Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2005

Vergelijkbare documenten
Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2007

Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2009

Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2008

Economische resultaten van de Vlaamse land- en tuinbouw 2013

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

Productierekening 2005

AANTAL FRUIT ARBEIDSINKOMEN VLAANDEREN EURO BEDRIJ BEDRIJFSECONOMISCHE GEMIDDELD MILJARD ECONOMISCH BRUTO ANDEEL S GESTEGEN VARKENS VOEDERGEWASSEN

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2013

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

Economische resultaten van de Vlaamse land- en tuinbouw

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

Productierekening van de Vlaamse land- en tuinbouw Departement Landbouw en Visserij afdeling Monitoring en Studie

NAAM: DANNY BILLENS LEEFTIJD: 55 PLAATS: OETINGEN (GOOIK) TEELT: BIOLOGISCH FRUIT

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk Boekjaren

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Productierekening van de Vlaamse land- en tuinbouw 2009

De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf

De waalse landbouw in cijfers

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017

De waalse landbouw in cijfers

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk boekjaren

Technische en economische resultaten van de varkenshouderij op basis van het Landbouwmonitoringsnetwerk boekjaren

VARKENSPRO VLEESVARKENS FOD INFORMATIE KGAANTAL PRODUCTIE PRIJS VARKENSSTAPEL TON OPBRENGSTEN ALGEMENE DERKOSTEN BIGGEN

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

TON PRIJS KOSTEN EVOLUTIE VLAANDEREN WINTERTARWE S HANDEL AARDAPPELAREA AREAAL SUIKERHOUDENDE EURO OPPERVLAKTE SALDO PROVINCIES

De waalse landbouw in cijfers

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

De waalse landbouw in cijfers

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

Kostprijsanalyse en rentabiliteitsbepaling vollegrondsgroenten 2008 en 2009

INDICATIEVE KOSTPRIJSBEREKENING VOOR DE VARKENSHOUDERIJ

P r o d u c t i e r e k e n i n g v a n d e V l a a m s e l a n d - e n t u i n b o uw

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS. Foto : DGARNE DDV

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

1.1 Veestapel. Figuur 5.1: Evolutie van de varkensstapel in Vlaanderen, stuks,

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

De rendabiliteit van het tuinbouwbedrijf

DE VLAAMSE LANDBOUW- CONJUNCTUURINDEX VOORJAAR 2019

Impact van de Russische boycot op de prijzen en de uitvoer van bepaalde landbouwproducten

Marktontwikkelingen varkenssector

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

O v e r z i c h t v a n d e b o e k h o u d k u n d i g e r e s u l t a t e n v a n l a n d - e n t u i n b o uw b e d r i j v e n

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse granen voor de korrel

Grondgebonden veeteelt

AARDAPPELEN FOCUS. van het Landbouwmonitoringsnetwerk INLEIDING INHOUD. 1. Inleiding 2. Aardappelteelt in Vlaanderen 3. Resultatenrekeningen

HET GEBRUIK VAN SALDO'S BIJ BEDRIJFSBEOORDELING EN BEDRIJFSBEGROTING

Onderbenutting toeslagrechten: campagne

RENTABILITEITSANALYSE VARKENS. Vrints Goedele 26 mei 2015

Crelan Vertrouwensindex Land- en tuinbouwsector 2015

POP UP BOERENMARKT. 31 december 2014, Roeselare

Inkomensraming land- en tuinbouw Welkom door Jack van der Vorst, algemeen directeur Social Sciences Group

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 35 bus BRUSSEL T F

van de Vlaamse landbouw

Impact van de Russische boycot. op de prijzen en de uitvoer. van bepaalde landbouwproducten. september 2015

Bijkomende informatie:

gespecialiseerde bedrijven overige bedrijven aantal varkens per bedrijf

Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant

1 VARKENSSECTOR. voorzitter: Luis Carazo verslaggever: Lieve De Smit

SL WAGENINGEN. Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant. āīŕ

RENTABILITEITS- EN KOSTPRIJSANALYSE GROENTEN IN OPENLUCHT

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Rentabiliteits- en kostprijsanalyse sla

OVERZICHTSFICHE LANDBOUW IN VLAANDEREN

Financiële Analyse. G.E. Sloten. Grote markt BC. Brabant :10. Versie:

akkerbouw structuur. areaal

SCHAPEN EN GEITEN. Bijkomende informatie:

Rabobank Food & Agri. Leidt de verwachte importgroei uit China tot herstel? Kwartaalbericht Varkens Q3 2015

Herverdeling van de rechtstreekse steun binnen Vlaanderen. Ex-ante evaluatie van de wetgevende voorstellen van de Europese Commissie

Financiële Analyse. D.E. Momelkveebedrijf. Pinkenlaan AB KOEDORP :52. Versie: Check FM 2_0 2017_06_11

De cijfers zijn exclusief BTW en subsidie zoals toeslagrechten. De specialisatie van de melkveehouderij

Vlaamse bedrijfseconomische richtwaarden varkenshouderij

VERSLAG. Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 35 bus BRUSSEL T F

TUINBOUW BEDRIJVEN OPBRENGSTEN

Beschrijving bedrijfsgegevens Mestbank tot en met 2006

Oekraïne (foto s zijn terug te vinden op

Bijkomende informatie:

Meer zicht op de cijfers

Actuele ontwikkeling resultaten en inkomens in land- en tuinbouw 2018

De rendabiliteit van het landbouwbedrijf

Bijkomende informatie:

PROGRAMMA VOERWINST VERGELIJKING ZEUGEN ONTWIKKELINGEN EN TRENDS is prognose bedragen exclusief btw

VERSLAG. Vlaamse overheid Koning Albert II-laan 35 bus BRUSSEL T F

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

Rabobank Food & Agri. Druk op varkensvleesmarkt blijft. Kwartaalbericht Varkens Q2 2015

Financiële Analyse. Frank de Boer. Aston Martinnlaan NB. Oud-Beijerland :56. Versie: Check FM 2_0 2016_09_05

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

Inzetten op duurzame groei. Sonja De Becker Voorzitter Boerenbond

Kostprijsanalyse. Aardappelen

RAMING VAN DEBEDRIJFS UITKOMSTEN IN 1994 VAN DEBEDRIJVEN MET GROENTETEELT OPEN GROND,FRUIT EN BLOEMBOLLENTEELT

Transcriptie:

Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2005 Vlaamse Overheid Beleidsdomein Landbouw en Visserij Afdeling Monitoring en Studie (AMS) Ellipsgebouw Koning Albert II laan 35 bus 40 1030 Brussel Els Bernaerts Els Demuynck Jonathan Platteau Boris Tacquenier Ester Van Broekhoven

December 2007 Afdeling Monitoring en Studie Ellipsgebouw (6de verdieping) - Koning Albert II-Laan 35, bus 40-1030 Brussel (wegbeschrijving) Tel. 02 552 78 24 - Fax 02 552 78 21 e-mail: ams@vlaanderen.be Vermenigvuldiging of overname van gegevens zijn toegestaan mits expliciete bronvermelding: Bernaerts E., Demuynck E., Platteau J., Tacquenier B., Van Broekhoven E. (2007) Rentabiliteitsrapport Land- en tuinbouw 2005. Beleidsdomein landbouw en visserij, afdeling monitoring en studie, Brussel. Vlaamse overheid 1

Inhoudstafel Inleiding... 4 1. De akkerbouwsector... 5 1.1. Structurele kenmerken... 5 1.2. Rentabiliteit... 6 Bedrijfstak akkerbouw... 6 Bedrijfsresultaten... 10 2. De melkveesector... 13 2.1. Structurele kenmerken... 13 2.2. Rentabiliteit... 14 Bedrijfstak rundvee en voedergewassen... 14 Bedrijfsresultaten... 16 3. De rundvleessector... 19 3.1. Structurele kenmerken... 19 3.2. Rentabiliteit... 20 Bedrijfstak rundvee en voedergewassen... 20 Bedrijfsresultaten... 21 4. De varkenssector... 24 4.1. Structurele kenmerken... 24 4.2. Rentabiliteit... 25 Bedrijfstak vermeerdering... 25 Bedrijfstak vetmesting... 27 Bedrijfsresultaten... 28 5. De groente- en aardbeiensector... 31 5.1. Structurele kenmerken... 31 5.2. Rentabiliteit... 33 Rentabiliteit glasgroentebedrijven... 33 Rentabiliteit bedrijven met overwegend groenten in open lucht... 35 Rentabiliteit champignonbedrijven... 37 Rentabiliteit aardbeibedrijven... 38 Rentabiliteit groente- en aardbeibedrijven: samenvattend overzicht... 39 6. De fruitsector (exclusief de aardbeisector)... 42 6.1. Structurele kenmerken... 42 6.2. Rentabiliteit... 43 7. De sierteeltsector (exclusief boomkwekerij)... 46 7.1. Structurele kenmerken... 46 7.2. Rentabiliteit... 48 Rentabiliteit potplantenbedrijven... 48 Rentabiliteit azaleabedrijven... 49 Rentabiliteit snijbloemenbedrijven... 50 Rentabiliteit sierteeltbedrijven (exclusief boomkwekerij): samenvattend overzicht... 51 8. Samenvattend overzicht... 54 8.1. Landbouw... 54 8.2. Tuinbouw... 56 Bijlagen... 58 Bijlage 1: Methodologische toelichting... 58 Waarnemingsveld... 58 2

