WATERKWALITEITSSPOOR GRIFT/APELDOORNS KANAAL INCLUSIEF MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN BATENANALYSE



Vergelijkbare documenten
OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Memo * *

Stroomgebiedsafstemming Rijnwest. ER in combinatie met meetgegevens

AGENDAPUNT 9 ONTWERP. Onderwerp: Krediet renovatie rwzi De Meern Nummer: Voorstel. Het college stelt u voor om

Effect overstorten op de wateroverlast

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland

Onderhoud RWZI Amstelveen

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Doorwerking resultaten uit Kallisto project. Ger Renkens gemeente Eindhoven

Bijlage 1. Lijst met afkortingen en begrippen

ALGEMENE VERGADERING. 16 december 2010 Waterketen / BWK

Betreft Uitbreiding bedrijfsterrein Van Ooijen, Parallelweg-west Woerden Afwatering terreinverharding

Memo. Zaaknr. : Kenmerk : Barcode : : Ronald Loeve en Julian Maijers. Via :

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

BOAS-overeenkomst Glanerbrug. Definitief

Datum 15 mei 2012 Doorkiesnummer Afzender Hedzer Gietema/ Andrea Swenne

Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel

BERGBEZINKBASSIN (BBB) WEERSELO

: gemeente Heerde : Evert de Lange : Rob Boshouwers (DHV), Jasper Timmer (Waterschap Veluwe)

MIRA-T Kwaliteit oppervlaktewater. Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten DPSIR

Afwenteling mede bepalend voor het niet halen van KRW- doelstellingen

Stofstromen in de keten Effecten op lokaal oppervlaktewater. Hans Aalderink & Jeroen Langeveld ARCADIS & Royal Haskoning

BergBezinkBassin Zie toelichting in begrippenlijst bij bergbezinkbassin.

12 Hemelwateruitlaat of riooloverstort

REDUCTIE HYDRAULISCHE BELASTING RWZI

RWS-2017/328 M. Inhoudsopgave. 1. Aanhef 2. Besluit 3. Voorschrift 4. Overwegingen 5. Ondertekening 6. Mededelingen. 1. Aanhef

Besluit van Onderwerp Kenmerk. dagelijks bestuur rwzi Schoonoord B2014/u124 Portefeuillehouder/Aandachtsveldhouder R. v.d. Veen M.J.L.A.

Bepaling benodigd doorspoelregime Lijnbaansgracht

Hydrologische berekeningen EVZ Ter Wisch

Anders omgaan met VGS. Rémy Schilperoort

Vermesting in meren en plassen,

Samenvatting rapport Oorzaken en oplossingen kweloverlast omgeving Twentekanaal

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Beknopte toelichting en handleiding Excel-sheet, versie 2010

Themabijeenkomst Innovatie 8 november 2012

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers

Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu

Vraagstelling Vraag van Steven Marijnissen aan Jaap Oosthoek is of de lozing van het effluent op het KRW waterlichaam Mark en Vliet toelaatbaar is.

Laag zuurstof en hoog ammonium in de Dommel. Hoe erg is erg?

Vermesting in meren en plassen,

Bepaling van het Biochemisch Zuurstofverbruik (BZV) in oppervlaktewater

Notitie. 1. Beleidskader Water

Waterparagraaf Heistraat Zoom

Zuivering van stedelijk afvalwater: zware metalen,

Samenvatting van de watertoets. Hieronder vindt u een samenvatting van de door u ingevulde gegevens.

Belasting van het oppervlaktewater vanuit riolering en rioolwaterzuivering,

Rapportage watertoets

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten

Actualisatie zwemwaterprofiel De Grote speelweide Amsterdamse Bos 2017

Fysisch-chemische kwaliteit oppervlaktewater 2015

Eindrapport: Controle van de kwaliteit van viswaters in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

KRW-verkenner in gebruik

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier.

Gemaal van de toekomst

Bijlage 26-1: Stedelijke wateropgave Nieuw-Schoonebeek

Het verzoek betreft rioolwaterzuiveringsinstallatie Rozenburg, gelegen aan de Boulevard 12 in Rozenburg.

Waterkwaliteitstoets voor Schiphol

Bouwlokalen INFRA. Het riool in Veghel. Veghel in cijfers en beeld (1) Veghel in cijfers en beeld (2) Veghel in cijfers en beeld (3)

Biologische beschikbaarheid van stikstof en fosfaat in effluent: Kunnen algen nog wel groeien op nagezuiverd effluent van rwzi Leiden Zuid-West?

ACTUALISATIE ZWEMWATERPROFIEL. Westeinderplassen Archimedesweg 1 CORSA nummer: zie postadres: versie: 0

Henk Tamerus, Esther Vermue, Jan van de Graaf en Maaike Cazemier (Waterschap De Dommel), Inge Folmer (Royal HaskoningDHV)

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Provinciale Staten van Overijssel

Evaluatie, monitoring en meetnet. 1. Inleiding. 2. Evaluatiesysteem. 3. Monitoringsplan

Erfafspoeling en groene zuivering

Afwegingen bij Afvalwaterzuivering

Bijlage 13-1: Stedelijke wateropgave Bargermeer noord

Projectnummer: C Opgesteld door: Joost Veltmaat. Ons kenmerk: :0.11. Kopieën aan:

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toetsing waterhuishouding

Waterkwaliteit verbeteren!

Forum relinen "Renoveren als instrument voor verbeteren doelmatigheid" Huidige situatie. Opbouw. Visitatiecommissie.

MEMO. 1. Aanleiding. Datum: 22-oktober Aan: Joep de Koning (WSK) Van: Martijn Tilma en Mia Süss (B&O-WH)

datum dossiercode Samenvatting watertoets (korte procedure)

Onderwerp: Beantwoording van de schriftelijke vragen van het raadslid A. Bonte (GroenLinks) over riooloverstorten.

Vlaanderen is milieu. Jaarverslag Water 2016 syntheserapport VLAAMSE MILIEUMAATSCHAPPIJ.

1 Verslag 2 effectbepaling Rivierkundige effecten Via15 Depots Scherpekamp

Water in Eindhoven. Studiedag Lokaal waterbeleid water in balans. 28 september Water in Eindhoven - Studiedag Lokaal waterbeleid, Antwerpen

Emissie-aanpak en biologisch goed afbreekbare (potentieel) zwarte lijst-stoffen.

Vermesting in meren en plassen

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Eindrapport analyses controle van de kwaliteit van viswaters in het Brussels Hoofdstedelijk gewest

Vroeger was niet alles beter.

Kenmerk ZWS Doorkiesnummer +31 (0) Oplegnotitie 2: herberekening PAK effluenten EmissieRegistratie

Jaarverslag Water 2015

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

Riothermie en WKO voor duurzame warmte en koude

Bijdorp. 15 maart Watersysteem Bijdorp. Geachte mevrouw, heer,

Actualisatie zwemwaterprofiel Watergeus

Transcriptie:

WATERKWALITEITSSPOOR GRIFT/APELDOORNS KANAAL INCLUSIEF MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN BATENANALYSE WATERSCHAP VELUWE EINDRAPPORT 13 februari 2006 110305/OF6/081/000008/LE

110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 2

Inhoud Samenvatting 4 1 Inleiding 15 1.1 Aanleiding 15 1.2 Doelen 15 1.3 Leeswijzer 16 2 Werkwijze 17 2.1 Twee-sporen aanpak 17 2.2 Beoordeling van alternatieven 18 2.3 Begrenzing studiegebied 19 3 Referentie en huidige situatie 21 3.1 Beschrijving van de referentie 21 3.2 Waterkwaliteit 22 3.2.1 Zuurstofhuishouding 22 3.2.2 Nutrientenhuishouding 25 3.2.3 Zware metalen 26 3.3 Kosten en baten 26 3.4 Huidige situatie 27 4 De alternatieven 31 4.1 1a. 2e IJsselleiding met voldoende capaciteit 33 4.2 1b. 2e IJsselleiding met gelijke capaciteit als huidige Ijsselleiding 34 4.3 2a. Waterpark zonder tijdelijke berging 35 4.4 2 b. Waterpark zonder tijdelijke berging, overstortwater op het Apeldoorns Kanaal_36 4.5 2 c. Waterpark met tijdelijke berging op niveau overstort EO0042 37 4.6 2 d. Waterpark met tijdelijke berging op niveau zuivering 38 4.7 3. Alle lozingen op het Apeldoorns Kanaal 39 4.8 4a. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op Apeldoorns Kanaal 40 4.9 4b. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op Ijsselleiding 41 5 Resultaten: waterkwaliteit, relatie KRW, beleidstoetsing & investeringskosten 43 5.1 Resultaten 44 5.1.1 Waterkwaliteit 44 5.1.2 Beleidstoetsing 47 5.1.3 Relatie met de Kaderrichtlijn Water 48 5.1.4 Investeringskosten 50 5.2 Conclusies 50 6 Maatschappelijke kosten en baten 51 6.1 Wat is en wat doet een MKBA 51 6.2 Resultaten MKBA 53 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 3

6.3 Conclusies 54 7 Conclusies en aanbevelingen 55 7.1 Waterkwaliteit en investeringskosten 55 7.2 Beleid en functies oppervlaktewater 55 7.3 Maatschappelijke kosten en baten 56 7.4 Aanbevelingen 56 Bijlage 1 Literatuur 59 Bijlage 2 Uitgangspuntennotitie 61 Bijlage 3 Maatschappelijke kosten baten analyse 63 Bijlage 4 Modelresultaten referentie TEWOR-toets 71 Bijlage 5 Modelresultaten referentie nutriënten en algenbloei 72 Bijlage 6 Modelresultaten referentie zware metalen 75 Bijlage 7 Waterkwaliteit hoofdsysteem huidige situatie 78 Bijlage 8 Modelresultaten alternatieven 85 Bijlage 9 Investeringskosten alternatieven 91 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 4

