module 16: docentenhandleiding. Experimenteel lesprogramma nieuwe economie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Eindexamen economie 1 vwo 2005-I

Samenvatting Economie Hoofdstuk 10 Een klein binnenland, een groot buitenland

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

UIT theorie Fisher

HOOFDSTUK 19: WISSELKOERS EN WISSELMARKT

Landenanalyse H4. Week 1 Landenrisico

Toetsopgaven VWO bij de euro-editie van het Onderdeel Geld van Percent Economie voor de tweede fase

1.4 Andere landen kunnen ze goedkoper produceren. Andere landen kunnen ze produceren van een betere kwaliteit.

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * Als %

Eindexamen economie havo I

Eindexamen vwo economie 2014-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-I

1 De onderneming en algemene economie 15

3 Bij deze korte ritten worden levende dieren vervoerd en producten die snel kunnen bederven. Die moeten snel op de plaats van bestemming zijn.

Eindexamen economie 1 vwo 2004-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-II

Transcriptie:

Samenvatting door Yanoe 2582 woorden 5 juli 2017 1 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1 De armoedegrens is het bedrag dat minimaal nodig is om menswaardig te kunnen leven. Het gebruik van de feitelijke wisselkoers levert een vertekend beeld op van de koopkracht van het inkomen, omdat de productie van de informele sector niet wordt geregistreerd. Om deze vertekening te ondervangen, gaan internationale inkomensvergelijkingen uit van een standaardpakket goederen en diensten. Daarbij drukt men de waarde van het pakket in elk land uit in de lokale munteenheid. Op basis daarvan word voor elk land een omrekeningsfactor /koopkrachtpariteit vastgesteld. De koopkrachtpariteit is een theoretische wisselkoers die rekening houdt met het verschil in prijsniveau. Een minimale koopkracht is essentieel om een bepaald niveau van welvaart te bereiken. Hoofdstuk 2 De verdeling van het productieproces in deeltaken heet arbeidsverdeling/arbeidsindeling. Export en import geven de waarde van de verhandelde goederen weer. Het verschil tussen de waarde van de goederenuitvoer en de waarde van de goedereninvoer is het saldo op de handelsbalans. Als de uitvoer hoger is dan de invoer, heeft een land een handelsoverschot en andersom. In- en uitvoer zijn waardegrootheden, ze hebben een volume- en een prijscomponent. Waarde= Volume x prijs. Wederuitvoer omvat de goederen die zijn ingevoerd, tijdelijk eigendom worden van een Nederlands bedrijf, en vervolgens na een kleine bewerking worden uitgevoerd. Worden dit soort goederen geen Nederlandse eigendom, dan is er sprake van doorvoer. Exportquote: de waarde van de uitvoer van goederen en diensten in procenten van het bbp. De exportquote laat zien welk deel van de productie is afgezet in het buitenland. Importquote: de waarde van de invoer van goederen en diensten in procenten van het bbp. Een economie zonder export en import heet een gesloten economie/autarkie. Ricardo analyseerde de voordelen van internationale handel. Hij ging uit van de arbeidswaardeleer. Volgens deze leer wordt de waarde van een product uitsluitend bepaald door de hoeveelheid arbeid die nodig is om het product te maken. Hij zegt dat de gezamenlijke welvaart van landen toeneemt als elk land zich toelegt op het product waarbij https://www.scholieren.com/verslag/109565 Pagina 1 van 5