Steekproef... 58 Wegingssysteem... 59 Rentabiliteit... 61 Bijlage 2: Definities indicatoren... 66 Bijlage 3: Lijst met figuren... 75 Bijlage 4: Lijst met tabellen... 77 3

Inleiding Voorliggend rentabiliteitsverslag beoogt een technisch-economische analyse van de land- en tuinbouwactiviteit. De resultaten 2005 berusten op de verwerking van de boekhoudgegevens van 650 Vlaamse land- en tuinbouwbedrijven, die deel uitmaken van het Landbouwmonitoringsnetwerk (LMN). Ter vergelijking worden ook de indicatoren van 2001, 2002 en 2003 weergegeven. Deze zijn gebaseerd op de gegevens uit het boekhoudnet van het voormalige Centrum voor Landbouweconomie. Dit boekhoudnet werd vanaf 2004 grondig hernieuwd o.a. door de introductie van een nieuw boekhoudpakket 1. Er werd geopteerd om de gegevens van 2004, het overgangsjaar, omwille van betrouwbaarheidsredenen niet op te nemen in het rapport. Inhoudelijk worden eerst voor de belangrijkste bedrijfstypes de structurele en technisch economische indicatoren weergegeven. Achtereenvolgens komen volgende sectoren aan bod: akkerbouw, melkvee, rundvlees, varkens, groenten-aardbeien, fruit en sierteelt. De rentabiliteitsindicatoren zijn geen gewone rekenkundige gemiddelden, maar worden berekend door een systeem van weging, waarbij de waargenomen waarden worden geëxtrapoleerd naar de verschillende sectoren. De weging beperkt zich niet tot de sectoren alleen. Op basis van de gewogen gemiddelden van de bedrijfstypes worden gewogen gemiddelden voor respectievelijk de gehele landen tuinbouwsector berekend. Deze resultaten worden ondergebracht in het hoofdstuk samenvattend overzicht. Voor een correcte interpretatie van de kengetallen worden achteraan in de publicatie de gebruikte definities en een methodologische toelichting opgenomen. Inzake de opgestelde statistieken, dienen volgende beschouwingen in acht te worden genomen: - de resultaten van voorgaande jaren zijn niet altijd 100% vergelijkbaar met deze van 2005. Door de grondige hernieuwing van het boekhoudpakket zijn immers een aantal definities en concepten gewijzigd, zodat niet voor alle indicatoren de volledige reeks kon worden opgesteld. - de kengetallen die in dit rapport worden opgenomen hebben alleen betrekking op de ondernemingen die behoren tot het waarnemingsveld dat gedekt wordt door het boekhoudnet, namelijk de bedrijven waarvan de economische bedrijfsomvang voldoende groot is om beschouwd te worden als beroepsmatig en met uitsluiting van een aantal types van bedrijven. - bij de beoordeling van de resultaten dient rekening gehouden te worden met de boekhoudkundige principes die door het AMS voor de bedrijfseconomische boekhouding worden toegepast (toegerekende lonen voor eigen arbeid, toegerekende rente op geïnvesteerde kapitalen, afschrijvingen op vervangingswaarde, ). - alhoewel getracht wordt om de bedrijven via een correcte steekproeftrekking te selecteren, vertegenwoordigen de bestudeerde bedrijven vanuit statistisch standpunt niet op een volmaakte wijze het bestudeerde universum. Voor sommige (sub)sectoren zijn de kengetallen gebaseerd op een beperkt aantal waarnemingen. De cijfers dienen dan ook met de nodige omzichtigheid te worden geïnterpreteerd. 1 Voor meer informatie wordt verwezen naar: De Becker R. (red.) (2007) Het Vlaamse LandbouwmonitoringsNetwerk: Wat & Hoe?. Beleidsdomein landbouw en visserij, afdeling monitoring en studie, Brussel. 4

1. De akkerbouwsector 1.1. Structurele kenmerken Vlaanderen telt in 2005 1.732 gespecialiseerde akkerbouwbedrijven met beroepsmatig karakter of een stijging van 9,8% ten opzichte van 2001 (Tabel 1). Tabel 1: Structuur van de gespecialiseerde akkerbouwsector (productierichting 1, sge 4, geen openbare instellingen), 2001 en 2005 2001 2005 aantal bedrijven 1.578 1.732 ha akkerbouw per bedrijf 30,19 32,43 waarvan granen 46,2% 51,2% aardappelen (excl. pootgoed) 19,3% 18,5% suikerbieten 20,7% 17,5% ha cultuurgrond per bedrijf 42,09 43,45 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Ongeveer 75% van hun bewerkte oppervlakte is bestemd voor akkerbouwteelten, wat erop wijst dat veel bedrijven naast akkerbouw ook nog andere landbouwactiviteiten hebben. Dit percentage is toegenomen ten opzichte van 2001, wat duidt op een verdere specialisatie. Er treedt een voortdurende schaalvergroting op. Het areaal akkerbouwgewassen en de oppervlakte cultuurgrond per bedrijf zijn toegenomen, maar er is een grote spreiding tussen de bedrijven (Figuur 1). Figuur 1: Verdeling volgens grootteklasse, 2005 50% 40% 30% 20% 10% 0% 10 10-25 25-50 50-75 75-100 >100 ha akkerbouw aantal bedrijven ha akkerbouw Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 5

De voornaamste akkerbouwgewassen zijn granen, aardappelen en suikerbieten. Zij vertegenwoordigen samen 87% van het akkerbouwareaal. Ten opzichte van 2001 is het aandeel van de granen vergroot, ten nadele van suikerbieten en aardappelen. Wintertarwe is, met een aandeel van 69%, het belangrijkste graangewas. De oppervlakte aardappelen verdeelt zich als volgt: 87% bewaaraardappelen en 13% vroege. 1.2. Rentabiliteit De analyse van de financiële bedrijfsresultaten zijn gebaseerd op de boekhoudresultaten van 57 bedrijven, met gemiddeld 46,2 ha cultuurgrond. De gegevens van de bedrijfstak akkerbouw hebben betrekking op alle bedrijven met desbetreffende teelt. Bedrijfstak akkerbouw Wintertarwe De graanoogst was redelijk, maar lager dan de hoge rendementen van 2003 (Tabel 2). Als gevolg van de weersomstandigheden waren er ook kwaliteitsproblemen. Tabel 2: Evolutie van de opbrengstcijfers van wintertarwe, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 rendement (kg/ha) 7.976 8.083 8.768 8.391 gemiddelde prijs (euro/100kg) 11,7 10,5 13,5 10,5 opbrengst graan (euro/ha) 934 848 1.186 877 De graanprijs evenaart het niveau van 2002. De hoge prijs in oogstjaar 2003 was te wijten aan lagere graanopbrengsten in Europa als gevolg van een langdurige droogte. In 2004 was de Europese graanvoorraad opnieuw ruimer door een recordoogst met lagere prijzen als gevolg. Ook in het begin van verkoopseizoen 2005 bleef de prijsdruk nog bestaan door een ruim aanbod. De Europese graanoogst 2005 was echter laag door de droogte zodat de graanprijs 2005 opnieuw verbeterde. Dit resulteert in een geldelijke opbrengst graan van 877 euro per ha. Als gevolg van regionale verschillen in de korrelopbrengst, varieert dit kengetal naargelang de landbouwstreek. De Polders en de Leemstreek behalen betere resultaten dan het Vlaams gemiddelde. (Tabel 3) Tabel 3: Regionale opbrengstcijfers van wintertarwe, 2005 Polders Zandstreek Zandleemstreek Leemstreek rendement (kg/ha) 8.702 7.989 8.342 8.676 gemiddelde prijs (euro/100kg) 10,5 10,6 10,5 10,2 opbrengst graan (euro/ha) 912 843 874 889 6

