voorschriften
Algemene voorschriften 1. Op te heffen bepalingen Volgende voorschriften en bepalingen worden opgeheven bij goedkeuring van onderhavig RUP: De bepalingen het gewestplan Ieper-Poperinge (KB dd. 28 12 1972 en KB 14 08 1979) en het gewestplan Kortrijk (KB dd. 4 11 1977) voor die percelen die gelegen zijn binnen het plangebied van onderhavig GRUP: Art. 5 1.0. Woongebieden Art. 5 1.1. Woonuitbreidingsgebieden Bpa s: Geen Verkavelingen : Geen 2. Instandhoudingsregel Betreft het behoud en instandhouding van bestaande regelmatig vergunde gebouwen, verhardingen en andere elementen. Bestaande gebouwen, verhardingen en alle elementen die regelmatig vergund zijn kunnen qua plaats, bezetting en numerieke voorschriften gehandhaafd blijven in hun huidige toestand. Binnen deze gebouwen kan een normale exploitatie in functie van de aldaar gevestigde regelmatig vergunde activiteit geschieden, inclusief het verlenen van een milieuvergunning indien noodzakelijk. Instandhoudingswerken aan deze gebouwen en elementen, inclusief het vervangen van geërodeerde of versleten materialen en onderdelen zijn toegelaten. Bij werken die omwille van hun omvang dermate ingrijpend zijn zodat er in feite sprake is van vervangingsbouw, dienen voorschriften van onderhavig RUP nageleefd te worden. 3. Waterbeheersing Elke nieuwe verharding binnen dit RUP dient indien mogelijk in waterdoorlatende materialen aangelegd te worden. Binnen de contour van het RUP kunnen geen grootschalige ondergrondse constructies aangelegd worden. Naar aanleiding van het advies van de VMM bij de plenaire vergadering werd deze bepaling toegevoegd in de voorschriften, teneinde het grondwaterstromingspatroon niet te verstoren. 2 w v i m a a r t 0 9 n a a m u i t v o e r i n g s p l a n R U P W a r l o p H o r e c a o k t o b e r 1 0 w v i
Algemene voorschriften 4. Publiciteit en logo s De bedrijven kunnen enkel bedrijfslogo s aanbrengen binnen het gevelveld van hun gebouwen. Deze logo s dienen onopvallend te zijn en bescheiden in omvang. Bij voorkeur zijn zij geïntegreerd in de architectuur van het gebouw. 5. Verlichting De bedrijven dienen bij elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning op het inplantingsplan de punten aan te geven waar buitenverlichting geplaatst wordt, en het type. De verlichting van de buitenruimte dient beperkt te worden tot de strikt noodzakelijke, en ze kan de verlichtingsintensiteit van de dichtstbijzijnde straatverlichting niet overschrijden. w v i o k t o b e r 1 0 R U P W a r l o p H o r e c a 3
4 R U P W a r l o p H o r e c a o k t o b e r 1 0 w v i
Z on e 1: N i j v e r h e i d s g e b ou w e n 6. Bestemming 6.1. Algemeen De bestemming betreft de functies die minstens 70% van de vloeroppervlakte in de zone dient in te nemen. Ondergeschikte bestemmingen nemen in totaal maximaal 30% van de vloeroppervlak 6.2. Hoofdbestemming Zone bestemd voor stapelplaatsen en groothandel, voor zover deze verenigbaar zijn met de directe omgeving van het bedrijf en de ermee gepaard gaande activiteiten geen abnormale hinder en/of risico s met zich meebrengen. Bedrijven met een milieuvergunning klasse 1 of 2 zijn niet binnen deze zone toegelaten. 6.3. Nevenbestemming Een ondergeschikt aandeel van de vloeroppervlakte kan ingenomen worden door kantoorruimte en voorzieningen in functie van de groothandel. Een toonzaal in functie van kleinhandel is toeglaten binnen de bestaande gebouwen, en op voorwaarde dat de verenigbaarheid met de woonomgeving niet in het gedrang komt, en kan worden gegarandeerd dat er voldoende parkeergelegenheden ter plaatse voorzien worden. Toelichting De bestemmingszones van het RUP vallen onder de categorie bedrijvigheid conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van ruimtelijke uitvoeringsplannen. de hoofdbestemming wordt beperkt tot stapelplaatsen en groothandel. Klasse 2 betreft bijvoorbeeld de opslag van maximaal 25 voertuigwrakken, de ondergrondse opslag tot1000 m³ gasvormige brandstoffen, Opslagplaatsen voor producten van dierlijke oorsprong met een capaciteit van 1-50 ton betreft een meldingsplicht klasse 3. Gelet op de gewestplanbestemming woonzone wordt kleinhandel toegelaten binnen de huidige gebouwen, die allen gelegen zijn binnen de woonzone. 