Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Oogheelkunde v20110701 Ingangsdatum 1 januari 2012
Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Uitzonderingen op de algemene registratieregels... 4 2.1 Sluiten van subtrajecten bij in tempi behandelingen... 4 3 Toelichting bij enkele specifieke diagnosecodes van Oogheelkunde... 5 DBC-Onderhoud Pagina 2 van 6
1 INLEIDING De specialismespecifieke toelichtingen maken deel uit van het drieluik rondom de Registratieregels. Dit drieluik bestaat uit: 1. het document Registratieregels met Registratieaddendum (dit bevat de beslisregels met bijbehorende referentietabellen) 2. een algemene toelichting met voorbeelden bij de algemene en specialisme overstijgende regels uit het document Registratieregels 3. de specialismespecifieke toelichtingen De registratieregels voor het werken met de vernieuwde DBC-systematiek (DOT) staan beschreven in het document Registratieregels. Uitgangspunt van de registratieregels is dat deze specialismebreed gehanteerd dienen te worden. In een aantal gevallen wordt er afgeweken van de algemene registratieregels. Deze uitzonderingen worden beschreven in de specialismespecifieke toelichtingen. Naarmate de productstructuur verder wordt ontwikkeld, zullen steeds minder uitzonderingen nodig zijn. In de specialismespecifieke toelichtingen worden alleen die onderwerpen beschreven waarvoor afwijkende regels gelden en registratieregels die extra uitleg behoeven. Voor de overige onderwerpen zijn de algemene regels uit het document Registratieregels van kracht. Dit document kunt u downloaden via de website van DBC-Onderhoud. Waar nodig wordt naar dit document verwezen. Naast een toelichting op de registratieregels bevatten de specialismespecifieke toelichtingen ook informatie vanuit de wetenschappelijke verenigingen. Deze informatie is gericht op de diagnosetypering en de toepassing daarvan. De NOG (Nederlands Oogheelkundig Gezelschap) heeft een codeerwijzer opgesteld (deze is te raadplegen via de website van het NOG www.oogheelkunde.org), dit is een instructie die eenduidig aangeeft hoe men bepaalde zorgactiviteiten moet coderen om de juiste zorgproducten te registeren. Dit is geen product van DBC-Onderhoud, voor vragen over deze instructie kunt u contact opnemen met het NOG. Voor het specialisme Oogheelkunde bevat de specialismespecifieke toelichting de volgende onderwerpen: 2. Uitzonderingen op de algemene registratieregels 2.1. Sluiten van subtrajecten bij in tempi behandelingen 3. Toelichting bij enkele specifieke diagnosecodes van Oogheelkunde DBC-Onderhoud Pagina 3 van 6
2 UITZONDERINGEN OP DE ALGEMENE REGISTRATIEREGELS Voor het specialisme Oogheelkunde wordt een uitzondering gemaakt op de sluitregels voor subtrajecten waarbinnen behandelingen vallen die logischerwijs in tempi worden uitgevoerd (bijvoorbeeld meerdere intravitreale injecties, meerdere ingrepen). In deze paragraaf wordt beschreven voor welke in tempi de uitzonderingsregel geldt en hoe de sluitregel luidt. 2.1 Sluiten van subtrajecten bij in tempi behandelingen In principe gelden voor het sluiten van subtrajecten bij in tempi behandelingen de regels zoals beschreven in paragraaf 3.3.1 van het document Registratieregels. Bij een aantal in tempi behandelingen mag het subtraject, wanneer de volgende (operatieve) ingreep eerder plaatsvindt dan het voorgeschreven afsluitmoment, na elke (operatieve) ingreep worden afgesloten; er hoeft niet te worden gewacht tot de algemeen geldende afsluitmomenten (sluiten op de 42 e, 90 e of 365 e dag). Het moment van afsluiten is één dag voor de dag dat de volgende (operatieve) ingreep plaatsvindt. Dit geldt voor de volgende behandelingen; - behandeling met intravitreale injecties, ongeacht de diagnose - behandeling van subretinale neovascularisatie (diagnose 704) met fotodynamische therapie - operatieve behandelingen van strabismus (diagnosecodes 204, 205, 209) - operatieve behandelingen van retinadefect/retina loslating (diagnosecode 654) De