De variabele kosten voor wintertarwe bedragen in 2005 611 euro per ha. Hiervan nemen bestrijdingsmiddelen het grootste aandeel voor hun rekening (Figuur 2). De kosten voor meststoffen, bestrijdingsmiddelen en energie zijn gestegen ten opzichte van 2003. Figuur 2: Verdeling van de variabele kosten per ha wintertarwe, 2005 energie 11% overige 1% zaai- en pootgoed 13% werk door derden 26% meststoffen 17% bestrijdingsmiddelen 32% Bewaaraardappelen De oogst 2005 werd gekenmerkt door matige rendementen (Tabel 4). Plaatselijk waren er problemen met doorwas, met als gevolg een laag onderwatergewicht, fijne sortering en vrij hoge percentages drijvers. Verder was ook het Vlaamse areaal gedaald ten opzichte van 2004, zodat de totale aardappelproductie lager was. Uit Europese cijfers blijkt dat de productievermindering zich niet alleen in Vlaanderen voordeed, maar in de gehele EU. Deze lagere producties hadden een positief effect op de prijsvorming en op de geldelijke opbrengst per ha. Zij bereikten echter niet het hoge niveau van 2003. Tabel 4: Evolutie van de opbrengstcijfers van bewaaraardappelen, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 rendement (kg/ha) 37.469 46.664 42.054 40.865 gemiddelde prijs (euro/100kg) 9,1 5,9 11,3 10,9 opbrengst (euro/ha) 3.426 2.733 4.754 4.459 De opbrengstcijfers variëren naargelang de streek. De Zandleemstreek noteert in 2005 de beste resultaten qua geldelijke opbrengst. Er is ook een regionaal prijsverschil (Tabel 5). De aardappelprijs aan teler is o.a. afhankelijk van het aandeel aardappelen onder contract, het aandeel thuisverkoop en de aardappelvariëteit. 7

Tabel 5: Regionale opbrengstcijfers van bewaaraardappelen, 2005 Polders Zandstreek Zandleemstreek Leemstreek rendement (kg/ha) 40.003 37.263 41.724 40.300 gemiddelde prijs (euro/100kg) 10,6 11,9 10,9 10,2 opbrengst (euro/ha) 4.241 4.455 4.530 4.122 Wat de kosten betreft, geeft Figuur 3 een verdeling van de variabele kosten per ha (1.568 in 2005). Net zoals bij de graangewassen is het aandeel van de kosten van bestrijdingsmiddelen het grootst. Ten opzichte van 2003 zijn de voornaamste evoluties: een daling van de kosten voor pootgoed en een stijging van de kosten voor bestrijdingsmiddelen en meststoffen. Figuur 3: Verdeling van de variabele kosten per ha bewaaraardappelen, 2005 energie 6% overige 3% w erk door derden 18% zaai- en pootgoed 25% bestrijdingsmiddelen 36% meststoffen 12% Suikerbieten De suikerbietenteelt 2005 kenmerkt zich door een matige productie en lage prijzen, zodat de geldelijke opbrengst de laagste is van de beschouwde periode (Tabel 6). Tabel 6: Evolutie van de opbrengstcijfers van suikerbieten, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 rendement (kg/ha) 57.890 65.365 69.608 64.797 gemiddelde prijs (euro/100kg) 4,7 4,3 4,3 4,0 opbrengst (euro/ha) 2.728 2.825 2.992 2.599 8

De suikerprijs wordt o.a. beïnvloed door de hoeveelheid quotumsuiker (A+B) ten opzichte van de hoeveelheid suiker buiten quotum. Tot 2005/06 bleven de prijzen voor de bieten geleverd binnen quotum redelijk stabiel. Deze prijzen zullen echter met de MTR vanaf 2006/07 gevoelig dalen. De prijs van de C-bieten (verkocht op de wereldmarkt) vertonen een fluctuerend verloop. In de campagne 2005/06 was de wereldmarktprijs zeer gunstig. De markt reageerde op de voorgestelde productiedaling in het kader van de hervormingen van het Europees suikerbeleid, en de te verwachten stijgende vraag naar bio-ethanol in Brazilië, die het aanbod op de wereldmarkt deed dalen. De prijzen voor C-suiker blijven echter onder deze van de prijzen binnen quotum. Het Europees suikerregime liet ook toe om de gesubsidieerde uitvoerhoeveelheden onder controle te houden door eventueel de quota te beperken via een systeem van declassering van quotumsuiker naar C-suiker voor een bepaalde campagne. Voor het verkoopseizoen 2005/06 was er een belangrijke declassering (-11,39%). Dit houdt in dat het aandeel C-bieten gevoelig gestegen is. De uiteindelijk betaalde prijs aan producent wordt naast de hoeveelheid A+B en C eveneens beïnvloed door het suikergehalte. Voor 2005 bedraagt de suikeropbrengst 16,9 %. Er zijn duidelijk regionale verschillen in de opbrengstcijfers, vooral qua fysieke productie (Tabel 7). De Polders, op de voet gevolgd door de Leemstreek, noteren de hoogste geldelijke opbrengst per ha. Tabel 7: Regionale opbrengstcijfers van suikerbieten, 2005 Polders Zandstreek Zandleemstreek Leemstreek rendement (kg/ha) 66.715 63.049 63.530 66.658 suikergehalte (%) 16,9 17,0 16,7 17,2 gemiddelde prijs (euro/100kg) 4,1 3,9 4,0 4,0 opbrengst (euro/ha) 2.715 2.440 2.547 2.698 De toegerekende kosten belopen in 2005 1.096 euro per ha, waarvan het werk door derden de belangrijkste kostenfactor is. Vooral de kosten voor zaaigoed zijn toegenomen ten opzichte van 2003. (Figuur 4) 9

Figuur 4: Verdeling van de variabele kosten per ha suikerbieten, 2005 energie 6% overige 4% zaai- en pootgoed 20% w erk door derden 34% meststoffen 13% bestrijdingsmiddelen 23% Bedrijfsresultaten Opbrengsten In Figuur 5 wordt de structuur van de opbrengsten weergegeven. Hieruit blijkt dat veel gespecialiseerde akkerbouwbedrijven naast de akkerbouwteelten ook nog andere activiteiten uitoefenen. De opbrengsten uit marktbare gewassen maken ongeveer 54% uit van de totale opbrengsten. De MTR-compensatiebedragen zijn echter in de post overige opbrengsten geklasseerd. Figuur 5: Structuur van de opbrengsten per ha voor de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, 2005 overige opbrengsten 11% pluimvee 27% marktbare gew assen 54% varkens 3% rundvee en voedergew assen 5% 10

De totale opbrengsten uit marktbare gewassen zijn lager gesitueerd dan in de periode 2001-2003. De toename van de opbrengsten uit andere activiteiten heeft dit gecompenseerd zodat de totale opbrengsten deze van 2003 evenaren. Kosten Ook langs kostenzijde is het duidelijk dat veel akkerbouwbedrijven een gemengd karakter hebben (Figuur 6). De kosten voor de berekende lonen, de veevoeders en de kosten voor grond- en gebouwenkapitaal zijn de drie voornaamste kostenrubrieken en nemen samen 59% van de kosten voor hun rekening. De kosten per ha overstijgen deze van 2001-2003, wat ook hier vooral toe te schrijven is aan de nevenactiviteiten. Enkele belangrijke evoluties met betrekking tot de marktbare gewassen zijn: een daling van de kosten van zaai- en pootgoed en meststoffen en een stijging bij de bestrijdingsmiddelen Figuur 6: Structuur van de kosten per ha voor de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, 2005 w erk door derden 5% overige kosten 8% zaad en pootgoed 5% betaalde lonen 1% veevoeders 20% berekende lonen 25% meststof f en 3% bestrijdingsmiddelen 6% grond- en gebouw enkapitaal 14% werktuigkosten 10% energie 3% Inkomen De totale opbrengsten zijn niet toereikend om de totale kosten te dekken, zodat het netto bedrijfsresultaat negatief is en de opbrengsten-kostenverhouding kleiner dan 1.000. Ook het familiaal arbeidsinkomen (netto bedrijfsresultaat vermeerderd met toegerekende lonen voor familiale arbeid) per ha is relatief laag. Uitgedrukt per familiaal arbeidseenheid, betekent dit 24.142 euro of 68% van het vergelijkbaar inkomen. Gemiddeld werken er 1,42 familiale arbeidskrachten op de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven. De vergoeding die een bedrijf bekomt voor zijn eigen arbeidskrachten en zijn kapitaal is het bedrijfsinkomen. Dit kengetal bedraagt in 2005 888 euro per ha of 28.811 euro per familiale arbeidskracht. 11