6.4. Bedrijfswoning Binnen deze zone is een bedrijfswoning toegelaten. Deze dient ingeplant te worden palend aan de Moeskroenstraat. De maximale vloeroppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt 250 m². 7. Inrichting 7.1. Bedrijfsgebouwen De huidige gebouwen binnen deze zone kunnen bewaard, verbouwd of herbouwd worden, en beperkt uitbreiden. Inplanting: binnen de zonegrenzen Bezettingsgraad: de volledige bestemde oppervlakte kan bebouwd worden. Maximale hoogte: Voor de bestaande gebouwen, en bij herbouwen ervan: op de perceelsgrens: kroonlijsthoogte maximaal 3.5 m w v i o k t o b e r 1 0 R U P W a r l o p H o r e c a 5
Z on e 1: N i j v e r h e i d s g e b ou w e n Toelichting nokhoogte: 6,00 m dakvorm: vrij, maximale hellinggraad 30 Bij uitbreiding: Maximale kroonlijsthoogte en nokhoogte: 6,00 m Dakvorm: vrij, maximale hellingsgraad 30 De kleur van gevels en hellende daken dienen overwegend donker van kleur te zijn. 7.2. Stapelingen Buittenstapeling is toegelaten binnen de grenzen van deze zone. Enkel producten die geen stof- of geurhinder kunnen teweegbrengen kunnen in open lucht gestapeld worden. Maximale stapelhoogte: 3 meter 7.3. Bedrijfswoning Er dient een harmonische overgang gecreëerd te worden met de bestaande naburige woning. Maximaal 2 bouwlagen. Maximale vloeroppervlakte: 250 m² Dakvorm aan de straatzijde: hellend, maximaal 45 De stad Menen beschikt over een algemeen bouwreglement BS-11 12 2008, dat binnen deze zone van kracht is. Deze verordening legt bijkomende voorwaarden op waaraan deze woning dient te voldoen. 7.4. Verhardingen Delen van deze zone die niet ingenomen worden door gebouwen, kunnen verhard worden, en volgen de voorschriften van zone 2. 7.5. Ontsluiting De bedrijfsgebouwen dienen allen ontsloten te worden naar zone 2 en zone 13. 8. Beheer Op het ogenblik dat de bedrijfsactiviteit wordt stopgezet, kunnen slechts activiteiten toegelaten worden die even of minder hinderlijk of ruimtebehoevend zijn dan de huidige activiteit. 8. Beheer De huidige activiteit betreft een stapelruimte en koelcellen vooral gericht op groothandel. Slechts activiteiten die even veel of minder hinder en transport veroorzaken worden toegelaten, wanneer men de huidige activiteit zou stopzetten. Wanneer een kandidaat-overnemer een duidelijk grotere ruimtebehoefte heeft dan de huidige schaal van het bedrijf, is dit eveneens een reden tot uitsluiting van deze site. Het omschakelen naar een andere bedrijfsactiviteit kan geen aanleiding zijn tot uitbreiding van het uitvoeringsplan. 6 R U P W a r l o p H o r e c a o k t o b e r 1 0 w v i
Zone 2: private parkeerplaatsen, toeritten, laad- en losplaatsen 9. Bestemming Bestemd voor rijstroken, private parkeerplaatsen, toeritten en laad- en losplaatsen. Stapelplaatsen zijn in deze zone niet toegelaten. De bestemmingszones van het RUP vallen onder de categorie bedrijvigheid conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van ruimtelijke uitvoeringsplannen. 10. Inrichting 10.1. Verhardingen De verhardingen binnen deze zone moeten aangelegd worden in waterdoorlatende, doch stofvrije materialen. Enkel indien het technisch onmogelijk is om waterdoorlatende materialen te gebruiken kan plaatselijk een ondoorlatende verharding aangewend worden. Zie ook gemeenschappelijke bepaling 3. Niet verharde delen kunnen ingericht worden als groene ruimte. 10.2. Scheiding met het openbaar domein De scheiding tussen zone 2 en openbaar domein dient gematerialiseerd te worden door een groene afboording of niet-overrijdbare drempel. Slechts 1 toerit is toegelaten. De breedte van deze toerit bedraagt maximaal 8 meter. 10.3. Stapelingen Stapelingen zijn binnen deze zone niet toegelaten. 