Nieuwsbrief MMD; nr 1. 2012 De Stichting Minerale Meststoffen Distributie (MMD) beheert het register van ondernemers die handelen in minerale meststoffen, zoals dat voor het Security Convenant Kunstmest is opgezet en ziet toe op de belangen van de handelaren in minerale meststoffen. Opgelet: mystery shopping door de Inspectie Leefomgeving en Transport De Inspectie Leefomgeving en Transport (voorheen de VROM-Inspectie) zal ook in 2012 verkooppunten bezoeken om daarmee een beeld te krijgen van de stand van zaken met betrekking tot de afspraken uit het Security Convenant Kunstmest. Er zal worden geprobeerd om als particulier KAS te kopen; zgn. mystery shopping. Voor de goede orde informeren we u daarom over de geldende afspraken: Zorg voor een inzichtelijke administratie van alle geleverde en afgenomen hoeveelheden kunstmest en waarbij de kopers zijn gelegitimeerd in uw administratie (Ken uw klant!) Meld situaties waarbij afwijkingen worden geconstateerd bij de koop, verkoop, overdracht, opslag of waarbij sprake is van diefstal bij: het Meldpunt Zelfgemaakte Explosieven telefoonnummer: 040-2916000 de lokale politie en de MMD faxnummer: 070-3544631 of e-mail: mmd@brabers.nl Beveilig uw opslaglocaties. Vragen of opmerkingen? e-mail: mmd@brabers.nl faxen mag ook: 070-3544631 Haags Nieuws 1. Nieuw stelsel mestverwerking in 2013 De ministerraad heeft vrijdag 23 maart ingestemd met een wijziging van de Meststoffenwet. Dit betekent dat veehouders straks niet meer mest mogen produceren dan ze op eigen grond en via vaste contracten kwijt kunnen. Elke veehouder die meer mest produceert dan hij op eigen grond kwijt kan, wordt verplicht een deel van de overschotmest te laten verwerken of te exporteren. Het nieuwe stelsel moet op 1 januari 2013 in werking treden. Staatssecretaris Bleker zal de omvang van het te verwerken deel van de mest nog vaststellen. Hierover wordt de Tweede Kamer in april of mei geïnformeerd. De tekst van de wijziging wordt openbaar bij indiening ervan bij de Tweede Kamer. 2. Revisie Verordening (EG) 2003/2003 inzake meststoffen Verordening (EG) nr. 2003/2003 stelt onder andere regels voor het op de markt brengen van minerale meststoffen en voor de etikettering. Tevens richt de verordening zich op het verminderen van handelsbelemmeringen en het terugdringen van risico s voor mens, dier en milieu. De huidige verordening dekt slechts een deel van de minerale meststoffen, namelijk alleen die minerale 1/5
meststoffen die aan de eisen van de verordening voldoen (zgn. EG-meststoffen). Andere meststoffen, bodemverbeteraars, substraten etc. vallen niet onder deze Europese regelgeving. Om deze reden is de Europese Commissie gestart met een herziening van Verordening (EG) nr. 2003/2003, waarbij het toepassingsgebied wordt uitgebreid met andere meststoffen, met inbegrip van organische meststoffen, groeimedia, bodemverbeteraars en mogelijk zogenaamde biostimulants. Landbouw Nieuws 1. Bemestingsadviesbasis akkerbouw en vollegrondsgroente Onlangs is de nieuwste versie van de bemestingsadviesbasis voor de akkerbouw en de vollegrondsgroententeelt op het internet geplaatst. De daarin opgenomen adviezen zijn vastgesteld door de Commissie Bemesting Akkerbouw/Vollegrondsgroententeelt, die bestaat uit vertegenwoordigers van bedrijfsleven, onderzoek en voorlichting. Als gevolg van het gebruiksnormenstelsel is een scherpe bemestingsstrategie noodzakelijk. Bemestingsadviezen zijn hierbij een belangrijk hulpmiddel. Vanaf 2006 vormen de bemestingsadviezen zelfs de basis voor de gebruiksnormen. De Adviesbasis voor de bemesting van akkerbouw- en vollegrondsgroentengewassen bevat de meest actuele adviezen. In 2010 is in de Adviesbasis een zwavelbemestingsadvies opgenomen. De adviezen hebben een landbouwkundige grondslag, d.w.z. gebruik van het advies leidt tot een economisch optimaal resultaat. De adviesbasis gaat nog niet in op de gevolgen van toepassing van adviezen onder de huidige mineralenwetgeving. De adviezen zijn namelijk gewasgericht terwijl het mineralenbeleid veel meer op bedrijfsniveau wordt ingevuld. Of toepassing van een advies bij een bepaald gewas leidt tot knelpunten, hangt in sterke mate af van de bouwplansamenstelling en de