Samenvatting Aanleiding In voorgaande jaren is een studie uitgevoerd ter optimalisatie van het afvalwatersysteem Apeldoorn (de studie OAS-Apeldoorn e.o. ). Bij deze OAS-studie is vanuit het emissiespoor bepaald op welke manier het afvalwatersysteem tegen laagste maatschappelijke kosten kan gaan voldoen aan de gestelde eisen. Het emissiespoor richt zich uitsluitend op een reductie van de emissie vanuit de RWZI en de overstorten uit het rioolstelsel, zonder rekening te houden met de effecten op het ontvangend oppervlaktewater. De uitkomsten van de OASstudie vormen de basis voor de nu uitgevoerde waterkwaliteitsspoor-studie, waarbij juist de effecten op het ontvangend oppervlaktewater centraal staan. Uitgangspunt van de OAS-studie Apeldoorn was dat de huidige lozingstoestand wordt gehandhaafd, waarbij effluent wordt geloosd op de IJssel en bij hogere aanvoer van afvalwater incidenteel wordt geloosd op de Grift. In deze waterkwaliteitsspoor-studie zijn een negental scenario s beschouwd om een alternatief te vinden voor de lozingssituatie van de RWZI van Apeldoorn. Inmiddels is er rekening te houden met verschillende ontwikkelingen en randvoorwaarden: Er is een vastgestelde Visie Grift en Apeldoorns Kanaal, waarbij is vastgelegd dat de Grift in de toekomst niet meer zal worden belast met lozingen. Incidentele lozingen van overstorten en van de RWZI Apeldoorn op de Grift komen niet meer voor in deze visie. De kwaliteit van het Griftwater zo goed dat het inzetbaar is voor de bereiding van drinkwater. Lozing op de IJssel betekent dat er een verontreinigingsheffing moet worden betaald aan Rijkswaterstaat, hetgeen ongewenst wordt geacht. Er zijn concrete ideeën over het inrichten van een Waterpark Schoonbroek, dat fungeert als een uitloopgebied rond de bebouwde kom van Apeldoorn. Dit waterpark kan worden gebruikt als een (extra) zuiveringsstap voor effluent van de RWZI Apeldoorn. Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zal het oppervlaktewater aan voor een deel nog vast te stellen doelen moeten gaan voldoen. De tijdelijke lozingsvergunningen voor lozingen rond de RWZI op de Grift lopen af per 1 januari 2006. Rekening houdend met deze zaken zijn scenario s bepaald die in de waterkwaliteitsspoorstudie aan een nadere beschouwing zijn onderworpen. Voor een deel zijn deze scenario s met een model doorgerekend op hun effecten voor de waterkwantiteit en -kwaliteit. Doel Doel van de Waterkwaliteitsspoor-studie is het beoordelen van de lozingsalternatieven op de effecten op de waterkwaliteit in de Grift, het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering. Bedoeling is met de studieresultaten te kunnen onderbouwen op welke wateren in de toekomst het best kan worden geloosd, beredeneerd vanuit de waterkwaliteit. Uitgangspunt voor de studie is dat bij de afweging tussen varianten de maatschappelijke kosten en baten leidend zijn. Hiertoe is een MKBA-benadering toegepast. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 5

De studie dient daarbij antwoord te geven op een aantal specifieke vragen: voldoen de onderscheiden alternatieven aan vastgesteld beleid? voldoen de onderscheiden alternatieven aan de KRW (o.a. ecologische doelen, stand-still beginsel, normen voor prioritaire stoffen)? is het vanuit oogpunt van waterkwaliteit mogelijk te komen tot het beëindigen van lozing van effluent op de IJssel? Studiegebied In de figuur hiernaast is het studiegebied weergegeven. Dit is het gebied ten noorden van de A1 dat afwatert naar de IJssel. In het noorden wordt het studiegebied begrensd door de IJssel. Veessen Aanpak Het schema naast de tekst schetst in grote lijnen de aanpak van deze studie. De studie is gestart met een analyse van de huidige situatie op basis van meetgegevens. Onderdeel hiervan vormde ook een analyse naar de huidige lozingssituatie. Op basis hiervan zijn een aantal alternatieven geformuleerd welke in deze studie nader zijn onderzocht. Deze alternatieven worden afgezet tegen het nulalternatief: de situatie na uitvoering van de OAS Apeldoorn. De effecten op de waterkwaliteit zijn in eerste instantie ingeschat op basis van expert judgement. Voor een aantal alternatieven, waarvoor de effecten Analyse huidige situatie Vaststellen alternatieven WKS KBA Expert judgement Berekeningen in Sobek Afweging niet zonder meer duidelijk zijn, zijn deze nader onderzocht met behulp van waterkwaliteitsmodellen in SOBEK. Voor alle alternatieven zijn de maatschappelijke kosten en baten vastgesteld. Hierbij zijn de effecten op de waterkwaliteit vertaald in maatschappelijke kosten en baten. Met betrekking tot de baten is een onderscheid gemaakt in: Directe effecten: in deze studie zijn dat effecten van rietoogst, effecten op de landbouwoogst en effecten op drinkwaterwinning en verdroging. Externe effecten: in deze studie zijn meegenomen de natuureffecten, effecten op recreatie, effecten op de IJssel en effecten op de CO2 afvang. Bij het opstellen van de kosten is onderscheid gemaakt in investeringskosten en kosten voor beheer en onderhoud. Kosten voor beheer en onderhoud zijn gekapitaliseerd voor een periode van 100 jaar. De effecten op de waterkwaliteit en de monetaire effecten zijn vervolgens vergeleken met het nulalternatief. Op basis van deze vergelijking is een afweging van de alternatieven worden gemaakt. Baten Kosten 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 6

LOZINGSSITUATIE RWZI APELDOORN HET NULALTERNATIEF De lozingssituatie van de RWZI van Apeldoorn is in het nulalternatief dus na uitvoering van de OAS -maatregelen als volgt: Onder droogweer omstandigheden (dwa) vinden geen lozingen plaats op de Grift, het Apeldoorns Kanaal of de Nieuwe Wetering.; Onder dwa condities wordt het biologisch gezuiverde effluent afgevoerd via de IJsselleiding naar de IJssel; Bij regensituaties (rwa) omstandigheden wordt bij een toenemende aanvoer eerst een deel van het effluent afgeleid naar het bergbezinkbassin (BBB). Indien de capaciteit van de IJsselleiding dit toelaat wordt het voorbezonken afvalwater samen met het effluent via deze leiding naar de IJssel afgevoerd; Wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is (bij hogere waterstanden in de IJssel) stort een deel van het gezuiverde effluent en voorbezonken water over op de Grift; Daarnaast is er direct voor de zuivering een riooloverstort van het gemengd rioolstelsel van Apeldoorn (EO0042). Deze loost in tijden van extreme neerslag, incidenteel ongezuiverd rioolwater op de Grift. In onderstaand schema is de nulsituatie weergegeven. Waterstromen 0. Nulalternatief Grift AK 3 e pand 3 4 1 2 RWZI BBB 5 EO0042 Apeldoorn NW 6 IJsselleiding 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op IJsselleiding, wordt afgevoerd naar de IJssel 2. voorbezonken water uit BBB op de IJsselleiding wordt afgevoerd naar de IJssel (boven bepaalde afvoer stort een deel hiervan over naar de Grift, zie deelstroom 4) 3. Effluent op de Grift (bij onvoldoende capaciteit van de IJsselleiding) 4. Overstort van voorbezonken water uit de BBB op de Grift bij onvoldoende capaciteit van de IJsselleiding 5. Overstort EO0042 op de Grift 6. Afvoer van de IJsselleiding op de IJssel, dit is een mix van gezuiverd en voorbezonken water uit de zuivering van Apeldoorn Tabel 1 Belangrijkste waterstromen en bijbehorende kwaliteiten in nulalternatief Belangrijkste waterstromen en verschillende waterkwaliteiten in het nulalternatief zijn in de onderstaande tabel weergegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt in het jaarlijkse volume en een jaarlijkse incidentele lozing (T=1 situatie). Waterstroom Jaarlijkse afvoer [mlj m 3 ] T=1 [mlj m 3 ] BZV conc [mg O2/l] Totaal stikstof concentratie [mg N/l] Totaal fosfaat concentratie [mg P/l] Effluent 28,1 4 13,1 1,65 BBB 0,6 30 10,2 1,55 IJsselleiding 27,8 Overstort Grift 0,3 0,1 (effluent + BBB) Overstort EO0042 0,004 0,004 100 10,4 2,9 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 7

NULALTERNATIEF De waterkwaliteit in het nulalternatief kan als volgt worden omschreven: Er treden geen problemen op met de zuurstofhuishouding in de Grift; De overstorten vanuit het gemengde stelsel op het Apeldoorns Kanaal bovenstrooms van de RWZI kunnen aanleiding geven tot problemen met de zuurstofhuishouding; Lokaal treedt er slechts een geringe overschrijding van de MTR normen voor nutriënten op. Dit vindt voor stikstof plaats ten zuiden van Heerde en voor fosfaat bovenstrooms van Vaassen; Er zijn in het hoofdsysteem geen problemen met algenbloei te verwachten. HUIDIGE SITUATIE Wanneer op basis van meetgegevens de huidige situatie wordt geanalyseerd kan het volgende worden gesteld: De zuurstofhuishouding in de huidige situatie in het hoofdwatersysteem is goed. Incidenteel wordt de MTR ( 5 mg O2/l) onderschreden in de Grift en de Nieuwe Wetering. Opgemerkt wordt dat het gaat om maandelijks waargenomen zuurstofgehalten. Hierin worden de effecten van overstorten niet teruggevonden. De kans is klein dat juist na een overstort is gemeten. Voor de analyse van de effecten van overstortingen zijn deze metingen dan ook niet geschikt. Hiervoor dient gekeken te worden naar de modelresultaten. De nutriëntconcentraties in het hoofdsysteem zijn over het algemeen goed. In het Apeldoorns Kanaal en in de Nieuwe Wetering wordt voldaan aan de MTR voor fosfaat en stikstof. In de Grift vindt een geringe overschrijding van het zomergemiddelde fosfaatgehalte plaats. Opmerkelijk is dat het zomergemiddelde stikstofgehalte in de Grift ruimschoots voldoet aan de MTR. In de huidige situatie treedt er geen grote mate van algenbloei op in het Apeldoorns Kanaal. Uit de waterkwaliteitsgegevens blijkt dat zware metalen in de Nieuwe Wetering geen probleem vormen, de concentraties liggen veelal beneden de detectielimiet. In de Grift worden de MTR-waarden voor zware metalen licht overschreden. Dit zal vermoedelijk worden veroorzaakt door de incidentele lozingen van de overstorten bij de zuivering. De huidige situatie is echter niet het vertrekpunt voor het beoordelen van de alternatieven. Deze worden afgezet tegen het nulalternatief. Overigens geldt dat voor het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering de huidige situatie overeenkomt met het nulalternatief. Voor beide watergangen geldt dat de lozingsituatie in het nulalternatief niet of nauwelijks verschilt van de huidige situatie. Alternatieven Er zijn verschillende alternatieven voor te stellen voor de lozingssituatie van de zuivering van Apeldoorn. In gezamenlijk overleg met de projectgroep zijn vier hoofdalternatieven geformuleerd. Binnen een hoofdalternatief zijn daarnaast ook subalternatieven denkbaar. In zijn totaliteit zijn negen alternatieven onderzocht: 1. a. 2 e IJsselleiding met voldoende capaciteit; er wordt een 2 e IJsselleiding aangelegd waardoor alle waterstromen worden afgevoerd naar de IJssel, er vindt alleen een nooduitlaat plaats (1x per 10 jaar) vanuit de IJsselleiding naar het Apeldoorns Kanaal; b. 2 e IJsselleiding met gelijke capaciteit als huidige IJsselleiding; er wordt een 2 e IJsselleiding aangelegd met een gelijke capaciteit als de huidige IJsselleding waardoor alle waterstromen worden afgevoerd naar de IJssel, er vindt alleen een nooduitlaat plaats (1x per 10 jaar) vanuit de IJsselleiding; 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 8

