FEDERALE POLITIE DIRECTIE VAN DE OPERATIONELE POLITIONELE INFORMATIE POLITIEBELEIDSONDERSTEUNING DIENST BELEIDSGEGEVENS

Vergelijkbare documenten
LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

FEDERALE POLITIE DIRECTIE VAN DE OPERATIONELE POLITIONELE INFORMATIE POLITIEBELEIDSONDERSTEUNING DIENST BELEIDSGEGEVENS

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

Bijlage nr 10 aan ZVP BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

VEILIGHEIDSMONITOR 2004 Tabellenrapport

VEILIGHEIDSMONITOR 2006 Tabellenrapport

Rapport van de Lokale Veiligheidsbevraging. Samenvatting

We lichten de resultaten van deze bevolkingsbevraging toe in een reeks artikels die de volgende maanden zullen verschijnen in uw infoblad.

Deel 1: WERKWIJZE Inleiding... 8

Veiligheidsmonitor 2018

LOKALE VEILIGHEIDSBEVRAGING 2011

Samenvatting van de analyse van de federale enquête

Effectieven CaLog per niveau / Effectifs CaLog par niveau 31/12/2015. Niveau A FK/CR. Niveau D FK/CR FK/CR CAP OK/CO

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre

VEILIGHEIDSMONITOR 2006 Analyse van de enquête voor de provincie Antwerpen

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre EFZPZGR00 31/12/2012

VEILIGHEIDSMONITOR 2006 Analyse van de enquête voor de provincie Oost-Vlaanderen

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre EFZPZGR00 31/12/2009

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre EFZPZGR00 31/12/2010

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre Globaal overzicht / Aperçu global EFZPZGR00 31/12/2003

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre

VEILIGHEIDSMONITOR 2006 Analyse van de enquête voor de provincie Limburg

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre

VEILIGHEIDSMONITOR 2009

VEILIGHEIDSMONITOR 2009

FEDERALE POLITIE DIRECTIE VAN DE OPERATIONELE POLITIONELE INFORMATIE POLITIEBELEIDSONDERSTEUNING DIENST BELEIDSGEGEVENS

VEILIGHEIDSMONITOR 2009

VEILIGHEIDSMONITOR 2006 Analyse van de enquête voor de provincie West-Vlaanderen

VEILIGHEIDSMONITOR 2009

VEILIGHEIDSMONITOR 2009

FEDERALE POLITIE DIRECTIE VAN DE OPERATIONELE POLITIONELE INFORMATIE POLITIEBELEIDSONDERSTEUNING DIENST BELEIDSGEGEVENS

7,5 50,4 7,2. Gemeente Enkhuizen, Leefbaarheid. Overlast in de buurt Enkhuizen. Veiligheidsbeleving Enkhuizen

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Federale politie / Police fédérale CGL/Morfo Morpho Rapport: EFZPZDET (31/12/2005) P. 1

VEILIGHEIDSMONITOR 2006

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

VEILIGHEIDSMONITOR 2006

Overzicht van de belangrijkste resultaten van de bevraging Sleutelfiguren Meetjesland-centrum (2012)

VEILIGHEIDSMONITOR 2006

VEILIGHEIDSMONITOR 2006

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre

LOKALE POLITIE / POLICE LOCALE Effectieven per kader / Effectifs par cadre

Kernrapport Veiligheidsmonitor ( ) Gemeente Leiden. Leefbaarheid in buurt

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

Slachtoffers van woninginbraak

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

BTO. Bevolkingstevredenheidsonderzoek PZ BRAKEL. CSD Oudenaarde/Beleidsondersteuning i.s.m. PZ Brakel. mei 2008

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2017) Gemeente Leiden vergeleken met Nederland en Grotestedenbeleid G32. Leefbaarheid in de buurt

B A S I S V O O R B E L E I D

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Buitengebied Augustus 2010

Veiligheidsmonitor 2006 Analyserapport Sint-Niklaas

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

ONDERZOEK VEILIGHEID. Inwonerpanel Gemeente Dongen Onderzoek 9 Mei GfK 2014 Gemeente Dongen Onderzoek Veiligheid Mei

Straatintimidatie van vrouwen in Amsterdam

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Het leven in Brussel: wel of wee?

B A S I S V O O R B E L E I D

veiligheidsmonitor 2008 lokale verwerking politiezone Vlas/Kortrijk

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

TEVREDENHEIDS- ONDERZOEK. Lokale politie Klein-Brabant

Hoe beoordelen Almeerders de leefbaarheid en veiligheid in hun buurt?

B A S I S V O O R B E L E I D

Bevolkingstevredenheidsonderzoek

De hoogste interventiedruk deed zich voor tussen en uur. Voor en na uur nam het aantal tussenkomsten af.

Veiligheid in Westerpark

PERSNOTA. Resultaten 2018 Lokale Politie Waasland-Noord

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018

Kernrapport veiligheidsmonitor, benchmark (2015)

Tabellen Veiligheidsmonitor 2008 Leiden

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

M.A.S. VEILIGHEID IN CIJFERS HOE KIJKT EEN MARKTONDERZOEKSBUREAU NAAR CRIMINALITEITSCIJFERS? 16 februari Marktstudies op maat

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen september-december 2015

Leefbaarheid en overlast in buurt

Buurtonderzoek omgeving Jan Wierhof. Eenmeting maart 2016

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 28 t/m 39. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Inleiding Analyse van de respons... 4

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

De hoogste interventiedruk deed zich voor tussen en uur. Voor en na uur nam het aantal tussenkomsten af.

Gemeente Raalte Veiligheidsmonitor 2014

Resultaten Leefbaarheid- en Veiligheidsenquête maart 2006 t/m januari

koopzondagen 2012 def KOOPZONDAGEN EN KOOPAVONDEN DE MENING VAN DE BURGER

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017

Onderzoek Leefbaarheid en Veiligheid gemeente Oisterwijk 2010

Rapportage derde meting (december 2011)

Resultaten fietsenquête

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt

Transcriptie:

FEDERALE POLITIE DIRECTIE VAN DE OPERATIONELE POLITIONELE INFORMATIE POLITIEBELEIDSONDERSTEUNING DIENST BELEIDSGEGEVENS "Globale" analyse van de Lokale Veiligheidsbevraging 211 ELLEN VAN DEN BOGAERDE ISABELLE VAN DEN STEEN ANNELIES DE BIE PASCAL MARCHAND o.l.v. PATRIZIA KLINCKHAMERS MICHEL CROQUET Verantwoordelijke uitgever: federale politie - CGO, Fritz Toussaintstraat 8, 15 Brussel -1-

Inhoud 1 Inleiding 4 2 Methodologie van de enquête 5 2.1 Een post-/internet enquête 5 2.2 Deelnemende gemeenten en politiezones 6 2.3 De steekproef 6 2.3.1 Pre-stratificatie 6 2.3.2 2.3.3 Respons 7 Post-stratificatie 7 2.4 Profiel van de respondenten 8 2.4.1 Vergelijking populatie en steekproef naar leeftijd en geslacht 8 2.4.2 Verdeling steekproef naar deelnemende zones 9 2.4.3 Profiel van de respondenten: Overige achtergrondkenmerken 1 3 Buurtproblemen 13 3.1 Ervaart u de volgende situaties als een probleem in uw buurt? 13 3.1.1 Algemeen 13 3.1.2 Buurtprobleem Onaangepaste snelheid in het verkeer naar achtergrondkenmerken 14 3.2 Prioriteiten 14 3.3 Sociale cohesie 16 3.3.1 Algemeen 16 3.3.2 Sociale cohesie naar verblijfsduur in huidige buurt 16 4 Onveiligheidsgevoelens 17 4.1 Voorkomen van een algemeen onveiligheidsgevoel 17 4.1.1 Globale verdeling 17 4.1.2 Algemeen onveiligheidsgevoel naar achtergrondkenmerken 17 4.1.3 Algemeen onveiligheidsgevoel volgens verzorgdheid van de buurt 18 4.2 Mijdingsgedrag 18 5 Slachtofferschap & aangifte 2 5.1 Slachtofferschap 2 5.1.1 Overzicht slachtofferschap naar type delict 2 5.1.2 (Poging tot) Inbraak naar type woning 21 5.2 Aangifte 22 5.2.1 Overzicht aangifte naar type delict 22 5.2.2 Dark number 23 5.3 Tevredenheid slachtoffers over politietussenkomst 24 6 Werking van de eigen politiezone 25 6.1 Algemeen: de politie levert goed/slecht werk 25-2-

