Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Nijmegen Opleiding: Opleidingskunde, hbo bachelor Varianten: Voltijd en deeltijd



Vergelijkbare documenten
Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Bachelor of Business Administration (MER opleiding)

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Financial Services Management HBO bachelor, locatie Arnhem Croho: Varianten: voltijd & deeltijd

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Opleidingskunde,Training & Human Development

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Besluit. College van Bestuur van de Christelijke Hogeschool Windesheim Postbus GB ZWOLLE

Christelijke Hogeschool Windesheim

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

es Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Hogeschool Zeeland, Vlissingen

Fontys Hogescholen, Eindhoven

Fontys Hogescholen, Tilburg en Sittard

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Opleiding: Technische Bedrijfskunde, bachelor Locatie: Arnhem Croho: Varianten: voltijd/deeltijd

Hogeschool Arnhem en Nijmegen

Hogeschool Zuyd, Sittard

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Fontys Hogescholen, locatie Eindhoven Opleiding: Fiscale Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd/deeltijd

AVANS Hogeschool, Tilburg

HBO Bedrijfskunde Bachelor of Business Administration (BBA)

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor Verpleegkunde van de Breederode Hogeschool

Hogeschool INHOLLAND, Alkmaar. Visitatiedata: 16 en 17 maart 2005

Hanzehogeschool Groningen, Groningen

Protocol PDG en educatieve minor

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Arnhem Opleiding: Bedrijfseconomie, hbo bachelor; Croho: Varianten: voltijd en deeltijd

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Commerciële Economie, hbo bachelor Croho: Varianten: voltijd, deeltijd

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool INHOLLAND, Rotterdam

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte opleidingsbeoordeling van de NVAO (Stcrt, 2014, nr 36791).

Christelijke Hogeschool Windesheim

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Informatie werkplekleren

Naam/Datum/Versie document advies/verbeterpunten. Avans documenten

Fontys Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Hogeschool Arnhem Nijmegen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie (na herstel) aan de opleiding hbobachelor. Nijmegen. Bachelor of Education

Avans Hogeschool, s-hertogenbosch

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bestuurskunde/Overheidsmanagement van de NHL Hogeschool

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw. Gegevens : Christelijke Hogeschool Windesheim : Commerciële Economie

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Hogeschool Arnhem en Nijmegen

Hogeschool INHOLLAND, School of Agriculture and Technology

Hogeschool Utrecht. Huidtherapie, hbo-bachelor. Farmakunde, hbo-bachelor. Visitatiedatum: 16 maart 2006

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek

Hogeschool INHOLLAND. Opleidingen: Voedingsmiddelentechnologie, bachelor Varianten: voltijd/duaal. Visitatiedata: 2 en 3 juni 2005

Beoordelingskader Kader voor de beperkte toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 9832).

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Arnhem Opleiding: Communicatie, hbo bachelor Choho: Varianten: voltijd, deeltijd, duaal

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Hogeschool Utrecht, locatie Utrecht

OPSTELLEN EINDKWALIFICATIES OPLEIDING

Advies van het visitatiepanel Samenvatting bevindingen en overwegingen van het panel.

Besluit. College van bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Communicatie van de NHL Hogeschool

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

Hogeschool INHOLLAND, Diemen, Rotterdam en Den Haag

Hogeschool INHOLLAND Opleiding: Sociaal Juridische Dienstverlening, hbo bachelor; Varianten: voltijd/deeltijd/duaal Locaties: Rotterdam/Den Haag

AVANS Hogeschool, s-hertogenbosch

ZUYD HOGESCHOOL

Fontys Hogescholen. Opleiding: Financial Services Management hbo bachelor Varianten: voltijd, deeltijd, duaal Croho: Locatie: Eindhoven

2. Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport

Management & Organisatie

Hogeschool Rotterdam, Rotterdam

Hogeschool INHOLLAND. Visitatiedatum: 8 november 2006

Hogeschool Rotterdam. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, hbo-bachelor; Visitatiedatum: 10 oktober 2006

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen VDO

me nse nkennis Competentiegericht opleiden in de BIG opleidingen Getting started

Hogeschool Utrecht. Opleidingen: HBO-V, bachelor Varianten: voltijd/deeltijd/duaal. Visitatiedata: 25 april 2006

Hanzehogeschool Groningen

sluit Besluit strekkende tot een oordeel voldoende van een aanvraag toets nieuw Associate-degreeprogramma Communicatie van Avans Hogeschool

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

Hogeschool Zuyd, Heerlen

Management & Organisatie

AVANS Hogeschool, Breda

Hogeschool INHOLLAND, Delft

Hogeschool voor de Kunsten Utrecht

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Bouwkunde van de Haagse Hogeschool

Hogeschool Arnhem en Nijmegen

Avans Hogescholen, s-hertogenbosch

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor. Christelijke Hogeschool Ede

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. HBO-Bacheloropleidingen Chemie Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek

Deeltijd voor professionals

Transcriptie:

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Locatie: Nijmegen Opleiding: Opleidingskunde, hbo bachelor Varianten: Voltijd en deeltijd Visitatiedatum: 8 mei 2007 Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, juli 2007

2/53

In Inhoud 3 Deel A: Onderwerpen 5 1.1 Voorwoord 7 1.2 Inleiding 7 1.3 Werkwijze 8 1.4 Oordeelsvorming 9 1.5 Oordelen per onderwerp 10 1.6 Schematisch overzicht oordelen 11 1.7 Totaaloordeel 11 Deel B: Facetten 13 Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 15 Onderwerp 2 Programma 18 Onderwerp 3 Inzet van Personeel 28 Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 34 Onderwerp 6 Resultaten 37 Deel C: Bijlagen 41 Bijlage 1: Onafhankelijkheidsverklaring panelleden 42 Bijlage 2: Deskundigheden panelleden 47 Bijlage 3: Bezoekprogramma 51 Bijlage 4: Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal 53 3/53

