Oriëntatie op de particuliere recherchebranche 1 ORIËNTATIE OP DE PARTICULIERE RECHERCHEBRANCHE 1 (CBE16.1/CREBO:52694)

Transcriptie

1 ORIËNTATIE OP DE PARTICULIERE RECHERCHEBRANCHE 1 (CBE16.1/CREBO:52694)

2 sd.cbe16.1.v1 ECABO, Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, overgenomen, opgeslagen of gepubliceerd in enige vorm of wijze, hetzij elektronisch, kopieertechnisch, druktechnisch of fotografisch, zonder voorafgaande toestemming van ECABO. Correspondentie met betrekking tot overneming of reproductie: ECABO Postbus BE AMERSFOORT

3 INHOUD Taxonomiecodes 1 3

4 Taxonomiecodes Deelkwalificatie Nr. Eindterm 1.1 De kandidaat kan particuliere rechercheorganisaties naar aard en soort omschrijven. 1.2 De kandidaat kan de hoofdkenmerken en werkwijzen opnoemen van de zes soorten particuliere beveiligingsorganisaties. 1.3 De kandidaat kan het onderscheid aangeven tussen een particulier recherchebedrijf en een particuliere bedrijfsrecherchedienst. 1.4 De kandidaat kan aangeven op welke wijze een particulier recherchebureau zich onderscheidt van beveiligingsorganisaties. 1.5 De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de begrippen rechercheren, controleren, signaleren en rapporteren. Taxonomiecode F F B B B 1.6 De kandidaat kan de samenhang tussen preventie en repressie uitleggen. B 1.7 De kandidaat kan toelichten dat het in de onderzoekspraktijk gaat om waarheidsvinding. 2.1 De kandidaat kan de functies, taken en bevoegdheden binnen een particuliere rechercheorganisatie omschrijven. 2.2 De kandidaat kan de bevoegdheden van de particulier onderzoeker opnoemen t.a.v. gebruik van geweld, handboeien en wapenstok. 2.3 De kandidaat kan de gedragscode VPB t.a.v. particuliere recherchebureaus omschrijven. 2.4 De kandidaat kan het onderscheid aangeven tussen preventieve en repressieve beveiliging en de daaruit voortvloeiende handelingen. 2.5 De kandidaat kan het onderscheid aangeven tussen een CAO en een individuele arbeidsovereenkomst. 3.1 De kandidaat kan algemene aspecten van recht en voorschriften die betrekking hebben op de uitoefening van zijn functie opnoemen en toepassen. 3.2 De kandidaat kan het gestelde omschrijven in de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties t.a.v. particuliere recherchebureaus. B F F F B B Rc F 3.3 De kandidaat kan het begrip civiele procedure omschrijven. F 3.4 De kandidaat kan het verband tussen opzet en schuld aangeven. F 3.5 De kandidaat kan het verschil tussen een overtreding en een misdrijf aangeven. B 4.1 De kandidaat kan het begrip dwangmiddel omschrijven. F 1

5 Deelkwalificatie Nr. Eindterm 4.2 De kandidaat kan het begrip en het doel van aanhouden bij heterdaad en aanhouden buiten heterdaad omschrijven. 4.3 De kandidaat kan soorten voorwerpen opnoemen, die in beslag genomen mogen worden en aangeven door wie en wanneer dit het geval is. Taxonomiecode B F 4.4 De kandidaat kan uitleggen wanneer een poging een strafbaar feit is. B 4.5 De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen materieel strafrecht (WvSr) en formeel strafrecht (WvSv). 4.6 De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de Grondwet, andere wetten in formele zin, algemene maatregelen van bestuur en verordeningen. B B 4.7 De kandidaat kan het begrip civiel recht omschrijven. F 4.8 De kandidaat kan het begrip kantongerecht omschrijven. F 4.9 De kandidaat kan het begrip rechtbank omschrijven. F 4.10 De kandidaat kan het begrip kort geding omschrijven. F 4.11 De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een kantonrechter omschrijven De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een procureur omschrijven De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een president rechtbank omschrijven De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een advocaat omschrijven De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een gerechtsdeurwaarder omschrijven De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen een executoriaal en een conservatoir beslag De kandidaat kan de deelnemings- en medeplichtingsvormen omschrijven De kandidaat kan de betekenis en de strekking van een klacht en een aangifte omschrijven. F F F F F B F B 4.19 De kandidaat kan het begrip valse aangifte definiëren. F 2

