Tafeltennis als revalidatiesport
1. Inleiding In de revalidatie is tafeltennis een uitstekend en veel gebruikt middel om met plezier en resultaat te trainen. Het is laagdrempelig aan te bieden en met eenvoudige methodieken aan te leren. Bovendien kan je veel vormen aanbieden op verschillende niveaus. De 5 fysieke basiseigenschappen, coördinatie, lenigheid, uithoudingsvermogen, kracht en snelheid, komen in de vormen allemaal ruim aan bod. Het doel van de lessen revalidatie en tafeltennis is dat de begeleider een optimaal leerklimaat kan creëren voor de deelnemer zodat tafeltennis een zinvolle maar vooral ook leuke activiteit is in zijn of haar revalidatieperiode. Hierdoor maak je de kans ook groter dat tafeltennis, na een revalidatieperiode, ook beoefend gaat worden in verenigingverband. Voor de duidelijkheid moet tafeltennis in deze context gezien worden als middel. Er zijn natuurlijk talloze sportaanwijzingen op technisch en tactische gebied te geven maar daar licht in de eerste instantie niet het accent. In de vervolgmodule (technisch en tactisch tafeltennissen) is daar aandacht voor. Deze module is een handvat voor de begeleider. De oefeningen en methodieken moeten misschien niet al te letterlijk genomen worden en er wordt inventiviteit en creativiteit van de begeleider gevraagd. Immers, iedere deelnemer is uniek met zijn of haar beperkingen, en vraagt om een aanpak op maat. Jongleren door de begeleider met methodieken en oefenvormen is dan ook noodzaak. Uiteindelijk zal iedere begeleider een eigen manier van werken ontwikkelen met deze module leidraad. 1.1 Ontwikkelingsgerichte bewegingsactivering Een goede begeleidingswijze is ontwikkelingsgerichte bewegingsactivering. Je vraagt aan de deelnemer in de eerste niet teveel. Je geeft minimale aanwijzingen en laat de deelnemer vooral zelf ervaren. Laat het gebeuren. Het activeren van de deelnemer staat op dat moment centraal. Door goed te observeren krijg je een beeld van iemands motorisch en cognitief functioneren. Speel als begeleider in op situaties die ontstaan en geef daar aanwijzingen op. Zo kom je vanzelf ergens in een methodiek of oefenvorm terecht die op dat moment het beste aansluit op het niveau van de deelnemer en ga je steeds meer aanwijzingen geven. Vaak gaat de deelnemer daarin mee en raakt geïnteresseerd. Van het activeren kom je dan terecht in bewegingsonderwijs. 3
1.2 Uitleg opdeling blok A, B en C De trainingen voor revalidanten zijn op te delen in drie blokken: - Blok A: Houding en beweging - Blok B: Vaardigheid, bereik en speelrichting - Blok C: Tafeltennisoefeningen Blok A: Houding en beweging In blok A wordt de opbouw beschreven van tafeltennis vanuit zit naar tafeltennis en lopen. Per revalidant moet gekeken worden in welk blok de persoon momenteel zit (bijvoorbeeld tafeltennis vanuit stand) en naar welke fase toegewerkt kan worden (bijvoorbeeld tafeltennis en uitvalspassen maken). Niet iedere revalidant heeft het vooruitzicht om elke fase te doorlopen. Iemand die rolstoelgebonden is zal uiteraard nooit kunnen toewerken naar fase 2, tafeltennis vanuit stand. Fase 1. Tafeltennis vanuit zit. Fase 2. Tafeltennis vanuit stand met accent op het verminderen van steun. Fase 3. Tafeltennis en uitvalspassen maken. Fase 4. Tafeltennis en lopen. Blok B: Vaardigheid, bereik en speelrichting Blok B beschrijft twee verschillende onderdelen, waar per revalidant wederom gekken moet worden op welk niveau de persoon momenteel zit. In de methodiek vaardigheid wordt beschreven hoe het spelen van de bal met een tafeltennisbat aangeleerd kan worden. Niet alle revalidanten zullen al eerder getafeltennist hebben. Enige vaardigheid is van belang om de revalidatiedoelen, zoals b.v. het weer gaan staan of lopen, te kunnen trainen. Daarnaast zal een betere vaardigheid het spelplezier vergroten. De methodiek vaardigheid bestaat uit 6 verschillende fases/niveaus. Bij bereik en speelrichting kijk je hoever een deelnemer kan reiken met zijn speelarm/hand. Iemand die nog alleen vanuit stand kan spelen heeft een bepaald bereik links, rechts en voor zonder dat hij balans zal verliezen. De richting waar de bal gespeeld door de begeleider gespeeld wordt en binnen welk bereik voor de deelnemer bepaald de mate van trainingeffect. De methodiek bereik en speelrichting bestaat uit 6 verschillende fases/niveaus. Blok C: Tafeltennisoefeningen Blok C bestaat uit verschillende tafeltennisoefeningen die aangepast moeten worden aan het niveau wat de revalidant heeft in blok A en B. Per revalidant zal de tafeltennisoefening er dus anders uitzien. Op de volgende pagina staat een voorbeeld beschreven het niveau van de revalidant in verschillende blokken en de invloed die dit heeft op de tafeltennisoefening. Blok C beschrijft een aantal oefeningen, maar deze kunnen aangevuld worden met tafeltennis vormen die al bekend zijn bij begeleiders of die te vinden zijn in andere tafeltennis boeken. Het gaat erom dat het niveau van de deelnemer bepaald wordt in blok A en B zodat de begeleider een optimaal leerklimaat voor de deelnemer kan creëren. 4