2. a. Waterpark zonder tijdelijke berging; het voorbezonken water en effluent wordt verder nagezuiverd in het waterpark en afgevoerd naar de Nieuwe Wetering, overstort EO0042 loost op de IJssel via de IJsselleiding. b. Waterpark zonder tijdelijke berging, overstortwater op het Apeldoorns Kanaal; het voorbezonken water en effluent wordt verder nagezuiverd in het waterpark en afgevoerd naar de Nieuwe Wetering, overstort EO0042 loost op het Apeldoorns Kanaal. c. Waterpark met tijdelijke berging op niveau overstort EO0042; het voorbezonken water en effluent wordt verder nagezuiverd in het waterpark en afgevoerd naar de Nieuwe Wetering, overstort EO0042 loost op het Apeldoorns Kanaal via een extra bergingsbak ter hoogte van de overstort (dwz ongeveer op maaiveld niveau). d. Waterpark met tijdelijke berging op niveau zuivering; het voorbezonken water en effluent wordt verder nagezuiverd in het waterpark en afgevoerd naar de Nieuwe Wetering, overstort EO0042 loost op het Apeldoorns Kanaal via een extra bergingsbak ter hoogte van de zuivering (dwz aanzienlijk hoger dan maaiveld). Dit alternatief is geformuleerd omdat wellicht in de omgeving van de RWZI een bergingsvoorziening beschikbaar komt. 3. Alle lozingen op het Apeldoorns Kanaal 4. a. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op het Apeldoorns Kanaal; het effluent wordt verder gezuiverd door middel van een 4 e trap zuivering, het effluent wordt geloosd op de Grift, voorbezonken water en overstort EO0042 lozen op het Apeldoorns Kanaal. b. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op de IJsselleiding; Het effluent wordt verder gezuiverd door middel van een 4 e trap zuivering, het effluent wordt geloosd op de Grift, voorbezonken water wordt geloosd op het Apeldoorns Kanaal, overstort EO0042 loost via de IJsselleiding op de IJssel. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 9

Tabel 2 Per alternatief ontvangend oppervlakte water van belangrijkste waterstromen In de onderstaande tabel is weergegeven op welk watergang de verschillende waterstromen rondom de zuivering lozen. Alternatief Grift AK NW IJssel Nulalternatief 1a. 2 e IJsselleiding met voldoende capaciteit 1b. 2 e IJsselleiding met gelijke capaciteit als huidige IJsselleiding 2a. Waterpark zonder tijdelijke berging, overstortwater via IJsselleiding naar de IJssel 2 b. Waterpark zonder tijdelijke berging, overstortwater op het Apeldoorns Kanaal 2 c. Waterpark met tijdelijke berging op niveau overstort EO0042 2 d. Waterpark met tijdelijke berging op niveau zuivering 3. Alle lozingen op het Apeldoorns Kanaal 4a. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op Apeldoorns Kanaal 4b. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op IJsselleiding Legenda: Voorbezonken water Effluent Overstortwater (EO0042) Nooduitlaat effluent en voorbezonken water 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 10

WATERKWALITEIT ALTERNATIEVEN In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de effecten op de waterkwaliteit ten opzichte van het nulalternatief. Bij de beoordeling is een onderscheid gemaakt in: Tabel 3 Overzicht van effecten op waterkwaliteit en ecologie Een verbetering van de waterkwaliteit Groen; Geen verandering van de waterkwaliteit Blauw; Een lichte verslechtering van de waterkwaliteit Oranje; Een sterke verslechtering van de waterkwaliteit Rood. 1a. 2 e IJsselleiding met voldoende capaciteit 1b. 2 e IJsselleiding met gelijke capaciteit als huidige IJsselleiding 2a. Waterpark zonder tijdelijke berging 2 b. Waterpark zonder tijdelijke berging, overstortwater op het Apeldoorns Kanaal 2 c. Waterpark met tijdelijke berging op niveau overstort EO0042 2 d. Waterpark met tijdelijke berging op niveau zuivering 3 Alle lozingen op het Apeldoorns Kanaal 4a. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op Apeldoorns Kanaal 4b. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op Ijsselleiding Zuurstof Nutriënten Zware metalen Zuurstof Nutriënten Zware metalen Zuurstof Nutriënten Zware metalen Zuurstof Nutriënten Zware metalen Zuurstof Nutriënten Zware metalen Zuurstof Nutriënten Zware metalen Zuurstof Nutriënten Zware metalen Zuurstof Nutriënten Zware metalen Zuurstof Nutriënten Zware metalen Grift AK NW In Tabel 4 zijn de investeringskosten per alternatief weergegeven. Tabel 4 Investeringskosten per alternatief Alt 1a Alt 1b Alt 2a Alt 2b Alt 2c Alt 2d Alt 3 Alt 4a Alt 4b Investeringskosten [mlj ] 16,7 22,6 23,9 23,4 33,7 25,8 2,7 35,6 35,5 Conclusies Uit deze studie kan een aantal conclusies worden getrokken. Deze zijn gegroepeerd naar: Waterkwaliteit en investeringskosten Beleid en functies oppervlaktewater Maatschappelijke kosten en baten. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 11

In het daarop volgende advies is de overall conclusie weergegeven. Waterkwaliteit en investeringskosten Uit oogpunt van waterkwaliteit geldt dat het afleiden van alle lozingen naar het Apeldoorns Kanaal (alternatief 3) niet acceptabel is. Ook de permanente lozing van effluent op de Grift (dat na nazuivering voldoet aan de eisen van het infiltratiebesluit alternatief 4) is uit oogpunt van waterkwaliteit geen gewenst alternatief. Het ontlasten van de Grift (alternatief 1 en 2 en 3) leidt slechts tot een geringe verbetering van de waterkwaliteit in de Grift. De ontvangstcapaciteit van het Apeldoorns Kanaal is dusdanig groot dat de incidentele lozingen op het Apeldoorns Kanaal niet leiden tot onoverkomelijke problemen in de waterkwaliteit. De investeringskosten van alternatief 3, alle lozingen op het Apeldoorns Kanaal zijn het laagst met 2,7 mlj euro. De investeringskosten van de overige alternatieven variëren van 16,7 tot 35,5 mlj. euro. Beleid, functies oppervlaktewater en KRW Het verplaatsen van de incidentele lozingen zijn in lijn met het gestelde beleid, door het schone en het vuile water te scheiden en daarbij de Grift te ontlasten. Het stoppen van de incidentele lozingen leidt voor nutriënten niet tot het bereiken van de basiskwaliteit in de Grift. Na uitvoering van alternatief 3 en 4 zullen de MTR-waarden voor nutriënten niet worden gerealiseerd, dit is in strijd met het WHP-3. Vanuit de beleidsdoelstelling schoon en vuil water scheiden voldoen alleen de referentiesituatie en alternatief 4 effluent lozen op de Grift niet aan dit principe. Schoon Griftwater zal door Vitens vermoedelijk niet voor drinkwaterdoeleinden worden gebruikt. Bezien vanuit het oogpunt vanuit de Kaderrichtlijn Water treedt bij het uitvoeren van alternatief 3 en 4 een verslechtering van de ecologische toestand wat niet gewenst is. Met betrekking tot het stand-still beginsel is de vraag of Rijkswaterstaat strengere eisen zal stellen aan het lozen van effluent op de IJssel. Dit is afhankelijk van het opstellen van de doelen die momenteel voor de rijkswateren worden opgesteld. Het afleiden van de incidentele effluentlozingen op de Grift zal weinig invloed hebben op de ecologische toestand van de Grift. Het lozen van gezuiverd effluent op de Grift (alternatief 4) heeft een negatieve invloed op de ecologische toestand en is uit KRW oogpunt niet verstandig. Het lozen van effluent op het Apeldoorns Kanaal (alternatief 3) heeft een negatieve invloed op de ecologische toestand en is uit KRW oogpunt niet verstandig. Verwacht wordt dat lozing van nagezuiverd effluent uit het waterpark weinig invloed zal hebben op de ecologische toestand in de Nieuwe Wetering. De onderzochte alternatieven onderscheiden zich niet in de afwenteling naar benedenstrooms. In alle gevallen wordt het water afgeleid naar de IJssel. De alternatieven waarbij het waterpark wordt ingezet (alt. 3) en het effluent verder wordt gezuiverd (alt.4) leiden wel tot een vermindering van de belasting op de IJssel. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 12