6.2 Tevredenheid over de politie in de eigen politiezone 25 6.3 Is de politie van de eigen politiezone gemakkelijk of moeilijk te contacteren? 26 6.4 De wijkagent / wijkinspecteur 27 6.4.1 Kent u uw wijkagent? 27 6.4.2 6.4.3 Is de wijkagent gemakkelijk contacteerbaar? 28 Van waar kent u uw wijkagent? 28 6.4.4 Zou u graag meer contact hebben met uw wijkagent? 29 7 Laatste contact met de politie 31 7.1 Persoonlijk contact gehad met de politie van de eigen politiezone de voorbije 12 maanden 31 7.2 Reden laatste politiecontact 31 7.3 Plaats laatste politiecontact 32 7.4 Tevredenheid met betrekking tot het laatste politiecontact 33 7.4.1 Tevredenheid naar reden van het contact 33 7.4.2 Tevredenheid m.b.t. de politiediensten na contact 34-3-

1 Inleiding Voorliggend verslag betreft de globale analyse van de resultaten van de Lokale Veiligheidsbevraging, een enquête die liep van juni 211 tot april 212 in samenwerking met verschillende partners op het lokale en federale niveau. Reeds verscheidene jaren wordt de Veiligheidsmonitor gerealiseerd de eerste afname dateert van 1997 onder coördinatie van de dienst Beleidsgegevens bij de Directie van de Operationele Politionele Informatie van de Federale Politie (CGOP/B). In 211 zou het project aan haar achtste editie toe zijn; het moment waarop de lokale politie zich klaarmaakte voor de opmaak van haar zonale veiligheidsplannen voor 213-216. Toen duidelijk werd dat om budgettaire redenen geen Veiligheidsmonitor zou plaatsvinden, is op zeer korte termijn naar een noodoplossing gezocht. Als antwoord op de dringende informatiebehoefte van de zones, werd de Lokale Veiligheidsbevraging ontwikkeld. De Lokale Veiligheidsbevraging komt niet in de plaats van de Veiligheidsmonitor. Het gaat daarentegen om twee complementaire instrumenten. De Veiligheidsmonitor schetst, naast lokale gegevens, vooral ook een nationaal beeld over slachtofferschap, veiligheid en politie. De lokale Veiligheidsbevraging bleek daarnaast een waardevol complementair instrument dat lokaal georiënteerd is en specifiek tegemoet komt aan de informatiebehoeften van een plaatselijk veiligheidsbeleid. Deelname aan de Lokale Veiligheidsbevraging geschiedde op geheel vrijwillige basis. De gegevens werden lokaal ingezameld, met methodologische ondersteuning van CGOP/B. Voorliggend verslag betreft de globalisering van de analyseresultaten van de verschillende politiezones en gemeenten, die aan de enquête hebben deelgenomen. ZEER BELANGRIJK!! Gezien niet voor heel het Belgische grondgebied gegevens beschikbaar zijn, gelden de analyseresultaten enkel voor de politiezones en gemeenten die deelnamen aan de Lokale Veiligheidsbevraging. De resultaten zijn NIET veralgemeenbaar naar gans België. Een eerste hoofdstuk van dit analyseverslag is gewijd aan de methodologie van de enquête. Werkwijze, populatie en steekproef, responsgraad worden hier kort besproken. Verdere toelichting kan worden teruggevonden in de methodologische nota. In de hoofdstukken die volgen, worden opeenvolgend de verschillende modules uit de vragenlijst behandeld en hun resultaten gepresenteerd: Buurtproblemen, Onveiligheidsgevoelens, Slachtofferschap en aangifte, Werking van de eigen politiezone, Laatste contact met de politie. -4-

2 Methodologie van de enquête 2.1 Een post-/internet enquête De Lokale Veiligheidsbevraging beoogde een enquête te zijn die zoveel mogelijk in eigen beheer van de lokale politie en/of gemeente kon worden uitgevoerd. In die zin werd gekozen voor een schriftelijke vragenlijst met de mogelijkheid deze in te vullen via Internet. Voorbereiding, verzending via post of rondbedeling door eigen personeel inzameling en registratie van de antwoorden werden door de politiezone en/of gemeente verzorgd. Begeleiding van het project, methologische ondersteuning, statistische verwerking en opleiding werden van de kant van CGOP/B aangeboden. De eerste enquêteformulieren vertrokken begin oktober 211. Februari 212 werden de laatste antwoorden geregistreerd. Om een zekere uniformiteit en kwaliteit te garanderen, werden vattingsregels opgesteld. Zo dienden vragenlijsten, vanaf het moment dat een vooraf bepaald aantal vragen niet of dubbel was ingevuld of waar de leeftijd of het geslacht van de respondent ontbrak, als zijnde onvoldoende valide te worden geweerd. -5-

2.2 Deelnemende gemeenten en politiezones 82 politiezones hebben aan de Lokale Veiligheidsbevraging deelgenomen. 42 gemeenten beschikken over een rapport op gemeenteniveau. 38 daarvan maken deel uit van een politiezone, 4 gemeenten hebben onafhankelijk van de zone geparticipeerd. Deelnemende politiezones en gemeenten lokale veiligheidsbevraging 211 Politiezones Zones Gemeenten Zones, ook op niveau van de gemeenten Enkel op gemeenteniveau FedPol/CGOP/B/ELS211 2.3 De steekproef 2.3.1 Pre-stratificatie Als basis voor de steekproef werden de bevolkingsregisters van de gemeenten geraadpleegd. Om een zo goed mogelijke afspiegeling te verkrijgen van de inwoners van de politiezones en gemeenten werd onder de burgers, met een leeftijd van vijftien jaar of ouder, een steekproef getrokken, representatief volgens leeftijdscategorieën en geslacht. Binnen de meergemeentezones werd de steekproef bovendien evenredig verdeeld naargelang het aandeel, wat betreft inwonersaantal, van de respectievelijke gemeenten binnen de betreffende zone. -6-

2.3.2 Respons Dit globaal analyserapport is gebaseerd op 6 839 valide enquêtes. De responsgraad zijnde het aandeel valide enquêtes in het totaal aantal verzonden vragenlijsten bedraagt gemiddeld 39%, doch varieert sterk tussen de verschillende zones met responspercentages van 22,4% tot 66,7%. Dit betreft een goede respons, uitgaande van de minimumverwachting dat één op de vier enquêtes ingevuld zou terugkomen. 2.3.3 Post-stratificatie Zoals hoger aangehaald, werd er gestreefd naar een zo goed mogelijke afspiegeling van de werkelijke populatie inwoners van de deelnemende gemeenten en politiezones door pre-stratificatie van de steekproef. Echter zijn er steeds mensen die weigeren deel te nemen, verhuisd zijn, te ziek zijn,. De groep mensen die uiteindelijk effectief de enquête invult en terugstuurt, kan dan ook qua samenstelling toch weer afwijken van de populatie. Deze afwijkingen werden gecorrigeerd door middel van post-stratificatie. Naargelang een bevolkingsgroep in de steekproef onder- dan wel oververtegenwoordigd was, werd een groter, respectievelijk kleiner gewicht toegekend aan de antwoorden van de betreffende respondenten. Deze weging gebeurde volgens leeftijdscategorie en geslacht, vervolgens naar gemeente, politiezone, politiezonetypologie en provincie. 1 Vervolgens werd er gewerkt met deze gecorrigeerde steekproef. 1 Raadpleeg voor meer informatie de methodologische nota. -7-