6 3

7 EINDTERM: 1.1 De kandidaat kan particuliere rechercheorganisaties naar aard en soort omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven particuliere rechercheorganisaties - naar aard en soort - wat betreft eigendom en primair doel - geeft aan of het bedrijf producten of diensten levert, diensten verleent (kosteloos) en/of regelgeving uitvoert 4

8 EINDTERM: 1.2 De kandidaat kan de hoofdkenmerken en werkwijzen opnoemen van de zes soorten particuliere beveiligingsorganisaties. Taxonomiecode: F Opnoemen de soorten particuliere beveiligingsorganisaties - noemt:. particulier (bedrijfs)beveiligingsbedrijf. particuliere beveiligingsdienst. particuliere alarmcentrale. particulier geld- en waardetransportbedrijf. particulier recherchebureau. overige particuliere beveiligingsorganisaties - onderscheidt per soort:. hoofdkenmerken. werkwijzen - blijkgevend van kennis van:. het gestelde in de Wet op de Weerkorpsen en de Particuliere beveiligingsorganisaties. de bijzondere bepalingen voor recherchebureaus in genoemde wet 5

9 EINDTERM: 1.3 De kandidaat kan het onderscheid aangeven tussen een particulier recherchebedrijf en een particuliere bedrijfsrecherchedienst. Taxonomiecode: B Aangeven onderscheid tussen een particulier recherchebedrijf en een particuliere bedrijfsrecherchedienst - inclusief:. de diensten en/of taken die door de organisaties geleverd/verricht worden. onderliggende doelstellingen. de (beveiligings)middelen die beschikbaar zijn t.b.v. de uit te voeren taken. de functie per (beveiligings)middel. de bevoegdheden. waar bevoegdheden zijn vastgelegd - hoofdzaken worden genoemd 6

10 EINDTERM: 1.4 De kandidaat kan aangeven op welke wijze een particulier recherchebureau zich onderscheidt van beveiligingsorganisaties. Taxonomiecode: B Aangeven verschil tussen een particulier recherchebureau en een beveiligingsorganisatie - met aantoonbare kennis van:. aard, doel en functie. taken en werkwijzen. bevoegdheden en verantwoordelijkheden. (voorwaarden tot verkrijging van) legitimatiebewijzen. verschil in aard van de dienstverlening (direct en indirect) 7

11 EINDTERM: 1.5 De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de begrippen rechercheren, controleren, signaleren en rapporteren. Taxonomiecode: B Aangeven verschil tussen de begrippen. rechercheren. controleren. signaleren. rapporteren - naar doel, functie en gevolg - geeft samenhang aan met beveiliging en veiligheid - geeft onderlinge samenhang aan 8

12 EINDTERM: 1.6 De kandidaat kan de samenhang tussen preventie en repressie uitleggen. Taxonomiecode: B Uitleggen samenhang tussen de begrippen - preventie - represssie - naar inhoud en betekenis - naar doel en werkwijze - naar de daaruit voortvloeiende handelingen - blijkgevend van kennis van. het begrip preventie. het begrip repressie 9

13 EINDTERM: 1.7 De kandidaat kan toelichten dat het in de onderzoekspraktijk gaat om waarheidsvinding. Taxonomiecode: B Uitleggen doel van de opsporingspraktijk, nl. waarheidsvinding - blijkgevend van kennis van:. het begrip objectiviteit. het begrip waarheidsvinding. bewijs 10

14 EINDTERM: 2.1 De kandidaat kan de functies, taken en bevoegdheden binnen een particuliere rechercheorganisatie omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven - takken van dienst/afdelingen van het bedrijf - de verantwoordelijkheidslijnen binnen het bedrijf - de functionele relatie tussen diensten/ afdelingen van het bedrijf - met vermelding van:. welke afdelingen er zijn. waar deze afdelingen gehuisvest zijn. wat de kenmerkende taken van de afdelingen zijn. de betekenis/functie van qua naam onduidelijke afdelingen. de hiërarchische verhouding tussen de afdelingen in de werkorganisatie. welke bevoegdheden de afdelingen hebben. (binnen de eigen afdeling) wie aan wie verantwoording moet afleggen. (per afdeling) naam hoofd van dienst of naam van de functie van het hoofd Hulpmiddelen voor de kandidaat: - een organisatieschema - informatie verstrekt door praktijkopleider en/of pz-functionaris 11