het comparatieve kostenvoordelen heeft (product met de laagste opofferingskosten). Zo zal een land zich specialiseren in die goederen. Na verloop van tijd zijn naast de kosten van arbeid ook andere kosten in de theorie opgenomen. Centrale gedachte: De comparatieve-kostenverschillen zijn de oorzaak van internationale handel. Van grote invloed op het kostenniveau is de beschikbaarheid van productiefactoren. De kwantiteit en de kwaliteit van de in een land aanwezige: Natuurlijke hulpbronnen Arbeid: Ook sociale rust speelt een rol. Veel stakingen leiden tot sociale onrust en productieverlies. Daarnaast is arbeidsproductiviteit van belang. Deze word onder andere bepaald door de kwaliteit van arbeid, het menselijk kapitaal. Het menselijk kapitaal is het geheel aan kennis, ervaring en vaardigheden van de beroepsbevolking. Kapitaal: De aanwezige voorraad kapitaalgoederen en de kwaliteit daarvan bepalen voor een deel de concurrentiekracht van een land. Bij kapitaalintensieve productie spelen schaalvoordelen een rol. Er zijn schaalvoordelen als bij uitbreiding van de productie de kostprijs daalt. Schaalvoordelen zijn vooral van belang bij hoge CK. Een productiefactor kan een comparatief voordeel veroorzaken als deze in ruime mate aanwezig is in vergelijking met andere landen. Het voordeel wordt behaald door intensief gebruik te maken van deze overvloedige productiefactor. De theorie gaat uit van homogeniteit van de producten, terwijl in de praktijk veel producten heterogeen zijn. Maatregelen ter bevordering van de export en belemmering van de import noemen we protectie. Er zijn tarifaire en non-tarifaire maatregelen. Bij tarifaire protectie wordt de prijs van een product beïnvloed(uitvoersubsidie, exportsubsidie). Andere belemmeringen via eisen en regels noemen we non-tarifair(invoerquotum, administratieve belemmeringen). Er is vrijhandel als de internationale handel niet wordt belemmerd. Door specialisatie wordt er dan geproduceerd in de landen die relatief het goedkoopst kunnen produceren. De allocatie van productiefactoren op wereldschaal is bij vrijhandel het meest efficiënt. Protectie vervalst de concurrentie en leidt tot verlies van efficiëntie. Voor vrijhandel: Protectie weerhoudt de binnenlandse bedrijven van innovaties. Tegen vrijhandel: Economie beschermen tijdens een recessie; Met protectie kan worden voorkomen dat vitale bedrijfstakken worden weggeconcurreerd of overgenomen door buitenlandse bedrijven; Protectie beschermt nieuwe industrieën in de beginfase. Bij grensoverschrijdende kapitaalbewegingen maken we onderscheid tussen buitenlandse beleggingen en directe buitenlandse investeringen. De beleggingen zijn bedoeld om inkomen te verdienen (rente, dividend). Investeringen zijn bedoeld om zeggenschap en invloed te hebben in het buiteland via offshoring en outsourcing. Bij outsourcing worden taken uitbesteed aan een bedrijf in een ander land. De producten worden ingekocht bij een buitenlands bedrijf. Bij offshoring wordt het productieproces verplaatst naar een ander land. -->Multinationals. Een belangrijk deel van het financieel kapitaal dat dagelijks van het ene naar het andere land stroomt, is speculatiekapitaal. Voor landen kan valutaspeculatie grote wisselkoersschommelingen teweeg brengen. Migratie heeft welvaartseffecten voor het ontvangende land en voor het land van oorsprong. Het verschil tussen de arbeidsproductiviteit en het loon is het kapitaalinkomen: winst, rente, pacht en huur. Het kapitaalinkomen is het werkgeverssurplus. Hoofdstuk 3 De samenwerking binnen de EU is gericht op het verhogen van de levensstandaard van de EU-burger, op het streven naar volledige werkgelegenheid en op duurzame economische groei. De basis voor de economische integratie is gevormd door het tot stand brengen van de interne markt met vrij verkeer van goederen, diensten, personen en kapitaal. De inkomsten van de EU bestaan voornamelijk uit contributies van de lidstaten. Naast de contributies ontvangt de EU ook opbrengsten uit invoerheffingen. In de EU is een structuurbeleid/cohesiebeleid. Concurrentie leidt tot lagere prijzen, efficiëntere productiemethoden en innovatie. Van een machtspositie is sprake als een bedrijf geen rekening meer hoeft te houden met het gedrag van concurrenten. https://www.scholieren.com/verslag/109565 Pagina 2 van 5

