Inleiding bank- en verzekeringswezen 4 INLEIDING BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN 4 (CBV10.4/CREBO:50168)



Vergelijkbare documenten
Balans, verlies- en winstrekening 4 BALANS, VERLIES- EN WINSTREKENING 4 (CBV15.4/CREBO:50162)

Bedrijfseconomische beroepsvorming - financiering 2 BEDRIJFSECONOMISCHE BEROEPSVORMING - FINANCIERING 2 (CBA10.2/CREBO:50174)

Zakelijke kredieten 4 ZAKELIJKE KREDIETEN 4 (CBV16.4/CREBO:50161)

Betalingsverkeer 4 BETALINGSVERKEER 4 (CBV11.4/CREBO:50167)

Consumptieve kredieten 4 CONSUMPTIEVE KREDIETEN 4 (CBV14.4/CREBO:50164)

Economisch-administratieve beroepsvorming 2 ECONOMISCH-ADMINISTRATIEVE BEROEPSVORMING 2 (CBA09.2/CREBO:50230)

Zakelijke communicatie MVT 1 - keuzetaal 1, 2 ZAKELIJKE COMMUNICATIE MVT 1 - KEUZETAAL 1, 2 (CAL05.1, CAL06.1/CREBO:50238, 50206)

Voorraadbeheer 2 VOORRAADBEHEER 2 (CLO06.2/CREBO:50228)

Zakelijke communicatie 1 ZAKELIJKE COMMUNICATIE 1 (CAL04.1/CREBO:50239)

Fiscaal administratief beheer 4 FISCAAL ADMINISTRATIEF BEHEER 4 (CBA07.4/CREBO:50171)

Woningfinanciering 4 WONINGFINANCIERING 4 (CBV12.4/CREBO:50166)

Bedrijfsoriëntatie 1 BEDRIJFSORIËNTATIE 1 (CAL01.1/CREBO:50240)

Bedrijfseconomische beroepsvorming - kosten 2 BEDRIJFSECONOMISCHE BEROEPSVORMING - KOSTEN 2 (CBA01.2/CREBO:50175)

Sparen en beleggen 4 SPAREN EN BELEGGEN 4 (CBV13.4/CREBO:50165)

Volksverzekeringen 4 VOLKSVERZEKERINGEN 4 (CJU06.4/CREBO:50104)

Externe transportplanning 3 EXTERNE TRANSPORTPLANNING 3 (CLO12.3/CREBO:50196)

Bedrijfsoriëntatie 2 BEDRIJFSORIËNTATIE 2 (CAL01.2/CREBO:50211)

Gezondheid en veiligheid 1 GEZONDHEID EN VEILIGHEID 1 (CBE06.1/CREBO:50225)

Veiligheid in de samenleving 1 VEILIGHEID IN DE SAMENLEVING 1 (CBE28.1/CREBO:55031)

Magazijnbeheer 4 MAGAZIJNBEHEER 4 (CLO07.4/CREBO:50150)

Planning en organisatie 3 PLANNING EN ORGANISATIE 3 (CSE04.3/CREBO:50215)

Medisch secretariaat 3 MEDISCH SECRETARIAAT 3 (CSE07.3 /CREBO:50180)

Transportmanagementondersteuning 3 TRANSPORTMANAGEMENTONDERSTEUNING 3 (CLO10.3/CREBO:50197)

Transportadministratie 3 TRANSPORTADMINISTRATIE 3 (CLO09.3/CREBO:50198)

Veiligheidsnetwerk 1 VEILIGHEIDSNETWERK 1 (CBE25.1/CREBO:55030)

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

Arbeidsvoorziening 4 ARBEIDSVOORZIENING 4 (CJU07.4/CREBO:50101)

Leidinggeven 4 LEIDINGGEVEN 4 (CAL08.4/CREBO:53091)

Praktijkinstructie Bedrijfseconomische beroepsvorming - financiering 3 (CBA10.3/CREBO:50142)