10.2 Inrichting van toeritten Er wordt gestreefd naar een verkeersveilige aansluiting op het openbaar domein, en dit om de verkeersveiligheid van fiets- en voetpaden te verbeteren. Het voorschrift gaat dan ook uit naar een oplossing met slechts 1 aansluiting, en met een doorgang met beperkte breedte. De scheiding met het openbaar domein wordt gematerialiseerd, door bijvoorbeeld een groene afboording, of een niet-overrijdbare drempel. Gelet op de ligging van deze zone (overwegend voor het gebouw aan de straatzijde), het gebruik (parkeren, laden en lossen, en de zichtbaarheid ervan, worden enkel stapelingen toegelaten in zone 1. w v i o k t o b e r 1 0 R U P W a r l o p H o r e c a 7
Zone 3: Bufferzone 11. Bestemming Deze zone is bestemd voor de aanleg van een aaneensluitende groene buffer, als ruimtelijke, visuele en milieuhygiënische scheiding met de omgeving van het bedrijf. De bedrijfsactiviteiten kunnen niet naar deze zones uitbreiden. 12. Inrichting 12.1. Breedte Minimale breedte van de aangelegde buffer: zoals ingetekend op plan. 12.2. Beplantingswijze De bufferzone dient te worden gerealiseerd met een dichte en gesloten beplanting van laagstammig en struikvormig streekeigen groen, deskundig aangelegd en gehandhaafd. De bestemmingszones van het RUP vallen onder de categorie bedrijvigheid conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van ruimtelijke uitvoeringsplannen. 12.2 Beplantingswijze De buffer wordt aangelegd als een doorlopende groene rand. De inrichtingswijze dient afgestemd te zijn op het optimaal uitgroeien van de gebruikte soorten. Onderstaande schema s geven de bedoelde combinatie van laagstammig en struikvormig groen weer. Bij de inplanting van de bomen dient voldoende afstand gehouden te worden tot (toekomstige) de gebouwen. 12.3. Afsluitingen Afsluitingen zijn toegelaten in transparante constructies zoals draadafsluitingen, met een maximale hoogte van 2.00 meter, of een haag. 13. Beheer 13.1. Beplanting Het bedrijf dient de in het plan vereiste beplanting, op de geëigende manier aan te leggen en te onderhouden. Indien deze beplanting teloorgaat dient het bedrijf ze te herstellen. 13.2. Ingebruikname na aanleg beplanting Deze aanleg dient ten laatste te gebeuren tijdens het eerste plantseizoen na het verlenen van deze stedenbouwkundige vergunning. De bouwwerken waarop de vergunningsaanvraag betrekking heeft, kunnen pas in gebruik genomen worden nadat deze aanleg voltooid is. 13.1 Aanvraag stedenbouwkundige vergunning Bij het eerstvolgende dossier voor de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning wordt een informatief document gevoegd met de inrichting van deze zone, ter beoordeling van de stedenbouwkundige vergunning. 8 R U P W a r l o p H o r e c a o k t o b e r 1 0 w v i
Zone 13: Semi-private toegangsweg 14. Bestemming Bestemd voor de aanleg van een private toegangsweg tot de percelen van de aangelanden. De zone dient vrij te blijven van gebouwen, stapeling en constructies die de vrije doorgang kunnen belemmeren. De bestemmingszones van het RUP vallen onder de categorie bedrijvigheid conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 april 2008 tot vaststelling van de nadere regels met betrekking tot de vorm en de inhoud van ruimtelijke uitvoeringsplannen. 15. Inrichting 15.1. Verhardingen De verhardingen binnen deze zone moeten aangelegd worden in waterdoorlatende, doch stofvrije materialen. Enkel indien het technisch onmogelijk is om waterdoorlatende materialen te gebruiken kan plaatselijk een ondoorlatende verharding aangewend worden. 15.2. Symbool voor laagstammen Ter plaatse van het symbool voor laagstammen dient gelijktijdig met de bufferstrook (zone 3) een rij laagstammige bomen aangeplant en onderhouden te worden als visuele afscherming van het bedrijf met de naburige woning. Zie ook gemeenschappelijke bepaling 3. Niet verharde delen kunnen ingericht worden als groene ruimte. w v i o k t o b e r 1 0 R U P W a r l o p H o r e c a 9