2.4 Profiel van de respondenten 2.4.1 Vergelijking populatie en steekproef naar leeftijd en geslacht Onderstaande geeft weer in welke mate de steekproef van personen die effectief aan de enquête hebben deelgenomen, overeenstemt met de werkelijke verdeling naar leeftijd en geslacht in de populatie. Verdeling populatie en steekproef 35 % 3 25 2 15 1 14,6 15,4 1,9 11,6 26,2 26, 23,2 28,9 2,7 22,5 5 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar Populatie-verdeling Steekproef-verdeling Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel dem A. & dem B. In de steekproef waren de jongere mensen iets ondervertegenwoordigd. Omgekeerd vonden we iets meer oudere personen terug in de steekproef dan er werkelijk aanwezig zijn in de populatie. Voor de leeftijdsgroep van 35- tot 49-jarigen was de vertegenwoordiging nagenoeg perfect. Wat de geslachten betreft, vertegenwoordigden de vrouwen in de steekproef 52,6% en de mannen 47,4%. In de werkelijke bevolking bestaat het aandeel vrouwen en mannen respectievelijk uit 51,4% en 48,6%. De nodige correcties werden hier toegepast door het toekennen van gewichten de jongeren kregen een groter gewicht en de ouderen een kleiner zodat de steekproef opnieuw een juiste afspiegeling vormt van de leeftijdsverdeling in de bevolking. -8-

2.4.2 Verdeling steekproef naar deelnemende zones Onderstaande tabel herneemt de steekproef van 82 zones die deelnamen aan de Lokale Veiligheidsbevraging 211. De globale steekproef van deze 82 deelnemers maakte, zoals reeds aangehaald, het voorwerp uit van een post-stratificatie naargelang de verdeling van de populatie over de verschillende deelnemende zones. De hier afgebeelde aantallen betreffen dan ook niet het reële aantal afgenomen enquêtes (dat immers in principe voor iedere zone minimum 35 bedraagt), maar de enquêtes zoals herwogen in functie van het aandeel van de betreffende zone in het geheel. Tabel: dem C. Frequenties % Totaal ARDENNES BRABANCONNES,32 195 BALEN - DESSEL - MOL,99 61 BELOEIL / LEUZE -Ht,92 559 BUGGENHOUT - LEBBEKE 1,6 646 CHARLEROI 1,85 1124 CONDROZ-FAMENNE,45 271 DEMERDAL - DSZ 1,33 87 FLOWAL,51 39 GAVERS,36 216 GRENSLEIE 2,99 1818 HAZODI 1,48 9 HEKLA 1,12 679 HESBAYE 2,6 1583 KASTZE 2,24 1361 LA LOUVIERE 1,14 694 LOKALE POLITIE MECHELEN 1,1 617 MEETJESLAND CENTRUM,61 371 MINOS 1,5 642 POLICE HOUILLE-SEMOIS,33 23 POLICE LOCALE DE WATERLOO 1,3 793 POLICE LOCALE MARIEMONT 1,44 879 POLICE LOCALE VILLE ATH,62 374 POLITIE REGIO TURNHOUT 1,8 197 POLITIE SINT-NIKLAAS,8 487 POLITIEZONE AARSCHOT,83 57 POLITIEZONE BRT 3,26 1984 POLITIEZONE DEINZE - ZULTE,82 496 POLITIEZONE GAOZ 1,15 698 POLITIEZONE KEMPEN N-O,7 428 POLITIEZONE NOORD,68 414 POLITIEZONE NOORDERKEMPEN 1,45 883 PZ AALST,91 552 PZ AALTER/KNESSELARE,53 323 PZ ASSENEDE/EVERGEM,91 552 PZ BEVEREN 1,54 936 PZ BILZEN/HOESELT/RIEMST 4,12 254 PZ BLANKENBERGE/ZUINKERKE,94 57 PZ BRASSCHAAT,57 349 PZ BREDENE/DE HAAN,27 166 PZ BRUGGE 1,98 123-9-

PZ DAMME/KNOKKE-HEIST,44 266 PZ DENDERMONDE,82 499 PZ GINGELOM/NIEUWERKERKEN/SINT-TRUIDEN 1,12 679 PZ LOCHRISTI/MOERBEKE/WACHTEBEKE/ZELZATE,9 546 PZ MALDEGEM,44 268 PZ NINOVE 1,22 743 PZ RANST/ZANDHOVEN,58 353 PZ SCHOTEN,51 311 PZ WETTEREN LAARNE WICHELEN 1,57 958 PZ ZWIJNDRECHT,7 425 REGIO RHODE & SCHELDE 1,2 727 REGIO TIELT 1,37 835 SCHAERBEEK ST.JOSSE EVERE 3,85 2343 UCCLE/W-B/AUDERGHEM 2,95 1794 VILVOORDE - MACHELEN 1,43 872 VLAS 1,56 95 VOORKEMPEN 3,8 1876 WESTKUST 1,2 618 ZAVENTEM,85 516 ZONE DE POLICE DE JODOIGNE,34 29 ZONE DE POLICE DE MOUSCRON 1,19 722 ZONE DE POLICE DES 3 VALLEES,27 167 ZONE DE POLICE DU TOURNAISIS 1,33 87 ZONE DE POLICE EIFEL 3,17 1931 ZONE DE POLICE ORNE - THYLE,35 215 ZONE DES ARCHES,68 415 ZONE DES COLLINES 1,31 795 ZONE HAUTE-MEUSE,53 322 ZONE MONTGOMERY 3,1 1829 ZONE NETELAND 1,2 618 ZONE OUEST BRABANT WALLON,69 421 ZP ARLON/ATTERT/HABAY/MARTELANGE 2,41 1469 ZP BERNISSART/PERUWELZ,48 294 ZP CERFONTAINE/DOISCHE/PHILIPPEVILLE,23 14 ZP COMINES-WARNETON,6 365 ZP DISON/PEPINSTER/VERVIERS,87 531 ZP HAUTE SENNE 1,11 675 ZP HUY 3,18 1934 ZP LESSE ET LHOMME,29 177 ZP NAMUR 1,2 619 ZP OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE,43 264 ZUIDERKEMPEN,91 552 Totaal 1 6839 2.4.3 Profiel van de respondenten: Overige achtergrondkenmerken Om een aantal detailanalyses mogelijk te maken en om eenvoudigweg een zicht te krijgen op de samenstelling van de groep van burgers die aan de enquête deelnam, werd, naast de leeftijd en het geslacht, nog een aantal achtergrondkenmerken bevraagd. -1-