Magazijnbeheer 3 MAGAZIJNBEHEER 3 (CLO07.3/CREBO:50201)

Planning en organisatie 4 PLANNING EN ORGANISATIE 4 (CSE04.4/CREBO:50185)

Technisch onderzoek 1 TECHNISCH ONDERZOEK 1 (CBE20.1/CREBO:52698)

Mobiele surveillance 2 MOBIELE SURVEILLANCE 2 (CBE35.2/CREBO:56182)

Bedrijfscalculaties 3 BEDRIJFSCALCULATIES 3 (CLO13.3/CREBO:50199)

Leidinggeven 3 LEIDINGGEVEN 3 (CAL08.3/CREBO:56184)

Oriëntatie toezichthouder 1 ORIËNTATIE TOEZICHTHOUDER 1 (CBE23.1/CREBO:53158)

Zakelijke communicatie 3 ZAKELIJKE COMMUNICATIE 3 (CAL04.3/CREBO:50111)

Werknemersverzekeringen 4 WERKNEMERSVERZEKERINGEN 4 (CJU05.4/CREBO:50105)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6: Geld en geldtheorie

Juridisch secretariaat 3 JURIDISCH SECRETARIAAT 3 (CSE08.3/CREBO:50179)

Dienstplanning en organisatie 3 DIENSTPLANNING EN ORGANISATIE 3 (CBE37.3/CREBO:56185)

Bedrijfscalculaties 4 BEDRIJFSCALCULATIES 4 (CLO13.4/CREBO:50148)

Voorraadbeheer 3 VOORRAADBEHEER 3 (CLO06.3/CREBO:50202)

Beveiliging van gebouwen en eigendommen 2 BEVEILIGING VAN GEBOUWEN EN EIGENDOMMEN 2 (CBE08.2/CREBO:55113)

Correspondentie 3 CORRESPONDENTIE 3 (CSE05.3/CREBO:50214)

Voorraadbeheer 4 VOORRAADBEHEER 4 (CLO06.4/CREBO:50151)

Samenvatting Hoofdstuk 9 Betalen in binnen- en buitenland

Boekhouden 1 BOEKHOUDEN 1 (CBA08.1/CREBO:50229)

Burgerlijk recht 4 BURGERLIJK RECHT 4 (CJU16.4/CREBO:56178)

Tekstverwerking 1 TEKSTVERWERKING 1 (CSE12.1/CREBO:53139)

Veiligheidsnetwerk 2 VEILIGHEIDSNETWERK 2 (CBE25.2/CREBO:55112)

Communicatie 2 COMMUNICATIE 2 (CBE05.2/CREBO:55111)

Algemeen juridische beroepsvorming 4 ALGEMEEN JURIDISCHE BEROEPSVORMING 4 (CJU01.4/CREBO:50109)

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

Beveiliging van gebouwen en eigendommen 3 BEVEILIGING VAN GEBOUWEN EN EIGENDOMMEN 3 (CBE08.3/CREBO:56186)

Sociale voorzieningen 4 SOCIALE VOORZIENINGEN 4 (CJU04.4/CREBO:50106)

Economisch-administratieve beroepsvorming 3 ECONOMISCH-ADMINISTRATIEVE BEROEPSVORMING 3 (CBA09.3/CREBO:50125)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 4, 6 en 9 (Transactie)

Veilig werken in de beveiliging 3 VEILIG WERKEN IN DE BEVEILIGING 3 (CBE38.3/CREBO:56187)

Transportadministratie 4 TRANSPORTADMINISTRATIE 4 (CLO09.4/CREBO:50135)

Inkoopbeleid en -planning 3 INKOOPBELEID EN -PLANNING 3 (CLO03.3/CREBO:50155)

Forensisch onderzoek 4 FORENSISCH ONDERZOEK 4 (CBE29.4/CREBO:55032)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken

CORRESPONDENTIE EN MONDELINGE CONTACTEN MVT 3 - KEUZETAAL 1, 2 (CSE06.3, CSE11.3/CREBO:50213, 50212)