Tabel 8: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde akkerbouwbedrijven, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 Oppervlakte cultuurgrond (ha) 40,6 39,1 41,4 46,2 Aantal VAK 1,46 1,55 1,50 1,49 Rentabiliteit Opbrengsten/ha cultuurgrond marktbare gewassen 2.073 2.039 2.237 1.912 rundvee en voedergewassen 128 149 197 170 varkens 130 116 104 121 pluimvee 506 367 611 945 overige opbrengsten 313 329 366 372 Totale opbrengsten 3.150 3.001 3.515 3.520 Kosten/ha cultuurgrond zaad en pootgoed 186 219 211 188 veevoeders 475 423 560 742 meststoffen 154 134 141 110 bestrijdingsmiddelen 196 204 202 213 energie 117 werktuigkosten 358 grond- en gebouwenkapitaal 408 427 435 516 berekende lonen 998 1.193 1.100 985 betaalde lonen 78 74 82 42 werk door derden 222 208 200 185 overige kosten 302 Totale kosten 3.267 3.495 3.567 3.758 Netto bedrijfsresultaat/ha cultuurgrond -117-494 -53-238 Opbrengst per 1.000 euro kosten 964 859 985 937 Familiaal arbeidsinkomen/ha cultuurgrond 881 699 1.048 748 12

2. De melkveesector 2.1. Structurele kenmerken In Vlaanderen zijn er in 2005 4.416 gespecialiseerde melkveebedrijven, waarvan 73,5% sterk gespecialiseerd en 26,5% matig gespecialiseerd (Tabel 9). Tabel 9 : Structuur van de gespecialiseerde melkveesector (productierichting 411, 412 of 41, sge 4, geen openbare instellingen), 2001 en 2005 sterk gespecialiseerd matig gespecialiseerd gespecialiseerd (PR 411) (PR412) (PR41) aantal bedrijven 2001 3.021 1.643 4.664 2005 3.244 1.172 4.416 aantal melkkoeien per bedrijf ha cultuurgrond/bedrijf 2001 51 38 46 2005 49 35 46 2001 31,0 31,3 31,1 2005 33,2 34,1 33,4 ha grasland en voedergewassen/bedrijf 2001 28,4 24,9 27,2 2005 29,1 26,1 28,3 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Ten opzichte van 2001 is het totaal aantal gespecialiseerde melkveehouders gedaald (-5,3%), maar er is een duidelijke verschuiving van matig naar sterk gespecialiseerd. Zowel op de sterk als de matig gespecialiseerde ondernemingen vermindert het aantal melkkoeien. De melkquotaregeling en de toename van de melkgift per koe hebben bijgedragen tot deze evolutie. Op bedrijfsniveau bestaan er grote verschillen: 22% van de melkkoeien wordt gehouden op bedrijven met meer dan 75 melkkoeien, terwijl 21% van de bedrijven minder dan 25 melkkoeien heeft (Figuur 7). De bedrijven bewerken gemiddeld 33,4 ha per bedrijf en deze oppervlakte vergroot. Het grootste aandeel van de cultuurgrond (gemiddeld 85%) is bestemd voor grasland en voedergewassen. 13

Figuur 7: Verdeling van de gespecialiseerde melkveebedrijven volgens aantal melkkoeien, 2005 50% 40% 30% 20% 10% 0% 25 25--50 50-75 75-100 >100 aantal melkkoeien aantal bedrijven aantal melkkoeien Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 2.2. Rentabiliteit Voor de analyse van de financiële bedrijfsresultaten worden enkel de sterk gespecialiseerde bedrijven (productierichting 411) in beschouwing genomen om de invloed van andere bedrijfstakken zoveel mogelijk uit te schakelen. Het betreft de resultaten van 102 bedrijven, met een melkproductie van 318.872 liter melk, 76 GVER en 35,3 hectare cultuurgrond. Bedrijfstak rundvee en voedergewassen De gemiddelde melkgift per koe evenals de melkproductie per bedrijf zijn toegenomen. Meer dan 90% van de geproduceerde melk is bestemd voor de zuivelfabriek. (Tabel 10) De financiële opbrengst per ha van de bedrijfstak rundvee en voedergewassen is hoger dan in 2003, maar lager dan 2001 en 2002. Zij bestaat voor 82% uit de opbrengsten uit melkproducten. Dit laatste kengetal is teruggelopen als gevolg van een melkprijsdaling. In 2005 werd de prijsondersteuning in het kader van de MTR immers verder afgebouwd en vervangen door een melkpremie. Deze premie is niet opgenomen in de opbrengsten rundvee en voedergewassen. Houdt men echter rekening met de melkpremie (2,44 euro per 100 liter in 2005), stijgt de melkprijs uit boven het niveau van 2002 en 2003. De hoge prijzen in 2001 waren o.a. toe te schrijven aan de goede prijzen voor kaas. Door de BSE-perikelen in 2001 waren veel Europese consumenten meer kaas en minder vleeswaren gaan verbruiken, wat de kaasprijs en indirect ook de melkprijzen positief beïnvloedde. 14

Tabel 10: Evolutie van de opbrengstcijfers melk, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 melkgift per koe (liter/koe) 6.091 6.056 6.496 6.612 vetgehalte (g/liter) 43,7 43,3 43,8 43,4 melkproductie (liter/bedrijf) 308.895 297.327 293.715 318.872 waarvan: - bestemd voor de melkerij (%) 94,2 93,8 94,5 94,3 - gevoederd aan vee (%) 3,1 3,6 2,8 2,9 prijs per liter aan melkerij (euro/100 liter) 33,91 30,83 30,74 29,02 opbrengst rundvee en voedergewassen (euro/ha) 3.496 3.327 3.138 3.209 waarvan: - opbrengst melkproducten 3.144 2.869 2.743 2.631 - overige opbrengst rundvee en voedergewassen 352 458 395 578 De overige opbrengsten rundvee en voedergewassen vertoonden een positieve evolutie als gevolg van een prijsverbetering bij de runderen (Figuur 8). Deze prijsstijging was het gevolg van een beperkt Europees aanbod. Ook de prijs van nuchtere kalveren zat in de lift. Figuur 8: Evolutie van de prijs van koeien (euro per 100kg) en nuchtere kalveren (euro per stuk), 2001-2005 200 160 120 80 40 0 2001 2002 2003 2004 2005 Bron: BIRB, BVK en marktberichten goed gevormd 55% verwerking nuchtere kalveren Langs kostenzijde bereikten de variabele kosten 568 euro per GVER. De bijkomende voederkosten maken hiervan reeds 41% uit (Figuur 9). 15

Figuur 9: Verdeling van de variabele kosten per GVER, 2005 overige 12% zaad- en pootgoed 5% meststoffen 7% w erk door derden 15% bestrijdingsmiddelen 3% energie 9% diergeneeskundige zorgen 8% bijkomende voederkosten 41% Bedrijfsresultaten Opbrengsten In Figuur 10 wordt de structuur van de opbrengsten weergegeven. De opbrengsten uit rundvee en voedergewassen nemen 82% voor hun rekening. Figuur 10: Structuur van de opbrengsten per ha voor de gespecialiseerde melkveebedrijven, 2005 overige opbrengsten 11% marktbare gew assen 5% varkens 2% rundvee en voedergew assen 82% 16