2.4.3.1 Verdeling steekproef naar hoogst behaalde diploma 27% van de respondenten beschikt niet over een diploma of heeft school gelopen tot het lager onderwijs of lager middelbaar. 38% heeft een getuigschrift van het hoger middelbaar. 35%, tot slot, heeft hogere studies gevolgd aan de hogeschool of universiteit. De sociaaleconomische enquête van 21 geeft ons informatie over de reële verdeling wat betreft het opleidingsniveau in België. Van de bevolking, ouder dan 18 jaar en wonende in België, beschikt 28,5% over een diploma van het hoger secundair. Ruim één meerderjarige Belg op vijf (22,8%) volgde hogere studies. Het aantal burgers zonder diploma ligt laag (4%), maar kan onderschat worden in de hypothese dat deze personen meer neiging zouden kunnen hebben tot het nietbeantwoorden van vragen betreffende opleidingsniveau (6,2% non-respons). De rest van de Belgische bevolking bestaat uit burgers die ofwel een diploma lager middelbaar (22,3%) of lager onderwijs (15,8%) behaalden. Vergeleken met de verdeling in de Belgische populatie hebben we in de steekproef van de Lokale Veiligheidsbevraging dus meer personen met een diploma hoger middelbaar of hoger opgeleiden. Dit zou kunnen verklaard worden doordat lager geschoolden, over het algemeen genomen, minder geneigd zijn tot deelname aan een enquête. 2.4.3.2 Verdeling steekproef naar beroepssituatie Wat de verdeling naar beroepssituatie betreft, is het merendeel van de respondenten werknemer (44%). De gepensioneerden vertegenwoordigen een vierde. Studenten zijn met een tiende aanwezig in de steekproef. De overigen betreffen: zelfstandigen (8%), werklozen/werkzoekenden (4,8%) of nog andere (bijna 8%). 2.4.3.3 Verdeling steekproef naar type woning De burgers die deelnamen aan de Lokale Veiligheidsbevraging wonen voornamelijk in een (half)open bebouwing (58%). 24% woont in een rijwoning en 15% betrekt een studio of appartement. De kadastrale statistiek van het gebouwenpark (referentiejaar 211) geeft ons informatie aangaande de verdeling van de woningtypes in België: 48% bestaat uit huizen in open- en halfopen bebouwing, 28% zijn huizen in gesloten bebouwing (rijwoningen) en tenslotte 24% appartementen. Hiermee vergeleken, stellen we vast dat de burgers die deelnamen aan de Lokale Veiligheidsbevraging vaker in een open bebouwing wonen. Omgekeerd ligt het percentage respondenten dat een appartement betrekt lager dan het Belgisch gemiddelde. Dit kan worden verklaard door het gegeven dat slechts één van de vijf grote steden aan de Lokale Veiligheidsbevraging deelnam, terwijl het nu juist steden zijn die relatief meer appartementen en rijwoningen tellen en minder (half)open bebouwingen. -11-

2.4.3.4 Verdeling steekproef naar duurtijd dat men al in de buurt woont Op de vraag Hoe lang woont u al in de buurt waar u momenteel woont? werden volgende resultaten bekomen. De meeste respondenten wonen al meer dan tien jaar in de buurt waar ze momenteel wonen (65%). 13% woont er al meer dan vijf jaar, doch minder dan tien. 17% woont langer dan een jaar, maar minder lang dan vijf jaar in z n huidige buurt. 5% van de inwoners is nieuw in z n buurt; men woont er nog niet één jaar. 2.4.3.5 Hoe vindt u dat uw buurt eruit ziet? Het merendeel van de inwoners meent dat hij of zij in een eerder verzorgde buurt woont (65%). 15% omschrijft z n buurt als heel verzorgd. Omgekeerd woont bijna een vijfde van de respondenten in een buurt die hij/zij eerder onverzorgd noemt (14%), tot heel onverzorgd (5%). -12-

3 Buurtproblemen 3.1 Ervaart u de volgende situaties als een probleem in uw buurt? 3.1.1 Algemeen Buurtproblemen % respondenten die deze items "Helemaal wel" en "Eerder wel" als een buurtprobleem beschouwen 8 7 6 5 4 3 2 1 66,4 Onaangepaste snelheid in het verkeer 42,9 42,1 Agressief verkeersgedrag Sluikstorten en zwerfvuil 38,4 37,8 Woninginbraak Wildparkeren 3,1 Geluidsoverlast 2,1 19,1 18,7 Overlast van groepen jongeren Diefstal uit auto's Fietsdiefstal 17,3 16,2 14,7 Vandalisme en grafitti Aanrijdingen, verkeersongevallen Overlast verbonden aan alcohol- en druggebruik 9, 8,6 8,4 Mensen die op straat worden lastiggevallen Vechtpartijen Zakkenrollerij,gauwdiefstal Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel brt A.1. Burgers die deelnamen aan de Lokale Veiligheidsbevraging ervaren vooral onaangepaste snelheid in het verkeer als problematisch: twee derde antwoordde eerder wel of helemaal wel op de vraag of men dit als een probleem in de buurt ervaart of niet. Onaangepaste snelheid in het verkeer tekent zich duidelijk hoger af ten opzichte van de andere buurtsituaties. Respectievelijk op de tweede tot en met de vijfde plaats vindt men: agressief verkeersgedrag (43%), sluikstorten en zwerfvuil (42%), woninginbraak (38%; m.b. 38,4%) en wildparkeren (38%; m.b. 37,8%). Vervolgens wordt geluidsoverlast nog door 3% van de respondenten aangeduid als problematisch in de buurt. De volgende buurtproblemen komen vijftien tot twintig procent voor: overlast van groepen jongeren (2%), diefstal uit auto s (19%) fietsdiefstal (19%), vandalisme en graffiti (17%), aanrijdingen, verkeersongevallen (16%) en overlast verbonden aan alcohol- en druggebruik (15%). De laatste buurtproblemen scoren iets minder dan tien procent. -13-

3.1.2 Buurtprobleem Onaangepaste snelheid in het verkeer naar achtergrondkenmerken Voor het item dat als meest problematisch werd aangeduid zijnde onaangepaste snelheid in het verkeer werd gekeken of hierin verschillen bestaan naargelang de achtergrondkenmerken leeftijd, geslacht, opleiding en beroepssituatie. Het zijn vooral personen vanaf 35 jaar die onaangepaste snelheid in het verkeer helemaal wel of eerder wel als een probleem ervaren in de buurt (± 69%). Jongeren van 15-24 jaar houdt dit minder bezig (58%). Vrouwen zien onaangepaste snelheid in het verkeer nog iets meer als een probleem (68%) dan mannen (64%). Wat opleidingsniveau betreft, zijn de verschillen minimaal; respondenten die hoger secundair onderwijs volgden, ervaren onaangepaste snelheid in het verkeer ietsje meer als problematisch dan de anderen: rond de 67% tegenover 66%. Naar beroepsactiviteit, zijn het vooral de loontrekkenden en de gepensioneerden (68% à 69%) die onaangepaste snelheid in het verkeer als problematisch ervaren in de buurt. De andere categorieën zelfstandigen, studenten en werklozen/werkzoekenden scoren rond de zestig procent. 3.2 Prioriteiten Wanneer aan de respondenten gevraagd wordt aan te geven aan welke van de genoemde buurtproblemen zij vinden dat de politie prioriteit dient te geven, krijgt men een duidelijke prioriteitenlijst. Het buurtprobleem onaangepaste snelheid in het verkeer, dat voorheen het vaakst als problematisch werd aangeduid, komt ook bovenaan de lijst van prioritair aan te pakken fenomenen te staan (49%). Ook de andere eerder genoemde belangrijkste buurtproblemen vindt men in de top 5 van prioriteiten terug, zij het in een licht gewijzigde volgorde. Zo neemt woninginbraak, zijnde de vijfde in de rij van meest problematisch geachte fenomenen in de buurt, de tweede hoogste plaats in als het aankomt op prioritair aan te pakken problemen (43%). Op de derde, vierde en vijfde plaats vindt men respectievelijk: sluikstorten en zwerfvuil (29%), agressief verkeersgedrag (23%) en wildparkeren (2%). Vervolgens treft men geluidsoverlast aan met nog 17%. Volgende buurtproblemen worden omstreeks tien procent aangeduid als prioriteit: diefstal uit auto s (11%), overlast van groepen jongeren (9,5%) en vandalisme en grafitti (9%). De resterende buurtproblemen worden minder genoemd, met vechtpartijen als laagste prioriteit. -14-

