7.1. Tot cultuur behoren: Boekverslag door D woorden 23 juni keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Vergelijkbare documenten
Samenvatting Geschiedenis De Grieks-Romeinse wereld

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5 De Romeinen

5,3. Samenvatting door een scholier 2990 woorden 9 november keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 3 Toetsvragen

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 en 2, t/m paragraaf 6

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

Paragraaf 1 t/m 13 6/7 en 11 minder belangrijk. Hoofdstuk 3: De Middeleeuwen

Samenvatting Geschiedenis De Grieks-Romeinse wereld

Samenvatting Geschiedenis De middeleeuwen

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 5

Samenvatting Geschiedenis Romeinen, Het Romeinse Rijk

Tijd van monniken en ridders ( ) 3.1 Leenheren en leenmannen ( ) ( ) Plundering Rome door Alarik in 410, tekening uit de 20 e eeuw

Geschiedenis Samenvatting: PTA H2 1

Verslag Geschiedenis Hoofdstuk 3 - vragen en antwoorden

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1 Grieken en Romeinen

Tijd van monniken en ridders ( ) 3.1 Leenheren en leenmannen ( ) ( ) Plundering Rome door Alarik in 410, tekening uit de 20 e eeuw

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Samenvatting Geschiedenis Boek A, Hoofdstuk 1 en 2

Verspreiding christendom vmbo12

Samenvatting Geschiedenis De Romeinen

6,5. Samenvatting door J woorden 9 januari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden. Samenvatting geschiedenis 2: hoofdstuk 2

5,8. Samenvatting door een scholier 933 woorden 28 november keer beoordeeld. Geschiedenis. Begrippen:

Geschiedenis Tijdvak CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Het Frankische rijk. Bedreigd door de islam. Monniken en Ridders

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk Romeinen par 1,2,3,4,5,6,7 + begrippen

Geschiedenis hoofdstuk 3

Project Prehistorie, Grieken en Romeinen ABC

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2 tijd van grieken en romeinen, paragraaf 3 Imperium Romanum

Verspreiding christendom vmbo12

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

Inleiding geschiedenis Griekenland

Tijd van monniken en ridders ( ) 3.2 Hofstelsel en horigen. ( )

Info plus Het leenstelsel

een zee Sparta Sparta is een stad in Griekenland. Rond 600 voor Christus waren de steden in

Inleiding geschiedenis Griekenland

Verslag Geschiedenis De Grieken

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

Samenvatting Geschiedenis Tijd van Grieken en Romeinen: kern, perspectief en kenmerkende aspecten

2 juni 2019 [STUDIEPLANNER GESCHIEDENIS VWO TOT KERST] overig. Lesweek. activiteiten. / verrijken/ verdiepen *

G E S C H I E D E N I S - A A N T E K E N I N G E N H 1 / 2 / 3

H2 - DE GRIEKS-ROMEINSE WERELD 1 - HET ONTSTAAN VAN DE POLIS, ATHENE ALS VOORBEELD

Tijd van monniken en ridders ( n. Chr.) 3.3 Christendom in Europa. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

6,2. Samenvatting door een scholier 2342 woorden 30 januari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Romeinen. Romeinen. Germanen

Samenvatting Geschiedenis Tijdvak 2

Hoofdstuk 2 Sprekend Verleden 2e fase Havo. De Grieks-Romeinse wereld. drs.j.w.swaen historicus

Karel de Grote en het feodale stelsel. Rilana Kuiters. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 1-4

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2, De Middeleeuwen

Brandaan. Geschiedenis WERKBOEK

Samenvatting Geschiedenis De Grieks Romeinse oudheid hoofdstuk 1

Inhoud. Thema 5.1 Jagers en boeren 3. Thema 5.2 Grieken en Romeinen 6. Thema 5.3 Monniken en ridders 9. Thema 5.4 Steden en staten 12.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.c. 500 na C.) / Oudheid * ontwikkeling van wetenschappelijk denken en denken over burgerschap en politiek in de

7.1. Paragraaf 1 de prehistorie: Tijd van jagen en verzamelen. Boekverslag door X woorden 4 april keer beoordeeld

Samenvatting Geschiedenis De Middeleeuwen, hoofdstuk 3-4

Hoofdstuk 3: De Middeleeuwen

1 Belangrijk in deze periode

Samenvattingen Geloof ABC

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

Het Rijk wordt in tweeën gesplitst om de volgende reden, waardoor het verval intrad:

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

3. Door de kruistochten werden de wegen naar het Oosten weer bekend en werd

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

In het oude Rome De stad Rome

Samenvatting Geschiedenis De Griekse-Romeinse oudheid

Dit verslag is van Ylaine en Ryanne Mulder '03. Verslag van het oude Egypte Ylaine en Ryanne Mulder

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 1 Toetsvragen

Karel de Grote Koning van het Frankische Rijk

Samenvatting Geschiedenis 3.3 het christendom in Europa de islam in Europa + antwoorden Leerdoelen

Paragraaf 1: Griekse beschaving - TL 1

Tijdvak 1. Prehistorie

GROTE-LIJN-OVERZICHT VAN TIJDVAKKEN BEHANDELD IN LEERJAAR 1

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3

GG - Godsdienst en Steden-Nieuw

14 God ging steeds voor hen uit, overdag in een wolk, s nachts in licht en vuur.

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 3 + Jaartellingen

Verspreiding Christendom hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

De opkomst van het christendom

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon. les 1: Wie waren de graven van Loon

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Ontstaan van Rome: 1 * Aeneas en de Trojaanse oorlog sticht Alba Longa * Mars x Sylvia Rheia = Romulus + Remus * moeder is dochter van Numitor koning

Uiteenzetting Geschiedenis Aantekeningen Hoofdstuk 3

TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS. 732: Karel Martel verslaat de Arabieren bij Poitiers

Parf. 1 De verbreding van het Christendom in Europa.

Samenvatting Geschiedenis Jagers en Boeren

Kastelen in Nederland

De Romeinen. Wie waren de Romeinen?

7,2. 1 Wetenschappelijke revolutie. 2 Gevolgen van de wetenschappelijke revolutie. 3 Kenmerken van de verlichting

Feodalisme hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Het christendom. : *nog een hoofdstad *de christenen werden belangrijker in Europa *het kloosterleven *begrippen

Griekse beschaving hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting geschiedenis H2 wetenschappelijke revolutie, verlichting en Franse Revolutie 2tm5 2 De verlichting De samenleving wetenschappelijk

Onderzoeksvraag; welke motieven leidden in de middeleeuwen tot de kruistochten?