meststofkeuze en -toedieningswijze. In de toekomst zal de commissie hier wel meer aandacht aan gaan besteden. U vindt de bemestingsadviesbasis via: http://www.kennisakker.nl/files/adviesbasis_januari_2012.pdf. 2. Grootschalige toepassing van mineralenconcentraten De Commissie van Deskundigen Meststoffenwet heeft een verkenning uitgevoerd naar het effect van grootschalige toepassing van mineralenconcentraten in Nederland. Daarbij ging het enerzijds om de milieukundige emissies, anderzijds op de ontwikkeling van de veestapel. Twee referentiescenario's en 46 mestverwerkingsscenario's zijn vastgesteld, waarbij de effecten van het aandeel mineralenconcentraten, verlaging van de excretie van stikstof (N) en fosfaat (P), varianten in derogatie en export van dikke fractie, op mestplaatsing en nutriëntenemissies zijn onderzocht. De beide referentiescenario s zijn: de situatie in 2009 voor wat betreft de gebruiksnormen en het actuele kunstmestgebruik; en 2/5
de situatie in 2015 met de voorziene gebruiksnormen en waarbij naast dierlijke mest de gebruiksruimte volledig wordt ingevuld met kunstmest. In de mestverwerkingsscenario s is variatie aangebracht voor wat betreft percentage mest dat wordt verwerkt tot mineralenconcentraten; variatie in stikstof- en fosfaatexcretie door de dieren; varianten in derogatie voor de gebruiksnorm dierlijke mest; en export van mest (dikke fractie). Alle scenario s zijn modelmatig (MITERRA-NL) doorgerekend; er liggen dus geen metingen aan de resultaten ten grondslag. In de gekozen scenario's leidt grootschalige productie en toepassing van mineralenconcentraten er toe dat meer van de N en P die door vee wordt uitgescheiden aan landbouwgronden in Nederland kan worden toegediend. De behoefte aan N- en P-kunstmest in Nederland wordt daardoor minder en er hoeft minder mest te worden geëxporteerd. Bij verwerking van 10% van de varkens- en rundermest daalt de behoefte aan kunstmest-n met 8% en die aan kunstmest-p met 41%. Het effect van grootschalige mestverwerking op de ammoniak- en lachgasemissie en de nitraatuitspoeling is beperkt. Bij grootschalige mestverwerking ontstaat geen ruimte voor een grotere veestapel. Als naast mestverwerking ook de N- en P-excretie van vee wordt verlaagd, ontstaat er binnen de wettelijke kaders wel ruimte voor een grotere veestapel. Afschaffing van de derogatie leidt tot minder plaatsingsruimte voor dierlijke mest. Er moet dan veel meer mest worden geëxporteerd. Via de modellen wordt berekend dat het kunstmestgebruik dan kan stijgen van 261 kton N tot 297 kton N en van 7 kton P 2 O 5 tot 19 kton P 2 O 5. Wanneer tegelijkertijd meer mest wordt gescheiden en verwerkt tot mineralenconcentraten en dikke fractie, dan is minder export noodzakelijk en daalt tegelijkertijd weer het gebruik van kunstmest. Conclusie NMI: grootschalige toepassing van mineralenconcentraten (kunstmestvervangers) leidt tot: meer plaatsingsruimte voor mest en mestproducten in Nederland (mits de Europese Unie mineralenconcentraten als een vorm van kunstmest erkent); minder export van dierlijke mest en mestproducten; minder gebruik van minerale meststoffen in Nederland; en meer gebruiksruimte voor minerale meststoffen in het buitenland, omdat minder mest wordt geëxporteerd. Bron: Lesschen JP, Staritsky I & Velthof GL (2011) Verkenning grootschalige toepassing van mineralenconcentraten in Nederland. Effecten op nutriëntenstromen en emissies. Alterra-rapport 2247, ISSN 1566-7197, 110 pp. 3/5
3. Masterplan Mineralen Management Akkerbouw 3 Inleiding De akkerbouw streeft in het Masterplan Mineralen Management (MMM) naar een emissieneutrale akkerbouw in het jaar 2030. Daarbij mag de bijdrage van het landbouwkundig handelen niet hoger zijn dan de emissie op onbemeste gronden. Randvoorwaarden zijn dat het rendement voor de akkerbouwers maximaal blijft en dat maximaal gebruik wordt gemaakt van de biodiversiteit. Eind 2011 is een leaflet verschenen waarin het doel van het masterplan nog eens is uiteengezet. Te downloaden via: http://www.kennisakker.nl/files/pagina/akkerbouw_emissie_neutraal_2011.pdf. In deze bijdrage zullen kort enkele resultaten van onderzoek uit het masterplan worden besproken. Nieuwe bijmestsystemen en