4/53

Deel A: Onderwerpen 5/53

6/53

1.1 Voorwoord Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Opleidingskunde van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in maart 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 8 mei 2007. Het panel bestond uit: De heer prof.dr. Th. Wubbels (domeinpanellid en dagvoorzitter); De heer drs. C.J. Reincke (domeinpanellid); Mevrouw L. Volz (studentpanellid); Mevrouw drs. I. Akerboom (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2 Inleiding De HAN heeft ruim 25.000 studenten en circa 2.500 personeelsleden. De Hogeschool is in 1996 ontstaan na een fusie van de HEAO Arnhem, Hogeschool Gelderland en Hogeschool Nijmegen. Zij heeft vier faculteiten waaronder 15 instituten zijn gegroepeerd. Daarnaast is aan elke faculteit een contractunit verbonden. 7/53

De vier faculteiten van de HAN zijn de Faculteit Economie en Management, de Faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij, de Faculteit Techniek en de Faculteit Educatie. De Faculteit Educatie / sector Onderwijs biedt onderwijs aan ruim 4.000 studenten en omvat de volgende instituten: PABO, ILS (Instituut voor leraar en school) en Opleidingskunde. De faculteit heeft een personeelsomvang van circa 300 fte s. Opleidingskunde is sinds 2002 een zelfstandige hbo-bacheloropleiding. Hiervoor was Opleidingskunde een afstudeerrichting binnen de opleiding Pedagogiek. De opleiding Opleidingskunde kent twee varianten: voltijd en deeltijd. Het wordt in Nijmegen aangeboden. De deeltijdopleiding wordt ook in verkorte vorm aangeboden (in zowel dag- en avondonderwijs). Sinds de verzelfstandiging is de opleiding gegroeid van 77 studenten in 2002 tot 292 ingeschreven studenten in 2006. In 2006 zijn de eerste voltijdstudenten afgestudeerd (6 in totaal). Daarnaast zijn er 45 studenten uit de tweejarige dagdeeltijd en 57 studenten uit de tweejarige avonddeeltijd afgestudeerd. Een ruime meerderheid van de studenten zit in een deeltijdvariant (in 2006 208 van de 292 studenten, dat is 71%). Met 13 fte s onderwijzend personeel komt de staf-studentratio op 1:24. De HAN heeft een grootschalige onderwijsvernieuwing ontwikkeld, namelijk de HAN Onderwijsflexibilisering (het HOF-project). Zij wil hiermee het onderwijs en de onderwijsorganisatie innoveren. Door het onderwijs meer vraaggestuurd in te richten krijgt de student meer verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces. De realisering van het HOFproject is in september 2005 van start gegaan. HOF is bij Opleidingskunde ingevoerd in jaar 1 en 2 van het voltijdse programma, jaar 1 tot 3 van het vierjarige deeltijdprogramma en jaar 1 van het tweejarige deeltijd-dagprogramma. De basisindeling voor elke leerroute is die van de major (maximaal 210 EC) en de minor (minimaal 30 EC). In de major staan de beroepscompetenties waartoe wordt opgeleid centraal. Met behulp van de minor kan de student zich profileren voor de arbeidsmarkt. In de minor werkt de student aan de verbreding en de verdieping van de beroepscompetenties. 1.3 Werkwijze De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Voorafgaand aan de toezending van het definitieve zelfevaluatierapport en bijlagen van de opleiding heeft een NQA-auditor een conceptversie van het zelfevaluatierapport gescreend op compleetheid van onderwerpen. Daaropvolgend heeft een NQA-auditor het definitieve zelfevaluatierapport (en bijbehorende bijlagen) gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereiden de panelleden zich in de periode april/mei 2007 inhoudelijk voor op het bezoek van 8 mei 2007. 8/53

Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2007 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport eind juni 2007 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in juli 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in juli 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4 Oordeelsvorming In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. 9/53

Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde module-inhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen. 1.5 Oordelen per onderwerp 1.5.1 Doelstellingen opleiding Het facet Domeinspecifieke eisen is beoordeeld met voldoende, de andere twee facetten met goed. Het oordeel op het onderwerpniveau is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.2 Programma De facetten Eisen HBO, Relatie doelstellingen en inhoud programma, Samenhang in opleidingsprogramma, Studielast en Afstemming tussen vorm en inhoud zijn als goed beoordeeld, het facet Duur voldoet en de overige facetten zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerpniveau is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.3 Inzet van personeel De drie facetten zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerpniveau is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.4 Voorzieningen Beide facetten zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerpniveau is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.5 Interne kwaliteitszorg De drie facetten zijn als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerpniveau is voor de opleiding derhalve positief. 1.5.6 Resultaten Het facet Gerealiseerd niveau is als voldoende beoordeeld, het facet Onderwijsrendement als goed. Het oordeel op het onderwerpniveau is voor de opleiding derhalve positief. 10/53

1.6 Schematisch overzicht oordelen Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet Opleiding Opleidingskunde Voltijd Deeltijd Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende Voldoende 1.2 Niveau bachelor Goed Goed 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO Goed Goed 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud Goed Goed programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed Goed 2.4 Studielast Goed Goed 2.5 Instroom Voldoende Voldoende 2.6 Duur Voldaan Voldaan 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Goed 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO Goed Goed 3.2 Kwantiteit personeel Goed Goed 3.3 Kwaliteit personeel Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen Voldoende Voldoende 4.2 Studiebegeleiding Voldoende Voldoende Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten Goed Goed 5.2 Maatregelen tot verbetering Goed Goed 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, Goed Goed alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Positief Positief Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau Voldoende Voldoende 6.2 Onderwijsrendement Goed Goed Totaaloordeel Positief Positief 1.7 Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan in paragraaf 1.5 waaruit blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort, is de conclusie dat het totaaloordeel over de opleiding positief is. 11/53