De totale opbrengsten per ha zijn net iets onder de goede resultaten van 2001 gesitueerd, alhoewel de opbrengsten rundvee en voedergewassen lager zijn. Er dient echter opgemerkt te worden dat de melkpremie en de overige premies in het kader van de MTR niet opgenomen worden in de rubriek rundvee en voedergewassen, maar in de overige opbrengsten. Dit verklaart de sterke stijging bij de rubriek overige opbrengsten. Kosten De kosten voor de berekende lonen, grond- en gebouwenkapitaal en de veevoeders zijn de drie voornaamste kostenrubrieken en nemen samen 67% van de kosten voor hun rekening (Figuur 11). Enkele belangrijke kostenevoluties ten opzichte van de periode 2001-2003 zijn: daling voor veevoeders en meststoffen en een toename voor bestrijdingsmiddelen en werk door derden. Figuur 11: Structuur van de kosten per ha voor de gespecialiseerde melkveebedrijven, 2005 w erk door derden 5% overige kosten 8% zaad en pootgoed 2% veevoeders 12% meststoff en 2% bestrijdingsmiddelen 1% diergeneeskundige zorgen 2% energie 3% berekende lonen 36% werktuigkosten 10% grond- en gebouw enkapitaal 19% Inkomen Het inkomen in de gespecialiseerde melkveebedrijven is in 2005 gunstig geëvolueerd. De totale opbrengsten blijven echter ontoereikend om de totale kosten (inclusief de vergoeding voor eigen arbeid) te dekken, zodat het netto bedrijfsresultaat negatief is en de opbrengsten per 1.000 euro kosten kleiner dan 1.000. Het familiaal arbeidsinkomen, uitgedrukt per familiale arbeidseenheid, bereikt 24.551 euro of 70% van het vergelijkbaar inkomen. Gemiddeld werken er 1,5 familiale arbeidskrachten op de gespecialiseerde melkveebedrijven. De vergoeding die een bedrijf bekomt voor zijn eigen arbeidskrachten en zijn kapitaal (het bedrijfsinkomen) bedraagt in 2005 1.267 euro per ha of 29.776 euro per familiale arbeidskracht. 17

Tabel 11: Bedrijfsresultaten van de sterk gespecialiseerde melkveebedrijven, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 Oppervlakte cultuurgrond (ha) 33,3 32,0 32,5 35,3 Aantal ha grasland en voedergewassen 30,3 28,8 28,9 30,5 Aantal melkkoeien 50,7 49,1 45,2 48,2 Aantal VAK 1,47 1,4 1,45 1,51 Rentabiliteit Opbrengsten/ha cultuurgrond marktbare gewassen 152 107 241 207 rundvee en voedergewassen 3.496 3.327 3.138 3.209 varkens 35 52 77 85 pluimvee 11 12 119 9 overige opbrengsten 237 199 213 409 Totale opbrengsten 3.932 3.696 3.787 3.920 Kosten/ha cultuurgrond zaad en pootgoed 78 75 90 84 veevoeders 603 603 679 523 meststoffen 127 124 117 100 bestrijdingsmiddelen 45 45 59 61 diergeneeskundige zorgen 105 energie 126 werktuigkosten 432 grond- en gebouwenkapitaal 926 906 908 869 berekende lonen 1.569 1.647 1.725 1.609 betaalde lonen 8 1 4 2 werk door derden 192 199 203 222 overige kosten 351 Totale kosten 4.463 4.508 4.747 4.484 Netto bedrijfsresultaat/ha cultuurgrond -532-811 -959-564 Opbrengst per 1.000 euro kosten 881 820 798 874 Familiaal arbeidsinkomen/ha cultuurgrond 1.037 836 766 1.047 18

3. De rundvleessector 3.1. Structurele kenmerken De gespecialiseerde vleesveesector met beroepsmatig karakter (exclusief bedrijven met mestkalveren) telt in 2005 1.333 bedrijven, of een daling van 7,4% (Tabel 12). Tabel 12: Structuur van de gespecialiseerde vleesveebedrijven (productierichting 42, sge 4, geen openbare instellingen), 2001 en 2005 2001 2005 aantal bedrijven 1.439 1.333 aantal runderen per bedrijf 125 123 ha cultuurgrond/bedrijf 26,2 27,7 ha grasland en voedergewassen per bedrijf 23,3 23,8 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie De bedrijfsoppervlakte is gestegen, terwijl het aantal runderen op deze bedrijven licht daalde. De grootte van het bedrijf varieert echter sterk van bedrijf tot bedrijf (Figuur 12). Er wordt ongeveer één derde van de runderen gehouden op bedrijven met meer dan 200 stuks. Het betreft 13% van de ondernemingen. Figuur 12: Verdeling volgens grootteklasse, 2005 50% 40% 30% 20% 10% 0% < 50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-500 >500 aantal runderen aantal bedrijven aantal runderen Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 19

3.2. Rentabiliteit De analyse van de financiële bedrijfstoestand is gebaseerd op de resultaten van 21 gespecialiseerde grondgebonden vleesveebedrijven (PR 42), met gemiddeld 102 GVER en 43,9 hectare cultuurgrond. Bedrijfstak rundvee en voedergewassen De financiële opbrengsten per ha uit rundvee en voedergewassen benaderen deze van 2002, maar zijn hoger dan 2001, het jaar dat de sector getroffen werd door de BSE-crisis (Tabel 13). Tabel 13: Evolutie van de opbrengstcijfers vlees, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 opbrengst rundvee en voedergewassen (euro/ha) 1.586 1.669 1.813 1.648 De prijzen van de vleesstieren bereikten het niveau van 2002, terwijl de prijzen van de koeien het hogere prijsniveau van 2003 evenaarden (Figuur 13). Figuur 13: Evolutie van de verkoopprijzen van de levende dieren in euro per 100 kg, 2001-2005 320 240 160 80 0 2001 2002 2003 2004 2005 stieren dikbil stieren goed gevormd koeien dikbil koeien goedgevormd Bron: BIRB Langs kostenzijde bedroegen de variabele kosten 423 euro per GVER. De bijkomende voederkosten maken hiervan reeds 48% uit (Figuur 14). De diergeneeskundige zorgen nemen eveneens een belangrijk aandeel in, wat o.a. te wijten is aan het feit dat bij de dikbilkoeien de keizersnede sterk ingeburgerd is. 20

Figuur 14: Structuur van de variabele kosten per GVER, 2005 w erk door derden 12% overige 4% zaad en pootgoed 3% meststoffen 6% energie 8% bestrijdingsmiddelen 3% diergeneesk. zorgen 16% veevoeder 48% Bedrijfsresultaten Opbrengsten De totale opbrengsten per ha zijn het laagst in de beschouwde periode. In Figuur 15 wordt de structuur van de opbrengsten weergegeven. De opbrengsten uit rundvee en voedergewassen nemen 63% voor hun rekening. Er dient wel opgemerkt te worden dat de premies (zoogkoeienpremies, ) in de overige opbrengsten opgenomen zijn. De bedrijven hebben vaak een gemengd karakter. In de steekproef zijn dit vooral bedrijven met marktbare gewassen. Figuur 15: Structuur van de opbrengsten per ha voor de gespecialiseerde rundvleesveebedrijven, 2005 overige opbrengsten 24% marktbare gewassen 12% varkens 1% rundvee en voedergewassen 63% 21

Kosten De totale kosten per ha zijn eveneens het laagst in de beschouwde periode. Enkele belangrijke evoluties ten opzichte van het gemiddelde 2001-2003 zijn: een daling voor de meststoffen en veevoeders en een stijging voor bestrijdingsmiddelen en werk door derden. De berekende lonen, de veevoeders en de kosten ivm het grond- en gebouwenkapitaal zijn de drie voornaamste kostenrubrieken en nemen samen 62% van de kosten voor hun rekening (Figuur 16). Figuur 16: Structuur van de kosten per ha voor de gespecialiseerde rundvleesbedrijven, 2005 w erk door derden 5% berekende lonen 34% overige kosten 9% zaad en pootgoed 2% veevoeders 14% meststoffen 3% bestrijdingsmiddelen 2% diergeneeskundige zorgen energie 5% 3% werktuigkosten 9% grond- en gebouw enkapitaal 14% Inkomen De totale opbrengsten zijn onvoldoende om de totale kosten (inclusief de vergoeding voor eigen arbeid) te dekken, zodat het netto bedrijfsresultaat negatief is en de opbrengsten per 1.000 euro kosten kleiner dan 1.000. Het familiaal arbeidsinkomen ligt zeer laag. Uitgedrukt per familiale arbeidseenheid, bereikt dit kengetal 13.737 euro of 40% van het vergelijkbaar inkomen. Gemiddeld werken er 1,4 familiale arbeidskrachten op de gespecialiseerde vleesveebedrijven. De vergoeding die een bedrijf bekomt voor zijn eigen arbeidskrachten en zijn kapitaal (het bedrijfsinkomen) bedraagt in 2005 661 euro per ha of 20.527 euro per familiale arbeidskracht. 22