De kruistochten. God wil het! Steden en Staten

Tijd van Grieken (Athene en Sparta zijn hier als voorbeelden gebruikt!) en Romeinen/ Klassieke oudheid/ Klassieke beschavingen

5.5. Verschillen Romeinen en Germanen: Boekverslag door J woorden 16 januari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Mensen en Regels. Hoofdstuk 1B5

Transcriptie:

Boekverslag door D. 13800 woorden 23 juni 2011 7.1 27 keer beoordeeld Vak Methode Geschiedenis Sprekend verleden LET OP: Er kunnen fouten in deze samenvatting staan, vertrouw dus niet alles blindelings. Ik raad je ook aan om eerst het boek 1 of 2x door te lezen, en dan deze samenvatting te leren. Gebruik dit ook niet als enige leerstof voor je Proefwerk. Veel leraren houden ervan om vragen te stellen over hun eigen aantekeningen. Samenvatting Geschiedenis H1 & H2 Handboek hoofdstuk 1: ''Van jagen en verzamelen naar landbouw'' 1: ''De Prehistorie: Tijd van jagen en verzamelen'' Prehistorie: De tijd waarin er niet over of door een bepaald volk geschreven werd. Rond 3000 v.chr. ontstond het schrift. Ontstaan mens: Mensen zijn volgens onderzoekers ontstaan uit apen, die 2 miljoen jaar geleden een aparte ontwikkeling doormaakten. Dit kwam door het klimaat waardoor het landschap er ook anders uitzag. Hier hebben die apen zich toen aan aangepast en zijn gaan lopen. Ook de hersenpan van deze eerste mensen nam toe. Ze worden ook wel de Australopithecinen genoemd. Etnische verschillen: Onder een etnische groep verstaan we: Een groep mensen met lichamelijke kenmerken die anders zijn dan bij andere groepen mensen. Deze kenmerken zijn erfelijk (huidskleur). Verschillende culturen: Onder een cultuur verstaan we het denken en doen van een bepaalde bevolkingsgroep. Tot cultuur behoren: - Hoe mensen in hun levensonderhoud voorzien en hun inkomsten verdelen: Economie; - Hoe mensen zich gedragen en met elkaar omgaan: Sociale omstandigheden; - Hoe mensen de macht onder elkaar verdelen: Politiek; - Andere onderdelen of uitingen van een cultuur zoals godsdienst, taal, onderwijs en wetenschap, kunst rechtspraak, sport. Cultuurverschillen: Ontstaan doordat mensen in verschillende leefomstandigheden opgroeien en dus andere gewoontes hebben. Hier kan men iets heel normaal vinden terwijl dat in Amerika juist weer heel vreemd is en andersom. Hoe beginnen alle groepen: https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 1 van 28

In het begin leefden alle mensen in kleine groepen verspreid over de aarde, met dus allemaal een eigen cultuur. Maar ze hadden één ding gemeen: Het jagen en verzamelen. Mannen vingen het vlees terwijl de vrouwen vruchten verzamelden. Ze leefden in grotten of in zeer eenvoudige hutten omdat ze veel rondtrokken. Het was onbekend hoe de groepen bestuurd werden. Magie en geloof: Op veel plaatsen zijn aanwijzingen gevonden dat mensen probeerden de natuur door magie te beheersen. Magie: Iets doen waarvan men denkt dat het een geheimzinnige kracht heeft. Voor deze mensen was dan ook veel onbegrijpelijk: - Leven en dood; - Dag en nacht; - Wisseling van seizoenen; - Goed en slecht weer. Hierom bedacht men toen goden om het alsnog te verklaren. Een god voor het weer, een god voor de jacht etc. Dit gaf hun een gevoel van veiligheid. 2: ''Ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen'' De overgang van jagen en verzamelen naar de landbouw: Vond in Europa plaats in de periode tussen 7000 en 3000 v.chr. Akkerbouw en veeteelt: Werden voor het eerst ongeveer 7000 v.chr. bedreven in het Midden-Oosten. Ontstaan van steden: Ook werd in het Midden-Oosten het eerst uitgevonden dat bepaalde dieren getemd konden worden en als huisdieren konden worden gehouden. Dorp: Een kleine nederzetting waar de meeste inwoners leven van akkerbouw en veeteelt. Er ontstonden ambachten doordat de oogst genoeg opbracht dat niet iedereen meer in de landbouw hoefde te werken. Toen de samenleving ingewikkelder werd ontstonden er naast ambachten nieuwe beroepen zoals: - Huisbediende; - Koopman; - Kunstenaar; - Geleerde; - Soldaat; - Bestuurder; - Priester. Steden: Een nederzetting waar de meeste mensen niet meer in de landbouw werken. Staten: Een land met duidelijke grenzen waarin een kleine groep mensen de rest van de bevolking bestuurt. Als voorbeeld kun je hier nemen: Soemerië en Babylonië. Het schrift: In de nieuwe staten kregen bestuurders en handelaren behoefte aan een schrift, dit gebeurde ong. 5000 https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 2 van 28

jaar geleden (Midden-Oosten het eerst). Het schrift was van groot belang voor een gelaagde samenleving. Ze konden nu namelijk overal hun wetten bekend maken en laten vastleggen hoeveel belasting er binnen moest komen en dat er binnen kwam. Handelaren hielden bij wat ze verkochten en legden handelsafspraken schriftelijk vast. In Babylonië is het oudste wetboek gevonden. Hunebedden: Graven voor mensen van een heel dorp. Hiermee wilden de mensen hun ouders een huis geven en vereren (circa 3500 tot 2700 voor Chr.) Ook kregen de mensen grafgeschenken mee. Hunebedbouwers: Waren landbouwers. Zij gingen als eersten in ons land van jagen en verzamelen over op akkerbouw en veeteelt. Ze bouwden lemen boerderijen gebruikten houten en stenen werktuigen en maakten potten om voorraden in te bewaren. We weten weinig over deze samenleving omdat het geen schrift had. 3: ''Het oude Egypte'' Waterhuishouding: De Egyptenaren leerden de rivier beheersen met dammen, dijken en sloten. Als de Nijl zijn hoogste punt had bereikt, staken ze de dijken door en lieten ze land onder water lopen. Als het waterpeil weer hoog genoeg was werden de dijken afgesloten, zo bleef er vruchtbaar slib over. Via sloten en openingen in dammen werd het water daarna afgevoerd. Ontstaan Egypte: Voor de waterhuishouding waren echter wel veel werkkrachten en een goede organisatie nodig. In elk dorp waren daarom een paar bestuurders aan de macht. Er ontstonden grotere gebieden doordat dorpen veroverd werden door andere dorpen. Elk gebied werd geleid door een koning. Rond 3100 voor Chr. waren er nog maar 2 gebieden over: Boven Egypte en Beneden Egypte. Koning Menes van Boven Egypte wist deze gebieden samen te voegen tot een staat. En werd zo de eerste farao van Egypte. Ambtenaren: De farao had geen tijd om alle besluiten zelf te nemen, dus nam hij ambtenaren in dienst. Dat zijn mensen die de farao hielpen bij het besturen van de staat. Alle ambtenaren samen vormen het bestuursapparaat. Bestuursapparaat: Deze vorm van besturen was heel nadelig voor de gewone man in Egypte, omdat hij: - Belasting moest afstaan; - Werkzaamheden moest verrichten voor de waterhuishouding; - Andere werkzaamheden moest verrichten (wegen aanleggen, graf voor farao bouwen). - In oorlogstijd vaak moest dienen als soldaat; - Geen invloed had op het bestuur. Er waren ook wel wat voordelen: - De waterhuishouding werd goed geregeld; - Men werd beschermd tegen vijanden; - Er waren veel meer beroepen. Oorlogen tussen staten: Met de komst van staten ontstonden er ook oorlogen. In 30 v.chr. kwam er voor lange tijd een eind aan Egypte als zelfstandige staat. Het Romeinse leger was Egypte te sterk af. De laatste farao Cleopatra https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 3 van 28