12/53

Deel B: Facetten 13/53

14/53

Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding De opleiding kent twee varianten: voltijd en deeltijd. De deeltijdopleiding wordt ook in verkorte vorm aangeboden (in zowel dag- en avondonderwijs). Een ruime meerderheid van de studenten zit in een deeltijdvariant (in 2006 208 van de 292 studenten, dat is 71%). Waar relevante afwijkingen zijn tussen de voltijd- en deeltijdvarianten zal het panel dat aangeven. Het oordeel geldt steeds voor het voltijd- én het deeltijdprogramma tenzij anders is aangegeven. Het panel zal ook de relevante verschillen aangeven tussen onderwijs dat reeds uitgevoerd wordt volgens de principes van het HAN-onderwijsvernieuwingsproject (HOF) en waar dat nog niet is gedaan. HOF is ingevoerd in jaar 1 en 2 van het voltijdse programma, jaar 1 tot 3 van het vierjarige deeltijdprogramma en jaar 1 van het tweejarige deeltijd-dagprogramma. Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen Voldoende Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding Opleidingskunde is gericht op de praktijk van opleidingsprofessionals. Er staan zes beroepstaken in het programma centraal: trainen, begeleiden van lerende(n), ontwerpen van leerarrangementen, geven van opleidingsadvies, ontwikkelen van leerbeleid en inkopen van leerarrangementen. Het panel constateert met behulp van een vergelijking van verwante opleidingen (zoals de hbo-opleiding Docent pedagogiek werkzaam binnen de opleidings- en trainingssector en de WOopleiding Pedagogische wetenschappen met als differentiatie Opleidingskunde) dat het een unieke hbo-bacheloropleiding betreft. In de meeste hbo-opleidingen staan andere of minder beroepstaken centraal; de WO-opleidingen kennen vaak wel die zes taken maar leggen meer accent op de theorie dan op de praktijksituatie en het oefenen van vaardigheden. Het panel vindt het een goed voornemen van de opleiding om binnenkort ook een internationale vergelijking uit te voeren (zie ook verderop in de facet). De opleiding hanteert een eigen competentieprofiel dat is ontwikkeld aan de hand van drie beroepsrollen, namelijk Trainer/coach, Ontwikkelaar van leerarrangementen en HRD-adviseur. Vanuit deze rollen heeft de opleiding kritische beroepssituaties geformuleerd waarbij competenties horen. Het profiel kent negen competenties: competent in didactiek, in stimuleren van leren, in opleidings- en leerbeleid, in adviseren, in klant- en organisatiegerichtheid, in organiseren, in commerciële vaardigheden, in samenwerking en relaties en in persoonlijke ontwikkeling. Daarnaast hanteert de opleiding de zes eerder genoemde beroepstaken. 15/53

Er is geen landelijke of internationale competentieset die de opleiding kon overnemen. Wel heeft de opleiding drie beroepstaken overgenomen uit het domein Educatie, namelijk ontwerpen van leerarrangementen, trainen en begeleiden van lerenden. Het panel concludeert aan de hand van verslagen van de werkveldadviescommissie en interviews met leden van diezelfde commissie dat de beroepspraktijk nauw betrokken is geweest bij de formulering van de competenties. De opleiding heeft ook gebruik gemaakt van de expertise van de docenten tijdens het ontwikkelen van de drie beroepsrollen. De meeste docenten waren tot voor kort of zijn nog steeds werkzaam als trainer, ontwikkelaar of adviseur buiten de HAN. Ten slotte constateert het panel dat de opleiding zich op de hoogte houdt van nieuwe ontwikkelingen in het werkveld via nauwe contacten met het beroepenveld via stage- en afstuderen, gastdocenten en freelancers, HAN Competens (opleidingskundige dienstverlening), projecten met bedrijven en inbreng van de deeltijdstudenten en werkveldcommissie. Het panel leest in het beleidsplan van de opleiding dat het ontwikkelen van beleid op het gebied van internationalisering op de agenda staat. De opleiding werkt aan structurele uitbreiding van de stagemogelijkheden in het buitenland, stages bij internationaal georiënteerde bedrijven en veelvuldiger gebruik van Engelstalige literatuur. Op dit moment onderhoudt de opleiding al contacten met internationaal georiënteerde bedrijven (bijvoorbeeld MDF, Philips en KLM/Air France), volbrachten er al studenten een stage in het buitenland, hebben docenten internationale contacten, et cetera. Het panel vindt dat deze jonge opleiding nu de uitkomsten van deze contacten moet gaan vertalen naar de doelstelling en het programma van de opleiding. Omdat deze slag volgens het panel van groot belang is om een unieke opleiding te handhaven geeft het panel voor dit facet voldoende in plaats van goed. Alumni onderstreepten het nut van een dergelijke ontwikkeling. Facet 1.2 Niveau bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft via een matrix voor het pré-hof-programma na kunnen gaan dat alle Dublin-descriptoren aan bod komen in de diverse onderwijseenheden. De matrix maakt bijvoorbeeld duidelijk dat de competenties klant- en organisatiegerichtheid, organiseren en opleidings- en leerbeleid en de Dublin-descriptor toepassen van kennis en inzicht centraal staan in het vak Personeelsmanagement (jaar 2 van de vierjarige deeltijdopleiding pré-hof en jaar 1 van de tweejarige deeltijddagvariant pré- HOF). Een ander voorbeeld is het onderdeel Thema Trainen 4 (jaar 3 van de voltijdopleiding). 16/53