specificaties voor deze (deel) behandelingen zijn opgenomen in het Registratieaddendum op de tabbladen 2.0301.1, 2.0301.2, 2.0301.3 en 2.0301.4. Voorbeeld Patiënt wordt elke 2 weken behandeld met intravitreale injecties. Op het moment dat de zorgactiviteit van de volgende intravitreale injectie wordt geregistreerd, wordt het subtraject automatisch gesloten en een vervolg subtraject geopend. Het moment van afsluiten is één dag voor de dag dat de volgende intravitreale injectie wordt toegediend. Op deze wijze wordt per intravitreale injectie een subtraject geopend. DBC-Onderhoud Pagina 4 van 6
3 TOELICHTING BIJ ENKELE SPECIFIEKE DIAGNOSECODES VAN OOGHEELKUNDE In deze paragraaf worden een aantal diagnosecodes nader toegelicht. Deze toelichting is afkomstig van de Wetenschappelijke Vereniging Oogheelkunde. Code Toelichting Uitzondering / andere handelwijze 101 `geen oogheelkundige pathologie Indien er geen oogheelkundige pathologie wordt geconstateerd, en geen sprake is van doorgemaakte pathologie, risico op oogaandoening of systemische aandoening zonder oogheelkundige pathologie (zie hieronder) 102 doorgemaakte pathologie De code is geïntroduceerd voor 2 specifieke situaties: 1. Een patiënt die bij u op controle komt, nadat behandeling elders (ander ziekenhuis) voor oogpathologie heeft plaatsgevonden en er op dit moment geen sprake meer is van actieve pathologie. 2. Een patiënt is door u in het verleden voor oogpathologie behandeld en komt op controle (het subtraject waarbinnen de behandeling viel is inmiddels afgesloten); u constateert geen pathologie (meer). Het subtraject waarbinnen dit geconcludeerd wordt, wordt getypeerd met diagnose 102. Voorbeeld 1: U constateert bij een patiënt een oogaandoening die u voor verder onderzoek doorstuurt naar een tertiaire kliniek. Hier wordt een operatie uitgevoerd en patiënt wordt na afsluiten van de behandeling naar u terugverwezen. Vervolgens komt de patiënt bij u voor het controletraject. De patiënt blijkt geen verdere pathologie te hebben. Dit subtraject krijgt diagnosecode 102. Voorbeeld 2: Een patiënt is verhuisd en is in verband hiermee naar u doorverwezen voor controle na operatie. U constateert geen pathologie en eventueel verwijdert u wel hechtingen. Het subtraject krijgt diagnosecode 102. 103 risico op oogaandoening is bedoeld voor gevallen waarbij het primaire doel van het consult is om bij een patiënt met een verhoogd risico op een oogheelkundige aandoening te screenen op afwijkingen, en waarbij geen afwijkingen worden aangetroffen. Voor screening op glaucoom wordt code 901 glaucoom risico / oculaire hypertensie gecodeerd. Voorbeeld: Een patiënt met hoge myopie komt voor oogheelkundig onderzoek van de retina. U vindt hierbij geen oogheelkundige pathologie: code 103 DBC-Onderhoud Pagina 5 van 6
Code Toelichting Uitzondering / andere handelwijze 107 systemische aandoening zonder oogheelkundige pathologie : is bedoeld voor gevallen waarbij een systemische aandoening (hypertensie, sarcoïdose, ROP, reuma) aanleiding is voor een oogheelkundige screening, en waarbij geen oogheelkundige afwijkingen worden gevonden. 404 sicca syndroom : alle traanfilm problematiek hieronder coderen. 452 keratitis : alle vormen van keratitis, zowel infectieus als autoimmuun. Hieronder valt ook een ulcus cornea 559 overige pathologie lens : hieronder vallen ook problemen met implantlenzen of afakie 704 subretinale neovascularisatie : gebruik deze code voor alle vormen van subretinale neovascularisatie ongeacht de onderliggende oorzaak. Voorbeeld: Een patiënt die u behandeld voor een leeftijdsgeboden maculadegeneratie ontwikkeld een subretinale neovascularisatie. Verander de diagnose van 707 maculadegeneratie naar 704 subretinale neovascularisatie. 707 maculadegeneratie ; hieronder vallen alle droge vormen van maculadegeneratie. Indien een subretinale neovascularisatie ontstaat dient de diagnosecode omgezet te worden naar 704 subretinale neovascularisatie. DBC-Onderhoud Pagina 6 van 6