Tabel 14: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde rundvleesbedrijven, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 Oppervlakte cultuurgrond 37,5 38,4 34,1 43,9 Aantal ha grasland en voedergewassen 31,6 31,8 29,0 34,0 Aantal VAK 1,45 1,37 1,35 1,41 Rentabiliteit Opbrengsten/ha cultuurgrond marktbare gewassen 397 381 376 312 rundvee en voedergewassen 1.586 1.669 1.813 1.648 varkens 51 4 15 14 pluimvee 244 210 0 0 overige opbrengsten 757 724 671 620 Totale opbrengsten 3.034 2.987 2.874 2.596 Kosten/ha cultuurgrond zaad en pootgoed 69 79 74 73 veevoeders 688 644 404 467 meststoffen 105 104 106 84 bestrijdingsmiddelen 57 65 54 63 diergeneeskundige zorgen 153 energie 86 werktuigkosten 295 grond- en gebouwenkapitaal 540 552 512 456 berekende lonen 1.279 1.276 1.436 1.159 betaalde lonen 15 4 0 0 werk door derden 137 145 172 180 overige kosten 297 Totale kosten 3.769 3.783 3.589 3.313 Netto bedrijfsresultaat/ha cultuurgrond -735-797 -715-717 Opbrengst per 1.000 euro kosten 805 789 801 783 Familiaal arbeidsinkomen/ha cultuurgrond 544 479 721 442 23

4. De varkenssector 4.1. Structurele kenmerken De gespecialiseerde varkenssector telt in 2005 2.451 bedrijven. In Tabel 15 worden enkele structurele kenmerken weergegeven. Er werd een opdeling gemaakt naar specialisatie: fokkerij (zeugen aanwezig maar geen mestvarkens), mesterij (vleesvarkens aanwezig maar geen zeugen) en andere. De gecombineerde bedrijven vormen de grootste groep. Het totaal aantal bedrijven is gedaald met 17% en deze daling is voelbaar bij alle specialisaties. De afname werd mede beleidsmatig gestimuleerd door het milieubeleid (opkoopregeling, ). Tabel 15: Structuur van de gespecialiseerde varkenssector (productierichting 501, sge 4), 2001 en 2005 aantal bedrijven aantal varkens per bedrijf aantal zeugen per bedrijf ha cultuurgrond/bedrijf fokkerij mesterij andere 2001 145 829 1.985 2005 115 758 1.578 2001 895 1.165 1.490 2005 1.211 1.220 1.628 2001 249 0 172 2005 320 0 181 2001 7,32 6,41 13,24 2005 8,05 6,90 14,90 Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Het gemiddeld aantal varkens op deze bedrijven neemt toe. Er is echter een groot verschil naargelang de specialisatie en tussen de bedrijven onderling (Figuur 17). Figuur 17: Verdeling volgens grootteklasse, 2005 1. Alle bedrijven 30% 20% 10% 0% <500 500-1000 1000-1500 1500-2000 2000-2500 >2500 aantal varkens aantal bedrijven aantal varkens 24

2. Bedrijven met zeugen 60% 40% 20% 0% <100 100-200 200-300 300-400 400-500 >500 aantal zeugen aantal bedrijven aantal zeugen Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 4.2. Rentabiliteit De financiële bedrijfsresultaten hebben betrekking op 56 gespecialiseerde bedrijven (productierichting 501) met gemiddeld 1.234 omgerekende varkens en met 15,9 hectare cultuurgrond. Er dient opgemerkt te worden dat in het boekhoudnet relatief weinig bedrijven zijn die op contract werken, wat een invloed heeft op de bedrijfsresultaten. Voor de berekening van de gegevens per bedrijfstak, worden de bedrijven geselecteerd met meer dan 75 fokzeugen voor de vermeerdering en meer dan 300 mestvarkens voor de vetmesting. De meeste bedrijven in de steekproef zijn gecombineerde bedrijven, zodat deze ondernemingen in beide bedrijfstakken in aanmerking worden genomen. Bedrijfstak vermeerdering De gespecialiseerde zeugenhouderij scoort technisch steeds beter: het aantal worpen per zeug en het aantal grootgebrachte biggen stijgen en het sterftepercentage daalt (Tabel 16). Tabel 16: Evolutie van de opbrengstcijfers zeugenhouderij, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 gemiddeld aantal aanwezige zeugen 149 145 142 145 aantal worpen per zeug per jaar 2,11 2,13 2,16 2,16 aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar 18,0 18,5 19,1 19,9 sterftepercentage biggen 15,5 13,8 13,8 13,2 opbrengsten zeugenhouderij (euro/gem. aanwezige zeug) 842 611 545 697 opbrengsten per 1.000 euro voederkosten (euro) 2.282 1.697 1.527 1.879 25

De geldelijke opbrengst per zeug bereikte in 2005 een waarde boven het gemiddelde 2001-2003, maar onder het hoge niveau van 2001. De prijsevolutie vertoonde een gelijkaardige ontwikkeling (Figuur 18). De hoge prijzen in 2001 waren het gevolg van de BSE-crisis in de rundveesector. Bij de biggenprijzen werd de opgaande trend van 2004 verder gezet, terwijl de zeugenprijzen stabiliseerden. Figuur 18: Evolutie van de prijs van biggen en zeugen (euro/100kg), 2001-2005 250 200 150 100 50 0 2001 2002 2003 2004 2005 biggen zeugen Bron: BIRB Langs kostenzijde bereikten de variabele kosten per zeug 531 euro. De voederkosten nemen hiervan 69% voor hun rekening (Figuur 19). De totale voederkosten benaderden het niveau van 2001. Figuur 19: Verdeling van de variabele kosten per zeug, 2005 w erk door derden 2% overige variabele 7% energie 10% diergeneeskundige zorgen 12% veevoeder 69% Bovenstaande ontwikkelingen resulteren in 2005 in een opbrengst per 1.000 euro voederkosten vergelijkbaar met het gemiddelde 2001-2003, maar beduidend lager dan de gunstige resultaten van 2001. 26

Bedrijfstak vetmesting Gemiddeld worden er meer vleesvarkens gehouden per bedrijf. De financiële opbrengsten per gemiddeld aanwezig vleesvarken liggen iets hoger dan in 2001 (Tabel 17). Tabel 17: Evolutie van de opbrengstcijfers vleesvarkenshouderij, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 aantal vleesvarkens 858 850 858 862 opbrengsten vleesvarkenshouderij (euro/gem. aanwezig vleesvarken) 214 188 185 218 opbrengsten per 1.000 euro voederkosten (euro) 1.740 1.541 1.529 2.009 De financiële opbrengst wordt o.a. beïnvloed door de verkoopprijs van de varkens, die in Figuur 20 wordt weergegeven. In 2001 waren de prijzen gunstig. Door de BSE-affaire nam de consumptie van rundvlees af in een aantal lidstaten en dit deels ten voordele van de varkensvleesconsumptie, wat de prijs positief beïnvloedde. Daarna deed zich de omgekeerde beweging voor tot 2003. In 2004 herstelde de prijs opnieuw door een goede Europese export. In 2005 stabiliseerde de prijs door een toegenomen concurrentie op de internationale markt. Figuur 20: Evolutie van de prijs van vleesvarkens (euro/100kg), 2001-2005 160 120 80 40 0 2001 2002 2003 2004 2005 Bron: BIRB Verder hebben de inventarisverandering en de overgangen een impact op de financiële opbrengsten (zie definitie omzet en aanwas). In 2005 was er een positieve inventarisverandering en lag de biggenprijs lager dan in 2001, zodat het uiteindelijk financieel resultaat hoger gesitueerd is dan in 2001. Langs kostenzijde bedragen de variabele kosten 120 euro per gemiddeld aanwezig vleesvarken. Er dient wel opgemerkt te worden dat de aankoop en overgang van biggen verwerkt wordt in de omzet en 27

aanwas. De totale voederkosten nemen 90% in en zijn in de beschouwde periode gevoelig gedaald. (Figuur 21) Figuur 21: Verdeling van de variabele kosten per vleesvarken, 2005 energie 2% diergeneesk. zorgen 4% werk door derden 1% overige variabele 3% veevoeder 90% Bovenstaande ontwikkelingen resulteren voor 2005 in een sterke stijging van de opbrengst per 1.000 euro voederkosten. Bedrijfsresultaten Opbrengsten Uit de structuur van de bedrijfsopbrengsten van de gespecialiseerde bedrijven blijkt dat 88% afkomstig is van de varkens, wat wijst op een zeer sterke specialisatie (Figuur 22). De totale opbrengsten per omgerekend varken zijn toegenomen en benaderen het niveau van 2001. Figuur 22: Structuur van de opbrengsten per omgerekend varken voor de gespecialiseerde varkensbedrijven, 2005 overige opbrengsten 1% pluimvee 5% marktbare gewassen 5% rundvee en voedergewassen 1% varkens 88% 28