Harmonisatie is het op elkaar afstemmen van bijvoorbeeld belastingtarieven en overheidsregels. Harmonisatie kan ook gelden voor voorschriften en normen ten aanzien van het milieu. Als landen streven naar verkleining van de welvaartsverschillen is er sprake van convergentie tussen landen. Hoofdstuk 4 De betalingsbalans is een systematisch overzicht van de ontvangsten van het buitenland en de uitgaven aan het buitenland in een bepaalde periode. Lopende rekening: De waarde van de internationale handel in goederen en diensten en de internationale overboekingen van inkomens van een land worden hierop geregistreerd. Het zijn geldstromen. Bij inkomens gaat het om de vergoedingen voor productiefactoren, vooral rente, loon en winst. Elke inkomende geldstroom is een ontvangst en elke uitgaande geldstroom een uitgave op de betalingsbalans. Kapitaalrekening: Internationale investeringen, leningen en beleggingen worden hierop geboekt. Het saldo van de totale betalingsbalans is het materieel saldo. Een materieel overschot op de betalingsbalans betekent dat de totale ontvangsten uit het buitenland groter zijn dan de totale uitgaven aan het buitenland, zodat de valutareserve per saldo toeneemt. De voorraad internationale betaalmiddelen wordt ook wel valutareserve of deviezenreserve genoemd. Het saldo van de kapitaalrekening heeft invloed op de lopende rekening in de toekomst. De leningen die geboekt worden op de kapitaalrekening, leiden tot toekomstige rentebetalingen op de lopende rekening. Import en export leiden tot internationale geldstromen. Door deze geldstromen veranderen vraag en aanbod op de valutamarkt, waardoor de wisselkoers stijgt of daalt. Een stijging van de wisselkoers door verandering van vraag en aanbod op de valutamarkt heet een appreciatie, een daling van de wisselkoers een depreciatie. Een aparte vorm van beleggen is valutaspeculatie. Speculanten verwachten dat een valuta in waarde zal stijgen of dalen. Valutaspeculanten die een koersstijging van de euro verwachten, zullen deze munt op de valutamarkt gaan kopen. Als dit massaal wordt gedaan, zal de koers van de euro werkelijk toenemen. De verwachting over de koers wordt door het gedrag van de speculanten ook waargemaakt: het is een selffulfilling prophecy. Alle ontvangsten op de betalingsbalans gaan gepaard met vraag naar de munt op de valutamarkt en alle uitgaven tot aanbod van de munt op de valutamarkt. Als landen een materieel overschot op de betalingsbalans hebben, zal de koers van hun munt stijgen, omdat de vraag naar de munt op de valutamarkt groter is dan het aanbod. Bij landen met een materieel tekort zal de koers van hun munt dalen, omdat de vraag naar hun munt op de valutamarkt kleiner is dan het aanbod. Als de wisselkoers van de euro daalt, worden producten uit het eurogebied goedkoper voor niet-eurolanden. De internationale concurrentiepositie van het eurogebied is dus verbeterd. Wisselkoersen en prijzen hebben wederzijds invloed op elkaar. Als de inflatie in de eurolanden hoog is ten opzichte van andere landen, dan verslechtert de internationale concurrentiepositie van de eurolanden. Er zal minder vraag zijn naar exportproducten van de eurolanden. De vraag naar euro's op de valutamarkt zal dalen en de wisselkoers daardoor ook. Landen met een lage inflatie ten opzichte van het buitenland hebben een sterke internationale concurrentiepositie. Omdat de producten van zo'n land goedkoop zijn, zijn ze ook in trek in het buitenland en is de export hoog. Er zal veel vraag naar hun munt zijn op de valutamarkt, waardoor de wisselkoers stijgt. Een verandering van de wisselkoers heeft invloed op het binnenlands prijspeil. Als de euro apprecieert, worden geïmporteerde producten voor de eurolanden goedkoper. Als deze daling van de importprijzen wordt doorberekend in de binnenlandse prijzen, zal de inflatie in de eurolanden laag blijven. Ook via de export kan de inflatie verminderen als de wisselkoers stijgt. Door appreciatie wordt de concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland slechter en zal de export en dus de productie dalen. Hierdoor daalt de bezettingsgraad en zal de kans op inflatie afnemen. De inflatie die samenhangt met een hoge bezettingsgraad noemen we bestedingsinflatie. Bestedingsinflatie wordt veroorzaakt doordat de bestedingen zo groot worden dat de productiecapaciteit volledig benut raak. Hierdoor stijgen de prijzen van goederen en diensten. Bij flexibele wisselkoersen wordt de wisselkoers uitsluitend bepaald door vraag en aanbod op de valutamarkt. Voordeel: Tekorten of overshotten verdwijnen vanzelf op de betalingsbalans. (Zie blz 51 boek). Nadeel: Als de wisselkoersen schommelen, veroorzaken ze onzekerheid en dus risico's voor exporteurs en importeurs. Bedrijven kunnen het risico afdekken door zich te verzekeren --> Transactiekosten. Om de internationale handel soepeler te laten verlopen en transactiekosten te verminderen, kunnen landen wisselkoersafspraken maken. Deze afspraken komen erop neer dat de wisselkoersen beperkt ten opzichte van elkaar mogen schommelen of dat ze vast zijn. https://www.scholieren.com/verslag/109565 Pagina 3 van 5