Maatschappelijke kosten en baten Uit oogpunt van maatschappelijke kosten en baten komt het nulalternatief het best uit de bus. Voor alle onderzochte alternatieven geldt dat het saldo negatief is. De hoogste maatschappelijke baten worden gevonden in de aanleg van nieuwe natuur. Daarnaast levert recreatie enige baten en ook de beperking van de lozing op de IJssel draagt positief bij. Voor alle alternatieven geldt echter dat de kosten dusdanig hoog zijn, dat deze niet worden goed gemaakt door de maatschappelijke baten; Alternatief 3, waarbij alles wordt geloosd op het Apeldoorns Kanaal leidt tot de minste maatschappelijk kosten. Dit komt omdat de investeringen gering zijn en de negatieve baten van verminderde recreatie en natuur laag zijn. Alternatief 4, lozing van nagezuiverdrwzi effluent (op de Grift) scoort het slechtst. De investeringskosten en de onderhoudskosten zijn erg hoog. De baten van natuur en recreatie wegen niet op tegen de hoge kosten. Ook voor alternatief 2, de aanleg van een waterpark geldt dat de kosten niet opwegen tegen de maatschappelijke baten. Weliswaar levert de nieuwe natuur een positieve bijdrage van 8,6 miljoen en de recreatiebaten bedragen 1,9 miljoen, toch rest een negatief saldo door de hoge beheerkosten van het waterpark. Advies Als het gaat om de verbetering van de waterkwaliteit van de Grift wordt als volgt geadviseerd: De maatregelen zoals geformuleerd in de OAS uitvoeren en de lozingssituatie van de zuivering van Apeldoorn handhaven. Gezien de maatschappelijke kosten en baten van de verschillende alternatieven wordt geadviseerd de lozingssituatie in de Grift voorlopig niet te wijzigen. Eerst het vaststellen van de doelstellingen voor de Kaderrichtlijn Water af te wachten alvorens een besluit rondom de lozingssituatie te nemen. De vraag is of verdere verbetering van de fysisch chemische waterkwaliteit wel van grote invloed is op de ecologische toestand. Monitoren en meten in en rond de zuivering van Apeldoorn zodat alle waterstromen nog beter in beeld kunnen worden gebracht. Om de maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit in de Grift verder te onderzoeken en te onderbouwen is het wenselijk beter inzicht te krijgen in de belasting met nutriënten van het systeem. Uit deze studie wordt geconcludeerd dat de bijdrage van de incidentele lozingen vanuit het afvalwatersysteem niet het grootste aandeel vormen van de totale belasting met nutriënten. Het lijkt erop de belasting uit het landelijk gebeid het meest bijdraagt aan de totale belasting. De relatieve bijdrage van de belasting door de incidentele lozing van effluent te bepalen door het opstellen van stofbalansen voor de Grift. De analyse van de huidige situatie laat zien dat voor nutriënten geldt dat de belasting vanuit het landelijk gebied waarschijnlijk een grotere invloed heeft. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 13

110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 14

HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 AANLEIDING In voorgaande jaren is een studie uitgevoerd ter optimalisatie van het afvalwatersysteem Apeldoorn (de studie OAS-Apeldoorn e.o. ). Bij deze OAS-studie is vanuit het emissiespoor bepaald op welke manier het afvalwatersysteem tegen de laagste maatschappelijke kosten kan gaan voldoen aan de gestelde eisen. Het emissiespoor richt zich uitsluitend op een reductie van de emissie vanuit de RWZI en de overstorten uit het rioolstelsel, zonder rekening te houden met de effecten op het ontvangend oppervlaktewater. De uitkomsten van de OAS-studie vormen de basis voor de nu uitgevoerde waterkwaliteitsspoor-studie, waarbij juist de effecten op het ontvangend oppervlaktewater centraal staan. Uitgangspunt van de OAS-studie Apeldoorn was dat de huidige lozingstoestand wordt gehandhaafd, waarbij effluent wordt geloosd op de IJssel en bij hogere aanvoer van afvalwater incidenteel wordt geloosd op de Grift. Inmiddels is er rekening te houden met verschillende ontwikkelingen en randvoorwaarden: Er is een vastgestelde Visie Grift en Apeldoorns Kanaal, waarbij is vastgelegd dat de Grift in de toekomst niet meer zal worden belast met lozingen. Incidentele lozingen van overstorten en van de RWZI Apeldoorn op de Grift komen niet meer voor in deze visie. De kwaliteit van het Griftwater zo goed dat het inzetbaar is voor de bereiding van drinkwater. Lozing op de IJssel betekent dat er een verontreinigingsheffing moet worden betaald aan Rijkswaterstaat, hetgeen ongewenst wordt geacht. Er zijn concrete ideeën over het inrichten van een Waterpark Schoonbroek, dat fungeert als een uitloopgebied rond de bebouwde kom van Apeldoorn. Dit waterpark kan worden gebruikt als een (extra) zuiveringsstap voor effluent van de RWZI Apeldoorn. Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zal het oppervlaktewater aan voor een deel nog vast te stellen doelen moeten gaan voldoen. De tijdelijke lozingsvergunningen voor lozingen rond de RWZI op de Grift lopen af per 1 januari 2006. Rekening houdend met deze zaken zijn scenario s bepaald die in de waterkwaliteitsspoorstudie aan een nadere beschouwing zijn onderworpen. Voor een deel zijn deze scenario s met een model doorgerekend op hun effecten voor de waterkwantiteit en -kwaliteit. 1.2 DOELEN Doel van de waterkwaliteitsspoor-studie is het beoordelen van de lozingsalternatieven op de effecten op de waterkwaliteit in de Grift, het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 15

Bedoeling is met de studieresultaten te kunnen onderbouwen op welke wateren in de toekomst het best kan worden geloosd, geredeneerd vanuit de waterkwaliteit. Uitgangspunt voor de studie is dat bij de afweging tussen varianten de maatschappelijke kosten en baten leidend zijn. Hiertoe is een MKBA-benadering toegepast. De studie dient daarbij antwoord te geven op een aantal specifieke vragen: voldoen de onderscheiden alternatieven aan vastgesteld beleid? voldoen de onderscheiden alternatieven aan de KRW (o.a. ecologische doelen, stand-still beginsel, normen voor prioritaire stoffen)? is het vanuit oogpunt van waterkwaliteit mogelijk te komen tot het beëindigen van lozing van effluent op de IJssel? 1.3 LEESWIJZER Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd: Aanpak en werkwijze: hoofdstuk 2 Referentie en huidige situatie: hoofdstuk 3 Beschrijving te beschouwen alternatieven: hoofdstuk 4 Resultaten: beleidstoetsing, waterkwaliteit en investeringskosten Maatschappelijke kosten batenanalyse: hoofdstuk 5 Conclusies en aanbevelingen: hoofdstuk 6. De uitgangspunten en uitgebreide beschrijving van de modellering is opgenomen in de uitgangspuntennotitie en vormt een losse bijlage bij dit rapport. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 16

HOOFDSTUK 2 Werkwijze 2.1 TWEE-SPOREN AANPAK Figuur 1 schetst in grote lijnen de aanpak van deze studie. Na het vaststellen van de alternatieven is er een twee-sporenaanpak gevolgd: Het waterkwaliteitsspoor Maatschappelijke kostenbatenanalyse (MKBA) Figuur 1 Project aanpak Bij deze twee-sporenaanpak vormden de uitkomsten van het waterkwaliteitsspoor de input van de maatschappelijke kostenbatenanalyse. De effecten op waterkwaliteit van de verschillende alternatieven zijn in eerste instantie op basis van expert judgement ingeschat. Een aantal alternatieven, waarvoor de effecten niet zonder meer duidelijk zijn, is nader onderzocht met behulp van waterkwaliteitsmodellen in SOBEK (zie hoofdstuk 5 en bijlage 2). Vervolgens zijn de maatschappelijke kosten en baten vastgesteld, zie ook bijlage, waarna een afweging van alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie is gemaakt. Start Vaststellen alternatieven WKS Expert judgement Berekeningen in Sobek MKBA Baten Kosten Afweging 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 17

2.2 BEOORDELING VAN ALTERNATIEVEN Bij aanvang van het project zijn er vier hoofdalternatieven geformuleerd. Bij sommige hoofdalternatieven zijn er detailverschillen aan te geven, dit levert in totaal negen alternatieven op die in deze studie zijn beschouwd. Deze worden in hoofdstuk 4 in detail beschreven. De hoofdalternatieven zijn: 1. Aanleg 2 e IJsselleiding 2. Aanleg waterpark 3. Alle lozingen op het Apeldoorns Kanaal 4. Effluent op de Grift na verdere nazuivering. De alternatieven worden vergeleken met de referentiesituatie. Deze is beschreven in hoofdstuk 3. De alternatieven zijn op de volgende punten beoordeeld: Huidig beleid en functie Waterkwaliteit Kosten Baten Huidig beleid Er zijn verschillende (beleids)documenten van toepassingen op het hoofdwatersysteem, de belangrijkste zijn: Provinciaal waterhuishoudingsplan Waterbeheersplan van het Waterschap Veluwe Kaderrichtlijn Water Reconstructieplan Veluwe Waterplan Apeldoorn Verkenning watersysteem Apeldoorns Kanaal & Grift Lozingsvergunningen Gekeken naar de beleidsvoornemens die betrekking hebben op het hoofdwatersysteem is het belangrijkste beleidsvoornemen het realiseren van de basiskwaliteit. Dit betekent dat er binnen het hoofdsysteem moet worden voldaan aan de MTR. Vanuit onder andere het reconstructieplan Veluwe gaat dit beleid nog een stap verder door de Grift aan te wijzen als Blauwe Bron gebied. Centraal bij het Blauwe Bron gebied staat het scheiden van schone en minder schone waterstromen waarbij de schone beken in de Grift uitmonden en de minder schone beken in het Apeldoorns Kanaal. Ten noorden van Apeldoorn zal het schone Griftwater ingezet worden als infiltratiewater met als doel de verduurzaming van de drinkwaterwinning en vasthouden van schoon water. Dit beleid sluit aan bij de aanleiding van de studie het zoeken naar een alternatief voor de lozing van effluent op de Grift na het aflopen van de lozingsvergunning van Apeldoorn in 2006. Een ander belangrijk aandachtspunt vanuit het ingezette beleid is hetzogenaamde standstill principe. Dit betekent dat de verplaatsing van de (incidentele) lozingen van de RWZI bezien in het licht van de Kaderrichtlijn Water niet mag leiden tot een verslechtering van de huidige waterkwaliteit. De uitkomsten van deze studie toetsen we aan deze (beleids)principes/uitgangspunten. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 18