Buurtproblemen genoemd als prioriteit (n 1, 2 of 3) Onaangepaste snelheid in het verkeer Woninginbraak Sluikstorten en zwerfvuil Agressief verkeersgedrag Wildparkeren Geluidsoverlast Diefstal uit auto's Overlast van groepen jongeren Vandalisme en grafitti Fietsdiefstal Overlast verbonden aan alcohol- en druggebruik Aanrijdingen, verkeersongevallen Mensen die op straat worden lastiggevallen Zakkenrollerij,gauwdiefstal Vechtpartijen 1 2 3 4 5 6 % Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel brt B.3. Vaak duiden de respondenten de buurtproblemen die ze als meest problematisch ervaren, ook aan als aan te pakken prioriteit. De rangschikking zal dan ook grosso modo overeenkomen, maar niet per se identiek zijn. -15-

3.3 Sociale cohesie 3.3.1 Algemeen Aan de respondenten werd gevraagd naar hun mening over de mate van sociale cohesie in hun buurt aan de hand van de stelling: De mensen uit de buurt zijn bereid andere buurtbewoners te helpen. 41% van de burgers verklaart het hiermee eens te zijn. 32% ervaart een grote mate van samenhang in de buurt; men zegt het helemaal eens te zijn met de stelling. In 12% van de gevallen spreekt men zich neutraal uit: noch akkoord, noch niet akkoord. Een aantal burgers ervaart niet dat de mensen uit zijn buurt bereid zijn om andere buurtbewoners te helpen: 4% gaat niet akkoord en 2% helemaal niet akkoord met de stelling over sociale cohesie. 3.3.2 Sociale cohesie naar verblijfsduur in huidige buurt % Helemaal & Een beetje akkoord 8 75 7 65 6 55 5 45 4 35 3 25 2 15 1 5 62,2 Minder dan 1 jaar Sociale cohesie naar verblijfsduur in huidige buurt 66,3 Meer dan 1 jaar, maar minder dan 5 jaar 69,5 Meer dan 5 jaar, maar minder dan 1 jaar Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel brt E.1.1. 75,4 Meer dan 1 jaar 52,5 Weet niet Uit de tabel kan men afleiden dat de mate waarin men een samenhang ervaart tussen de buurtbewoners toeneemt naargelang de duurtijd dat men woont in de buurt waar men momenteel woont. Bij de personen die nieuw zijn in hun buurt er minder dan een jaar wonen bedraagt de score voor sociale cohesie 62%. Dit percentage stijgt naar een derde bij de inwoners die langer dan een jaar maar minder dan vijf jaar in hun buurt wonen en verder naar 69% in geval dit meer dan vijf jaar is maar minder dan tien jaar. Woont men langer dan tien jaar in de buurt, tot slot, is drie op vier burgers het er (helemaal) mee eens dat de mensen die er wonen bereid zijn elkaar te helpen. -16-

4 Onveiligheidsgevoelens 4.1 Voorkomen van een algemeen onveiligheidsgevoel 4.1.1 Globale verdeling Van de burgers die deelnamen aan de Lokale Veiligheidsbevraging voelt 7,4% zich altijd (1,8%) of vaak (5,6%) onveilig. Bij 25% gebeurt dit soms. Twee derde van de respondenten geeft echter aan zich zelden (37%) of nooit (29%) onveilig te voelen. 4.1.2 Algemeen onveiligheidsgevoel naar achtergrondkenmerken Bekijken we het profiel van de burgers die aangeven dat ze zich altijd of vaak onveilig voelen. De personen van 5-64 jaar voelen zich iets minder onveilig 7% vergeleken met de andere leeftijdscategorieën, maar het verschil is minimaal. Wat betreft geslacht zijn het de vrouwen die zich iets onveiliger voelen (8,6%) dan de mannen (6,2%). Personen die hogere studies hebben gevolgd, voelen zich minder onveilig (6%) dan wanneer men geen of een lagere opleiding heeft genoten (8%). Kijkt men naar de beroepsactiviteit van de respondenten, dan stelt men vast dat zij die werkloos of werkzoekend zijn, zich het meest onveilig voelen: 13% Omgekeerd voelen werknemers zich iets minder onveilig (6%), vergeleken met de andere beroepscategorieën. Onveiligheidsgevoel naar leeftijdscategorie Onveiligheidsgevoel naar beroepsactiviteit 1 16 7,9 7,6 7,3 6,9 7,8 14 12 13,3 % altijd & vaak onveilig 5 % altijd & vaak onveilig 1 8 6 4 6,4 8,6 7,5 7,4 8,8 2 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel onv A.2.1. Werknemer Zelfstandige Student Gepensioneerd Werkloos / werkzoekende Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel onv A.2.4. Andere -17-

4.1.3 Algemeen onveiligheidsgevoel volgens verzorgdheid van de buurt Uit de resultaten van de enquête komt duidelijk naar voor dat het gevoel van onveiligheid toeneemt naarmate men de buurt waarin men woont als onverzorgd aanduidt. Het percentage burgers dat aangeeft zich altijd of vaak onveilig te voelen, bedraagt slechts 3,5% bij zij die vinden dat hun buurt heel verzorgd is. Omschrijft men daarentegen z n buurt als heel onverzorgd, dan stijgt het onveiligheidsgevoel naar 29%. Onveiligheidsgevoel naargelang verzorgdheid van de buurt 35 3 29,3 % altijd & vaak onveilig 25 2 15 1 5 3,5 5,5 12,9 1,3 Heel verzorgd Eerder verzorgd Eerder onverzorgd Heel onverzorgd Weet niet Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel onv A.3.. 4.2 Mijdingsgedrag Gepeild naar mijdingsgedrag blijkt dat men vaak niet zal opendoen voor onbekenden: 31% van de respondenten antwoordt altijd of vaak voor dit item op de vraag In welke mate stelt u de volgende gedragingen? Aan de respondenten die kinderen hebben jonger dan 15 jaar werd gevraagd of men wel eens vermijdt om de kinderen te laten weggaan, uit veiligheidsoverwegingen. 31% antwoordt bevestigend. 18% van de burgers zegt bij duisternis te vermijden om weg te gaan en 13% mijdt bepaalde plekken in de gemeente. Het openbaar vervoer scoort naar veiligheid toe nog het beste van de bevraagde items: goed 8% geeft aan altijd of vaak te vermijden het openbaar vervoer te nemen omdat men dat niet veilig vindt. -18-

Mijdingsgedrag 4 3 3,7 31,4 % altijd & vaak 2 17,6 13,3 1 8,2 Niet opendoen voor onbekenden Vermijden kinderen weg te laten gaan Bij duisternis vermijden om weg te gaan Bepaalde plekken in de gemeente mijden Vermijden het openbaar vervoer te nemen Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel onv B.1. -19-