Beperkt zwevende wisselkoersen-->er wordt een wisselkoers vastgesteld, de spilkoers of pariteit. De ruimte waarbinnen de wisselkoers mag schommelen wordt de bandbreedte genoemd. Interventies op de valutamarkt hebben invloed op de binnenlandse bestedingen. Interveniëren op de valutamarkt is niet eindeloos mogelijk, want uiteindelijk raakt een land door haar valutareserve heen. Een verlaging van de officieel vastgestelde wisselkoers door de monetaire autoriteiten heet een devaluatie. Een stijging van de officieel vastgestelde koers heet een revaluatie. De centrale bank kan de wisselkoers direct beïnvloeden door het kopen of verkopen van de eigen munteenheid, of door het rentebeleid. Zie voorbeeld blz 53. Omdat directe interventie op de valutamarkt zijn beperkingen heeft, want de valutareserve kan uitgeput raken, lijkt het rente-instrument een geschikt middel om indirect de wisselkoers te reguleren. Dit is echter niet waar. Rentebeleid heeft een sterke invloed op de binnenlandse economie. De hoogte van de rente heeft invloed op de bestedingen van een land. En de invloed op de bestedingen kan tegengesteld zijn aan wat uit conjunctureel oogpunt gewenst is. Het hangt van de stand van de conjunctuur af of een afname van de bestedingen gunstig is. Interveniëren op de valutamarkt--> Nooit met rente, maar altijd met het aanbieden/vragen van/naar de munt. Afspraken om de wisselkoersen stabiel te houden hebben het grote voordeel dat er meer zekerheid is voor internationale handelaren. Het betekent ook dat er geen grote tekorten of overschotten op de betalingsbalans mogen ontstaan. Aanhoudende tekorten of overschotten op de betalingsbalans kunnen immers leiden tot devaluaties of revaluaties. Voor landen is daarmee de vrijheid beperkt. Centrale banken hebben als belangrijkste doelstelling het beperken van de inflatie. Hierbij spelen deze zaken een rol: De centrale bank moet de geldhoeveelheid in toom houden De overheid moet haar tekorten beperkt houden De loonkosten per product mogen niet te sterk stijgen --> Worden doorberekent in de prijs. Een geloofwaardige wisselkoers is een wisselkoers waarvan de marktpartijen aannemen dat deze door de monetaire autoriteiten zal worden gehandhaafd. Hoofdstuk 5 De economische reden om een muntzone of een monetaire unie te vormen, is het verlagen van de transactiekosten bij handel tussen de landen. Door de euro komt er meer concurrentie, doordat de markt transparanter wordt, want de prijzen voor dezelfde goederen in de verschillende landen zijn beter te vergelijken. Meer concurrentie leidt tot lagere prijzen. De deelnemende landen verliezen de mogelijkheid om via devaluatie van de eigen munt hun internationale concurrentiepositie te verbeteren. Het monetair beleid wordt nu bepaald door de ECB. In het stabiliteitspact streven overheden naar evenwicht op de begroting. Het overheidstekort van elk euroland mag niet meer dan 3% van het BBP bedragen en de omvang van de staatschuld niet meer dan 60% van het BBP. Als de overheid een tekort heeft, moet zij geld lenen. Door geld te lenen, stijgt de staatsschuld. De staatsschuld of overheidsschuld is de totale schuld die de overheid in de loop der tijd heeft opgebouwd. No-bail-outclausule: Geen enkel land in de EMU kan gedwongen worden om voor elkaars schuld opdraaien. Hoge overheidstekorten en staatschulden hebben nadelen: Hoge overheidstekorten kunnen inflatie veroorzaken: Als de vraag naar producten toeneemt en de productiecapaciteit deze vraag niet aankan, stijgen de prijzen. Ook overheden kunnen inflatie veroorzaken als ze meer uitgeven dan zij ontvangen, waardoor de vraag naar producten stijgt. Hoge overheidstekorten kunnen de rente opdrijven: Bij een hoog overheidstekort moet de overheid veel geld lenen. Als de vraag naar leningen toeneemt, zal ook de rente stijgen. Overheidstekorten kunnen via en hogere rentestand leiden tot een afname van de bedrijfsinvesteringen en de particuliere consumptie. Met de hogere rentevoet snijdt de overheid zichzelf ook in de vingers, omdat zij over de staatsschuld een hoger bedrag aan rente moet betalen. Ook moet de overheid risicopremie betalen. Hoge overheidstekorten en staatsschulden kunnen overheidstaken in gevaar brengen: Als de overheid veel rente moet betalen, is er minder geld beschikbaar voor andere overheidsuitgaven. Bij een hoge schuld betekent een stijging van de rentestand op termijn fors meer rentelasten. Een hoge staatsschuld kan ook de angst bij beleggers veroorzaken dat de schuld mogelijk niet afgelost kan worden. Voor dit risico zullen beleggers een vergoeding vragen in de vorm van een hogere rente. Als de overheid niet bezuinigt, maar extra blijft lenen, komt de overheid in een vicieuze cirkel: door een stijgende https://www.scholieren.com/verslag/109565 Pagina 4 van 5