FUCNTIE In het WHP-3 is aan het hoofdwatersysteem, de Grift, Apeldoorns Kanaal en Nieuwe Wetering, de functie basiskwaliteit toegekend. Dit betekent dat voldaan moet worden aan de MTR-norm. Waterkwaliteit Met betrekking tot waterkwaliteit worden de verschillende beoordelingscriteria onderscheiden: Toetsing waterkwaliteit: MTR-normen voor totaal fosfaat, stikstof en chlorofyl a, TEWOR-scores, de mate van oplading van de waterbodem met zware metalen. Relatie met de Kaderrichtlijn Water, hierbij wordt in kwalitatieve termen ingegaan op het behalen van de ecologische doelstellen gesteld vanuit de KRW, het zogenaamde standstill principe en het effect van het lozen van prioritaire stoffen. Kosten en baten Er wordt een onderscheid gemaakt tussen investeringskosten en kosten voor beheer en onderhoud. In de maatschappelijke kosten batenanalyse (MKBA) worden de baten omgezet in euro s. Met betrekking tot de baten wordt onderscheid gemaakt in Directe baten; effecten op de rietoogst, de landbouwoogst en op drinkwaterwinning en verdroging Indirecte baten; Externe baten; natuureffecten, effecten op recreatie, effecten op de IJssel en effecten op CO2-afvang. 2.3 BEGRENZING STUDIEGEBIED In de onderstaande figuur is het studiegebied weergegeven; het afwateringsgebied ten noorden van de A1. Deze studie concentreert zich op de waterkwaliteit in de Grift, het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering. Deze watergangen worden in de rest van de studie veelal het hoofdsysteem genoemd. Het Apeldoorns Kanaal, de Grift en de Nieuwe Wetering worden gevoed door bovenstrooms gelegen beken. De Grift stroomt uit in het Apeldoorns Kanaal ter hoogte van Heerde. Het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering wateren het merendeel van het jaar vrij af op de IJssel. Bij een hoge IJsselstand in de wintermaanden is vrije afwatering niet mogelijk, in dat geval wordt het overtollige water uitgeslagen op de IJssel bij gemaal Veluwe. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 19

Figuur 2 Studiegebied Waterkwaliteitsspoor Grift/Apeldoorns Kanaal Veessen 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 20

HOOFDSTUK situatie 3 Referentie en huidige Uitgangspunt voor het afwegen van de alternatieven is de referentiesituatie en niet zoals gebruikelijk in een waterkwaliteitspoor studie de huidige situatie. Dit sluit aan bij de systematiek, die wordt gevolgd in een MKBA studie (zie ook hoofdstuk 6 en bijlage 3). De referentie beschrijft de toekomstige situatie zonder uitvoering van de maatregelen die worden voorgesteld in de onderzochte alternatieven. In een MKBA wordt de referentie vergeleken met één of meerdere projectalternatieven. De keuze van de referentie is dan ook bepalend voor de hoogte van de kosten en baten. In dit hoofdstuk wordt de referentie beschreven en wordt de daarbij behorende waterkwaliteittoestand geschat. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de waterkwaliteitsmodellen in SOBEK, omdat het hier gaat om een theoretische situatie. In hoofdstuk 5 worden de effecten op de waterkwaliteit en de baten van de verschillende alternatieven vergeleken met de hier beschreven referentiesituatie. 3.1 BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIE De referentie situatie is de situatie na de uitvoering van de optimalisatie van het afvalwatersysteem van Apeldoorn (OAS). Een uitgebreide beschrijving van de maatregelen die worden genomen in het kader van de OAS, wordt beschreven in (Witteveen + Bos, 2002). Kort samengevat worden de volgende maatregelen uitgevoerd: de hydraulische capaciteit van AWZI van Apeldoorn wordt verhoogd tot 16.000 m 3 /uur; 12.000 m 3 /uur wordt biologische gezuiverd; er wordt 4000 m 3 /uur extra door het bergbezinkbasin (BBB) geleid (onderdeel van de in totaal 16.000 m 3 /uur); de berging in het rioolstelsel van Apeldoorn wordt vergroot met 7000 m 3 ten opzichte van de huidige situatie. In het onderstaande kader wordt de lozingssituatie vanuit het rioolstelsel en de RWZI van Apeldoorn beschreven. De lozingssituatie volgens de referentie wordt schematisch weergegeven in Figuur 3. LOZINGSSITUATIE REFERENTIE RWZI APELDOORN Onder droogweer omstandigheden (dwa) vinden geen lozingen plaats op de Grift, het Apeldoorns Kanaal of de Nieuwe Wetering.; Onder dwa condities wordt het biologisch gezuiverde effluent afgevoerd via de IJsselleiding naar de IJssel; 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 21

Bij regensituaties (rwa) wordt bij een toenemende aanvoer een deel van het influent afgeleid naar het bergbezinkbassin (BBB). Indien de capaciteit van de IJsselleiding dit toelaat wordt het voorbezonken afvalwater samen met het effluent via deze leiding naar de IJssel afgevoerd; Wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende (bij hogere waterstanden in de IJssel) is stort een deel het gezuiverde effluent en voorbezonken water over op de Grift; Daarnaast is er direct voor de zuivering een riooloverstort van het gemengd rioolstelsel van Apeldoorn (EO0042). Deze loost in tijden van extreme neerslag, incidenteel ongezuiverd rioolwater op de Grift. Figuur 3 Lozingssituatie in de referentie Waterstromen 7. Effluent vanuit de biologische zuivering op IJsselleiding, wordt afgevoerd naar de IJssel 8. Voorbezonken water uit BBB op de IJsselleiding wordt afgevoerd naar de IJssel (boven bepaalde afvoer stort een deel hiervan over richting Grift, zie deelstroom 4) 9. Effluent op de Grift (bij onvoldoende capaciteit van de IJsselleiding) 10. Overstort van voorbezonken water uit de BBB op de Grift bij onvoldoende capaciteit van de IJsselleiding 11. Overstort EO0042 op de Grift 12. Afvoer van de IJsselleiding op de IJssel, dit is een mix van gezuiverd en voorbezonken water uit de zuivering van Apeldoorn 3.2 WATERKWALITEIT In deze paragraaf wordt de waterkwaliteit in de referentiesituatie beschreven. Deze is gebaseerd op de waterkwaliteitsberekeningen in SOBEK. 3.2.1 ZUURSTOFHUISHOUDING Overstortwater uit een gemengd rioolstelsel, maar ook voorbezonken water uit het BBB, bevatten grote hoeveelheden organisch materiaal. De afbraak van dit organisch materiaal kost veel zuurstof. Direct na een lozing door een overstorting is dan ook een dip in de zuurstofconcentratie zichtbaar. Deze daling van de zuurstofconcentratie treedt binnen enkele uren na een lozing op en kan tijdelijk zuurstofloosheid tot gevolg hebben. In Figuur 4 wordt het resultaat van de TEWOR toetsing weergegeven. Hoge TEWOR scores (een indicatie voor te verwachten problemen met de zuurstofhuishouding) worden gevonden in het Apeldoorns Kanaal bovenstrooms van de zuivering. Op dit stuk van het kanaal lozen vier overstorten. De problemen worden hoofdzakelijk veroorzaakt door de overstort EO0054 uit het rioolstelsel van Apeldoorn. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 22

Voor een T=2 situatie bedraagt het overstortvolume meer dan 4279 m 3 en omdat de doorspoeling van het Apeldoorns Kanaal gering is leidt dit lokaal tot een sterk verontreinigde prop die slechts in geringe mate wordt verdund. Kort na een overstort in een T=2 situatie is het aandeel overstortwater benedenstrooms van de overstort circa 50 %. Dit leidt tot een sterke daling van de zuurstofconcentratie. Opmerkelijk is dat de overstort EO0042, de eindoverstort (en de grootste overstort van het stelsel), die loost op de Grift met een ontvangstcapaciteit die vele malen kleiner is dan die van het Apeldoorns Kanaal, niet leidt tot problemen met de zuurstofhuishouding. Dit wordt veroorzaakt doordat gelijktijdig met de lozing van overstort EO0042 ook overstortingen plaatsvinden van AWZI effluent en voorbezonken water uit de BBB. De volumina van deze lozingen zijn vele malen groter dan het overstortvolume uit EO0042 (zie ook Figuur 5). De fractie overstortwater in de Grift na lozing in een T=2 situatie is slechts 3 % (zie Figuur 5). Bovendien zijn de concentraties zuurstofbindende stoffen in het geloosde effluent en voorbezonken water uit het BBB veel lager dan de (aangenomen) concentraties in het overstortwater uit het gemengde rioolstelsel. Figuur 4 Tewor score referentie Kleur Eindscore Klasse Kans op vissterfte Saneringsindicatie Rood 7,5 tot 10 4 Groot Urgent Geel 5 tot 7,5 3 Aanzienlijk Noodzakelijk Groen 2,5 tot 5 2 Gering Twijfelachtig Blauw 0 tot 2,5 1 Zeer gering Overbodig 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 23

Figuur 5 Fractie verdeling geloosd water op de Grift in een T=2 situatie Fractie [%] 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 0:00 6:00 12:00 18:00 0:00 6:00 12:00 18:00 Overstort water RWZI w ater Initieel water Afw atering RR De hierboven gepresenteerde resultaten betreffen de 100 % vuillast situatie. Dit is een theoretische situatie, waarbij voor Nederland gemiddelde concentraties zuurstofbindende stoffen worden aangenomen. Om rekening te houden met de onzekerheid in de aangenomen gehalten, worden ook situaties doorgerekend waarin de vuillast wordt gehalveerd en verdubbeld. In bijlage 4 zijn de resultaten van de berekeningen met een 50% en 200% vuillast weergegeven. Hieruit blijkt dat bij een 50% vuillast er zich geen problemen meer voordoen in het Apeldoorns Kanaal. Bij een vuillast van 200% breidt het invloedsgebied waar de problemen zich voordoen zich verder uit. Dit berekeningen met verschillende vuillasten laten zien dat de resultaten sterk afhankelijk zijn van aangenomen concentraties in het overstortwater. Voor de gehalten in het effluent in het voorbezonken water uit het BBB, is gebruik gemaakt van gemeten waarden. Daar geen meetwaarden van het geloosde overstortwater uit het rioolstelsel bekend zijn, is gebruikt gemaakt van theoretische (gemiddelde) waarden. Om de onzekerheid in de resultaten te verkleinen wordt aanbevolen om metingen te verrichten aan de kwaliteit van het overstortwater. Dit is vooral van belang voor het schatten van de effecten van de lozingen vanuit de overstorten vanuit het stelsel van Apeldoorn bovenstrooms de zuivering op het Apeldoorns Kanaal. Gezien de grote verdunning met effluent en water uit het BBB, mag verwacht worden dat de conclusies met betrekking tot de effecten van overstort EO0042 op de Grift niet zullen veranderen als de kwaliteit van het overstort water nauwkeuriger wordt vastgesteld. De overstortingen uit de stelsels van de benedenstrooms gelegen gemeenten leiden niet tot problemen met de zuurstofhuishouding. Concluderend kan worden gesteld dat in de referentie: Er geen problemen optreden met de zuurstofhuishouding in de Grift; De overstorten vanuit het gemengde stelsel op het Apeldoorns Kanaal bovenstrooms RWZI kunnen aanleiding geven tot problemen met de zuurstofhuishouding; Om de effecten van de lozingen vanuit het gemengde stelsel van Apeldoorn op het Apeldoorns Kanaal beter te schatten wordt aanbevolen de kwaliteit hiervan te meten. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 24