Productieplanning 3 PRODUCTIEPLANNING 3 (CLO04.3/CREBO:50189)

Inkopen/bestellen 3 INKOPEN/BESTELLEN 3 (CLO02.3/CREBO:50153)

Bedrijfseconomische beroepsvorming - financiering 3 BEDRIJFSECONOMISCHE BEROEPSVORMING - FINANCIERING 3 (CBA10.3/CREBO:50142)

Correspondentie 4 CORRESPONDENTIE 4 (CSE05.4/CREBO:50184)

Materials handling 3 MATERIALS HANDLING 3 (CLO08.3/CREBO:50200)

Burgerlijk procesrecht en faillissementsrecht 4 BURGERLIJK PROCESRECHT EN FAILLISSEMENTSRECHT 4 (CJU17.4/CREBO:56179)

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld

Communicatie 1 COMMUNICATIE 1 (CBE05.1/CREBO:50226)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 9

17.1 Veranderingen van de geldhoeveelheid

Antwoorden Economie Checklists 27 tot en met 29 Pincode deel 3

Praktijkinstructie Stenografie 3 (CSE10.3/CREBO:50177)

UIT theorie Fisher

Fysieke vaardigheden 1 FYSIEKE VAARDIGHEDEN 1 (CVV04.1/CREBO:55029)

Openbaar bestuur 4 OPENBAAR BESTUUR 4 (CJU14.4/CREBO:53142)

Bedrijfseconomische beroepsvorming 3 BEDRIJFSECONOMISCHE BEROEPSVORMING 3 (CBA11.3/CREBO:50121)

Operationele productiebeheersing 4 OPERATIONELE PRODUCTIEBEHEERSING 4 (CLO05.4/CREBO:50136)

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

Waarneming 1 WAARNEMING 1 (CBE18.1/CREBO:52696)

Datum :4juni 2012 Tijd : uur. Onderwijzer : Drs J.G.M. de Vries (VRJ) ALGEMENE ECONOMIE TENTAMEN

Marketingplanning 4 MARKETINGPLANNING 4 (CCA06.4/CREBO:50147)

CORRESPONDENTIE EN MONDELINGE CONTACTEN MVT 4 - KEUZETAAL 1, 2 (CSE06.4, CSE11.4/CREBO:50181, 50176)

UIT geld en banken

Sociaal juridische beroepsvorming 4 SOCIAAL JURIDISCHE BEROEPSVORMING 4 (CJU02.4/CREBO:50108)

Materials handling 4 MATERIALS HANDLING 4 (CLO08.4/CREBO:50149)

Productieplanning 4 PRODUCTIEPLANNING 4 (CLO04.4/CREBO:50137)

UIT VWO geld en banken

Praktijkinstructie Personeelsadministratie 3 (CSE09.3/CREBO:50178)

H2 HET ONTSTAAN VAN GELD

Kiezen Theorieles 1 1 Schriftelijke toets

Bedrijfsoriëntatie 3 BEDRIJFSORIËNTATIE 3 (CAL01.3/CREBO:50195)

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement

Waarom houden gezinnen chartaal (kas)geld aan (i.p.v. giraal op de bank)? 1) Transactiemotief Gezinnen hebben contant geld nodig voor L1 = actieve kas

Praktijkinstructie Fiscaal administratief beheer 4 (CBA07.4/CREBO:50171)

Praktijkinstructie Zakelijke kredieten 4

Transcriptie:

INLEIDING BANK- EN VERZEKERINGSWEZEN 4 (CBV10.4/CREBO:50168)

sd.cbv10.4.v1 ECABO, Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus 1230 3800 BE AMERSFOORT