pleegde hierom zelfmoord. Gelaagde samenleving: Toen de dorpen verenigd werden tot een staat, werden de problemen van het samenleven ingewikkelder. Zo kregen sommige mensen meer macht dan andere. De samenleving raakte toen verdeeld in verschillende lagen. Iedereen komt door zijn geboorte in een laag terecht. De lagen verschillen altijd van elkaar in aanzien, bezit en macht. De Farao: - Werd als een god vereerd; - Was de oorlogsleider. Priesters: - Verzorgden de tempels; - Leidden de verering van de goden; - Bezaten rond de tempels veel grond, waar de boeren op werkten; - Bestuurden hun bezittingen zelf. Mythen: Verhalen over goden en sterfelijke helden als de farao s die steeds worden doorverteld. Een verzameling van die verhalen van een volk noemen we een mythologie. Piramiden: Huizen werden gemaakt van in de zon gedroogde klei en riet, waardoor er nu niet veel meer van over is. Piramiden waren wel heel stevig: - Kolossale spits toelopende bouwwerken; - Werden gemaakt van harde, uit rots gehouwen steenblokken. Het schrift: Het oude Egypte had als schrift hiërogliefen. Dat zijn tekens van mensen, dieren en dingen. Ze schreven met een pen gesneden uit een bies op papyrus. Mesopotamiërs schreven een spijkerschrift op kleitabletten en op steen. Deze schriften waren moeilijk te leren, daarom was een schrijver een belangrijk persoon in de samenleving. Door de komst van het christendom ging de kennis van het hiërogliefen-schrift verloren. Het Romeinse schrift werd na de verovering namelijk geleidelijk ingevoerd. Werkboek hoofdstuk 1 ''Man - vrouw verhouding in het oude Egypte'' - Een vrouw nam al haar bezittingen mee; - Geen bruidsjurk, trouwring of naamverandering voor vrouw; - Weinig vrouwen gingen naar school; - Een slaaf of slavin kon ook als huwelijkspartner worden uitgekozen; - Jongens uit alle lagen van de bevolking waren welkom op school. Handboek hoofdstuk 2: De Grieks - Romeinse wereld 1: ''Het ontstaan van de polis, Athene als voorbeeld'' Polis: https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 4 van 28

Aparte staatjes in Griekenland werden een polis genoemd. Het middelpunt van bijna elke polis was een versterkte heuvel (acropolis). Als de polis werd aangevallen vluchtten alle burgers hier naar toe om bescherming te zoeken. Op de acropolis was ook vaak een tempel te vinden. Daarin werd de belangrijkste god van die polis vereerd. Agora: In een polis was ook een agora (een plein waar de burgers elkaar ontmoeten, handel dreven en het bestuur van de polis bespraken). Rondom de agora/acropolis ontstonden steeds grotere nederzettingen, waar de meeste mensen niet meer van de landbouw leefden (stad). Mensen waren hier dan: - Kunstenaar; - Ambachtslieden; - Kooplieden; - Soldaat etc. In de verschillende stadstaten ontstonden allerlei bestuursvormen: - Autocratie (alleenheersers); - Oligarchie (alleen aanzienlijke burgers nemen deel aan bestuur); - Democratie (alle burgers kunnen deelnemen aan bestuur). In het begin had de adel vooral de macht (vooral geselecteerd op grondbezit). Een raad van edelen nam alle beslissingen. Er was dan wel een volksvergadering, maar die stond sterk onder invloed van de adel. Dit veranderde toen er een nieuwe bevolkingsgroep ontstond: De handelaren. Kolonie: Omdat de bevolking alsmaar groeide en er te weinig vruchtbare grond was, besloot men in het Middellandse-Zeegebied nieuwe nederzettingen te stichtten (750-550 voor Chr.) De handelaren werden zo belangrijk omdat zij ervoor zorgden dat er voedsel uitgewisseld werd tussen de koloniën en hun moederstad. Echte democratie kwam er niet omdat alleen mannen kiesrecht kregen. Directe democratie: Alle belangrijke beslissingen worden genomen door de volksvergadering (burgers). Alle mannen vanaf 18 hadden kiesrecht. De vergaderingen werden voorbereid door de Raad van 500. Deze werden door een loting voor 1 jaar aangewezen. Het dagelijks bestuur was in handen van een telkens wisselende groep van 50 leden van de Raad van 500. De volksvergadering koos tien leiders van leger en vloot. 2: ''Sparta, een andere polis'' De Spartanen: Stichtten in tegenstelling tot de Atheners geen kolonies, in plaats daarvan veroverden ze hun buurland: de Messeniërs. Omdat de Spartanen ook een voedseltekort hadden moesten de Messeniërs een deel van hun oogst afstaan aan de Spartanen waardoor ze zelf in voedselnood kwamen. De Spartanen hadden een heel sterk leger, dit kwam door verschillende factoren: - Spartaanse mannen hoefden niet als boer te werken; - Op 7-jarige leeftijd werden jongens al uit hun familie gehaald en in een soort kazerne geplaatst; - Tot hun 20e kregen zij een militaire opleiding; https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 5 van 28

- Er werd hun geleerd dat niets boven Sparta stond. Het dagelijks bestuur: Was in handen van 5 ephoren. Zij werden jaarlijks gekozen door de volksvergadering. Ze hadden grote macht omdat ze voorzitters waren van de raad van edelen en de volksvergadering en bepaalden de buitenlandse politiek. Het leger werd aangevoerd door 2 (erfelijke) koningen. Zij stonden onder toezicht van de ephoren. De Spartanen stammen af van de Doriërs. 3: ''De Grieken verslaan de Perzen'' Het Perzische rijk: - Een man aan de macht (koning). In 500 v.chr: Er kwam een kleine groep Griekse kolonisten in opstand om te proberen zich onafhankelijk te maken van de Perzische koning. Deze opstand werd de aanleiding tot de Perzische Oorlogen. Darius (de Perzische koning) besloot als strafmaatregel wegens hulp aan de opstandelingen, Griekenland te veroveren. De Griekse staatjes waren op tijd op de hoogte van de aanval, maar tot een goede samenwerking kwam het niet. Eerst vielen de Perzen binnen over zee. Op het laatste moment besloten de Griekse staatjes (waaronder Sparta en Athene) toch samen te werken. Bij de laatste veldslag bij Marathon kwamen de Spartanen pas opdagen, nadat de Atheners de overwinning al hadden behaald. 1 Decennium jaar later: In 480 v.chr. Vielen de Perzen, onder leiding van koning Xerxes opnieuw binnen, dit keer over land en over zee. Het Perzische leger veroverde heel Griekenland behalve de Peloponnesus. De Griekse vloot versloeg echter de Perzische vloot bij het eiland Salamis. In 479 werd bij Plataeae ook het Perzische landleger verslagen. 4: ''De Grieken strijden onderling'' Uit angst voor een nieuwe Perzische aanval besloten veel Griekse staatjes te gaan samenwerken. Er ontstonden 2 groeperingen onder leiding van: - Athene; - Sparta. Ze probeerden bondgenoten te winnen en van elkaar af te pakken. De Peloponnesische Oorlog: (431 tot 404 v.chr.): Oorlog tussen Athene en Sparta. Griekenland had sterke vloot, Sparta had sterk leger en geen vloot. Uiteindelijk won Sparta de oorlog, maar de Atheense democratie bleef bestaan tot het eind van de 4e eeuw. 5: ''Het Griekse wereld en mensbeeld'' Verandering denken over ontstaan wereld: - Eerst mythologische verklaring; - Later kwam natuurwetenschappelijk wereldbeeld; - Vooral dankzij: Filosoof Aristoteles, wiskundige en astronoom Ptolemaeus; - Hun waren de eersten die dachten dat de aarde rond was; - Hier gebruikten ze ook al berekeningen voor; https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 6 van 28