staatsschuld stijgen de rentelasten en als je daar extra voor moet lenen stijgt de staatsschuld weer. Door imperfecte werking van de financiële markten kunnen ook andere lidstaten van de muntunie last hebben van het roekeloze begrotingsbeleid van een land. Zelfbinding= Ieder land voelt zich gebonden om afspraken na te komen. Overheden kunnen de economie stimuleren door extra geld uit te geven. Dit om de vraaguitval van consumenten en producenten te compenseren en de productie op peil te houden. Geld leent de overheid op de kapitaalmarkt door het verkopen van staatsobligaties. Het risico is klein omdat overheden de lening altijd terug betalen. Door het aflossen van oude staatsleningen door nieuwe staatsleningen loopt de staatsschuld niet verder op. Hierdoor wordt wel het bedrag wat aan rente betaalt moet worden hoger. De rente die elk jaar over de totale schuld moet worden betaald, wordt gefinancierd uit de belastingontvangsten van dat jaar. Als het BBP meegroeit met de schuld, stijgen de belastinginkomsten ook en hoeven extra rentebetalingen geen groot probleem te zijn. Groeit de schuld echter sterker dan het BBP, dan drukken rentebetalingen andere overheidsuitgaven weg. Schuldenval: Een vicieuze cirkel van oplopende schulden en een hogere rente. Herfinancieren is het opnieuw lenen van geld om leningen, waarvan de looptijd is verstreken, te kunnen aflossen. Door steun te verlenen aan overheden die moeilijk aan hun verplichtingen kunnen voldoen, wordt indirect ook steun gegeven aan de schuldeisers van die overheden --> Moral-hazardpolitiek. Met de invoering van de euro daalt ook de lange rente in veel lidstaten: Monetair beleid, gericht om lage inflatie De munten van de landen kunnen niet meer devalueren, nu landen geen eigen munt meer hebben. Een manier om binnen een muntunie de concurrentiepositie te versterken, is de loonmatiging. Dat is echter moeilijk in landen waar vakbonden machtig zijn. https://www.scholieren.com/verslag/109565 Pagina 5 van 5