5 Slachtofferschap & aangifte 5.1 Slachtofferschap 5.1.1 Overzicht slachtofferschap naar type delict Slachtofferschap % 2 4 6 8 1 12 14 16 Beschadiging auto 14,6 Fietsdiefstal 6,8 Bedreiging Andere 6,1 6,3 Poging inbraak (zonder diefstal) 5,1 Inbraak met diefstal Diefstal uit auto 4,5 4,3 Vluchtmisdrijf (verkeer) Oplichting 3,8 3,8 Diefstal zonder geweld 3,2 Lichamelijk geweld 2,6 Zedenfeiten Diefstal met geweld 1,5 1,4 Auto gestolen Diefstal motor(fiets) 1,,8 Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel sla A.1. Aan alle respondenten werd gevraagd aan te duiden met welke feiten hij/zij of iemand uit zijn of haar huishouden de afgelopen twaalf maanden te maken had gekregen. Bovenstaande grafiek geeft hiervan een goed overzicht. Beschadiging van een auto springt er duidelijk bovenuit; bijna 15% van de huishoudens werd hier het slachtoffer van. Als top drie vinden we verder respectievelijk op de tweede en de derde plaats: fietsdiefstal (6,8% van de huishoudens) en bedreiging (6,3%). 6,1% van de respondenten gaf aan slachtoffer te zijn geweest van nog een ander delict dan de gepresenteerde (burenruzie, diefstal van een aanhangwagen, beledigingen, criminele brandstichting, geluidsoverlast, enzovoort). -2-

Bij ongeveer vijf procent van de huishoudens werd er in de afgelopen twaalf maanden een poging tot inbraak (zonder diefstal) ondernomen (5,1%). Bij 4,5% werd er ook effectief ingebroken ( inbraak met diefstal ). Bij 4,3% van de huishoudens werd er iets gestolen uit de auto. In 3,8% van de gevallen kreeg iemand uit het huishouden van de respondent te maken met een vluchtmisdrijf in het verkeer. Eenzelfde percentage vinden we voor oplichting. 3,2% van de keren werd iemand uit het huishouden geconfronteerd met een diefstal zonder geweld. In 2,6% van de huishoudens werd een gezinslid het slachtoffer van lichamelijk geweld. De overige misdrijven kwamen bij minder dan twee procent van de huishoudens voor: zedenfeiten (1,5%), diefstal met geweld (1,4%), diefstal van een auto (1%) en tot slot: diefstal van een motor(fiets) (,8%). 5.1.2 (Poging tot) Inbraak naar type woning Studio s of appartementen vormen vaker het doelwit van inbraken dan (half)open bebouwingen of rijwoningen. Bij bijna zeven procent van de respondenten die in een studio of appartement wonen, werd er de afgelopen twaalf maanden ingebroken (6,7% om precies te zijn). Bij personen die in een open of halfopen bebouwing of in een rijwoning wonen, was dit ongeveer vier procent. Voor de inbraakpogingen doen we dezelfde vaststellingen: deze gebeurden vooral bij respondenten die in een studio of appartement wonen (6,5%) en minder bij zij die een (half)open bebouwing (4,8%) of een rijwoning (4,7%) betrekken. Voor beide misdrijfcategorieën geldt dat een belangrijk deel van de respondenten aangaf in nog een ander type woning (sociale woning, rusthuis, kamer, enzovoort) te leven (4,6% voor inbraak, 5,9% voor poging tot inbraak). -21-

5.2 Aangifte 5.2.1 Overzicht aangifte naar type delict Eveneens werd aan de respondenten, wier huishouden slachtoffer was geworden van één of meerdere delicten, telkens gevraagd of dit feit bij de politie werd aangegeven. Feiten die veelvuldig voorkomen, worden niet per se vaak aangegeven bij de politie. Zo hebben we hierboven gezien dat de misdrijfcategorie beschadiging auto het meeste huishoudens treft, maar zien we dat dit bij de laagste aangiftecijfers valt. Omgekeerd worden gestolen auto s wel vaak aangegeven. Aangegeven bij de politie % 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 Auto gestolen Inbraak met diefstal 85,1 84,6 Diefstal motor(fiets) 78,6 Diefstal met geweld 71,6 Diefstal zonder geweld Diefstal uit auto 61,9 61,5 Lichamelijk geweld 57,5 Fietsdiefstal Andere Vluchtmisdrijf (verkeer) Poging inbraak (zonder diefstal) 53,3 51,1 5,4 48,3 Zedenfeiten Bedreiging 35,8 38,3 Beschadiging auto 32, Oplichting 28,2 Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel aang A.1 Een aantal vermogensmisdrijven wordt het vaakst aangegeven: autodiefstal (85%), inbraak met diefstal (85%) en motor(fiets)diefstal (79%). Diefstal met geweld wordt vervolgens in ongeveer 72% van de gevallen aangegeven. Voor diefstal zonder geweld (62%) en diefstal uit auto (61%) volgt aangifte in ruim zestig procent van de gevallen en voor lichamelijk geweld 57% van de keren. Ongeveer de helft van de fietsdiefstallen (53%), de categorie andere (51%), vluchtmisdrijf (5%) en poging tot inbraak (zonder diefstal) (48%) maken het voorwerp uit van een klacht bij de politie. -22-

2 1 De overige misdrijven kennen lagere aangiftepercentages: zedenfeiten (38%), bedreiging (36%), beschadiging auto (32%) en oplichting (28%). 5.2.2 Dark number Wanneer iemand uit het huishouden van de respondent slachtoffer werd van een misdrijf en dit feit werd niet bij de politie aangegeven, komt dit niet in de geregistreerde criminaliteitsstatistieken terecht. Het zou dan voor de beleidsmakers verborgen blijven, ware het niet dat in een enquête zoals de Lokale Veiligheidsbevraging aan de respondent wordt gevraagd of het feit, waarvan hij of iemand uit zijn huishouden slachtoffer werd, aangegeven is bij de politie. Op die manier krijgen we een zicht op wat we dan noemen het dark number. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 Aangifte (PV) = Politiële criminaliteitsstatistieken bv. 4% Geen aangifte = Dark number bv. 6% Lokale Veiligheidsbevraging = reëel criminaliteitsbeeld (1%) * * voor w.b. de deelnemende PZ/gemeenten Aan de hand van de aangiftecijfers kunnen we dan ook het percentage nietaangegeven feiten het dark number kennen. Voor criminaliteitsvormen waar het aangiftepercentage laag ligt, zal het dark number groot zijn en vice versa. Zo zal het dark number voor autodiefstallen, die voor 85% worden aangegeven zoals u in de voorgaande figuur aang A.1. heeft kunnen vaststellen slechts 15% bedragen. Omgekeerd zal het dark number voor de minst aangegeven delicttypes hoog liggen. Zo vertegenwoordigen het aantal feiten van oplichting in de geregistreerde criminaliteitsstatistieken maar 28%, zijnde het percentage aangegeven oplichtingszaken. Wel 72% van de oplichtingen waarmee huishoudens te maken kregen, werden niet aangegeven en dus niet geregistreerd. Ze komen nu, door alle potentiële slachtoffers, zowel degene die aangifte hebben gedaan als degene die dat niet deden, te bevragen, aan het licht. -23-

5.3 Tevredenheid slachtoffers over politietussenkomst Bij de respondenten die naar aanleiding van slachtofferschap contact hadden met de politie van hun zone, werd gepeild naar hoe zij dit contact evalueren. Denkende aan alles wat de politie in hun zaak had gedaan, werd gevraagd hoe globaal gezien tevreden of ontevreden men was over de politietussenkomst en dit specifiek met betrekking tot het laatste delict dat hen was overkomen. Bijna 37% van deze respondenten verklaart tevreden te zijn. Ruim een tiende (11%) is zelfs heel tevreden. Omgekeerd is 18% van de slachtoffers niet tevreden over de politietussenkomst: 11% zegt ontevreden te zijn, bijna 7% is zeer ontevreden. 24% van de burgers die naar aanleiding van slachtofferschap contact hadden gehad met de politie van de zone, spreekt zich neutraal uit ( noch tevreden, noch ontevreden ). 1% antwoordt weet niet. 6 Tevredenheid slachtoffers over politietussenkomst 5 4 36,6 % 3 24,1 2 1 11,4 1,8 6,7 1,5 Zeer tevreden Tevreden Noch tevreden, noch ontevreden Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel aang B.3. Ontevreden Zeer ontevreden Weet niet -24-