Daarin staan competent in didactiek, competent in stimuleren van leren, competent in toegepast onderzoek en competent in klant- en organisatiegerichtheid centraal en wordt gewerkt aan de Dublin-descriptoren leervaardigheden, communicatie en toepassen van kennis en inzicht. Ook uit de Handleiding afstudeerproject blijkt dat de Dublin-descriptoren alle vijf expliciet aan bod komen: ze worden als zodanig getoetst (op niveau 3). Het panel heeft voor HOF-programma gezien dat de Dublin-descriptoren zijn opgenomen als onderdeel van het beoordelingskader. Onderdeel van het beoordelingskader is namelijk de zogenoemde professionele standaard. Deze professionele standaard bestaat uit vijf onderdelen die overeenkomen met de vijf Dublin-descriptoren. De onderdelen Professioneel in oordeelsvorming (standaard 3) en Professioneel als inhoudelijk deskundige (standaard 4) komen bijvoorbeeld respectievelijk overeen met de Dublin-descriptoren Oordeelsvorming en Kennis en inzicht. In de toetsing van een beroepstaak komen steeds alle vijf de onderdelen van de professionele standaard terug, en dus ook de vijf Dublin-descriptoren. Het toetskader omvat naast deze professionele standaard ook het competentieprofiel (9 competenties) en de beroepstaken (6 beroepstaken). Facet 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Goed Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In 2002 heeft de Faculteit Educatie een onderzoek laten uitvoeren naar de beroepsperspectieven van hbo-opleidingskundigen. Uit dit onderzoek bleek dat opleidingskundigen vooral in functies werkzaam zijn waarbij de nadruk ligt op het ontwikkelen, adviseren, coördineren en het geven van trainingen. Hieruit zijn de drie rollen geformuleerd die als leidraad hebben gediend voor de ontwikkeling van de opleiding (zie facet 1.1: Trainer/ Coach, Ontwikkelaar van leerarrangementen en HRD-adviseur). Nog steeds staan die drie rollen centraal; in het HOF-onderwijs zijn rondom de drie rollen de beroepstaken geformuleerd. De laatste jaren zijn er volgens de opleiding en de werkveldadviescommissie weinig omvangrijke ontwikkelingen met betrekking tot de drie beroepsrollen geweest. Het panel vindt de drie rollen een goede invalshoek maar het label HRD-adviseur enigszins verwarrend. De opleiding doelt op het adviseren met betrekking tot scholing, hetgeen het panel eerder HRM zou noemen. 17/53

Met name in grote bedrijven en instellingen wordt Human Resources Development als taakgebied gereserveerd voor het ontwikkelen en begeleiden van het executieve seniormanagement dan wel potentials die daar naartoe moeten groeien. Bij studenten, docenten, werkveld en alumni blijkt er echter weinig onduidelijkheid over de invulling van de term. Het panel heeft een onderzoek onder alumni (2006, 37 respondenten) bestudeerd. De meeste participanten van dit onderzoek hebben nog de opleiding Pedagogiek met als afstudeerrichting Opleidingskunde gevolgd. Uit het onderzoek maakt het panel op dat 76% van de voltijdse en 100% van de deeltijdse alumni in het opleidingskundig veld terecht gekomen is en dat 80% een baan op hbo-niveau heeft. 36% Heeft als hoofdtaak HRD-advies, 36% als hoofdtaak ontwerpen en ontwikkelen en 18% trainen. Uit een onderzoek onder vertegenwoordigers van het werkveld - tien bedrijven en instanties waar opleidingskundigen werkzaam zijn of waar de opleiding op een andere manier contact mee heeft bijvoorbeeld via stage en afstuderen - dat het panel bestudeerd heeft blijkt dat een ruime meerderheid zich kan vinden in het profiel van de opleiding en de startbekwaamheidsniveaus van de beroepsrollen. Een aantal respondenten vond het profiel wel goed om na te streven maar noemde de beschrijving ambitieus. Het panel vindt de niveaus duidelijk omschreven (voor student en beoordelaar), goed opgebouwd en passend bij de doelstellingen van de opleiding. De opleiding houdt goed zicht op de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door de vacatureanalyses die zij maakt, de zogenaamde Advertentiecatalogus. Voorbeelden van functies van hbo-opleidingskundigen zijn: trainer, ontwikkelaar van leermiddelen, opleidingsadviseur en opleidingscoördinator. Typisch voor de deeltijdvariant van de opleiding is het feit dat de afstudeerders niet als junior aan de slag zullen gaan maar al een relevante opleidingskundige functie hebben (verkorte deeltijd) of tijdens hun opleiding relevant werk vinden waardoor zij snel kunnen doorgroeien (vierjarige deeltijd). Onderwerp 2 Programma Facet 2.1 Eisen HBO Goed Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. 18/53

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het HOF-curriculum is ingericht aan de hand van zes beroepstaken (zie facet 1.1). Zij zijn gelijk voor alle varianten en komen op drie niveaus aan bod. De beroepstaken worden aangeboden in de vorm van onderwijseenheden en integraal getoetst. De zes beroepstaken en de drie beroepsrollen staan tot elkaar in een verhouding 3:2:1: de rol Ontwikkelaar van leerarrangementen komt in één beroepstaak terug namelijk Ontwerpen van leerarrangementen (37.5 EC); de rol Trainer/coach komt in twee beroepstaken terug namelijk Trainen (30 EC) en Begeleiden van lerende(n) (22,5 EC); de rol HRD-adviseur komt in drie beroepstaken terug namelijk het Geven van opleidingsadvies (30 EC), Ontwikkelen van leerbeleid (22,5 EC) en Inkopen van leerarrangementen (7.5 EC). Daarnaast zijn er vier leerlijnen die door de hele opleiding heen lopen: communicatie (schriftelijk en mondeling, ICT), management en organisatie, psychologie en onderzoeksvaardigheden. De leerlijnen zijn beroepstaakoverstijgend. Het onderdeel praktijkleren komt in de hele opleiding aan bod (zie verder in dit facet). In het pré-hof-curriculum is het onderwijs ingericht aan de hand van thema s (themalijn) en ondersteunende vakken (vaardighedenlijn, conceptuele lijn en trainingslijn). De thema s zijn Ontwerpen en Ontwikkelen, Trainen en HRD. Het panel heeft de verplichte en aanbevolen literatuur bestudeerd en vindt het up-todate en van hbo-niveau. Naast vakliteratuur gebruikt de opleiding studiemateriaal dat aan de beroepspraktijk ontleend is zoals casuïstiek, opdrachten en artikelen. In de literatuur is een internationale oriëntatie onderbelicht. Het panel concludeert dat de opleiding zich hiervan bewust is en werkt aan verbetering (dit punt leidde in facet 1.1. tot een voldoende in plaats van een goed). Van groot belang voor de competentieontwikkeling vindt het panel vooral de interactie met de beroepspraktijk. Het constateert dat veel opdrachten van een echt bedrijf komen: studenten moeten contacten leggen met de praktijk, informatie uit de praktijk verzamelen of een opdracht uitvoeren bij bijvoorbeeld ABN Amro, Delta Loyd, Essent en het Rode Kruis. Studenten waren hier in de interviews erg enthousiast over. Het praktijkbureau van de opleiding onderhoudt deze contacten. Uit de Studiehandleiding Leerbeleid blijkt dat deeltijdstudenten hun eigen casuïstiek mogen inbrengen en opdrachten kunnen uitvoeren in de eigen praktijk. Voor de deeltijd-dagstudenten (voornamelijk afkomstig van Defensie zie facet 2.8) is vastgelegd dat zij de helft van de opdrachten buiten de eigen praktijk moeten uitvoeren. Dat vindt het panel een goede richtlijn om te garanderen dat het niet tot een bedrijfsopleiding verwordt. Het praktijkleren - de stage en het afstudeerproject in opdracht van de praktijk beslaat voor HOF-studenten 25% in het curriculum. In de pré-hof-curricula zitten ook diverse stages: studenten die het voltijd- of vierjarige deeltijdprogramma doen hebben een snuffel- en oriëntatiestage en in het derde en vierde jaar twee grote stages, studenten uit de verkorte dagvariant lopen allemaal stage buiten de eigen organisatie en studenten uit de avondvariant lopen geen stage maar voeren de praktijkopdrachten in de eigen werkomgeving uit. Behalve ruime aandacht voor het ontwikkelen van beroepsvaardigheden, herkent het panel ook voldoende aandacht voor onderzoeksvaardigheden: in HOF zit een leerlijn 19/53