1.3 Voorbeeld Je gaat als volgt te werk: Stap 1: de begeleider kiest uit blok C een tafeltennis vorm die aansluit bij het niveau van de deelnemer. B.v. een mikvorm in een getekend vlak op de tafeltennistafel. Stap 2: de begeleider kijkt op welk niveau de deelnemer zich bevindt in blok A Houding en beweging. b.v. fase 2 met steun van de rolstoel. De rolstoel staat op de rem achter de deelnemer. De knieholten steunen tegen het zitgedeelte van de stoel. Afstand van de tafel 3 tot 5 cm. Stap 3: de begeleider kijkt op welk niveau de deelnemer zich bevindt in blok B vaardigheid en bereik en speelrichting. B.v. vaardigheid niveau 5. Aanspelen over de middenlijn, deelnemer speelt terug over de middenlijn, in dit geval in het getekende vlak! B.v. bereik en speelrichting niveau 1. Recht aanspelen. Het beste leerklimaat is werken op de grens van het net lukken De deelnemer zal hierdoor inzicht en zelfvertrouwen krijgen in zijn eigen mogelijkheden. Het blijft voor de begeleider natuurlijk goed inschatten op welk niveau van functioneren de deelnemer zich bevindt. 5
1.3 Voorbeeld Casus De drie blokken, waarin de trainingen verdeeld zijn, staan op zich. Het ene blok heeft dus niets met het andere blok te maken. Het kan dus zijn dat iemand al goed kan lopen maar nog niet zo goed kan tafeltennissen. Dat betekend dat hij in het blok B vaardigheid en speelrichting in een lager niveau zit dan in blok A houding en beweging. Of het tegenovergestelde. Iemand kan nog niet goed staan en lopen maar heeft al wel tafeltennisvaardigheid. In deze situatie is staand sporten een uitdaging maar ook de sporttechnische aanwijzingen op technisch en tactisch gebied. Het is goed om de onderstaande voorbeeld casus te lezen. Dit ter ondersteuning en beeldvorming om de module goed te kunnen interpreteren. Voorbeeld casus en toepasbare training De 38 jarige heer A heeft een hersenbloeding gehad. Hij is daardoor aan zijn gehele linker zijde verlamd geraakt. Hij kan op het moment wel staan. Alleen onder begeleiding of met en rollator kan hij kleine stapjes maken. Op het moment maakt doet hij de grotere afstanden in een rolstoel. Zijn linker arm en hand kan hij nog niet goed functioneel gebruiken. Wel kan hij daar steun mee vinden. Hij heeft in het verleden veel aan sport gedaan. Op een hoog niveau aan waterpolo en op recreatief niveau ook wel eens getafeltennist. Hij is nog erg onzeker in het staan en is erg gemotiveerd. In blok A houding en beweging kies je voor: Fase 2: Tafeltennis vanuit stand met accent op het verminderen steun. Binnen methodiek verminderen van steun niveau 2. (steun van de rollator) Niveau: 2 Uitvoering: Steun van de rollator Aanwijzing: De rollator staat naast de deelnemer aan de kan van de niet speelarm. Steun aan het handvat van de rollator kan genomen worden met de niet speelhand (mits functioneel). Let op dat de deelnemer daardoor niet met de romp scheef komt te staan en te veel op de rollator leunt. In blok B kies je voor: Methodiek vaardigheid niveau 6 (hij kan tafeltennissen) Niveau: 6 Uitvoering: Netje plaatsen en over en weer inspelen met 1x stuiteren (herkenbaar tafeltennis). Aanwijzing: Speel de bal recht aan op het lichaam van de deelnemer. Laat de deelnemer met de backhand terugspelen. Methodiek bereik en speelrichting niveau 1 (hij is nog onzeker in het staan) Niveau: 1 Uitvoering: Recht aanspelen op het lichaam van de deelnemer Aanwijzing: De deelnemer speelt met backhand voor het lichaam terug. Teken met krijt een merkteken (rondje of kruis) op de speelhelft van de deelnemer op de ideale stuitplek. De deelnemer kan gemakkelijk terugspelen zonder dat de deelnemer zich hoeft te verplaatsen en het inschatten van waar de bal komt tot een minimum beperkt wordt. 6
In blok C kies je voor: In het 2 e gedeelte van de les kan je het gekozen niveau toepassen in een vorm die je kiest uit blok C die aansluit op het niveau van de deelnemer. b.v. vorm 2, wedstrijdje spelen in getekende vlakken. 7