INHOUD Normeringsmodel met taxonomiecodes 1 3

Normeringsmodel met taxonomiecodes Deelkwalificatie Nr. Eindterm Taxonomiecode Waarde per eindterm 1. De kandidaat kan de historische ontwikkeling van geld beschrijven. F 4 2. De kandidaat kan het wezen en de functies van geld beschrijven. F 4 3. De kandidaat kan aangeven waardoor de maatschappelijke geldhoeveelheid kan veranderen. 4. De kandidaat kan aan de hand van de verkeersvergelijking van Irving Fisher het verband tussen geld en goederen in een economie aangeven. 5. De kandidaat kan bij benadering de omvang van de belangrijkste financiële grootheden aangeven. B 5 B 5 F 8 6. De kandidaat kan de financiële markten beschrijven. F 4 7. De kandidaat kan de taak van De Nederlandsche Bank beschrijven. F 4 8. De kandidaat kan in grote lijnen de geldmarktpolitiek van De Nederlandsche Bank aangeven. 9. De kandidaat kan de taken van de belangrijkste internationale financiële instituties beschrijven. 10. De kandidaat kan de historische ontwikkeling van het bankwezen beschrijven. B 5 F 5 F 4 11. De kandidaat kan de kernfuncties van het bankbedrijf beschrijven. F 4 12. De kandidaat kan de kenmerken van de verschillende cliëntengroepen van banken beschrijven. 13. De kandidaat kan de samenhang tussen de begrippen rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit aangeven. 14. De kandidaat kan in hoofdlijnen de organisatiestructuur van de verschillende soorten banken beschrijven. 15. De kandidaat kan de actuele ontwikkelingen in het bankwezen aangeven. 16. De kandidaat kan de historische ontwikkeling van het verzekeringswezen beschrijven. 17. De kandidaat kan de belangrijkste verschillen tussen particuliere verzekeringen en sociale verzekeringen beschrijven. 18. De kandidaat kan in hoofdlijnen de organisatiestructuur van het verzekeringsbedrijf beschrijven. 19. De kandidaat kan de verschillen tussen de diverse verkoopkanalen voor verzekeringen toelichten. F 4 B 5 F 8 B 5 F 4 F 4 F 4 B 5 1

Deelkwalificatie Nr. Eindterm Taxonomiecode Waarde per eindterm 20. De kandidaat kan beschrijven hoe het toezicht op het particuliere verzekeringsbedrijf geregeld is. 21. De kandidaat kan de actuele ontwikkelingen in het verzekeringswezen aangeven. F 4 B 5 100 2

3

EINDTERM: 1. De kandidaat kan de historische ontwikkeling van geld beschrijven. Waarde: 4 punten 1.1 Beschrijven de historische ontwikkeling van geld - met aantoonbare kennis van:. het begrip schaarste in de economie. het ontstaan van de noodzaak van geld in een economie 4

EINDTERM: 2. De kandidaat kan het wezen en de functies van geld beschrijven. Waarde: 4 punten 2.1 Beschrijven het wezen en de functies van geld - met aantoonbare kennis van:. de vereisten waaraan een goed moet voldoen om als geld te fungeren. de functies van geld als ruilmiddel, rekeneenheid en bewaarmiddel in het economisch verkeer. het proces van dematerialisatie van geld tot fiduciair geld. het onderscheid tussen chartaal en giraal geld. het verschil tussen wettige en geaccepteerde betaalmiddelen. het begrip geldscheppende instelling 5

EINDTERM: 3. De kandidaat kan aangeven waardoor de maatschappelijke geldhoeveelheid kan veranderen. Taxonomiecode: B Waarde: 5 punten 3.1 Aangeven waardoor de maatschappelijke geldhoeveelheid kan veranderen - met aantoonbare kennis van:. welke balansposten van de bank gerekend worden tot de geldhoeveelheid. de manier waarop kredietverlening, overboekingen en kasopnames kunnen bijdragen aan veranderingen in de geldhoeveelheid. het toezicht van DNB op de kredietverlening in relatie tot de geldhoeveelheid - berekent wat de gevolgen zijn van financiële transacties voor de geldhoeveelheid 6