Kosten De totale kosten per omgerekend varken zijn vergelijkbaar met 2001. De veevoeders, de berekende lonen en de kosten ivm het grond- en gebouwenkapitaal zijn de drie voornaamste kostenrubrieken en nemen samen 79% van de kosten voor hun rekening. (Figuur 23) Figuur 23: Structuur van de kosten per omgerekend varken voor de gespecialiseerde varkensbedrijven, 2005 overige 8% berekende lonen 17% w erk door derden 2% veevoeders 51% grond- en gebouw enkapitaal 11% werktuigkosten 3% diergeneesk. energie zorgen 4% 4% Inkomen Het inkomen in de gespecialiseerde varkensbedrijven is vergelijkbaar met 2001 en ligt hoger dan het gemiddelde van 2001-2003. De totale opbrengsten overschrijden de totale kosten (inclusief de vergoeding voor eigen arbeid), zodat het netto bedrijfsresultaat positief is en de opbrengsten per 1.000 euro kosten groter dan 1.000. Het familiaal arbeidsinkomen per omgerekend varken resulteert net onder het niveau van 2001. Het bedrijfsinkomen bedraagt in 2005 68,8 euro per omgerekend varken. 29

Tabel 18: Bedrijfsresultaten van de gespecialiseerde varkensbedrijven, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 Oppervlakte cultuurgrond (ha) 13,63 14,72 13,7 15,86 Aantal omgerekende varkens (gemiddeld aantal aanwezige per jaar) 1.081 1.088 1.104 1.234 Aantal VAK 1,42 1,42 1,36 1,51 Rentabiliteit per omgerekend varken Opbrengsten marktbare gewassen 13,6 13,9 15,0 14,0 rundvee en voedergewassen 5,2 5,3 4,4 3,3 varkens 253,3 204,2 189,5 248,8 pluimvee 6,4 6,9 7,0 13,0 overige opbrengsten 3,6 3,6 3,7 4,1 Totale opbrengsten 282,1 234,0 219,6 283,2 Kosten zaad en pootgoed 1,7 2,1 1,9 1,7 veevoeders 136,5 131,7 130,3 135,9 meststoffen 0,8 1,0 0,8 0,9 bestrijdingsmiddelen 1,4 1,7 1,6 1,8 diergeneeskundige zorgen 11,1 energie 9,6 werktuigkosten 7,2 grond- en gebouwenkapitaal 30,1 29,2 28,7 28,4 berekende lonen 45,5 46,8 44,2 43,7 betaalde lonen 0,2 0,2 0,6 0,2 werk door derden 9,2 8,8 8,2 6,1 overige kosten 17,5 Totale kosten 262,2 258,0 250,2 264,0 Netto bedrijfsresultaat per omgerekend varken 19,9-24,1-30,7 19,2 Opbrengst per 1.000 euro kosten 1.076 907 877 1.073 Familiaal arbeidsinkomen per omgerekend varken 65,3 22,8 13,5 62,9 30

5. De groente- en aardbeiensector 5.1. Structurele kenmerken In Vlaanderen zijn er in 2005 2.214 gespecialiseerde groente- en aardbeibedrijven met beroepsmatig karakter of een daling met 4,7% ten opzichte van 2001. De daling is merkbaar bij alle specialisaties, behalve voor de bedrijven met overwegend groenten in open lucht (Tabel 19). Tabel 19: Structuur van de gespecialiseerde groentebedrijven gespecialiseerde glasgroentebedrijven bedrijven met overwegend groenten in open lucht champignonbedrijven aardbeibedrijven gespecialiseerde groentebedrijven aantal bedrijven 2001 974 541 91 415 2.322 2005 851 620 74 388 2.214 2001 0,99 5,55 0,18 1,99 2,68 ha groenten per bedrijf (1) 2005 1,12 6,64 0,21 2,23 3,28 2001 2,08 13,38 0,92 6,03 5,69 ha cultuurgrond per bedrijf (2) 2005 2,26 15,21 0,44 6,71 7,01 (1) de oppervlakte die in aanmerking wordt genomen is afhankelijk van de specialisatie: oppervlakte aardbeien, groenten in open lucht, glasgroenten en champignons voor respectievelijk de gespecialiseerde aardbeibedrijven, bedrijven met overwegend groenten in open lucht, glasgroentebedrijven en champignonbedrijven (2) exclusief de oppervlakte witloofforcerie en champignons Bron: eigen berekeningen, FOD Economie Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie De gespecialiseerde glasgroentebedrijven vormen de grootste groep. De gemiddelde oppervlakte glasgroenten bedraagt 1,12 ha, waarvan tomaten, kropsla en paprika de grootste oppervlakte (samen 80%) voor hun rekening nemen. Bij de bedrijven met overwegend groenten in open lucht 2 vormen witloof, prei en bloemkool de voornaamste groenten met samen ruim 67% van de totale oppervlakte groenten in open lucht. Vollegrondsgroenten worden op deze bedrijven vaak gecombineerd met andere land- en tuinbouwteelten, zodat het aandeel van groenten in open lucht slechts 44% bedraagt van de totale oppervlakte cultuurgrond op de bedrijven. Op de aardbeibedrijven vindt men zowel aardbeien onder glas, onder plastiekkappen als in open grond. Ongeveer 21% van de oppervlakte aardbeien is onder glas en hoge plastiekkappen. Naast aardbeien worden op de aardbeibedrijven nog andere land- en tuinbouwgewassen geteeld. De oppervlakte aardbeien bedraagt slechts 33% van de oppervlakte cultuurgrond. De gemiddelde oppervlakte per bedrijf is gevoelig gestegen bij alle specialisaties. Er is echter een grote spreiding tussen de bedrijven onderling (Figuur 24). 2 De extensieve groenteteelt wordt niet als tuinbouwteelt maar als akkerbouwteelt beschouwd en maakt dus geen deel uit van de oppervlakte groenten in open lucht. 31

Figuur 24: Verdeling volgens grootteklasse, 2005 1. gespecialiseerde glasgroentebedrijven 50% 40% 30% 20% 10% 0% < 50 50-100 100-150 150-200 200-250 250-300 300 are glas aantal bedrijven opp glasgroenten 2. bedrijven met overwegend groenten in open lucht 40% 30% 20% 10% 0% < 2,5 2,5-5 5-10 10-15 15-20 20 ha groenten in open lucht aantal bedrijven opp groenten in open lucht 3. champignonbedrijven 50% 40% 30% 20% 10% 0% < 10 10-20 20-30 30 are champignons aantal bedrijven are champignons 32

4. aardbeibedrijven 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% < 50 50-100 100-200 200-300 300-400 400 are aardbeien aantal bedrijven opp aardbeien Bron: eigen berekeningen, FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie, Departement Landbouw en Visserij 5.2. Rentabiliteit De analyse van de financiële resultaten zijn gebaseerd op de boekhoudresultaten van 125 gespecialiseerde groentebedrijven. Rentabiliteit glasgroentebedrijven Voor de analyse van de rendabiliteit worden enkel de sterk gespecialiseerde glasgroentebedrijven in rekening gebracht om de invloed van andere tuinbouwtakken zoveel mogelijk uit te sluiten. De glastuinbouwteelten leveren op deze bedrijven samen 98% van de totale geldopbrengsten (Tabel 20). Tabel 20: Bedrijfsresultaten van de sterk gespecialiseerde glasgroentebedrijven, euro per are, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 Totale opbrengsten 2.587 2.435 3.115 2.774 waarvan tomaten 1.490 1.558 2.039 1.854 Totale kosten 2.650 2.547 2.869 2.943 Netto bedrijfsresultaat -63-112 246-170 Opbrengsten per 1.000 euro kosten 976 956 1.086 942 Arbeidsinkomen per are 816 758 1.202 785 Arbeidsinkomen per VAK 27.809 28.165 41.952 27.446 De totale opbrengsten per are zijn in 2005 afgenomen met 11% ten opzichte van het goede jaar 2003, wat te wijten was aan de lagere prijsnoteringen voor enkele belangrijke glasgroenten (Tabel 21). 33