3.2.2 NUTRIËNTENHUISHOUDING De resultaten van de berekeningen met het eutrofiëringsmodel worden weergegeven in bijlage 5. Weergegeven is een typische zomersituatie. Stikstof De stikstofgehaltes in de Nieuwe Wetering en het Apeldoorns Kanaal voldoen overal aan de MTR van 2,2 mg N/l. In de Grift wordt de MTR lokaal overschreden. Direct ten zuiden van Heerde worden sterk verhoogde concentraties in de Grift aangetroffen. Dit wordt veroorzaakt door de aanvoer van water met een verhoogde stikstofconcentratie uit het landelijk gebied. Direct ten noorden van Apeldoorn en ten noorden van Heerde wordt in de Grift een geringe overschrijding van de MTR berekend. Fosfaat Ook voor fosfaat geldt dat de Nieuwe Wetering en het Apeldoorns Kanaal aan de MTR voldoen (de gemeten fosfaatconcentraties zijn < 0,15 mg P/l). In het stuk van de Grift tussen Apeldoorn en Heerde wordt de MTR overschreden. Het berekende fosfaat gehalte ligt in het stuk bovenstrooms Vaassen boven de 0,25 mg/l. Verder benedenstrooms neemt het gehalte af tot lager dan de MTR waarde ten noorden van Heerde. Chlorofyl In het Apeldoorns Kanaal treedt lokaal een overschrijding van de MTR (100 µg Chla/l) op. Dit komt door een combinatie van een verhoogd fosfaatgehalte en een geringe doorspoeling (lange verblijftijden). Ook in de Nieuwe Wetering wordt door de relatief lange verblijftijden lokaal een overschrijding voorspeld. Door de grote doorspoeling in de Grift (korte verblijftijd0 zijn hier geen problemen met algenbloei te verwachten. Algemeen geldt dat gezien de voorspelde gehalten aan chlorofyl, geen overmatige problemen met bloei van algen mogen worden verwacht. Voor de referentie kan worden geconcludeerd dat er: Lokaal slechts een geringe overschrijding van de MTR normen optreedt; Geen problemen met algenbloei in het hoofdsysteem te verwachten zijn. Op basis van de simulatieresultaten wordt geschat dat de incidentele lozingen uit het stedelijk afvalwatersysteem in een gemiddeld jaar geen aanleiding geven tot overschrijding van de zomergemiddelde normen voor nutriënten in de Grift. De gemiddelde gehalten aan nutriënten worden vooral bepaald door de lozing vanuit het landelijk gebied. Illustratief hiervoor is bijvoorbeeld Figuur 6, waarin het verloop van de fosfaatconcentratie in de Grift wordt weergegeven. De incidentele pieken in het fosfaatgehalte worden veroorzaakt door lozingen uit het afvalwatersysteem (effluent, BBB en overstorten). Na een lozing dalen de gehaltes echter snel en het gemiddelde fosfaatgehalte, dat overigens wel boven de MTR waarde ligt, wordt niet sterk beïnvloed door de incidentele lozingen. Met behulp van het opstellen van een water- en nutriëntenbalans op basis van de metingen voor de huidige situatie kan inzicht worden gegeven in de relatieve bijdrage van de belasting uit het stedelijk gebied. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 25

Figuur 6 Berekende fosfaat concentratie referentie 0.6 Referentie totaal fosfaat [mg P/l] 0.5 0.4 0.3 0.2 0.1 0 Jan Feb Apr May Jul Sep Oct Dec Referentie 3.2.3 ZWARE METALEN Als gevolg van de lozingen van puntbronnen maar ook van afwatering vanuit de beken die uitkomen op het hoofdwatersysteem vindt aanslibbing en oplading van de waterbodem met zware metalen plaats. De slibaanwas, en daarmee ook de oplading van de waterbodem, als gevolg van de lozingen van de overstorten en RWZI is in het hoofdwatersysteem klein, slechts enkele mm s/jaar. Door de geringe oplading van de waterbodem wordt in de referentiesituatie voldaan aan de MTR normen voor koper en zink in de waterbodem. Hierbij moet in ogenschouw worden genomen dat in de modellering alleen het effect van de directe lozingen is meegenomen. In praktijk vindt er naast slibaanwas als gevolg van directe lozingen ook slibaanwas plaats als gevolg van bladinval of afbraak van organisch materiaal. Deze laatste facetten zijn niet in de modellering meegenomen, waardoor in werkelijk de slibaanwas groter kan zijn. Echter, met name in de Grift, zijn de stroomsnelheden, zeker na grote lozingen uit de zuivering van Apeldoorn incidenteel erg hoog. Op deze momenten zal de aanwezige sliblaag grotendeels of geheel wegspoelen waardoor oplading van de waterbodem met zware metalen niet of nauwelijks plaatsvindt. 3.3 KOSTEN EN BATEN De kosten en baten voor de referentie zijn niet apart door ons berekend, maar zijn wel meegenomen in de MKBA. Conform de OEI (Overzicht Effecten Infrastructuur) leidraad zijn in de MKBA de effecten van de projectalternatieven afgezet tegen de effecten van de referentie. Dit betekent dat zowel de kosten als de baten voor de voorgenomen maatregelen in het kader van de OAS-studie bij de vergelijking van de alternatieven wegvallen, omdat deze in alle alternatieven optreden (de referentie en de projectalternatieven). Op deze wijze wordt een helder inzicht verkregen in de maatschappelijke effecten van de onderzochte projectalternatieven en wordt het beeld niet vertroebeld door de kosten van de OAS maatregelen. In de MKBA zijn dus de extra kosten en de extra baten van de projectalternatieven ten opzichte van de referentie weergegeven. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 26

3.4 HUIDIGE SITUATIE In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de huidige waterkwaliteit in de Grift het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering. De huidige situatie is niet het vertrekpunt voor het beoordelen van de alternatieven. Deze worden afgezet tegen de referentie. Overigens geldt dat voor het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering de huidige situatie een goede beschrijving geeft van de referentie. Voor het Apeldoorns Kanaal en de Nieuwe Wetering geldt namelijk dat de lozingsituatie in de referentie niet of nauwelijks verschilt van de huidige situatie. Na uitvoering van de maatregelen van de OAS geldt dat de lozingssituatie op de Nieuwe Wetering niet verschilt. De belasting van het Apeldoorns Kanaal zal na de OAS maatregelen iets afnemen. Immers het volume aan overstortwater, dat geloosd wordt op het Kanaal zal afnemen, door vergroting van de berging in het rioolstelsel. De beschrijving van de huidige toestand kan dan ook voor deze watergangen ondersteunend bij de beoordeling van de alternatieven. De lozingssituatie op de Grift na de OAS is niet vergelijkbaar met de huidige situatie. Opgemerkt wordt dat bij de beoordeling van de waterkwaliteitseffecten vooral gekeken is naar de uitkomsten van de modelstudie. De resultaten van de huidige toestand zijn ook gebruikt bij het toetsen of het waterkwaliteitsmodel in voldoende mate de werkelijkheid beschrijft. De toetsing van het model wordt beschreven in de uitgangspuntennotitie. Daarnaast wordt de huidige situatie gebruikt voor de inschatting van het stand-still principe. Voor de beschrijving van de huidige waterkwaliteit is gebruik gemaakt van door het Waterschap aangeleverde meetgegevens over de periode 1996 tot en met 2003. Voor zuurstof is gebruik gemaakt van gegevens gemeten van 2001 t/m 2003. Het complete overzicht van de meetresultaten wordt grafisch weergegeven in bijlage 7. Zuurstof Over het algemeen kan worden gesteld dat de zuurstofhuishouding in de huidige situatie in het hoofdwatersysteem goed is. Incidenteel wordt de MTR ( 5 mg O 2 /l) onderschreden in de Grift en de Nieuwe Wetering. De concentraties komen echter niet beneden de 4 mg O 2 /l. Deze lage waarden worden gevonden gedurende zomermaanden. Opgemerkt wordt dat het gaat om maandelijks waargenomen zuurstofgehalten. Hierin worden de effecten van overstorten niet teruggevonden. De kans is klein dat juist na een overstort niet werd gemeten. Voor de analyse van de effecten van overstortingen zijn deze metingen dan ook niet geschikt. Voor het beoordelen van de effecten moet gebruik gemaakt worden van de modeluitkomsten. Er is gebruik gemaakt van de TEWOR scores (zie bijlage 2 de uitgangspuntennotitie). Hieruit blijkt dat de overstorten op het Apeldoorns Kanaal bovenstrooms van de zuivering wel degelijk kunnen leiden tot problemen met de zuurstofhuishouding. Nutriënten en algen De nutriëntengehaltes worden bepaald door toestroming vanuit de beeksystemen, uit en afspoeling van landbouwgronden en lozingen vanuit overstorten en RWZI s. De nutriëntconcentraties in het hoofdsysteem zijn over het algemeen goed. In het Apeldoorns Kanaal en in de Nieuwe Wetering wordt voldaan aan de MTR voor fosfaat en stikstof. In de Grift vindt een geringe overschrijding van de van het zomergemiddelde fosfaatgehalte plaats. Opmerkelijk is dat het stikstofgehalte in de Grift ruimschoots voldoet aan de MTR. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 27