- Dit beeld drong echter nog maar bij weinig mensen door. Verandering denken over ontstaan mens: - Eerst ook mythologische verklaring; - Geleerden gingen vanaf de 6e eeuw v.chr. mensen zien als zelfstandig wezen; - In het begin de gemeenschap belangrijk, niet het individu. Later andersom. Vragen en zoeken naar nieuwe kennis: - Onderzoekers gingen onderzoeken hoe de wereld echt in elkaar zat; - Ze geloofden niet dat natuurrampen door goden werden veroorzaakt; - Dat was het gevolg van bepaalde krachten in de natuur; - Hierdoor kwam de wetenschap in Griekenland in hoog aanzien te staan. Geneeskunde: Hippocrates zocht de verklaring voor het ziek zijn in de natuur zelf. Hij schreef het verloop van de ziekte op. Zo probeerde hij erachter te komen hoe de ziekte ontstond en hoe die genezen kon worden. Geschiedenis: Herodotus was de eerste geschiedschrijver. Hij beschreef niet alleen de gebeurtenissen maar probeerde ze ook te verklaren en gaf zijn eigen mening eraan. Filosofie: Dit houdt zich bezig met de diepe levensvragen, zoals over geluk en ongeluk. Socrates (beroemd filosoof) meende dat mensen alleen slechte dingen deden omdat ze te weinig nadachten. Het theater was de belangrijkste plaats waar de filosofische vragen aan de orde werden gesteld. Wedstrijd: Voor de Grieken was het leven, net zoals voor de goden één grote wedstrijd om rijk en succesvol te worden. Onderwijs: De ideale Griek moest niet alleen handel kunnen drijven, maar ook goed kunnen deelnemen aan de democratie en goed zijn in sport en muziek. Sport: Het belang hiervan kwam tot uiting d.m.v. veel sportwedstrijden (de Olympische Spelen bijvoorbeeld). Politiek: Alle burgers moesten volgens de Grieken deelnemen aan het bestuur. Zoals de volksvergadering. Kunst: Kunstwerken moesten aan een maatgetal, een grondregel/canon beantwoorden. Anders was het geen kunst. Kunstwerken moesten dus dezelfde verhouding hebben. Architectuur: Tempels en theaters het belangrijkst. Omdat tempels huizen waren voor goden. Het altaar diende voor offers om de goden gunstig te stemmen. Het belangrijkste kenmerk van een tempel waren de zuilen (ook in perfecte verhouding). 6: ''Alexander de Grote, veroveraar en verspreider van de Griekse cultuur'' Alexander de Grote: Hij versloeg het Perzische leger met een veel kleiner leger. Hiermee wilde hij het vertrouwen van de Grieken winnen, omdat zijn vader Griekenland veroverd had. Na de verovering van Perzische rijk werd de Griekse https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 7 van 28

taal, kunst en cultuur in het Midden-Oosten het belangrijkst. Hij probeerde de Grieken en Perzen met elkaar te verenigen. Er was bijvoorbeeld geen onderscheid tussen de Perzen en Grieken. Nadat Alexander de Grote stierf viel het rijk uiteen, doordat de verschillende generalen niet goed konden samenwerken. Alexander de Grote was vooral zo beroemd omdat hij zo n goede legeraanvoerder was en omdat door hem de Griekse cultuur over een groter gebied werd verbreid. 7: ''Rome verovert heel Italië'' Rome: Leefde eerst van de landbouw. Nadat de Etrusken (Midden-Oosten) Rome had verovert, nam de handel sterk toe. Als gevolg hiervan groeiden Rome en andere dorpen uit tot steden. Rond 500 voor Chr. kwamen de inwoners van een aantal steden in opstand tegen de Etrusken (waaronder Rome). In de 2e eeuwen daarna: Rome veroverde heel Italië (behalve het uiterste noorden). De Romeinen zouden Italië bijna duizend jaar regeren. Republiek: Eerst werd Rome geregeerd door koningen, maar al snel veranderde dat en werd Rome een republiek. Dit is een regeringsvorm waarin telkens na verloop van tijd nieuwe bestuurders worden gekozen. De bestuurders: - 2 consuls (elk jaar nieuwe, legeraanvoerders); - De Senaat (raad van ouderen, hierin zaten mensen die vroeger bestuurder waren geweest, deze gaven raad aan de bestuurders); - Volksvergadering (De Romeinse mannen, maar die hadden weinig invloed op het bestuur). 8: ''De republiek, een gelaagde samenleving'' Patriciërs: De rijke Romeinen die aan de macht kwamen nadat de Etrusken waren verdreven. Alleen zij kregen leidinggevende functies in het bestuur van de stad of in het leger. Plebejers: Alle niet rijke Romeinen. Afkomst: Bepaalde of iemand patriciër of plebejer was. Huwelijken tussen de 2 groepen was verboden. Sommige plebejers lukte het om even rijk te worden als de patriciërs. Zij moesten dan ook evenveel belasting betalen. Ontevreden: Alle plebejers waren ontevreden. Zij mochten wel stemmen in de volksvergadering en bestuurders kiezen. Maar als ze geld wilden lenen werden er altijd woekerrentes gevraagd. Uiteindelijk moesten de patriciërs de macht wel gaan delen, omdat ze de hulp van plebejers hard nodig hadden voor verdere veroveringen. De patriciërs leverden het geld, de plebejers de soldaten. De rijke plebejers waren nu wel tevreden omdat ze ook tot de bovenlaag behoorden, maar de arme plebejers hadden het nog steeds slecht. Ze moesten namelijk nog steeds hoge rentes betalen, ze mochten geen hoge ambten bekleden en kwamen nog steeds moeilijk aan grote stukken land. https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 8 van 28

9: ''De Romeinen stichten een imperium'' Nadat de Romeinen Italië hadden veroverd, veroverden de Romeinen een imperium dat bestond uit het Middellandse Zee-gebied en een groot deel van de rest van Europa, dit nam bijna 300 jaar in beslag. Het was geen plan, maar elk land had een andere reden (aanval bondgenoten van Romeinen, handel bedreigend, groter grondgebied). Gevolgen veroveringen Romeinen: - Provincies, elk onder leiding van een gouverneur, elk jaar moest er belasting betaald worden; - De senaat werd machtiger in het bestuur. Hun raad werd nu bijna altijd opgevolgd, omdat ze veel ervaring hadden; - De invloed van de Griekse cultuur werd sterker. De Romeinen namen er veel van over (godsdienst, wetenschap, bouwkunst). De oppergod Zeus kreeg wel een andere naam: Jupiter; - Veel boeren raakten hun bedrijf kwijt en trokken naar de stad, de overgebleven familieleden konden het zware werk namelijk vaak niet aan, als de man in de oorlog moest dienen. Proletariër: Iemand die alleen kinderen bezat; - Ook het aantal rijke mensen nam toe. Door de buit tijdens veldtochten, groeiende handel, te veel belasting heffen in veroverde gebieden; - Veel slaven buit maken. Veel daarvan moesten werken bij grootgrondbezitters in Italië. Ze werden als vee behandeld. Overdag werkten ze met kettingen en s nachts sliepen de meesten in ondergrondse gevangenissen; - Doordat steeds meer boeren proletariërs werden werd het Romeinse leger minder sterk. Romeinse soldaten moesten namelijk zelf hun uitrusting/wapens betalen. 10: ''De Romeinse republiek wordt een keizerrijk'' Tiberius en Gaius Gracchus (rijke burgers) wilden het land van de staat onder de armen verdelen. 2 voordelen: - Werklozen konden opnieuw boer worden; - Er zouden weer sterke boerenlegers komen. Tiberius en Gaius Gracchus kwamen bij gevechten om het leven tussen voor en tegenstanders van hun ideeën. De tegenstanders kregen grotendeels hun zin. Proletariërs: Konden als vrijwilliger 16 jaar dienst nemen in het beroepsleger dat op voorstel van een consul was doorgevoerd. Na hun diensttijd kregen ze een stukje grond in een provincie. Hun bevelhebber zorgde voor het stukje grond, dus ze waren trouwer aan hun bevelhebber dan aan Rome. Soms trok een bevelhebber naar Rome om de macht in handen te krijgen, onder hen: Julius Caesar Om de macht van de senaat te herstellen: Pleegden enkele senatoren een moordaanslag op Caesar. Maar de Senaat kreeg hierna nieuwe tegenstanders. Er ontstond een burgeroorlog, waar Caesars' achterneef Octavianus uiteindelijk als winner uit kwam. Hij liet zich Augustus noemen (verhevene). Hij werd eerste keizer van het Romeinse rijk. Pax Romana: Augustus en zijn opvolgers zorgden voor enkele eeuwen vrede in het Romeinse keizerrijk. De oorzaken van die lange vrede: https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 9 van 28