Onderzoeksvaardigheden en in pré-hof het vak Onderzoeksvaardigheden (in de conceptuele lijn). Aan het afstudeerproject is altijd een onderzoek verbonden, vaak in de vorm van een vooronderzoek, soms ook als hoofddoel van het afstudeerproject. Voor HOF-studenten die willen doorstuderen is er een onderzoeksminor van de Universiteit Twente. In het pré-hof-curriculum konden studenten een verkort traject bij Onderwijskunde aan de Radboud Universiteit volgen. Het panel vindt het curriculum en het onderwijsmateriaal actueel. Zo zijn er bijvoorbeeld onderwijseenheden die vallen onder Ontwerpen en Ontwikkelen waarin aandacht wordt besteed aan competentiegericht ontwerpen en ontwikkelen en e- learning en is er in het pré-hof-curriculum aandacht voor E-HRD, kennismanagement en leren op de werkplek. Door te werken met freelancers, gastdocenten en deeltijdstudenten blijft de opleiding op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen in het domein. Uit verschillende evaluaties blijkt dat (oud) studenten tevreden zijn over de praktijkgerichtheid van de opleiding. De HOF-studenten scoren over het algemeen hoger dan de pré-hof-studenten. HOF- en pré-hof-studenten zijn tevreden over de gebruikte leermaterialen. Studenten waarmee het panel sprak zijn erg enthousiast over de opleiding. Facet 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma Goed Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel heeft in de studiegids van het pré-hof-onderwijs gelezen welke competenties ontwikkeld worden in de diverse thema s en de ondersteunende vakken. Tevens is aangegeven welke leerdoelen het thema heeft en waarop de student beoordeeld wordt. Het panel heeft uit het Overzicht toetsing pré-hof opgemaakt dat alle competenties een plaats hebben in de pré-hof-curricula. aan Voor het HOF-onderwijs is in het Toetskader beschreven hoe via de beroepstaken, onderwijseenheden en leerlijnen de competenties ontwikkeld worden en waarop getoetst wordt. Het panel constateert dat alle competenties getoetst worden. In het HOF-onderwijs zijn de beroepstaken op drie niveaus geformuleerd, waarmee het hoogste niveau het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar beschrijft. De leerlijnen zijn ervoor om de body of knowledge te waarborgen en de transfer van kennis tussen en binnen alle beroepstaken te bevorderen. Het panel vindt dat de opleiding er in geslaagd is om deze body of knowledge in het onderwijsprogramma te borgen met de aantekening dat de oriëntatie op 20/53

internationale ontwikkelingen (zowel binnen opleidingskunde als binnen bedrijven waarvoor opgeleid wordt) nog in de kinderschoenen staat (zie oordeel voldoende in facet 1.1). Uit evaluaties blijkt dat HOF-studenten het duidelijk vinden welke competenties en beroepstaken zij tijdens de opleiding werken. Pré-HOF- en HOF-studenten vinden de leerdoelen helder en relevant voor het beroep. Bijna alle alumni vinden dat de opleiding aansluit bij de eindkwalificaties. Facet 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma Goed Criteria - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Het panel vindt dat de opleiding goed heeft nagedacht over samenhang. Voor zowel de HOF- als de pré-hof-programma s geldt dat de drie beroepsrollen leidend zijn. In het pré-hof-onderwijs zijn alle thema s geformuleerd aan de hand van de drie beroepsrollen; in het HOF-onderwijs zijn de beroepsrollen uitgangspunt geweest voor de beschrijving van de kritische beroepssituaties die weer de basis gevormd hebben voor de beroepstaken en competenties. Ook belangrijk voor de samenhang is het feit dat iedere periode een thema (pré- HOF) of een beroepstaak (HOF) centraal staat. Ter ondersteuning daarvan zijn er ondersteunende vakken (samengevat in drie leerlijnen), respectievelijk vier leerlijnen. In de verkorte deeltijdprogramma s staat ook steeds een thema centraal maar zijn er minder ondersteunende vakken per periode. Het panel herkent een duidelijke opbouw in de curricula. In Pré-HOF komen een aantal thema s (en ondersteunende vakken) op diverse plekken in de opleiding terug met de aanduiding 1, 2 of 3. Deze cijfers verwijzen naar het niveau waarop de thema s aangeboden worden. De HOF-beroepstaken zijn geformuleerd op drie niveaus en worden ook als zodanig aangeboden in de opleiding. Een uitzondering daarop is de beroepstaak Inkopen. In het Toetskader staat uitgebreid beschreven wat deze niveaus inhouden en wat de student moet beheersen binnen een beroepstaak op een bepaald niveau. Een hoger niveau vereist meer zelfstandigheid van de student. De opbouw in zelfstandigheid is in het HOF-programma ook terug te zien in de opbouw in didactische scenario s (zie facet 2.7). Om de samenhang te bewaken heeft de opleiding marktgroepen, een curriculumcommissie en productgroepen. Voor iedere beroeprol is een productgroep die zorgt voor samenhang binnen het cluster van beroepstaken en leerlijnen (HOF) of de thema s en ondersteunende vakken (pré-hof) en een logische opbouw in de onderwijseenheden. De marktgroepen zijn verantwoordelijk voor de samenhang binnen een bepaalde variant. De curriculumcommissie waarborgt de gehele samenhang van de opleiding. Het panel heeft van deze overleggroepen verslagen gezien. 21/53