Tabel 5 Zomergemiddelde nutriënt- en chlorofyl concentraties in het hoofdsysteem Stof Locatie MTR 2000 2001 2002 2003 Totaal fosfaat [mg P/l] Apeldoorns Kanaal 1 0,15 0,06 0,13 0,06 0,05 Grift 2 0,15 0,10 0,21 0,16 0,28 Nieuwe Wetering 3 0,15 0,16 0,13 0,10 Totaal stikstof [mg N/l] Apeldoorns 2,35 3,12 2,30 3,17 Kanaal 2,2 Grift 2,2 1,41 1,44 1,24 0,93 Nieuwe Wetering 2,2 2,26 1,50 1,21 Chlorofyl- a [ ug Chla /l] Apeldoorns 23 21 18 22 Kanaal 100 Nieuwe Wetering 100 11 15 13 1 Apeldoorns Kanaal derde pand meetpunt 20005; 2 Grift meetpunt 21002; 3 Nieuwe Wetering meetpunt Apeldoorn 23229 Hoge nutriëntconcentraties, in combinatie met lange verblijftijden, kunnen leiden tot een kans op algenbloei in stagnante wateren zoals het Apeldoorns Kanaal. Een hoge biomassa aan algen heeft een negatieve invloed op de waterkwaliteit en kan leiden tot de volgende problemen: Er treden grote schommelingen op in het zuurstofgehalte. Indien de algen afsterven, leidt de afbraak van organische stof tot een grote zuurstofvraag, waardoor ook een zuurstoftekort kan ontstaan; Een hoge algenbiomassa leidt tot een verslechtering van het lichtklimaat, waardoor er minder kansen zijn voor waterplanten; Dit leidt tot een verarming van het ecosysteem. Veel eutrofe wateren kunnen worden gekenmerkt als troebele algengedomineerde systemen zonder waterplanten. Tabel 5 laat zien dat in de huidige situatie er geen grote mate van algenbloei optreedt in het Apeldoorns Kanaal. De MTR van 100 µg Chla/l is de afgelopen jaren niet overschreden. Ook in de Nieuwe Wetering is het zomergemiddelde chlorofyl gehalte laag. In de Grift is het chlorofylgehalte niet gemeten. In vergelijking met het Apeldoorns Kanaal stroomt de Grift aanmerkelijk sneller, waardoor de verblijftijden dusdanig klein zijn dat kans op algenbloei klein is. Echter lozingen met hoge concentraties nutriënten zijn echter ook in de Grift niet gewenst. Dit kan leiden tot een bloei van zogenaamde fytobenthos, algen die zich binden aan waterplanten en bodem/oevers, waardoor de groei van waterplanten wordt beperkt. Zware metalen Lozingen van zwevend stof, maar met name ook zware metalen die zich binden aan zwevend stof, zorgen voor aanslibbing en oplading van de waterbodem met zware metalen. Deze oplading, maar ook een zuurstofloze bodem, zorgen voor een slecht leefklimaat voor macrofauna. Dit effect verschilt per soort. In ieder geval kan worden gesteld dat bij een toenemende (vervuilde)waterbodem de soortenrijkdom van macrofauna afneemt. In Tabel 6 zijn de mediane waarden van opgelost koper en zink weergegeven in het water. Uit de waterkwaliteitsgegevens blijkt dat zware metalen in het hoofdwatersysteem (Grift, Apeldoorns Kanaal en Nieuwe Wetering) geen probleem vormen, de concentraties liggen veelal beneden de detectielimiet. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 28

Tabel 6 Mediane concentraties van koper en zink in het hoofdsysteem Stof Locatie MTR waarde (opgelost) Mediaan per jaar in de Range van jaar maxima (µg/l) periode van van 1995-2000 2001-2003 2001-2003 Cu (µg/l) Zn (µg/l) Apeldoorns 3,8 1,5 <1-2 Kanaal 3 e pand Grift 3,8 2,5 2-6 Nieuwe Wetering 3,8 <1 <1-2 Apeldoorns 40 9 <5-13 Kanaal Grift 40 10 9-26 Nieuwe 40 <5 <5-11 Wetering 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 29

110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 30

HOOFDSTUK 4 De alternatieven In overleg met de projectgroep zijn een negental alternatieven geformuleerd. Deze zijn onder te verdelen in vier hoofdalternatieven. Voor een aantal alternatieven zijn subvarianten geformuleerd. Hieronder wordt het overzicht van de onderzochte alternatieven gepresenteerd. 1. a. 2 e IJsselleiding overstort op de IJssel b. 2 e IJsselleiding met gelijke capaciteit als huidige IJsselleiding 2. a. Waterpark zonder tijdelijke berging b. Waterpark zonder tijdelijke berging, overstortwater op het Apeldoorns Kanaal c. Waterpark met tijdelijke berging op niveau overstort EO0042 d. Waterpark met tijdelijke berging op niveau zuivering 3. Alle lozingen op de Apeldoorns Kanaal 4. a. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op Apeldoorns Kanaal b. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op IJsselleiding In Tabel 7 is per alternatief van de belangrijkste lozingen uit het afvalwatersysteem aangegeven op welk deel van het watersysteem wordt geloosd. In dit hoofdstuk worden de effecten op waterkwaliteit en de kosten en baten per alternatief weergegeven. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 31

Tabel 7 Per alternatief ontvangend oppervlakte water van belangrijkste waterstromen Alternatief Grift AK NW IJssel Referentie 1a. 2 e IJsselleiding met voldoende capaciteit 1b. 2 e IJsselleiding met gelijke capaciteit als huidige IJsselleiding 2a. Waterpark zonder tijdelijke berging 2 b. Waterpark zonder tijdelijke berging, overstortwater op het Apeldoorns Kanaal 2 c. Waterpark met tijdelijke berging op niveau overstort EO0042 2 d. Waterpark met tijdelijke berging op niveau zuivering 3. Alle lozingen op het Apeldoorns Kanaal 4a. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op Apeldoorns Kanaal 4b. Effluent op de Grift, overstort EO0042 op IJsselleiding Legenda: Voorbezonken water Effluent Overstortwater (EO0042) Nooduitlaat effluent en voorbezonken water 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 32

4.1 1A. 2E IJSSELLEIDING MET VOLDOENDE CAPACITEIT Beschrijving Het effluent van de RWZI wordt via de bestaande IJsselleiding afgevoerd naar de IJssel. Het overstortwater uit EO042 en het bezonken water uit de BBB worden geloosd op een tweede IJsselleiding met voldoende capaciteit. Deze IJsselleiding heeft een kleinere diameter dan de huidige Ijsselleiding. Al het water kan hydraulisch door de twee IJsselleidingen. Gezien het geringe verschil in puthoogte tussen de IJsselleiding en EO0042 is het technisch niet mogelijk deze onder vrij verval te laten lozen op de IJsselleiding. Opties zijn (1) het overstortwater omhoog te pompen en de 2 e IJsselleiding als vrij verval leiding te laten functioneren of (2) de 2 e IJsselleiding als persleiding aan te leggen. In optie 2 moet ook het water uit de BBB worden verpompt. Bij het vaststellen van de kosten is uitgegaan van de eerste optie. Er is een nooduitlaat in de IJsselleiding aanwezig die een keer per 10 jaar in werking treedt en loost op het Apeldoorns Kanaal. Waterstromen 1. Effluent op IJsselleiding, wordt afgevoerd naar de IJssel 2. Voorbezonken water uit BBB wordt via de 2 e IJsselleiding afgevoerd naar de IJssel 3. Overstort EO0042 op de 2 e IJsselleiding 4. Nooduitlaat op het Apeldoorns Kanaal op het derde kanaalpand, vindt eens in de 10 jaar plaats 5. Afvoer van de 2 e IJsselleiding op de IJssel, dit is een mix van ongezuiverd overstortwater en voorbezonken water uit de BBB 6. Afvoer van de bestaande IJsselleiding op de IJssel, bestaande uit het effluent van de RWZI Er vinden in dit alternatief geen lozingen meer op de Grift plaats. Ook zijn er geen lozingen naar het Apeldoorns Kanaal of de Nieuwe Wetering, met uitzondering van de nooduitlaat op het kanaal vanuit de 2 e IJsselleiding. Alle lozingen gaan in principe naar de IJssel. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 33

4.2 1B. 2E IJSSELLEIDING MET GELIJKE CAPACITEIT ALS HUIDIGE IJSSELLEIDING Beschrijving Het effluent van de RWZI wordt via de bestaande IJsselleiding afgevoerd naar de IJssel. Het overstortwater uit EO042 en het bezonken water uit de BBB worden geloosd op een tweede IJsselleiding met een zelfde capaciteit als de huidige IJsselleiding. Dit betekent dat de 2 e Ijsselleiding een grotere diameter heeft dan in alternatief 1a. Bij extreme afvoer wordt overgestort op het Apeldoorns Kanaal via een nooduitlaat. Ten opzichte van alternatief 1a wordt er dus in dit alternatief minder vaak overgestort via de nooduitlaat op het Apeldoorns Kanaal. Gezien het geringe verschil in puthoogte tussen de IJsselleiding en EO0042 is het niet mogelijk al het overstortwater onder vrij verval te lozen op de IJsselleiding. Een groot deel van het overstorwater afkomstig van EO0042 stort over op het Apeldoorns Kanaal, in het derde kanaalpand. De waterstromen zijn gelijk aan de waterstromen in alternatief 1a. Waterstromen 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op IJsselleiding, wordt afgevoerd naar de IJssel 2. Voorbezonken water uit BBB op de 2 e IJsselleiding wordt afgevoerd naar de IJssel 3. Overstort EO0042 op de 2 e IJsselleiding 4. Nooduitlaat op het Apeldoorns Kanaal op het 3 e kanaalpand vanuit de 2 e IJsselleiding vindt plaats wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is 5. Afvoer van de IJsselleiding op de IJssel, dit is een mix van ongezuiverd overstortwater en voorbezonken water uit de BBB 6. Afvoer van de bestaande IJsselleiding op de IJssel, bestaande uit het effluent van de RWZI Er vinden in dit alternatief geen lozingen meer op de Grift plaats. Ook zijn er geen lozingen naar het Apeldoorns Kanaal of de Nieuwe Wetering, met uitzondering van de nooduitlaat op het 3 e kanaalpand vanuit de 2 e IJsselleiding. Alle lozingen gaan in principe naar de IJssel. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 34