- Het leger bleef trouw aan de keizers (de soldaten kregen betere grond of meer geld na hun diensttijd); - Er kon goed handel worden gedreven, omdat wegen werden verbeterd betere havens, overal dezelfde munt); - Geen krachtige vijanden. Colloseum: Beroemdste amfitheater van Rome, waar gladiatorengevechten werden gehouden. In het Colloseum zijn ook christenen gedood. Landbouw: De meeste mensen werkten nog in de landbouw. Het grootste deel van het land was in handen van grootgrondbezitters. Deze lieten hun grond bewerken door slaven en vrije pachters. De verschillende lagen: - de rijken: Wie lid wilde worden van de Senaat moest vier miljoen sestertiën (Romeinse munt) betalen, voor de minder hoge functies in het bestuur was een bezit van 400.000 sestertiën vereist en voor een functie in het bestuur van een stad 100.000 sestertiën; - De mensen met enig bezit: De vrije boeren met een klein stuk grond, waarvan zij konden bestaan; - De armen: Deze hadden bijna geen bezit behalve hun kleding en wat huisraad; - De slaven. (ver-)romanisering: Iedereen in het Romeinse keizerrijk kon het Romeinse burgerrecht krijgen. De Romeinse rechtspraak was zo goed dat veel volken later dezelfde rechtsregels toepasten. Met (ver-)romanisering wordt bedoeld: Inburgering, je moest laten zien dat je de Romeinse cultuur had overgenomen (taal, godsdienst, literatuur, kleding). 11: ''Het Romeinse wereld en mensbeeld'' Voor veel Romeinen was de aarde nog steeds een zwevende platte schijf, ook nadat veel Romeinse geleerden het wereldbeeld van de Grieken over hadden genomen. Er waren wel verschillen tussen het Griekse en Romeinse Wereldbeeld: - De Romeinen hadden een meer militaire kijk op de mens dan de Grieken; - Ook de Romeinen bouwden tempels en theaters. Maar ze waren vooral bekend om hun amfitheaters. Er waren vooral militaire monumenten. De Romeinen hadden een meer praktische kijk op de mens dan de Grieken: - De mens was volgens de Romeinen een burger met rechten en plichten. Dus veel belang bij wetten en regels. De Basilicae was het belangrijkste gebouw waar werd rechtgesproken. - Romeinen waren voor het verbeteren van de kwaliteit van het dagelijks leven, niet om filosofische problemen op te lossen. Daarom gebruikten zij de natuur om het leven aangenamer te maken (badhuizen). Bouwkunst verschillen: - Bij de Romeinen was het theater niet mooi op een heuvel neergezet. Maar het was meer een vrijstaande constructie; - Bij de Romeinen was de tempel ook niet zo als bij de Grieken. De Romeinen maakten eigenlijk alleen alles mooi wat in het zicht van de mensen kwam. De Romeinse rechtspraak was uniek voor die tijd. Belangrijke regels waren: https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 10 van 28

- Iemand is onschuldig tot zijn schuld is bewezen; - Iemand die ergens van is beschuldigd, moet de kans krijgen zich te verdedigen; - Niemand mag worden gestraft voor wat hij denkt; - De bestuurders van een land mogen zich niet met de rechtspraak bemoeien, dat mogen alleen de rechters. 12: ''Opkomst van het christendom'' Jodendom: De joden geloofden maar in één god. De joden hadden regels waarnaar de mens moest leven. De Tien Geboden zijn de bekendste. Het belangrijkste heiligdom van de Joden is de tempel in Jeruzalem. TeNach: Het heilige boek van de Joden. De christenen noemen dit: Het oude testament. Het is een verzameling van boeken, waarvan de eerste 5 de belangrijksten zijn. Die heten samen de Torah (de wet). Het Oude en het Nieuwe testament vormen samen de Bijbel van de christenen. Onder de koningen David en Salomon (1000 voor Chr.) Leefden de Joden in een onafhankelijk koninkrijk, maar ze werden overheerst omdat ze een klein volk vormden door de o.a. de Egyptenaren en de Perzen. Een verlosser was toen nodig die het koninkrijk van David weer moest herstellen. Nadat de Joden een opstand tegen het Romeinse rijk (ze waren inmiddels ingelijfd) zagen mislukken vluchtten de joden naar andere gebieden in het Midden-Oosten. Jezus van Nazareth: - Hij was een leraar in de tijd van keizer Augustus; - Sommigen gingen hem zien als de verlosser, die hun ging bevrijden van de Romeinen; - Hierdoor werd hij veroordeeld door de Romeinse gouverneur: Pontius Pilatus. En aan het kruis gehangen; - Zijn ideeën werden na zijn kruisiging echter nog steeds verspreid, door zijn leerlingen. Het laatste Oordeel: Niet gelovigen komen in de hel en gelovigen in de hemel volgens het christendom. De belangrijkste en oudste sacramenten (heilige handelingen) van het christendom zijn: - de doop; - De eucharistie; - De biecht. Romeinse bestuurders vonden het niet erg als er andere goden werden aanbaden. Maar het christendom was lange tijd verboden. De Romeinse bestuurders vonden namelijk dat de christenen meer trouw toonden aan hun geloof dan aan de Romeinse keizer. In 313 werd het christendom toegestaan door keizer Constantijn, die zelf ook christen werd. In 394 maakte keizer Theodosius het christendom zelfs tot enig toegestane godsdienst. Toen het Romeinse rijk in de 5e eeuw na Christus op bestuurlijk gebied uiteenviel. Bleef de kerkelijke organisatie voor een groot deel gehandhaafd. Bisschoppen: Deze stonden centraal in de kerkelijke organisatie. Paus: Deze stond aan het hoofd van de West-Europese bisdommen. https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 11 van 28

