Algemeen juridische beroepsvorming 4 ALGEMEEN JURIDISCHE BEROEPSVORMING 4 (CJU01.4/CREBO:50109)

Transcriptie

1 ALGEMEEN JURIDISCHE BEROEPSVORMING 4 (CJU01.4/CREBO:50109)

2 sd.cju01.4.v3 ECABO, Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus BE AMERSFOORT

3 INHOUD Normeringsmodel met taxonomiecodes 1 2

4 Normeringsmodel met taxonomiecodes Deelkwalificatie Nr. Eindterm Taxonomiecode Waarde per eindterm 1. De kandidaat kan het begrip recht omschrijven. F 2 2. De kandidaat kan de rechtsbronnen omschrijven. F 2 3. De kandidaat kan de meest gebruikte indelingen van het recht hanteren. B 4 4. De kandidaat kan enkele elementaire begrippen uit het staatsrecht omschrijven. 5. De kandidaat kan elementaire begrippen van het personen- en familierecht, erfrecht, goederenrecht en verbintenissenrecht omschrijven. 6. De kandidaat kan de juridische consequenties van de volgende benoemde overeenkomsten omschrijven: - koopovereenkomst - huurovereenkomst - verzekeringsovereenkomst. 7. De kandidaat kan het algemeen burgerlijk recht toepassen op eenvoudige casusposities. 8. De kandidaat kan de belangrijkste begrippen uit het ondernemings- en faillissementsrecht omschrijven. 9. De kandidaat kan het ondernemings- en faillissementsrecht toepassen op eenvoudige casusposities. 10. De kandidaat kan de belangrijkste begrippen uit het burgerlijk procesrecht omschrijven. 11. De kandidaat kan de belangrijkste begrippen uit het strafrecht omschrijven. 12. De kandidaat kan de belangrijkste begrippen uit het bestuursrecht omschrijven. F 6 F 15 F 8 Rc 15 F 15 Rc 15 F 6 F 6 F

5 2

6 EINDTERM: 1. De kandidaat kan het begrip recht omschrijven. Waarde: 2 punten 1.1 Omschrijven het begrip recht - een gangbare definitie - de verschillende betekenissen - onderscheid tussen rechtsregels en andere regels 3

7 EINDTERM: 2. De kandidaat kan de rechtsbronnen omschrijven. Waarde: 2 punten 2.1 Omschrijven de rechtsbronnen - de vindplaatsen van het recht - hun onderlinge samenhang 4

8 EINDTERM: 3. De kandidaat kan de meest gebruikte indelingen van het recht hanteren. Taxonomiecode: B Waarde: 4 punten 3.1 Toepassen indelingen van het recht - geschreven en ongeschreven recht - materieel en formeel recht - publiekrecht en privaatrecht - dwingend en aanvullend recht - nationaal en internationaal recht - aan de hand van eenvoudige casusposities en voorbeelden 5

9 EINDTERM: 4. De kandidaat kan enkele elementaire begrippen uit het staatsrecht omschrijven. Waarde: 6 punten 4.1 Omschrijven elementaire begrippen uit het staatsrecht - bronnen van het staatsrecht - staatsvormen en regeringsvormen - het begrip Trias Politica - taken en bevoegdheden van regering, parlement, Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale Ombudsman - de begrippen wet in materiële zin en wet in formele zin - algemene gang van zaken bij landelijke verkiezingen - de begrippen referendum, actief en passief kiesrecht, kiesdeler, kandidatenlijst, lijsttrekker en fractie - Grondwet en grondrechten Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 6

10 EINDTERM: 5. De kandidaat kan elementaire begrippen van het personen- en familierecht, erfrecht, goederenrecht en verbintenissenrecht omschrijven. Waarde: 15 punten 5.1 Omschrijven elementaire begrippen van: - personen- en familierecht - tenminste:. rechtsbronnen van personen- en familierecht. het begrip huwelijksovereenkomst. het begrip geregistreerd partnerschap. functie van Burgerlijke Stand en bevolkingsregister. algehele gemeenschap van goederen en huwelijkse voorwaarden. aansprakelijkheid van partners binnen het huwelijk en in het geval van samenwonen. functie van een samenlevingscontract - erfrecht - tenminste:. rechtsbronnen van erfrecht. onderscheid tussen wettelijk en testamentair erfrecht. het begrip erflater, langstlevende echtgenoot, erfgenaam, erfdeel, nalatenschap, testament, codicil, legaat, legataris, legitimaris, mate van bloed- en aanverwantschap, Centraal Testamentenregister, successierecht Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 7

11 EINDTERM: 5. (vervolg) De kandidaat kan elementaire begrippen van het personen- en familierecht, erfrecht, goederenrecht en verbintenissenrecht omschrijven. Waarde: 15 punten. handelingen op het gebied van nalatenschap na overlijden van een persoon - goederen- en verbintenissenrecht - tenminste:. de rechtsbronnen van het goederen- en verbintenissenrecht. de begrippen:. vermogen. zaken (roerende en onroerende). registergoederen. vermogensrechten. indelen van rechten in:. absolute en relatieve rechten. volledige en beperkte rechten. gebruiks- en zekerheidsrechten. de begrippen eigendom, bezit en houderschap. het begrip verbintenis. het ontstaan van verbintenissen en de wijzen waarop verbintenissen tenietgaan 8