EINDTERM: 4. De kandidaat kan aan de hand van de verkeersvergelijking van Irving Fisher het verband tussen geld en goederen in een economie aangeven. Taxonomiecode: B Waarde: 5 punten 4.1 Aangeven het verband tussen geld en goederen in een economie a.d.h.v. de verkeersvergelijking van Fisher - met aantoonbare kennis van:. de relatie Bruto Nationaal Product en geldhoeveelheid. de verdeling van de geldhoeveelheid in primaire en secundaire liquiditeiten. het begrip geldcirculatie. het begrip 'omloopsnelheid van geld' (=V). het begrip prijsniveau (=P). het begrip goederenomzet (=T) - geeft bij benadering de omvang van de maatschappelijke geldhoeveelheid (=M) aan - rekent op basis van gegeven factoren de verkeersvergelijking van Fisher uit 7

EINDTERM: 5. De kandidaat kan bij benadering de omvang van de belangrijkste financiële grootheden aangeven. Waarde: 8 punten 5.1 Aangeven de omvang van de belangrijkste financiële grootheden zoals de chartale en girale geldhoeveelheid, rentestanden, nationaal inkomen van Nederland, Dollar/Gulden- en Mark/Guldenwisselkoers - met aantoonbare kennis van:. de toenemende giralisering van geld. de verhouding tussen chartaal en giraal geld in de 20/80 regel. het verschil in omloopsnelheid tussen giraal en chartaal geld. de invloed van de rente op de waarde van de gulden/euro. de invloed van de inflatie op de rente op een valuta. de rentetarieven voor de diverse valuta in relatie tot de koers. het begrip wisselkoers. de relatie tussen de geldhoeveelheid en de hoeveelheid geproduceerde goederen en diensten. de relatie tussen de geldhoeveelheid en de inflatie. de relatie tussen het prijsindexcijfer en de inflatie. het begrip deflatie 8

EINDTERM: 6. De kandidaat kan de financiële markten beschrijven. Waarde: 4 punten 6.1 Beschrijven wat bedoeld wordt met de financiële markten - met aantoonbare kennis van:. de geld- en kapitaalmarkt. de waarden die verhandeld worden op de geld- en kapitaalmarkt. bankdiensten die aan de geld- en kapitaalmarkt gelieerd zijn. het doel van de handel op de geldmarkt voor professionele partijen 9

EINDTERM: 7. De kandidaat kan de taak van De Nederlandsche Bank beschrijven. Waarde: 4 punten 7.1 Beschrijven taken van DNB: - bedrijfseconomisch toezicht - sociaal-economisch toezicht - rol als bank van/voor alle banken - rol als bank van/voor de staat - met aantoonbare kennis van:. het nut van het monetair en bedrijfseconomisch toezicht van DNB. de manier waarop het bedrijfseconomisch toezicht van DNB werkt. de relatie van DNB tot de overheid 10

EINDTERM: 8. De kandidaat kan in grote lijnen de geldmarktpolitiek van De Nederlandsche Bank aangeven. Taxonomiecode: B Waarde: 5 punten 8.1 Aangeven de geldmarktpolitiek van DNB - met aantoonbare kennis van:. hoe het monetair toezicht van DNB werkt. wat het groot monetair en het klein monetair toezicht inhouden. de wijze waarop DNB met haar openmarktpolitiek de liquiditeiten van de banken regelt 11

EINDTERM: 9. De kandidaat kan de taken van de belangrijkste internationale financiële instituties beschrijven. Waarde: 5 punten 9.1 Beschrijven de taken van de belangrijkste internationale instituties zoals het Internationaal Monetair Fonds, de Wereldbankgroep, de Bank voor Internationale Betalingen, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en de Europese financiële instituties - met aantoonbare kennis van het werkgebied en de functie van de instellingen 12