13: ''Het West - Romeinse rijk valt uiteen in Germaanse staten'' Tijdens de laatste eeuwen van het Romeinse rijk trokken Germaanse volken het rijk binnen. Een deel van de Germanen die zich in het Romeinse rijk vestigden, romaniseerde, het merendeel niet. Elk Germaans volk was verdeeld in verschillende stammen. In iedere stam had de vergadering van vrije mannen de meeste macht. Slaven vormden de onderste laag. Vrijgelatenen de middelste laag en vrije mannen in de bovenlaag. Vrouwen en kinderen moesten hun man of vader volledig gehoorzamen. Verschillen godsdienst Germanen/christendom: - De Germanen vereerden meer goden (verbeeldden vaak natuurkrachten); - Elke Germaanse stam gaf zijn goden een naam; - Elke Germaanse stam had ook weer een andere oppergod die verbonden was met iets; - Er was ook een overeenkomst: christenen en Germanen geloofden in leven na de dood. - Er bestonden andere waarden in de Germaanse godsdienst (eren van voorvaderen, stamland verdedigen, het welzijn van familie). In de 5e eeuw werd de invloed van de Franken steeds groter en de Romeinse invloed steeds minder. De Romeinen trokken zich terug. De Romeinen die zich niet terugtrokken vermengden zich met de Franken. Romeinse bouwwerken werden verwoest of vervielen. Clovis werd in 481 koning van één van de Frankische stammen omdat ze een leider nodig hadden. Met hem begonnen de Middeleeuwen. Hoofdstuk 3 De Middeleeuwen 1. De verspreiding van het christendom in Europa In Spanje en Italië bleef het christendom bestaan na het vallen van het Romeinse Rijk. Onder Clovis worden de Franken gekerstend: Clovis werd in 481 koning van een Frankische stam. Hij versloeg een aantal stammen en na zijn dood, in 511, was zijn rijk net zo groot als West-Europa. Clovis werd christen in 496. Daardoor kreeg hij veel steun van de christenen en werd zijn rijk zo groot. Hij zorgde ervoor dat de bewoners gekerstend werden. Na zijn dood viel het rijk uiteen omdat zijn opvolgers de macht overlieten aan de hofmeiers in de verschillende delen. De Saksen met harde hand bekeerd: Karel de Grote verenigde de Frankische stammen en veroverde gebieden. Hij begon in 768 als koning. Hij kwam in strijd met de Saksen, dat duurde 33 jaar. Hun leider was Widukind. Karel de Grote wilde dat de Saksen ook christelijk werden, daardoor ging hij dreigen met de doodstraf als heidenen. Kloosters worden steunpunten om het christendom te verbreiden: In de 7de eeuw kwam het christendom weer in Nederland en België want na het vertrek van de Romeinen waren er geen christenen meer. Frankische monniken uit kloosters in Frankrijk gingen naar de Nederlanden om mensen te bekeren tot het christendom, de heidense Franken. De bekendste is Amandus. De beste strategie om mensen te laten bekeren is: Klooster stichten en dan monniken aantrekken. Het klooster was als basis genomen en vanuit zo n klooster werden er nieuwe kloosters gesticht. Daardoor kwamen er heel vele kloosters. Eerst de regionale machthebbers te laten bekeren. Daardoor kan die persoon macht uitoefenen op de https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 12 van 28

bevolking die zo dan ook christelijk konden worden. Ze gaven ook grond voor het stichten van een klooster. De machthebbers zagen in het christendom een goede factor om rust en eenheid te creëren in het land. De Engelse monniken Willibrord en Bonifatius: Het noorden van Nederland werd vooral bekeerd door Ierse, Schotse en Engelse monniken. Ierland was in de 5de eeuw christelijk, Schotland in de 6de eeuw en Engeland in de 7de eeuw. Willibrord ging naar de Nederlanden om de Friezen te laten bekeren in 690. Hij had echter weinig succes ondanks dat Pippijn II, de regionale machthebber, hem ging helpen. Pippijn had Radboud een jaar eerder verslagen. De Friezen kwamen regelmatig in opstand. Daarom ging Willibrord naar het zuiden toe, naar Utrecht. Hij stichtte daar een klooster en werd de eerste bisschop van Utrecht, benoemd door Pippijn. De Engelse Bonifatius wilde ook de Friezen laten bekeren, in 716. Ook hem lukte het niet. De paus gaf toen de opdracht om alle heidenen in het oosten te bekeren. Bonifatius werken in Hessen, Beieren, Saksen en Thuringen. In 732 werd hij tot aartsbisschop benoemd in Mainz door de paus. In 754 ging hij weer naar Frisland. Hij werd beroofd en gedood bij Dokkum in de buurt door Friezen die in hem de handlanger van de Franken zagen. Germaanse gebruiken blijven bestaan: Historici denken dat de Franken en de Kerk een verstandshuwelijk sloten, voor de steun, niet voor de geloofsovertuiging. De Franken, en later andere Germaanse volkeren namen de rituelen en de buitenkant van het Christendom over. Zo konden ze profiteren van de geletterdheid van de monniken en andere geestelijken en lieten zich dopen. De geestelijken klaagden wel dat de mensen na de doop als heidenen gingen leven, als niet-christen. De Germaanse gebruiken bleven uiteindelijk bestaan, of het nou openbaar was of in het geheim. Ook zijn er Germaanse goden omgebogen tot het Christendom. Woensdag, donderdag en vrijdag stammen af van Wodan, Donar en Freia. Vanuit het Byzantijnse rijk wordt het (orthodoxe) christendom in Oost-Europa verbreid De macht van het christelijke West-Europa was zo groot, in 8ste- 10de eeuw, dat Slavische vorsten het christendom ook overnamen. Slavische volken op de Balkan werden tot het christendom gebracht vanuit het Byzantijnse rijk. Dat kwam voornamelijk door Griekse missionarissen. Ze trokken steeds verder naar het noorden toe. De Griekse broers Methodius en Cyrillus deden in 9de eeuw bekeringswerk in Tsjechië en Slowakije. Cyrillus ontwierp een schrift voor de Slavische talen, het cyrillisch. Dat is gebaseerd op het Grieks. De vorsten hielpen ook bij de kerstening. De vorst Vladimir werd christen om te kunnen trouwen met de zus van een Byzantijnse keizer, in 988. Daarna zorgde hij voor de kerstening van zijn volk. Er kwamen verschillen in het christendom door het verbreiden van de ene kant van het voormalige West- Romeinse rijk en de andere kant van het Byzantijnse rijk. Zo was het zo dat in het westen de Paus als hoogste werd gezien en Latijn was de kerktaal. In Oost-Europa zagen ze de patriarch van Constantinopel als hoogste en de kerktaal was het Grieks en het Slavisch. Ook rituelen waren anders. In 1054 werden de onderlanden banden definitief verbrand. 2. Karel de Grote Karel de Grote werd koning van de Franken in 768. De problemen die hij kreeg waren: de grote verdeeldheid in zijn rijk, de armoede en de geringe ontwikkelen van zijn volk en de dreiging van invasies. https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 13 van 28

Vanuit het noorden en westen van Friezen en Noormannen, van het oosten door Saksen en Avaren en van het zuiden door de Arabieren. Karels klerken: De verschillen in zijn rijk kwamen door het verschil in stammen, taal, gebruiken en eigengereide edelen die delen van zijn rijk bestuurden. Zijn bevelen werden daardoor lang niet altijd goed begrepen. Daarom ging Karel samenwerken met de christelijke kerk omdat de kerk overal in het rijk was, een eigen taal had en kon lezen en schrijven. Daarom ging Karel het Latijns gebruiken als bestuurstaal en taal voor de wetgeving. Karel liet een lettertype maken dat makkelijk te lezen en schrijven was. De geestelijken werden benoemd tot ambtenaar. Er was één boek dat bij het Latijn en de kerk hoorde: de bijbel. Daarom steunde hij de kerstening. Karel wilde graag dat veel jongeren zich opleidde tot geestelijken. Hij liet boeken uit de Grieks- Romeinse tijd over schrijven. Zo verspreidde hij de kennis van de Romeinen over bouwkunde, land- en tuinbouwtechniek, kennis van ontginning en weg- en waterbouw. Karels krijgers: Er was een goedgetrainde ruiterij nodig voor de voortdurende invasies. De ruiters moesten paarden kunnen fokken, trainen en in leven houden. Daarom kregen ze stukje gebied in leen waarbij de boeren delen van de oogst moesten afstaan aan de krijger in ruil voor bescherming en het verrichten van bepaalde diensten. Ze moesten bijvoorbeeld mee in de oorlog om de vorst ter zijde te staan. Karel schiep zo de groep krijgers die adel wordt genoemd. Bijna hun hele leven stond in het teken van trainen voor de strijd en oorlog voeren. Wat zij als deugden beschouwden, kwam overeen met de Germaanse deugden. Karel leidt een reizend leven: Karel was omringd met schrijvers, geleerden, rechters en een deel van zijn edelen. Hij trok veel met die mensen rond in zijn landen. Dat was om de bestuurders te onderhouden. Na twee maanden waren ook zij door hun voorraad heen. Ook was rondreizen voor de eenheid van het rijk. Het was belangrijk om de koning, het hof en macht in levende lijve te zien. Als zo n hele tentenkamp voorbij trok kreeg men de volledige medewerking en trouw van de vorst. Karel sprak recht, verrichtte benoemingen, luisterde naar specifieke problemen van de streek, beloonde dapperheid, gaf geschenken en vertrok na enige tijd. Karel en de paus: Door veroveringen werd Karel s rijk een stuk groter. Hij kon goed opschieten met de paus. Karel ging daarom naar Rome toe, op verzoek van de paus, om hen te beschermen tegen de Longobarden, een Germaanse volk. Karel werd in 800, op kerstmis, gekroond tot keizer door de paus. Het leek erop dat er weer een groot rijk zou komen maar de opvolgers van Karel lieten het rijk uiteen vallen. Want de gewoonte onder de Germanen is om het land te verdelen onder de zonen van de vorst. Ook was het zo dat er oorlogen kwamen tussen de opvolgers van Karel de Grote, de aanvallen van andere volkeren, zoals de Noormannen vanuit het noorden. En de moslims vanuit het zuiden en de Hongaren uit het oosten. 3. De boeren Romeinse steden lopen grotendeels leeg: In de vroege middeleeuwen woonden de Germanen in boerderijen in dorpen of verspreid. Ze maakten nog geen steden. De meeste Romeinse steden liepen leeg. Dat kwam door het uiteenvallen van het Romeinse Rijk: In de steden zaten veel bestuurders en soldaten. Nadat het Romeinse Rijk viel trokken de bestuurders en https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 14 van 28