strategieën in aardappelen (deel 1, literatuurstudie) De benutting van de toegediende stikstof (N) bij aardappelen is laag, vaak niet meer dan 50%. De rest blijft achter en kan verloren gaan. Om een maximale N-benutting te realiseren moet de bodem goed doorwortelbaar zijn, gezond zijn en moet de vochtvoorziening optimaal zijn. Overdosering met N moet worden voorkomen door een goede afstemming op de gewasbehoefte en zo nauwkeurig mogelijk te weten hoeveel N uit andere bronnen komt. Met dat laatste wordt bedoeld de mineralisatie en de hoeveelheid reeds aanwezige minerale N. Een perceelsgerichte benadering is dan nodig. Voor aardappelen zijn verschillende stikstofbijmestsystemen (NBS) ontwikkeld, zoals NBS-bodem, verschillende bladsteeltjesmethoden en NBS op basis van gewassensing (maakt gebruik van lichtreflectie door het loof). Uit vergelijkend onderzoek bleken deze methoden nauwelijks voor elkaar onder te doen. Meestal was gewassensing de beste methode. Deze methode kan bovendien goed worden ingezet voor plaatsspecifieke bijbemesting binnen een perceel. De methode behoeft verdere ontwikkeling, omdat een bijmestadvies pas kan worden gegeven bij gewassluiting en dat is vaak te laat. Mogelijkheden liggen in het gebruik van het N-opnameverloop in de tijd op basis van de temperatuur(som), rekening houden met verschillen in opbrengstpotentie tussen percelen en het gebruik van omgekeerde N-vensters (vensters met een hogere N-bemesting). In de literatuurstudie is ook aandacht geschonken aan een betere plaatsing van meststoffen en aan het gebruik van andere meststoffen dan KAS. Meestal waren de verschillen minimaal of afwezig. Alleen onder specifieke omstandigheden werd soms een voordeel gehaald door bijv. het gebruik van vloeibare meststoffen of door een betere plaatsing. Onder normale omstandigheden werken vloeibare meststoffen echter niet beter dan vaste meststoffen. De belangrijkste aanbevelingen voor vervolgonderzoek zijn: verbeter en verfijn het NBS op basis van gewassensing; ontwikkel een methode om vroeger bijmestadviezen te geven op basis van gewassensing en m.b.v. een normlijn voor het N-opnameverloop in relatie tot de temperatuursom; stel genoemde normlijn ook afhankelijk van het te verwachten opbrengstniveau; en ontwikkel een methode voor het toepassen van omgekeerde N-vensters als referentie. 4/5
Via de volgende link is het rapport van PPO-agv en Altic te downloaden: http://www.kennisakker.nl/files/kennisdocument/mmm%20n-bemesting%20aardappel%20- %20rapport%201a.pdf Verbeteren mogelijkheden groenbemesters + nieuwe groenbemesters (fase 1) Het project bestaat uit een literatuurstudie (fase 1) en uit proeven en demonstraties (fase 2). De teelt van groenbemesters binnen de vruchtwisseling is om diverse redenen van belang. Groenbemesters dragen bij aan de organische stofvoorziening en de bodemstructuur. Bij actieve lokking kan de nematodendichtheid van bepaalde soorten nematoden (aaltjes) verlaagd worden. Groenbemesters binden stikstof uit de bodem en vlinderbloemige groenbemesters ook uit de lucht zodat een bijdrage geleverd wordt aan de stikstofvoorziening van het volggewas. Naast positieve bijdragen kunnen groenbemesters ook een negatief effect hebben zoals het vermeerderen van nematoden of bodemziekten. Om het rendement van groenbemesters te verhogen met het doel duidelijk zijn. Elk doel heeft zijn specifieke aanpak. Gaat het om nematodenbestrijding, organische stofvoorziening, stikstofbinding, stikstofvoorziening volggewas, verbetering bodemstructuur, bestrijding water- of winderosie, voederwinning, etc. Enkele opmerkelijke aanbevelingen uit de literatuurstudie zijn: het schatten van de N-levering voor het volggewas is moeilijk, omdat er geen standaard is voor de ontwikkeling van de groenbemester; mogelijk leidt een lichte deficiëntie aan stikstof tot een betere benutting van de in de bodem aanwezige stikstof; er is onvoldoende bekend over het opbrengst verhogend effect van een startgift met fosfaat. In fase 2 worden proeven en demonstraties aangelegd. Met de verzamelde kennis uit het literatuuronderzoek en de proeven en demonstraties wordt t.z.t. een groenbemester kieswijzer en groenbemester teelttabel opgesteld. 5/5