EINDTERM: 10. De kandidaat kan de historische ontwikkeling van het bankwezen beschrijven. Waarde: 4 punten 10.1 Beschrijven de historische ontwikkeling van het bankwezen - met aantoonbare kennis van:. de ontwikkeling van geldwisselaar via kassier naar bankier. de inhoud van het begrip crediteuren op de bankbalans. de vroegere en huidige dienstverlening van de verschillende banken. branchevervaging in de financiële dienstverlening. krediet en niet-kredietverlenende instellingen. geldscheppende en niet-geldscheppende instellingen 13

EINDTERM: 11. De kandidaat kan de kernfuncties van het bankbedrijf beschrijven. Waarde: 4 punten 11.1 Beschrijven kernfuncties van het bankbedrijf: - aantrekken van gelden - uitzetten van gelden - verzorgen betalingsverkeer - uitoefenen bemiddelingsbedrijf - met aantoonbare kennis van:. de diverse bankdiensten en tot welke kernfunctie ze behoren. het begrip transformatie in relatie tot de kernfuncties. de inhoud van de kernfuncties verdeeld over de diverse cliëntensoorten. wanneer een bankbalans gematcht is. de gevolgen van een mismatch voor de bank. de uitzettingsmotieven van de bank voor de particuliere, zakelijke en professionele markt. de risico s die de bank loopt bij haar uitzettingen 14

EINDTERM: 12. De kandidaat kan de kenmerken van de verschillende cliëntengroepen van banken beschrijven. Waarde: 4 punten 12.1 Beschrijven kenmerken van ondergenoemde cliëntengroepen: - particuliere cliënt - zakelijke cliënt - overheid - professionele cliënt 15

EINDTERM: 13. De kandidaat kan de samenhang tussen de begrippen rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit aangeven. Taxonomiecode: B Waarde: 5 punten 13.1 Aangeven de samenhang tussen de begrippen rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit - met aantoonbare kennis van:. het begrip rentabiliteit. kernfuncties die bijdragen aan de rentabiliteit. de factoren die de rentabiliteit beïnvloeden. het begrip liquiditeit. de noodzaak van liquiditeit voor de bank. met welke balansposten de liquiditeit geregeld wordt. de taak van DNB met betrekking tot de liquiditeit van de banken. het begrip solvabiliteit. waartoe de solvabiliteit van de bank dient. factoren die de solvabiliteit beïnvloeden. de taak van DNB met betrekking tot de solvabiliteit van de banken. de invloed van rentabiliteit, liquiditeit en solvabiliteit op elkaar - verklaart de posten van een eenvoudige resultatenrekening van een bank Hulpmiddelen voor de kandidaat: - resultatenrekening van een bank 16

EINDTERM: 14. De kandidaat kan in hoofdlijnen de organisatiestructuur van de verschillende soorten banken beschrijven. Waarde: 8 punten 14.1 Beschrijven kenmerken van de soorten banken naar interne opbouw: - algemene bank - coöperatief georganiseerde bank - spaarbank - hypotheekbank 14.2 Beschrijven de verschillende wijzen van cliëntbenadering door de banken op grond van het: - fundingsmotief - cliëntenbindingsmotief - rentemotief - met aantoonbare kennis van:. de soorten taken bij de bank. gronden waarop banken beslissingen nemen omtrent decentralisatie en centralisatie. de organisatiestructuur van de banken (organisatietechnisch en hiërarchisch). de functie van stafafdelingen en directoraten - met aantoonbare kennis van:. de traditionele relatie van de verschillende banken met hun cliënten. de verandering van de traditionele relatie (o.a. door de toegenomen automatisering) 17

EINDTERM: 15. De kandidaat kan de actuele ontwikkelingen in het bankwezen aangeven. Taxonomiecode: B Waarde: 5 punten 15.1 Aangeven de actuele ontwikkelingen in het bankwezen - met aantoonbare kennis van:. de toenemende rol van automatisering voor de vervulling van de diverse taken in het bankbedrijf. de toenemende concentratie in de financiële dienstverlening. de wijze waarop banken proberen hun marketingconcept aan te passen aan de huidige eisen van cliënten. de maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van allochtonenbeleid. de bedrijfsethiek (bijv. bij fraude) 18