soldaten weer weg. Er werden goede wegen aangelegd tijdens het Romeinse Rijk. De wegen waren ook veilig voor handelaren. Nadat het Romeinse Rijk viel werden de wegen niet onderhouden, er kwamen geen nieuwe wegen en werden handelaren regelmatig beroofd. Daarom werden de handelaren boer. De handwerkslieden werden boer omdat alleen mensen uit de omgeving hun producten nog gingen kopen, dus ze konden steeds minder verkopen. De bisschoppen bleven in de stad hun bisdommen besturen. Daardoor verdwenen de steden niet maar werden wel kleiner. Bij een bisschop waren er meerdere geestelijken, mensen die het klooster onderhouden en er waren ook mensen die overnachten in een herberg. Daardoor was er nog wel werk in de stad voor de herbergier en ambachtslieden. Het leven van de meeste mensen gekenmerkt door schaarste: Er was bijna geen handel meer, dus de boeren moesten voor eigen levensbehoefte zorgen. Dat was heel vaak moeilijk, want als de oogst slecht was hadden ze heel weinig te eten en de dieren hadden ook geen eten. Als dan het paard dood ging konden ze het jaar erop niet meer ploegen. Daardoor werd de hongersnood nog groter. Soms stierven stammen gewoon helemaal uit. De mensen waren alleen maar bezig met voedsel krijgen. De mensen werden daarom niet erg oud. Het hofstelsel (domeinstelsel) ontstaat: In het Romeinse rijk was er de agrarisch-urbane cultuur, dat is dat de bevolking op het platteland woont maar ook in de steden en men leefde van vooral de landbouw, handel en nijverheid. Daarna veranderde West-Europa in een agrarische cultuur, dat is dat bijna iedereen op het platteland woont en er ook van leeft. Sommige Germaanse machthebbers wisten grote gebieden met landbouwgrond in bezit te krijgen. Ook bisschoppen en abten van kloosters verwierven veel grondbezit. Het grootgrondbezit werd in West-Europa georganiseerd. Het werd gedaan via het hofstelsel, de kenmerken daarvan waren: De kern van zo n hof was een versterkte boerderij, kasteel of klooster en de landerijen van de grootgrondbezitter. Daarom heen woonden de horige boeren die grond in pacht hadden. Op de domeinen zorgden de mensen voor bijna alles wat ze nodig hadden. Iedere grootgrondbezitter had minimaal 1 domein, de rijke hadden er zelfs meerdere. Vaak lagen die domeinen ver van elkaar af, daardoor woonden de edelman, bisschop of abt zelf op een domein en de andere domeinen werden bestuurd door rentmeesters. De meeste boeren leven als horigen op een domein: 90% van de bevolking leefde op een domein. Verder waren er wat vrije boeren. Zij waren voornamelijk afstammeling van de Germaanse veroveraars. Ze hadden vaak ook onvrij personeel en bezaten eigen grond. Horige waren mensen die hoorde bij de grond waar ze werkten. Ze mochten er niet weg en trouwen met iemand buiten het domein. Horigheid was erfelijk, je bleef het levenslang. De verplichtingen die ze hadden tegenover de heer was dat ze pacht moesten geven van de opbrengst en ze moesten herendiensten verrichten. Dingen doen voor de heer, zoals zijn land bewerken. Sommige nakomelingen van vrije boeren gaven hun vrijheid op voor de bescherming van de heer. De heer sprak ook recht. De horigen werden steeds vaker nakomelingen van Romeinse slaven. Ze hadden dus meer vrijheid gekregen maar moesten nu wel voor zichzelf zorgen. https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 15 van 28

Er was ook een gelaagdheid tussen de horige, dat kwam door: De grote van het land. Sommige hadden meer gepacht dus meer kans op het verbouwen van voedsel dus meer kansen om te overleven. Sommige mensen moesten veel diensten doen voor de heer, de ander een stuk minder. Hoe minder, hoe beter zodat je meer tijd had voor je eigen bedrijfje. Hoeveelheid pacht. Sommige moesten meer betalen dan de ander. De horige die het meeste overhielden konden zich daarmee vrij kopen. De slechtste moesten de hele week werken voor de heer en leefden in een hutje met een moestuintje eromheen. Zij werden de eerste slachtoffers als het slecht ging. De slavernij verdwijnt in de Vroege Middeleeuwen: In de Romeinse tijd werd op veel landgoederen maar 1 product verbouwd. Dat werd in grote getallen verbouwd en was bestemd voor de mensen van buiten het landgoed. De goedkoopste werknemers waren daarvoor de slaven. Omdat er vrijwel geen grote steden weer waren werd inkomsten minder voor grootgrondbezitters omdat ze nu geen grote hoeveelheden konden verkopen. Daardoor was het voordeliger om grond als pacht te geven aan slaven. In de Vroege Middeleeuwen werden zo steeds meer slaven horige. 4. De edelen De edelen waren eigenaar van een stuk grond waarbij de boeren het werk deden. De edelen bestuurden hun domein(en), spraken recht en voerden zonodig oorlog. Hoge en lage edelen: De meeste edelen behoren tot de lage edelen. Ze hadden hooguit een paar domeinen en woonden in kleine kastelen. Zo n kasteel zag er als een boerderij uit met een muur er omheen en torens erbij. De lage edelen verdienden meer dan de boeren maar moesten veel uitgeven aan uitrusting. Daardoor hadden ze niet veel meer te eten dan de boeren. De hoge edelen leefden in luxe. Ze woonden in burchten. Ze aten bijvoorbeeld elke dag vlees en droegen kleding van bont en zijde. Het begrip leenstelsel: De hoge edelen hadden honderden domeinen, maar ze hadden er niets aan. Ze hadden meer aan goede volgelingen omdat ze niet al het oogst zelf konden opeten. Daarom gingen ze domeinen verhuren aan lage edelen in ruil voor hulp, vooral bij oorlogen. De mensen die het verhuurden heette leenheer, de huurder heette leenman. Dit soort bestuur werd leenstelsel of feodalisme genoemd. Er waren een aantal verplichtingen voor leenmannen en heren: 1. De leenheer leende de leenman land. 2. De leenheer gaf de leenman bescherming. 3. De leenman beloofde de leenheer trouw te zijn. 4. De leenman kwam zijn leenheer met gewapende mannen te hulp als deze moest oorlog voeren. 5. De leenman gaf zijn leenheer raad als deze erom vroeg en hielp bij de uitvoering van besluiten. 6. De leenman sprak recht op zijn leen volgens de richtlijnen van de leenheer. 7. De leenheer kon een leenman zijn leen afnemen als de leenman zich niet aan zijn afspraken hield. 8. Als de leenheer of leenman stierf, was het verdrag beëindigd. Met een nieuwe leenheer of leenmand werd een nieuw verdrag gesloten. Eind 9de eeuw was het leen erfelijk. Geestelijken konden ook leenheer of man zijn. (Ottomaanse Stelsel) https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 16 van 28