Tabel 21: Gemiddelde veilingprijzen voor de voornaamste glasgroenten, 2001-2005 2001 2002 2003 2004 2005 tomaten euro/kg 0,72 0,87 0,91 0,58 0,75 komkommers euro/stuk 0,29 0,26 0,30 0,27 0,30 kropsla euro/stuk 0,41 0,35 0,36 0,26 0,37 paprika euro/kg 1,37 1,21 1,55 1,30 0,96 Bron: VBT De prijs voor tomaten lag in 2005 beduidend lager dan in het uitstekend jaar 2003. Na zeer lage noteringen in 2004, herstelde de tomatenprijs in 2005. De slechte weersomstandigheden in het buitenland verkleinden het Europees aanbod in het voorjaar, hetgeen een positieve stimulans gaf aan de Belgische export van kwalitatief uitstekende tomaten. Tijdens de nazomer en de laatste maanden van 2005 lagen de middenprijzen echter onder de gemiddeldes van 2004 o.a. door een sterke concurrentie uit het zuiden. De gemiddelde komkommerprijs is even hoog dan in 2003, maar is gestegen ten opzichte van 2004. Vooral in het voorjaar werd een hogere prijs genoteerd door de mislukte oogsten in Italië en Spanje. De slaprijzen zijn in 2005 terug genormaliseerd in vergelijking met 2004 en zijn vergelijkbaar met 2003. De slaprijzen waren vooral in het begin van het jaar zeer goed als gevolg van een kleiner Europees aanbod door de ongunstige weersomstandigheden in het zuiden. In tegenstelling tot de meeste andere vruchtgroenten, was de prijs van paprika lager dan in 2003 en 2004. Vooral de tweede helft van het jaar scoorde laag. De aanzienlijke aanvoer uit Israel, het ruime Nederlandse aanbod en de tegenvallende export waren hiervoor verantwoordelijk. Wat de kosten betreft, zijn de totale kosten per are in 2005 gestegen in vergelijking met 2003, wat hoofdzakelijk toe te schrijven is aan de stijging van de energiekosten. In Figuur 25 wordt de verdeling van de kosten over de kostenrubrieken weergegeven. Hieruit blijkt dat de lonen (berekende plus betaald personeel) en de kost voor de energie voor verwarming meer dan de helft van de totale kosten uitmaken. Bovenstaande evoluties hadden in 2005 een negatieve invloed op de inkomensvorming. Het arbeidsinkomen per VAK bedraagt 27.446 euro per arbeidseenheid of 78% van het vergelijkbaar inkomen. Hiermee ligt het arbeidsinkomen in 2005 35% lager dan het hoge inkomen van 2003. Gemiddeld werken er 3,67 arbeidskrachten op de gespecialiseerde glasgroentebedrijven, waarvan 1,72 familiale arbeidskrachten. 34

Figuur 25: Structuur van de kosten per are voor de gespecialiseerde glasgroentebedrijven, 2005 Directe kosten teelten 3% Verkoopkosten 4% Kosten van grond- en gebouw enkapitaal 15% Overige materialen 2% Zaad en plantgoed 8% Energie voor verw arming 20% Overige onkosten 3% Meststoff en 3% Berekende lonen 18% Betaald personeel 15% Werk door derden 1% Werktuigkosten 7% Bestrijdingsmiddelen 1% Rentabiliteit bedrijven met overwegend groenten in open lucht De totale opbrengsten per ha zijn in 2005 licht afgenomen ten opzichte van 2003 (-5,5%). Uit de onderstaande Tabel 22 blijkt dat de tuinbouwteelten ongeveer 90% van de totale inkomsten van de bedrijven met overwegende groenten in open lucht leveren. Tabel 22: Bedrijfsresultaten van de bedrijven met overwegend groenten in open lucht, euro per ha, 2001-2005 2001 2002 2003 2005 Totale opbrengsten 13.518 13.484 11.356 10.727 waarvan tuinbouwteelten 12.754 12.863 10.672 9.680 Totale kosten 13.683 13.692 12.995 12.178 Netto bedrijfsresultaat -165-208 -1.639-1.451 Opbrengsten per 1.000 euro kosten 988 985 874 880 Arbeidsinkomen per ha 6.041 5.578 3.565 3.893 Arbeidsinkomen per VAK 27.041 27.809 19.692 22.803 De prijsevolutie is afhankelijk van de groentesoort. De gemiddelde prijs voor witloof en bloemkool lag in 2005 hoger dan in 2003, terwijl de prijs voor prei een sterke daling noteerde (-42%). (Tabel 23) Tabel 23: Gemiddelde veilingprijzen voor enkele belangrijke vollegrondsgroenten, 2001-2005 2001 2002 2003 2004 2005 witloof euro/kg 1,01 0,94 0,82 0,94 0,92 prei euro/kg 0,69 0,48 0,58 0,26 0,34 bloemkool euro/stuk 0,67 0,69 0,51 0,50 0,59 Bron: VBT De prijsvorming van witloof werd in het begin van het jaar positief gestimuleerd door de vorstschade in Spanje bij verschillende vollegrondsgroenten. Na een periode van dalende prijzen, zorgde een 35

schaarste in het Zuiden en een beperkte witloofproductie in Frankrijk voor een prijsstijging tijdens de zomermaanden. Het nieuwe seizoen startte met lage prijsnoteringen. Het warmere weer leidde tot een lagere consumptie. In november stegen de prijzen door een laag Europees aanbod. De witloofprijs bleef daarna tot het jaareinde zeer wisselvallig. Prei noteerde een prijsstijging in 2005 ten opzichte van de slechte prijsvorming in 2004, maar bleef op een lager niveau dan 2003. In het begin van het jaar waren de noteringen nog vrij laag door een groot Europees aanbod. In maart was er een tijdelijke prijsstijging door een productiedaling als gevolg van minder gunstige oogstomstandigheden. Het preiseizoen 2005/2006 startte beter dan 2004/2005. Het aanzienlijke aanbod op de binnen- en buitenlandse markten belemmerde een optimale prijsvorming tijdens de maanden november en december. De weersomstandigheden waren gunstig voor het oogsten zodat de aanvoer groot was. De vollegrondsbloemkolen verkochten in 2005 aan iets betere prijzen dan in 2003 en 2004. De goede prijzen tot september waren te wijten aan een beperkte eigen productie en een lage invoer vanuit Frankrijk tengevolge van de slechte weersomstandigheden. In het najaar groeide het aanbod en samen met een verminderde vraag ten gevolge van het zachtere weer, zorgde dit voor een prijsdaling. Langs de kostenzijde, zijn de totale kosten per ha gelijk gebleven in vergelijking met 2003. De grote stijging van de brandstofkosten in het afgelopen jaar weegt bij de meeste teelten weinig door in de kostprijs. In Figuur 26 wordt de verdeling van de kosten over de kostenrubrieken weergegeven. Hieruit blijkt dat één derde van de kosten voor rekening is van de berekende lonen. Daarnaast vallen ook de grote aandelen van de werktuigkosten, kosten van grond- en gebouwenkapitaal en de kosten voor zaad en plantgoed op. Figuur 26: Structuur van de kosten per ha voor de bedrijven met overwegend groenten in open lucht, 2005 Verkoopkosten 3% Directe kosten teelten 3% Overige onkosten 5% Kosten van grond- en gebouw enkapitaal 12% Zaad- en plantgoed 11% Berekende lonen 36% Energie verw arming 1% Meststoffen 2% Betaald personeel 7% Bestrijdingsmiddelen 3% Werktuigkosten 14% Werk door derden 3% Het arbeidsinkomen per volwaardige arbeidskracht van de bedrijven met overwegend groenten in open lucht is in 2005 duidelijk toegenomen, maar blijft lager dan in 2001 en 2002. Met 22.803 euro komt het arbeidsinkomen overeen met 65% van het vergelijkbaar inkomen. Gemiddeld werken er 2,45 arbeidskrachten op de bedrijven, waarvan gemiddeld 1,78 familiale. 36