12 EINDTERM: 5. (vervolg) De kandidaat kan elementaire begrippen van het personen- en familierecht, erfrecht, goederenrecht en verbintenissenrecht omschrijven. Waarde: 15 punten. het begrip onrechtmatige daad en de mogelijke gevolgen van een onrechtmatige daad, met voorbeelden. de regeling van aansprakelijkheid voor werknemers, kinderen, opstallen, producten en motorvoertuigen. het begrip overeenkomst, met de soorten overeenkomsten. indeling van overeenkomsten. vereisten voor totstandkomen van rechtsgeldige obligatoire overeenkomsten 9

13 EINDTERM: 6. De kandidaat kan de juridische consequenties van de volgende benoemde overeenkomsten omschrijven: - koopovereenkomst - huurovereenkomst - verzekeringsovereenkomst. Waarde: 8 punten 6.1 Omschrijven de juridische consequenties van: - koop - huur - verzekering - algemeen:. eisen voor totstandkoming. gevolgen als aan één van deze eisen niet voldaan is. rechten en plichten van de partijen - specifiek voor koop:. algemene voorwaarden. ingebrekestelling - specifiek voor huur:. huur van woonruimte. huur van bedrijfsruimte - specifiek voor verzekering:. schadeverzekering. levensverzekering Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 10

14 EINDTERM: 7. De kandidaat kan het algemeen burgerlijk recht toepassen op eenvoudige casusposities. Taxonomiecode: Rc Waarde: 15 punten 7.1 Toepassen algemeen burgerlijk recht - op een eenvoudige casuspositie met betrekking tot:. afwikkeling van een nalatenschap. eigendom, bezit en houderschap. onrechtmatige daad. absolute en relatieve rechten. beperkte rechten. verbintenissen/overeenkomsten Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 11

15 EINDTERM: 8. De kandidaat kan de belangrijkste begrippen uit het ondernemings- en faillissementsrecht omschrijven. Waarde: 15 punten 8.1 Omschrijven begrippen uit het ondernemings- en faillissementsrecht - onderscheid tussen de ondernemingsvormen met en zonder rechtspersoonlijkheid t.a.v. eisen voor oprichting, wijze van oprichting, aansprakelijkheid, organen, fiscale aspecten, publicatieplicht, beëindiging - de begrippen: faillissement, curator, staat van insolventie, schuldeisers, separatist, verificatievergadering, homologatie van een akkoord - aanvragen van een faillissement - afwikkeling van een faillissement (op hoofdlijnen) - gevolgen van beëindiging van faillissement - onderscheid faillissement en surseance van betaling - positie van separatisten, preferente en concurrente schuldeisers in faillissement en surseance Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 12

16 EINDTERM: 9. De kandidaat kan het ondernemings- en faillissementsrecht toepassen op eenvoudige casusposities. Taxonomiecode: Rc Waarde: 15 punten 9.1 Toepassen het ondernemings- en faillissementsrecht - op eenvoudige casusposities met betrekking tot:. de keuze voor een ondernemingsvorm. de keuze tussen faillissement en surseance van betaling. de beoordeling van posities van schuldeisers in een faillissement Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 13

17 EINDTERM: 10. De kandidaat kan de belangrijkste begrippen uit het burgerlijk procesrecht omschrijven. Waarde: 6 punten 10.1 Omschrijven begrippen uit het burgerlijk procesrecht - de belangrijkste beginselen van burgerlijk procesrecht - de belangrijkste gerechtelijke instanties - de hoofdlijnen van:. de rechtbankprocedures. de dagvaardingsprocedure. de verzoekschriftprocedure - de begrippen:. absolute en relatieve competentie. kort geding. arbitrage - enkele gewone en enkele buitengewone rechtsmiddelen Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 14

18 EINDTERM: 11. De kandidaat kan de belangrijkste begrippen uit het strafrecht omschrijven. Waarde: 6 punten 11.1 Omschrijven de belangrijkste begrippen uit het strafrecht - bronnen - materieel en formeel strafrecht - onderscheid misdrijf vs. overtreding - begrip delict en enkele voorbeelden - straffen en maatregelen - dwangmiddelen - verloop van een strafprocedure op hoofdlijnen en de daarin optredende partijen - rechtsmiddelen Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 15

19 EINDTERM: 12. De kandidaat kan de belangrijkste begrippen uit het bestuursrecht omschrijven. Waarde: 6 punten 12.1 Omschrijven begrippen uit het bestuursrecht - bronnen - plaats binnen het publiekrecht - de algemene beginselen van behoorlijk bestuur - de begrippen. besluit van algemene strekking. beschikking - strekking van de AwB - strekking van de WOB - de inrichting van de rechtsbescherming tegen overheidshandelen (op hoofdlijnen) - de instrumenten ter handhaving van bestuursrecht Hulpmiddelen voor de kandidaat: - wetboek 16