4.3 2A. WATERPARK ZONDER TIJDELIJKE BERGING Beschrijving Het overstortwater uit EO0042 wordt via de bestaande IJsselleiding (voorzien van bemaling) afgevoerd naar de IJssel. Het bezonken water uit de BBB en het effluent uit de biologische zuivering wordt voor nazuivering afgevoerd via een vrijverval leiding naar het waterpark. Wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is wordt het overtollig water via een nooduitlaat geloosd op het Apeldoorns Kanaal op het 3 e pand. Opmerking: in dit geval wordt de bestaande IJsselleiding gebruikt voor EO0042 en moet er dus voor effluent en BBB een nieuwe leiding worden gemaakt. Waterstromen 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op IJsselleiding, wordt afgevoerd naar het Waterpark 2. Voorbezonken water uit BBB op de 2 e IJsselleiding wordt afgevoerd naar het Waterpark 3. Afvoer van gezuiverd water uit het Waterpark op de Nieuwe Wetering, Er wordt voldaan aan de MTR-normen 4. Nooduitlaat op het Apeldoorns Kanaal (op het 3 e kanaalpand), vindt plaats wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is 5. Afvoer overstort EO0042 via de bestaande IJsselleiding naar de IJssel 6. Afvoer op het waterpark, dit is een mix van gezuiverd en voorbezonken water uit de zuivering van Apeldoorn Er vinden in dit alternatief geen lozingen meer op de Grift plaats. Ook zijn er geen lozingen naar het Apeldoorns Kanaal, met uitzondering van de twee nooduitlaten op het kanaal. Effluent en voorbezonken afval water worden na zuivering in het waterpark geloosd op de Nieuwe Wetering. Er wordt aangenomen dat in het waterpark zuivering tot MTR kwaliteit wordt bereikt. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 35

4.4 2 B. WATERPARK ZONDER TIJDELIJKE BERGING, OVERSTORTWATER OP HET APELDOORNS KANAAL Beschrijving Het overstortwater uit EO0042 wordt geloosd op het Apeldoorns Kanaal. Het bezonken water uit de BBB en het effluent uit de biologische zuivering wordt voor nazuivering afgevoerd via het eerste deel van de IJsselleiding naar het waterpark. Wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is wordt het overtollig water via een nooduitlaat geloosd op het Apeldoorns Kanaal. Waterstromen 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op IJsselleiding, wordt afgevoerd naar het Waterpark 2. Voorbezonken water uit BBB op de IJsselleiding wordt afgevoerd naar het Waterpark 3. Afvoer van gezuiverd water uit het Waterpark op de Nieuwe Wetering, Er wordt voldaan aan de MTR-normen 4. Nooduitlaat op de het Apeldoorns Kanaal op het 3 e kanaalpand, vindt plaats wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is 5. Afvoer overstort EO0042 op het Apeldoorns Kanaal op het 3 e kanaalpand 6. Afvoer via de (verkorte) IJsselleiding op het waterpark, dit is een mix van gezuiverd en voorbezonken water uit de zuivering van Apeldoorn Er vinden in dit alternatief geen lozingen meer op de Grift plaats. Het Apeldoorns kanaal wordt belast met overstortingswater van EO0042 en een nooduitlaat vanuit de IJsselleiding, De Nieuwe Wetering wordt belast met water uit het waterpark dat voldoet aan MTR. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 36

4.5 2 C. WATERPARK MET TIJDELIJKE BERGING OP NIVEAU OVERSTORT EO0042 Beschrijving Het overstortwater uit EO0042 wordt tijdelijk geborgen op het niveau/puthoogte van de overstort EO0042, waarna het naar de zuivering wordt gepompt om alsnog gezuiverd te worden. Wanneer deze extra berging onvoldoende is wordt het overtollig water op het Apeldoorns Kanaal geloosd. Het bezonken water uit de BBB en het effluent uit de biologische zuivering wordt voor nazuivering afgevoerd via het eerste deel van de bestaande IJsselleiding naar het waterpark.wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is wordt het overtollig water via een nooduitlaat geloosd op het Apeldoorns Kanaal. Er is uitgegaan van een tijdelijke berging op het niveau van overstort EO0042 van 20.000m 3. Dit alternatief is geformuleerd omdat wellicht in de omgeving van de RWZI een bergingsvoorziening beschikbaar komt. Waterstromen 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op IJsselleiding, wordt afgevoerd naar het Waterpark 2. Voorbezonken water uit BBB op de IJsselleiding wordt afgevoerd naar het Waterpark 3. Afvoer van water gezuiverd water uit het Waterpark op de Nieuwe Wetering, Er wordt voldaan aan de MTR-normen 4. Nooduitlaat op de het Apeldoorns Kanaal op het 3 e kanaalpand, vindt plaats wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is 5. Afvoer overstort EO0042 naar tijdelijke berging van (20,000 m 3 ), berging ligt op niveau van de overstort EO042 6. Afvoer van tijdelijke berging naar de zuivering 7. Afvoer van overstortwater van EO0042 wanneer tijdelijke berging onvoldoende capaciteit heeft en wanneer de capaciteit van de leiding tussen overstort en berging wordt overschreden, 8. Afvoer via de (verkorte) IJsselleiding op het waterpark, dit is een mix van gezuiverd en voorbezonken water uit de zuivering van Apeldoorn Er vinden in dit alternatief geen lozingen meer op de Grift plaats. Het Apeldoorns kanaal wordt alleen belast door de twee nooduitlaten. De Nieuwe Wetering wordt belast met water uit het waterpark dat voldoet aan MTR. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 37

4.6 2 D. WATERPARK MET TIJDELIJKE BERGING OP NIVEAU ZUIVERING Beschrijving De berging op de zuivering wordt uitgebreid met 20.000 m 3. De werking van EO0042 wordt hierdoor beperkt. Het overstortwater uit EO0042 wordt geloosd op het Apeldoorns Kanaal. Het bezonken water uit de BBB en het effluent uit de biologische zuivering wordt voor nazuivering afgevoerd via het eerste deel van de bestaande IJsselleiding naar het waterpark. Wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is wordt het overtollig water via een nooduitlaat geloosd op het Apeldoorns Kanaal. Dit alternatief is geformuleerd omdat wellicht in de omgeving van de RWZI een bergingsvoorziening beschikbaar komt. Waterstromen 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op IJsselleiding, wordt afgevoerd naar het Waterpark 2. Voorbezonken water uit BBB op de IJsselleiding wordt afgevoerd naar het Waterpark 3. Afvoer van gezuiverd water uit het Waterpark op de Nieuwe Wetering, Er wordt voldaan aan de MTR-normen 4. Nooduitlaat op de het Apeldoorns Kanaal, vindt plaats wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is 5. Afvoer van overstortwater van EO0042 naar Apeldoorns Kanaal 6. Afvoer van tijdelijke berging naar de zuivering (opm. ook dit zul je weer moeten verpompen) 7. Afvoer rioolwater naar tijdelijke berging van (20,000 m 3 ), berging ligt op niveau van de zuivering, als gevolg van verschil in hoogteligging wordt dit verpompt Afvoer via de (verkorte) IJsselleiding op het waterpark, dit is een mix van gezuiverd en voorbezonken water uit de zuivering van Apeldoorn Er vinden in dit alternatief geen lozingen meer op de Grift plaats. Het Apeldoorns kanaal wordt alleen belast door de overstort EO0042 en de nooduitlaat van de IJsselleiding. De Nieuwe Wetering wordt belast met water uit het waterpark dat voldoet aan MTR. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 38

4.7 3. ALLE LOZINGEN OP HET APELDOORNS KANAAL Beschrijving Het overstortwater uit EO0042, het bezonken water uit de BBB en het effluent van de biologische zuivering worden allen geloosd op het Apeldoorns Kanaal; er vinden geen lozingen meer op de Grift plaats. Waterstromen 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op het Apeldoorns Kanaal 2. Voorbezonken water uit BBB op het Apeldoorns Kanaal 3. Afvoer overstort EO0042 op het Apeldoorns Kanaal Er vinden in dit alternatief geen lozingen meer op de Grift plaats. Er zijn eveneens geen lozingen op de Nieuwe Wetering. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 39

4.8 4A. EFFLUENT OP DE GRIFT, OVERSTORT EO0042 OP APELDOORNS KANAAL Beschrijving Het overstortwater uit EO0042 en het bezonken water uit het BBB wordt geloosd op het Apeldoorns Kanaal. Het effluent uit de biologische zuivering wordt (na eventueel een aanvullende zuiveringsstap) geloosd op de Grift. Waterstromen 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op de Grift, er wordt voldaan aan het infiltratiebesluit 2. Voorbezonken water uit BBB op het Apeldoorns Kanaal 3. Afvoer overstort EO0042 op het 3 e kanaalpand van het Apeldoorns Kanaal De Grift wordt belast met het effluent van de RWZI, maar voldoet aan het infiltratiebesluit. Het Apeldoorns Kanaal wordt belast door BBB en nooduitlaat EO0042. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 40

4.9 4B. EFFLUENT OP DE GRIFT, OVERSTORT EO0042 OP IJSSELLEIDING Beschrijving Het overstortwater uit EO0042 wordt geloosd op de IJsselleiding (dit is een bemalen leiding), het bezonken water uit het BBB wordt geloosd op het Apeldoorns Kanaal. Het effluent uit de biologische zuivering wordt (na eventueel een aanvullende zuiveringsstap) geloosd op de Grift. Waterstromen 1. Effluent vanuit de biologische zuivering op de Grift, er wordt voldaan aan het infiltratiebesluit 2. Voorbezonken water uit BBB op het Apeldoorns Kanaal 3. Afvoer overstort EO0042 op de IJsselleiding 4. Nooduitlaat op de het Apeldoorns Kanaal, vindt plaats wanneer de capaciteit van de IJsselleiding onvoldoende is 5. Afvoer van overstortwater naar de IJssel De Grift wordt belast met het effluent van de RWZI, maar voldoet aan het infiltratiebesluit. Het Apeldoorns kanaal wordt belast door BBB, overstortwater van de nooduitlaat EO0042 wordt afgevoerd naar de IJssel. 110305/OF6/081/000008/LE ARCADIS 41