5. De geestelijken De geestelijken zijn onder te verdelen in twee groepen, de seculiere geestelijkheid en de reguliere. Bij de seculiere horen de paus, de bisschoppen en priesters omdat zij in de wereld leven, tussen de andere mensen. Bij de reguliere geestelijkheid hoorden monniken en nonnen omdat zij in kloosters leefden volgens bepaalde regels. De seculiere geestelijken: Er waren hoge en lage geestelijken. De dorpspriesters waren laag. Ze waren vaak van boerenafkomst en hadden geen of weinig opleiding. Ze werkten vaak nog enkele dagen op het land. Zij moesten toezicht houden op de mensen in hun dorp en de mensen voorbereiden op het leven na de dood. Een parochie, een groep gelovigen die samenviel met een dorp in een domein, had zijn eigen kerk. Na de dorpspriesters kwamen de bisschoppen. Zij waren meestal van adellijke afkomst. Zij moesten toezicht houden op parochies en konden dorpspriesters benoemen en ontslaan. Vaak waren ze ook nog leenmannen van de koning. Daarna kwamen de aartsbisschoppen. Zij hadden een eigen bisdom en deden hetzelfde als een gewone bisschop. Maar zij moesten dan toezicht houden op een aantal bisdommen. Bovenaan stond de paus, hij had veel macht. Hij bestuurde de kerk en kon kerkelijke wetten en bepalingen afkondigen. Hij had het oppertoezicht op kloosters. Ook kon hij concilies, kerkvergaderingen van alle bisschoppen, bijeenroepen. De reguliere geestelijken De monniken en nonnen bleven in een klooster zodat ze niet werden verleid door de wereld. Kloosters werden vaak gebouwd op afgelegen plekken. Monniken en nonnen van verschillende kloosters gingen zich verenigen, dat werd orden genoemd. Aan het hoofd van een klooster stond een abt(mannelijk) of abdis(vrouwelijk). Benedictus stichtte de oudste orde, de Benedictijnen. Dat deed in 529 op een berg tussen Rome en Napels. Hij stelde regels op voor de monniken. Hun hele dagindeling stond vast. In kloosters heerste een strenge discipline. Benedictus regels werden overgenomen bij andere kloosters. Monniken en nonnen moesten een gelofte afleggen van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Ze hadden geen eigen bezittingen, ze mochten niet trouwen en moesten altijd luisteren naar de abt of abdis. Na één jaar proeftijd kon iedereen tot een orde toetreden. Dan was je monnik of non voor de rest van je leven. De reguliere geestelijken hielden zich bijvoorbeeld bezig met: Verspreiden van het christendom Zoeken naar verbeteringen bij het verbouwen van gewassen en het fokken van dieren Land ontgingen door het droogleggen van moerassen en het aanleggen van dijken Onderdak geven aan pelgrims en reizigers(er waren bijna geen hotels en herbergen) Zieken verzorgen Onderwijs geven Kronieken en annalen bijhouden Boeken uit de Grieks-Romeinse tijd bestuderen en overschrijven. Geestelijken hebben en geven de meeste informatie: De geestelijken waren de enige die nieuws konden vertellen omdat zij regelmatig contact hadden met de wereld buiten het eigen domein. Ook waren zij de enige die konden lezen. Daarom ging alle informatie mondeling bij de gewone mensen. Daardoor konden de geestelijken iedereen beïnvloeden omdat ze regelmatig op de preekstoel zaten. https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 17 van 28

Geestelijke leiders op veel gebieden als leidsman aanvaard: De geestelijken waren onmisbaar bij het besturen van het land omdat alleen zij konden lezen en schrijven. Ze waren ook leenmannen dus bestuurden ze zelf ook een deel van het land, dus ze waren niet alleen raadgever van vorsten. Bij belangrijke gebeurtenissen, zoals dood, huwelijk en geboorte diende de geestelijken sacramenten toe, dus ze waren onmisbaar. Omdat zij zo belangrijk waren vonden de mensen het niet zo raar dat ze ook als leenman optraden. De paus kan zelfs koningen en keizers in de ban doen: De Kerk kon zelfs koningen en keizers op het matje roepen. Mensen die zich hier niets van aantrokken konden uit de Kerk gestoten worden. Je werd dan geëxcommuniceerd of in de ban gedaan, dat betekent dat je geen sacramenten meer ontving. Zo n persoon kwam in de hel en je mocht niet met hem spreken, eten of ondergak geven. Ook koningen en keizers vreesden voor de ban, vooral als het een machtige paus was. De Kerk bezit grote rijkdommen: De Kerk kon belastingen aan het volk opleggen. Zo moest de bevolking een tiende van hun inkomsten af staan aan de Kerk. Maar ze kregen ook nog inkomsten uit eigen grondbezit, giften en speciale belastingen zoals bij doop en huwelijk. In de 13de eeuw bezat de Kerk grote rijkdommen. Geestelijken hebben grote invloed op literatuur, kunst en wetenschap: De geestelijken bepaalden wat er geschreven werd omdat alleen zij konden lezen en schrijven. Daarom werd er heel veel geschreven over heiligenlevens. Kunstenaars beeldde vooral christelijke dingen uit omdat de Kerk ze daar opdracht toe gaf. Kerken waren de belangrijkste bouwwerken. De belangrijkste middeleeuwse bouwstijlen, de Romeinse en gotisch, waren nauw met de Kerk verbonden. Alleen geestelijken hielden zich bezig met wetenschap. Ze deden alleen dingen die ook met het geloof binding hadden. Zoals wiskunde en sterrenkunde. Daarmee konden ze Pasen bepalen. Op het gebied van taal waren ze voornamelijk bezig met het terugvinden van de oorspronkelijke tekst van de bijbel. 6. Opkomst van de islam in de Arabische wereld Profeet Mohammed sticht de islam: De islam is ontstaan op het Arabisch schiereiland. In de 6de eeuw was Mekka de belangrijkste en welvarendste stad. De stad lag op een knooppunt van handelswegen en veel mensen kwamen er om hun goden te vereren. Rond 570 werd Mohammed in Mekka geboren. Hij was een rijke koopman en geïnteresseerd in godsdiensten, vooral de joodse en christelijke godsdienst die maar in één god geloofden. Volgens de koran kreeg Mohammed bezoek van een engel. Hij moest volgens die engel zijn bestaan en wil kenbaar maken aan de mensen. Daarom wordt hij ook wel de profeet genoemd, de boodschapper. Tijdens die opdracht werd hij tegengewerkt door de leiders in Mekka. Daarom week hij uit met zijn aanhangers naar Medina in 622. In 630 keerde hij terug naar Mekka nadat hij jarenlang had gestrijd, met veldslagen, met triomf. Twee jaar later overleed hij. Het woord islam betekent onderwerping aan God wil. De aanhangers worden moslims genoemd: zij die zich onderwerpen aan God. De islam is de tweede godsdienst over de wereld, na het christendom, maar wel het snelst groeiende. https://www.scholieren.com/verslag/39116 Pagina 18 van 28