Uit de diverse evaluaties blijkt dat studenten (voltijd en deeltijd) en alumni tevreden tot zeer tevreden zijn over de samenhang van de opleiding. Het panel is dat ook: zowel de horizontale als de verticale samenhang is helder. Studenten weten aan welke competenties zij werken, wat het belang van die competenties voor het beroep is en welke opbouw naar zelfstandigheid en in moeilijkheidsgraad gevolgd wordt. Het panel vindt dat de opleiding iets meer aandacht kan schenken aan de samenhang tussen de drie beroepsrollen in de voorlichting maar dat is zeker geen reden om het oordeel voor dit facet te verlagen. Facet 2.4 Studielast Goed Criteria - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding werkt met een lescyclus van zeven weken, waarna een toetsweek en een herkansingsweek volgt. In de deeltijdcurricula wordt de week na de toetsweek ook gebruikt om tweedaagse trainingen te plannen. Doordat de opleiding tussentijdse inlevermomenten voor opdrachten inbouwt, moeten studenten hun werk bijhouden en voorkomen zij een grote piek aan het einde van de periode. Het aantal contacturen verschilt per variant. Voor het voltijdprogramma is het aantal contacturen 12-16 uur (pré-hof) en 16 uur (HOF) per week. Voor de vierjarige deeltijdvariant zijn er gemiddeld 6-8 uur, plus 2 keer 8 uur training per periode, (pré- HOF) of 8 uur (HOF) contacturen per week. Voor de verkorte deeltijd is dat 4.5 uur, plus 2 keer 8 uur training per periode (pré-hof) en 8 uur (HOF) per week. Omdat deeltijdstudenten minder contacturen hebben, kiest de opleiding er soms voor de vorm van het onderwijs aan te passen. Een goed voorbeeld hiervan is de beroepstaak Trainen die voor deeltijdstudenten in twee volle dagen aangeboden wordt ( blok ), terwijl de voltijdstudenten deze beroepstaak gedurende een periode aangeboden krijgen ( lint ). In de verkorte deeltijdvarianten worden kleine tussenopdrachten vaak weggelaten en werkt de student eerder toe naar het beroepsproduct (zie ook facet 2.5). In het studieloopbaanprogramma wordt expliciet aandacht besteed aan de studievoortgang van de student (zie ook facet 4.2). Dit gebeurt met name in de individuele gesprekken met studenten die in de regel tweemaal per studiejaar (pré- HOF) of eenmaal per periode (HOF) plaats vinden. Deeltijdstudenten gaven aan dat tijdens de gesprekken expliciet ingegaan wordt op de combinatie werk en studie omdat dat voor hen een potentieel struikelblok is. Indien studenten te weinig studiepunten halen, brengt de opleiding in het eerste studiejaar een negatief bindend studieadvies uit (tot nu toe twee). Daarnaast kent de opleiding een aantal drempels. 22/53

Studenten moeten bepaalde thema s afgesloten hebben voordat zij op stage mogen gaan (pré-hof), mogen pas deelnemen aan onderwijs op een volgend niveau als zij het voorgaande niveau hebben afgesloten (HOF) en moeten voordat zij aan de proeve van bekwaamheid beginnen in totaal 70% van de credits hebben gehaald én alle beroepstaken en praktijkleren op niveau 2 hebben afgesloten. De leerlijnen vormen ook een drempel: deze moeten afgesloten zijn om deel te kunnen nemen aan de summatieve competentiebeoordeling. Uit evaluaties blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn over de studielast. Voltijdstudenten vinden dat de opleiding te doen is binnen de geplande studietijd en dat de opleiding het mogelijk maakt je eigen studietempo te realiseren (80%). Deeltijdstudenten zijn minder positief; hier zijn de percentages positieve reacties respectievelijk 55% en 74%. De combinatie werk-studie blijkt voor veel deeltijdstudenten zwaar. Uit de Jaarevaluatie komen afwijkende waarderingen: HOFstudenten zijn niet positief over de verspreiding van de studielast en vinden dat de propedeuse niet goed te doen is binnen de tijd die ervoor staat. Pré-HOF-studenten zijn positiever over de studielast. Alumni gaven in de interviews aan dat de opleiding studeerbaar was maar dat sommige blokken best zwaar waren. Wat soms ook een probleem vormde was het verschil in referentie/niveau tussen de deeltijdstudenten. Docenten benadrukten dat de verantwoordelijkheid voor de spreiding van de studielast bij de studenten ligt. Om de studenten tegemoet te komen heeft de opleiding in het eerste jaar een extra portfoliobeoordeling ingevoerd om de studielast voor instromende studenten wat te spreiden en ze te laten wennen aan het onderwijsconcept. Als er gegronde klachten zijn onderneemt de opleiding actie. Een voorbeeld is de verschuiving van een competentiebeoordeling voor de HOF-pilotgroep (derdejaars deeltijd) in januari 2007 waardoor de studielast meer verspreid werd. In pré-hof heeft de opleiding vakken geïntegreerd zoals competentiemanagement en ontwikkeling van assessmentinstrumenten. Het panel concludeert dat de klachten over studielast voornamelijk voortkomen uit het feit dat (opnieuw) leren leren en leren reflecteren tijd kost. Studenten zijn zelf verantwoordelijk voor goede spreiding. De opleiding heeft factoren die de studievoortgang belemmeren weggenomen en biedt goede studiebegeleiding (zie facet 4.2): het programma is zeker studeerbaar. Facet 2.5 Instroom Voldoende Criteria - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. 23/53