6 Werking van de eigen politiezone 6.1 Algemeen: de politie levert goed/slecht werk Globale beoordeling politiewerking van de eigen politiezone 1 9 8 7 6 62, % 5 4 3 22,7 2 1 7,7 6,4 1,2 Heel goed werk Goed werk Slecht werk Heel slecht werk Weet niet Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel pol A.1. De burgers die deelnamen aan de Lokale Veiligheidsbevraging geven hun lokale politie globaal genomen een goede beoordeling. Zeventig procent van de respondenten vindt dat de politie van de eigen zone goed tot heel goed werkt: 62% antwoordt goed werk ; 7,7% zegt heel goed werk. Als keerzijde is er de groep van burgers die menen dat hun lokale politie het niet (zo) goed doet. Dit is echter een minderheid: iets minder dan acht procent; 6,4% vindt dat de politiezone slecht werkt, 1,2% beoordeelt dit als heel slecht werk. Een belangrijke groep zegt zich niet te kunnen uitspreken over het al dan niet goede werk van de politiezone; 23% antwoordt: weet niet. 6.2 Tevredenheid over de politie in de eigen politiezone De burgers zijn voornamelijk tevreden over de houding en het gedrag van de politie: 63% verklaart hierover tevreden tot zeer tevreden te zijn. Ruim veertig procent van de respondenten gaf aan (zeer) tevreden te zijn over de voorbeeldfunctie van hun politie (42%) en het iedereen op gelijke voet behandelen (41%). Wat betreft de gegeven informatie over de activiteiten en de aanwezigheid in de straat, tot slot, is 39% respectievelijk 37% (zeer) tevreden. -25-

Tevredenheid over de politie in de eigen politiezone 7 65 63,1 % Zeer tevreden en tevreden 6 55 5 45 4 35 3 42,3 41,4 38,6 37,3 25 2 15 1 5 Houding en gedrag Het goede voorbeeld geven Iedereen op gelijke voet behandelen Informatie over de activiteiten Aanwezigheid in de straat Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel pol C.1. 6.3 Is de politie van de eigen politiezone gemakkelijk of moeilijk te contacteren? Is de politie van de eigen politiezone gemakkelijk of moeilijk te contacteren? 1 9 8 7 % 6 5 4 51,4 3 23,8 2 12,6 1,1 1 2,1 Heel gemakkelijk Gemakkelijk Moeilijk Heel moeilijk Weet niet Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel pol C.3. Ruim de helft van de inwoners meent dat de politie van de eigen zone gemakkelijk te contacteren is (51%). Een achtste vindt dit zelfs heel gemakkelijk. Omgekeerd antwoordt een tiende dat de politie moeilijk te bereiken is. Een minderheid vindt dit heel moeilijk (2,1%). Een belangrijke groep spreekt zich niet uit: bijna een vierde (24%) van de respondenten antwoordt weet niet op de vraag of de politie van de zone gemakkelijk of moeilijk te contacteren is. -26-

6.4 De wijkagent / wijkinspecteur 6.4.1 Kent u uw wijkagent? Kent u uw wijkagent? 3,3 Ja, maar enkel van naam of van gezicht Ja, ik heb er soms contact mee 55,9 Ja, ik heb er regelmatig contact mee Neen 12, Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel pol D.1. 1,8 De meeste inwoners kennen hun wijkagent niet. Op de vraag Kent u uw wijkagent? antwoordt 56% neen. 3% van de burgers kent hem maar enkel van naam of van gezicht. 12% zegt af en toe contact te hebben met de wijkagent / buurtinspecteur. Een minderheid 1,8% heeft regelmatig contact met hem (of haar). De leeftijdsgroep die vooral de wijkagent niet kent, is de jongerencategorie van 15-24-jarigen met 67% neen -antwoorden op de vraag naar de kennis van de wijkagent / buurtinspecteur. De wijkagent is nog iets beter gekend bij de 25-34- en de 35-49-jarigen, waar bijna de helft hem of haar kent. Vrouwen kennen de wijkagent iets minder goed dan mannen (58% neen - antwoorden versus 54%). Hij of zij is nog meer onbekend bij personen die hogere studies hebben gevolgd (6% hoger onderwijs versus iets meer dan de helft voor de andere) en naar beroepssituatie zijn het voornamelijk de studenten die de wijkagent niet kennen: 71% (versus vijftig à zestig procent). -27-

6.4.2 Is de wijkagent gemakkelijk contacteerbaar? % 7 6 5 4 3 2 1 26, Is de wijkagent gemakkelijk contacteerbaar? Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel pol D.2. 14,7 Ja Nee Weet niet 59,4 Op de vraag of de wijkagent gemakkelijk te contacteren is, blijkt 59% van de respondenten dit niet te weten. Het zijn waarschijnlijk burgers die nog nooit contact hebben gehad met de wijkagent. 26% zegt: ja, de wijkagent is gemakkelijk te contacteren. 15% antwoordt nee. 6.4.3 Van waar kent u uw wijkagent? Van waar kent u uw wijkagent? 6 5 48,1 4 % 3 2 18,4 17,1 1 5,7 3,5 2,7 Direct persoonlijk contact Andere Gemeenteblad Visitekaartje Website Politieblad Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel pol D.3. Bij de inwoners die hun wijkagent kennen, is dit voornamelijk in bijna de helft van de gevallen via direct persoonlijk contact (48%). 17% kent de wijkagent via het gemeenteblad. In mindere mate is de wijkagent gekend via een visitekaartje (5,7%), via de website (3,5%) of via het politieblad (2,7%). 18% van de respondenten kent de wijkagent nog op een andere manier dan de genoemde (naar aanleiding van domiciliëring, een klacht, een oproep of van horen zeggen, tegengekomen op straat, enzovoort). Deze andere manieren van contact met de wijkagent betreffen in feite voornamelijk vormen van direct persoonlijk contact, maar worden door de respondent waarschijnlijk minder sterk als een echt gesprek aangevoeld. -28-

6.4.4 Zou u graag meer contact hebben met uw wijkagent? Zou u graag meer contact hebben met uw wijkagent? 7 6 61, 5 4 Meer contact willen met zijn wijkagent volgens de leeftijdscategorieën 7 6 % 3 2 22, 1 11,4 5,6 Ja Nee Enkel in geval van problemen Weet niet Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel pol D.4. 22% van de inwoners wenst meer contact te hebben met z n wijkagent. Omgekeerd heeft ongeveer één respondent op tien (11%) hieraan geen behoefte. Het merendeel van de burgers geeft echter aan enkel meer contact te willen met de wijkagent ingeval er problemen zijn: 61%. Meer contact willen met zijn wijkagent volgens het opleidingsniveau 6,3 63,6 59,7 6,2 62,1 5 % 4 % 7 6 62,5 61,7 59, 5 4 3 2 13,1 18,4 22,9 26,2 25, 3 2 19, 21,5 24,9 1 1 15-24 jaar 25-34 jaar 35-49 jaar 5-64 jaar 65+ jaar Lager secundair onderwijs of minder Hoger secundair onderwijs Hoger onderwijs Ja Enkel in geval van problemen Ja Enkel in geval van problemen Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel pol D.4.1. Tabel pol D.4.3. Naarmate men ouder wordt, neemt de wens om meer contact te hebben met de wijkagent toe. Respondenten vanaf de leeftijd van 5 jaar antwoordden twee maal zo vaak ja op de vraag naar de behoefte aan meer contact dan jongeren van 15-24 jaar: (ongeveer) 26% versus 13%. Dit zijn iets vaker mannen (24%) dan vrouwen (2%). In geval van problemen zien we echter het omgekeerde: vrouwen zouden dan wel meer contact willen met de wijkagent (63%) dan mannen (58%). Een soortgelijke vaststelling doet men als men naar het opleidingsniveau kijkt. De wens naar meer contact neemt toe naarmate men hoger opgeleid is: van 19% (geen diploma of lager secundair) over 21% (hoger secundair) naar 25% (hogeschool of universiteit). Omgekeerd hebben personen zonder of met een middelbaar diploma -29-