EINDTERM: 16. De kandidaat kan de historische ontwikkeling van het verzekeringswezen beschrijven. Waarde: 4 punten 16.1 Beschrijven de historische ontwikkeling van het verzekeringswezen - weergeven van de ontstaansgronden in de middeleeuwen bij de handel - weergeven van de oorzaken van diverse ontwikkelingen:. maatschappelijk klimaat. bezitsvorming. industriële revolutie. individualisering 19

EINDTERM: 17. De kandidaat kan de belangrijkste verschillen tussen particuliere verzekeringen en sociale verzekeringen beschrijven. Waarde: 4 punten 17.1 Beschrijven belangrijkste verschillen tussen particuliere en sociale verzekeringen - incl. de volgende aspecten van particuliere verzekeringen:. doel. wijze van financiering en opbouw premie. dekking vs risico-categorieën:. leven/dood/gezondheid. bezittingen. aansprakelijkheid. concurrentie tussen verzekeraars - incl. de volgende aspecten van sociale verzekeringen:. doel. wijze van financiering, opbouw en inning premies. werknemers- en volksverzekeringen. dekking vs risicofactoren. inkomen/geneeskundige kosten/pensioenen 20

EINDTERM: 18. De kandidaat kan in hoofdlijnen de organisatiestructuur van het verzekeringsbedrijf beschrijven. Waarde: 4 punten 18.1 Beschrijven organisatiestructuur van het particulier verzekeringsbedrijf: - bedrijfstak:. verzekeraars. tussenpersonen. makelaars. schade-experts - samenwerkingsverbanden/overlegorganen:. Verbond van Verzekeraars. pools. preventie-/certificeringsinstituten. klachteninstituten. tussenpersonenorganisatie - toezicht - op hoofdlijnen - doel/functie weergeven - incl. economisch belang van de branche 21

EINDTERM: 19. De kandidaat kan de verschillen tussen de diverse verkoopkanalen voor verzekeringen toelichten. Taxonomiecode: B Waarde: 5 punten 19.1 Toelichten verschillen tussen de diverse verkoopkanalen voor verzekeringen: - direct-writers - beurs/provinciale markt - loondienstagenten - (gebonden) tussenpersonen - van alle kanalen aangeven wie welke taak heeft, wat deze inhoudt en aangeven of en zo ja, hoe de werkzaamheden worden vergoed - inclusief:. opbouw premie en kosten. gebruik van statistische gegevens. wet van de grote getallen. assurantiebelasting. inning/afdracht premies. provisie. schadebegeleiding/afhandeling. volmachten en voorlopige dekkingen 22

EINDTERM: 20. De kandidaat kan beschrijven hoe het toezicht op het particuliere verzekeringsbedrijf geregeld is. Waarde: 4 punten 20.1 Beschrijven hoe toezicht op het particuliere verzekeringsbedrijf geregeld is: - wettelijk:. toegestane rechtsvormen. scheiding schade- en levensverzekeraars. informatieplicht verzekeraars. relatie omvang reserves en omvang risico's - vrijwillig:. Raad van Toezicht. ombudsmannen. beroepsorganen tussenpersonenorganisaties en Verbond van Verzekeraars - in grote lijnen - bedragen voor omvang reserves hoeven niet genoemd te worden alleen globale verhouding moet worden aangegeven Hulpmiddelen voor de kandidaat: - Wet Toezicht Verzekeringsbedrijf 23

EINDTERM: 21. De kandidaat kan de actuele ontwikkelingen in het verzekeringswezen aangeven. Taxonomiecode: B Waarde: 5 punten 21.1 Aangeven actuele ontwikkelingen in het verzekeringswezen: - bevordering vrije handel en bestrijding kartelvorming - internationalisering - automatisering - samenwerking banken en verzekeraars - privatisering sociale wetgeving - incl. de gevolgen voor het particuliere verzekeringsbedrijf 24