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding heeft te maken met diverse instroom: vanuit havo, vwo, mbo, hbo en wo, met of zonder specifieke werkervaring. Door het aanbieden van verschillende varianten houdt men rekening met deze verschillen. Er is een: Vierjarige voltijdopleiding waar studenten met een havo-, vwo-, of mbo- diploma instromen. Vierjarige deeltijdopleiding die toegankelijk is voor deelnemers die ouder zijn dan 21 jaar en een afgeronde vooropleiding havo, vwo, mbo, hbo of wo hebben of een toelatingsexamen met goed gevolg afgelegd hebben. Deze studenten hebben werkervaring, alleen niet op relevant gebied, en vinden vaak tijdens hun studie relevant opleidingskundig werk zodat ze studie en werk meer kunnen combineren. Dit kan van invloed zijn op hun studietempo. Tweejarige dagopleiding voor voornamelijk studenten die een opleidingskundige baan hebben bij Defensie. Alle studenten hebben minimaal een mbo-vooropleiding en worden toegelaten tot de opleiding op basis van een Cito-verklaring (Landmacht) en een intake-assessment. Op basis van het assessment besluit de opleiding of de student een plusprogramma (op het gebied van Ontwerpen van leerarrangementen en Trainen) of deficiëntieprogramma (spelling of ict-vaardigheden) moet volgen. Bij deze variant sluiten ook studenten aan die een relevante hbo- of wo-opleiding hebben maar geen relevante werkervaring. Tweejarige avondopleiding voor studenten die in het bezit zijn van een verwant hboof wo-diploma en minimaal één jaar werkzaam zijn in een opleidingskundige functie. Indien zij hieraan voldoen krijgen ze een intakegesprek. Vanaf september 2007 zal er nog één verkorte opleiding bestaan van twee tot tweeënhalf jaar met één dag contractonderwijs per week en een duidelijk genormeerd praktijkgedeelte. Toelating geschiet op basis van een relevant en verwant hbo/wo-diploma of een CITO-verklaring van Defensie aangevuld met een intake-assessment. Per april 2007 is de verdeling van studenten over de varianten als volgt: 73 voltijd, 85 vierjarig deeltijd, 59 tweejarig avond en 56 tweejarig dag (waarvan 45 van Defensie en 11 niet-defensie). Het panel vindt het goed dat de dagopleiding niet alleen uit Defensie-studenten bestaat en deze studenten een deel van het praktijkleren buiten het eigen werkveld moet uitvoeren. Studenten willen dat zelf overigens ook graag. Het panel vindt het goed dat studenten in samenspraak met de studieloopbaanbegeleider kunnen versnellen of vertragen: het Intake Stroomdiagram biedt hierin veel duidelijkheid. Dit wordt opgenomen in het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) van de student. Differentiatie naar niveau en tempo (zowel vertraging als versnelling) wordt door het panel toegejuicht. Het panel heeft een vergelijking gezien van de voltijd- en deeltijdcurricula. Daaruit blijkt onder andere dat deeltijdstudenten geen snuffelstage volgen en minder studiepunten behalen met hun stages. Deze vrijstelling is gebaseerd op eerdere stage- en werkervaringen. Een aantal modules worden in een andere vorm aangeboden: de module coachingsvaardigheden bijvoorbeeld wordt in de deeltijdvariant aangeboden als een tweedaagse training. 24/53

In de deeltijdvarianten worden een aantal modules geïntegreerd aangeboden binnen de beroepstaak / het thema. De module onderzoeksmethoden bijvoorbeeld is geïntegreerd in behoefteonderzoek, toetsconstructie in ontwerpen en ontwikkelen. De voltijdgroep volgt module trainen 4 om ervaring op te doen met het trainen van een echte doelgroep. De deeltijdstudent krijgt deze gelegenheid tijdens werk of stage. Uit evaluaties blijkt dat voltijdstudenten vinden dat de opleiding redelijk tot goed aansluit op hun kennis en ervaring, bij de deeltijdstudenten ligt dit percentage hoger. Een ruime meerderheid van de deeltijdstudenten (HOF) geeft aan dat het programma goed aansluit op hun eerder verworven competenties. Toch bleek tijdens de interviews dat studenten in de deeltijdvariant last hebben van een (te) verschillend niveau met betrekking tot (werk)ervaring. Het panel vindt dit punt erg belangrijk en vraagt de opleiding daar permanent oog voor te houden tijdens de toelating. Het is reden om voor dit facet een voldoende te geven in plaats van een goed. Facet 2.6 Duur Voldaan Criteria - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: De opleiding gaat uit van een vierjarig basisprogramma van 240 EC. Op basis van criteria kunnen studenten deelnemen aan de verkorte varianten van de opleiding, die minder EC beslaan: Tijdsduur Studiepunten EC Voltijdopleiding pré-hof 4 jaar 168 240 Voltijdopleiding HOF 4 jaar 168 240 Deeltijdopleiding pré-hof 4 jaar 124 (44 vrijstelling) 177 Deeltijdopleiding HOF 4 jaar 168 240 Verkorte dagopleiding pré-hof 2 jaar 68 (100 vrijstelling) 97,5 Verkorte dagopleiding HOF 2 jaar 68 (100 vrijstelling) 97,5 Verkorte avondopleiding pré-hof 2 jaar 42 (126 vrijstelling) 60 Facet 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud Goed Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. 25/53

Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: Uit het materiaal dat het panel bestudeerd heeft blijkt dat in het pré-hof-onderwijs de cases praktijkgericht zijn, kennis en vaardigheden worden geïntegreerd en studenten zelfstandig en samen in kleine groepjes werken. In het thema-onderwijs wordt gebruik gemaakt van opdrachtgestuurd, casusgestuurd en projectonderwijs. De opbouw in complexiteit blijkt uit de niveau-indeling. De didactiek is activerend: werkvormen zoals presenteren, rollenspelen en organiseren van eigen bijeenkomsten staan centraal. Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van hoorcolleges, samenwerken in groepen en trainingen. Uit het materiaal van het HOF-onderwijs blijkt dat het competentieleren via realistische, actuele beroepstaken is vormgegeven. De opleiding gebruikt verspreid over de drie niveaus zes didactische scenario s waarin de mate van complexiteit en zelfstandigheid toeneemt en sturing juist afneemt: o Op niveau 1: opdrachtgestuurd en casusgestuurd onderwijs o Op niveau 2: probleemgestuurd en projectonderwijs o Op niveau 3: action learning en bewijsmateriaalgestuurd onderwijs. Het panel heeft gezien dat in opdracht- en casusgestuurd onderwijs de studenten individueel of in een groep aan een opdracht werken. Bij probleemgestuurd onderwijs gaat het meer om het individueel zoeken van oplossingen en deze vervolgens in een groep uitwisselen. Projectonderwijs leent zich uitstekend voor groepswerk. Action learning richt zich met name op het ervaring opdoen in de praktijk en deze via intervisie uitwisselen met medestudenten. Bij bewijsmateriaalgestuurd onderwijs zal de student zoveel mogelijk zelf invulling aan zijn onderwijs geven en kan hij, indien nodig, de docent hierbij inschakelen. Het panel is te spreken over de didactische scenario s en de verschillende werkvormen die daarbinnen worden ingezet. Voorbeelden van werkvormen die in HOF gebruikt worden zijn trainingen, hoorcolleges, groepswerk, expertgroepen en presentaties. Studenten leren op deze manier diverse werkvormen kennen die zij zelf in de praktijk kunnen gebruiken. De vormen waarin het onderwijs gegoten wordt sluit volgens het panel aan op de fasen in de opleiding. Uit evaluaties blijkt dat pré-hof-studenten vinden dat de leeractiviteiten aansluiten bij de leerdoelen en dat samenwerken gestimuleerd wordt. HOF-studenten vinden dat het programma bijdraagt om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leerproces, dat het programma samenwerken en zelfstandig en zelfsturend leren stimuleert. Pré-HOF-studenten zijn minder positief over de mate waarin het programma oploopt in complexiteit en de mate waarin het programma stimuleert zelfverantwoordelijkheid te nemen. Met de invoering van de didactisch scenario s (HOF) zal dit veranderen: HOF-studenten zijn er dan ook meer tevreden over. Uit alumnionderzoek blijkt oud-studenten de werkvormen van de opleiding adequaat vinden. Het panel concludeert dat ICT een duidelijke rol binnen de opleiding heeft: er wordt gebruik gemaakt van Blackboard en studenten moeten bijvoorbeeld een e-learning module met toets ontwikkelen. De opleiding vertelde het panel dat zij het aan haar stand verplicht vindt het gebruik van ICT nog verder uit te breiden. Het is onderdeel van haar top drie aan beleidsvoornemens. 26/53

Facet 2.8 Beoordeling en toetsing Voldoende Criteria - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: In het pré-hof-programma worden de thema s getoetst door middel van presentaties, producten, reflectieverslagen, theoretische verantwoording, et cetera. De opleiding hanteert een overzicht van de toetsvormen waaruit het panel opmaakt dat er voldoende variatie is in groeps- en individuele producten. De criteria staan vermeld in de studiegids. De stage wordt beoordeeld door middel van opdrachten en de beoordeling van de stagebegeleider op de werkplek. De stagedocent van de opleiding heeft het uiteindelijke oordeel zoals in het Stagewerkboek staat. Het afstuderen wordt beoordeeld door twee beoordelaars, waarvan één beoordelaar het afstuderen ook begeleid heeft. Het afstuderen wordt getoetst aan de hand van vier onderdelen: een eindproduct, de theoretische verantwoording, de eindreflectie en een presentatie. Dit gebeurt aan de hand van beoordelingscriteria die in de Handleiding Afstudeerproject opgenomen zijn. HOF-studenten worden beoordeeld op basis van het Toetskader. Zoals eerder beschreven bestaat dat kader uit drie onderdelen: de beroepstaak via het portfolio, de competenties en de professionele standaard (de algemene eisen waaraan een hbo-professional moet voldoen, zie ook facet 1.2). Het belangrijkste onderdeel is de toetsing van de beroepstaken. Ze worden integraal getoetst tijdens de summatieve competentiebeoordeling die twee maal per studiejaar plaatsvindt. Voor iedere beroepstaak staan in het Toetskader een beschrijving per niveau (propedeuse, hoofdfase en startbekwaam) met daarbij de criteria voor competent handelen. Studenten verzamelen bewijslast in hun portfolio zoals een adviesrapport, een theoretische onderbouwing, een reflectieverslag, een DVD van een training of formatieve feedback van een docent. Assessoren beoordelen de competentieontwikkeling én de kwaliteit van de bewijslast. Aanvullend op het portfolio kan een gesprek of performance-assessment plaatsvinden. Voor iedere beroepstaak zijn knock-out criteria (harde, niet compenseerbare eisen) geformuleerd. De opleiding probeert in HOF zoveel mogelijk met externe assessoren te werken. Een assessorenkoppel bestaat bij voorkeur uit een docent én een externe assessor (afkomstig uit het opleidingskundig werkveld). Alle assessoren hebben een training gevolgd van NDO (de contractafdeling van de HAN). Vanwege de kleine omvang van het team zijn alle docenten tevens assessor. Assessoren krijgen voor elke summatieve competentiebeoordeling van de verantwoordelijke productgroep een beoordelingsformat met indicatoren. De vorm van beoordelen is in een format vastgesteld, deze staat vermeld in de studiegids. Het beoordelingsformat is een uitwerking van het Toetskader en biedt concreet houvast voor de assessoren. Ook borgt het de intersubjectiviteit. 27/53