(lager of hoger secundair) iets meer behoefte aan contact in geval er problemen zijn (62% versus 59%). Wat betreft beroepsactiviteit zijn de personen die meer contact willen met de wijkagent minder vaak studenten (13%), maar vaker gepensioneerden (26%). De burgers die enkel contact zouden willen in geval van problemen, zijn iets vaker mensen zonder beroep / werkzoekend (64% versus 59 à 62%). -3-

7 Laatste contact met de politie 7.1 Persoonlijk contact gehad met de politie van de eigen politiezone de voorbije 12 maanden Bijna veertig procent van de inwoners had de voorbije twaalf maanden om een of andere reden contact met de politie van zijn / haar zone. In 26% van de gevallen heeft de burger zelf contact opgenomen. 12% van de keren werd het contact door de politie gelegd. 59% had geen persoonlijk contact gehad met zijn lokale politie. Een aantal personen wist het niet goed (2,4%). 7.2 Reden laatste politiecontact Reden laatste politiecontact 21,9 5,8 5,6 8,1 Bekeuring Verkeersongeluk Controle door de politie Vragen om hulp 3,9 3,8 11,3 Administratieve handeling Vragen om informatie Aangifte (klacht indienen) 3,1 8,2 Verloren/ gevonden voorwerpen Sociaal contact / niet formeel Preventie, bewaking 2,4 Andere 25,9 Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel ctc B.1. Aan de respondenten die de voorbije twaalf maanden contact hadden gehad met de politie van hun zone, werd gevraagd wat de reden is geweest van de laatste keer dat men contact had. -31-

De meeste burgers hadden contact met de politie voor een aangifte / om klacht in te dienen: 26%. In 11% van de gevallen vroeg men de politie om hulp. Iets minder dan een keer op de tien (8%) had het contact betrekking op een administratieve handeling (bv. verlies van identiteitskaart of rijbewijs ). In eveneens 8% van de gevallen ging het om een controle door de politie. Een bekeuring, een verkeersongeluk maakten in bijna 6% van de gevallen de reden uit van het contact. De overige werden minder genoemd: preventie, bewaking, sociaal contact / niet formeel, verloren / gevonden voorwerpen en vragen om informatie met percentages van 2 à 4%. Iets vaker dan één op vijf keer (22%) gaven de respondenten aan om nog een andere reden contact te hebben gehad met de politie van de eigen zone (verhuis, overlijden, brand, wateroverlast, wapenvergunning, hinderlijk geparkeerd voertuig, nachtlawaai, enzovoort). 7.3 Plaats laatste politiecontact Plaats laatste politiecontact 1 9 8 7 6 % 5 4 3 2 1 39,7 Op het politiekantoor 3,3 Privé plaats (bij u thuis, bij vrienden, ) 16,7 Openbare weg of publiek toegankelijke plaats (bv winkel, café, ) 1,4 Per post/telefoon-/mail,5 Andere Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel ctc C.1. Zeer vaak had het laatste contact met de lokale politie plaats op het politiekantoor: 4%. In 3% van de gevallen was er echter contact met de politie op een privéplaats: bij de respondent thuis, bij vrienden,. Op de openbare weg of op een publiek toegankelijke plaats (bv. winkel, café, ) vond 17% van de contacten tussen burgers en politie plaats. Een tiende had contact met de politie via de telefoon of per (elektronische) post. -32-

7.4 Tevredenheid met betrekking tot het laatste politiecontact 7.4.1 Tevredenheid naar reden van het contact Tevredenheid m.b.t het laatste politiecontact naar reden contact % Zeer tevreden en tevreden 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 86,2 86,2 84,2 81,2 77,5 74,4 74, 67, 64,2 61,1 55,6 7,4 Sociaal contact / niet formeel Preventie, bewaking Administratieve handeling Vragen om informatie Verloren / gevonden voorwerpen Verkeersongeluk Andere Controle door de politie Aangifte (klacht indienen) Vragen om hulp Bekeuring Totaal Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel ctc D.1. Bovenstaande grafiek geeft een overzicht van het verband tussen de reden dat men de laatste keer contact had met de politie van de eigen zone en de tevredenheid over dit contact. Gemiddeld 7% van de respondenten toonde zich tevreden tot zeer tevreden over het laatste politiecontact. De burgers die om volgende redenen contact hadden gehad met de lokale politie waren meer dan het gemiddelde (zeer) tevreden: sociaal contact / niet formeel (86%), preventie, bewaking (86%), administratieve handeling (84%), vragen om informatie (81%), verloren / gevonden voorwerpen (77%) en verkeersongeluk (74%). Ook degenen die om een andere reden contact hadden met de politie (technopreventief advies, verhuis, hinderlijk parkeren, enzovoort) waren meer dan gemiddeld (zeer) tevreden: 74%. De tevredenheid lag iets lager dan het gemiddelde indien het ging om een politiecontact naar aanleiding van een controle door de politie (67%), een aangifte / klacht (64%), het vragen om hulp (61%) of een bekeuring (56%). -33-

7.4.2 Tevredenheid m.b.t. de politiediensten na contact Tevredenheid m.b.t. de politiediensten na contact 8 % Zeer tevreden en tevreden 75 7 65 6 55 5 45 4 35 3 72,1 71,6 67, 64, 54,1 25 2 15 1 5 Telefonische bereikbaarheid Houding en gedrag Tijd aan uw probleem besteed Beschikbaarheid op het commissariaat Snelheid van de politietussenkomst Figuur: Lokale Veiligheidsbevraging 211 Tabel ctc E.1. De burgers die de voorbije twaalf maanden contact hadden met de politie van de eigen zone waren vooral (zeer) tevreden over de telefonische bereikbaarheid (72%) en over de houding en het gedrag van de politie (72%). 67% van de respondenten was (zeer) tevreden over de tijd die de politieambtenaren aan het probleem hadden besteed en 64% over de beschikbaarheid op het politiecommissariaat. Wat de snelheid van de politietussenkomst betreft, tot slot, bedraagt de tevredenheid iets meer dan de helft: 54%. Bekijken we de evaluatie van de snelheid van de tussenkomst die dus het laagste scoort op vlak van tevredenheid met een gemiddelde van 54% naargelang de reden dat men contact had met de politie. Dan blijkt dat men toch nog meer dan gemiddeld tevreden is over de interventiesnelheid bij een verkeersongeluk (61%), preventie, bewaking (6%), verloren / gevonden voorwerpen (59%) of andere (57%). Wanneer het daarentegen ging om het vragen om informatie, een bekeuring of een controle door de politie, bedraagt de tevredenheid over de snelheid van de politietussenkomst slechts 49%, respectievelijk 45% en 41%. -34-