15 EINDTERM: 2.2 De kandidaat kan de bevoegdheden van de particulier onderzoeker opnoemen t.a.v. gebruik van geweld, handboeien en wapenstok. Taxonomiecode: F Opnoemen bevoegdheden van de particulier onderzoeker t.a.v. het gebruik van: - geweld - handboeien - wapenstok - blijkgevend van kennis van:. de bevoegdheden die gelden voor iedere burger. het gestelde in de mogelijke instructies dienaangaande, zoals in:. collectieve arbeidsovereenkomst. bedrijfsreglement. toegangsvoorwaarden. het begrip dwangmiddelen, conform Wetboek van Strafvordering:. art. 53 en 54 (aanhouden). art. 56 (onderzoek aan lichaam en kleding). art. 94, 95 en 134 (inbeslagneming). het begrip subsidiariteit. het begrip proportionaliteit 12

16 EINDTERM: 2.3 De kandidaat kan de gedragscode VPB t.a.v. particuliere recherchebureaus omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven gedragscode VPB t.a.v. particuliere recherchebureaus - naar doel, functie en inhoud 13

17 EINDTERM: 2.4 De kandidaat kan het onderscheid aangeven tussen preventieve en repressieve beveiliging en de daaruit voortvloeiende handelingen. Taxonomiecode: B Aangeven onderscheid tussen preventieve en repressieve beveiliging - noemt de daaruit voortvloeiende handelingen 14

18 EINDTERM: 2.5 De kandidaat kan het onderscheid aangeven tussen een CAO en een individuele arbeidsovereenkomst. Taxonomiecode: B Aangeven onderscheid tussen een CAO en een individuele arbeidsovereenkomst - naar doel en inhoud - noemt kenmerkende verschillen 15

19 EINDTERM: 3.1 De kandidaat kan algemene aspecten van recht en voorschriften die betrekking hebben op de uitoefening van zijn functie opnoemen en toepassen. Taxonomiecode: Rc Toepassen algemene aspecten van recht en voorschriften - samenhangend met de eigen functie - noemt belangrijkste vindplaatsen en voornaamste kenmerken - geeft aan de hand van voorbeelden de relatie aan tussen:. Grondwet. Burgerlijk Wetboek. Wetboek van Strafvordering. Wet op de Burgerlijke Rechtsvordering. Wet op de Rechterlijke Organisatie. Wet op de Justitiële Documentatie. Wet op de Persoonsregistratie. Wetboek van Koophandel. Wet Wapens en Munitie. Wet op de Weerkorpsen en Particuliere beveiligingsorganisaties 16

20 EINDTERM: 3.2 De kandidaat kan het gestelde omschrijven in de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties t.a.v. particuliere recherchebureaus. Taxonomiecode: F Omschrijven het gestelde in de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties t.a.v. een particulier recherchebureau - noemt:. doel van uitvoeringsvoorschriften. dat presentatie en optreden niet in strijd mogen zijn met belangen veiligheidszorg/goede naam bedrijfstak. dat er gewerkt wordt op grond van goedgekeurde instructie. samenwerking met politie. het gestelde t.a.v. opslag en bewaring van gegevens. voorwaarden waarop vergunningen/ legitimatiebewijzen verkregen kunnen worden (toestemming van politie). redenen voor weigering verlenen van vergunning/legitimatiebewijs (strafblad en ontbreken erkend diploma). geel legitimatiebewijs 17

21 EINDTERM: 3.3 De kandidaat kan het begrip civiele procedure omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven begrip civiele procedure - blijkgevend van kennis van het gestelde t.a.v. de inrichting van de rechtsgang in de:. Wet op de Rechterlijke Organisatie. Wet op Justitiële Documentatie. Wet Burgerlijke Rechtsvordering 18

22 EINDTERM: 3.4 De kandidaat kan het verband tussen opzet en schuld aangeven. Taxonomiecode: F Aangeven verband tussen opzet en schuld - blijkgevend van kennis van art. 45 en 46 WvSr (poging) 19

23 EINDTERM: 3.5 De kandidaat kan het verschil tussen een overtreding en een misdrijf aangeven. Taxonomiecode: B Aangeven verschil tussen overtreding en misdrijf - blijkgevend van kennis van het gestelde in het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht 20

24 EINDTERM: 4.1 De kandidaat kan het begrip dwangmiddel omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven het begrip dwangmiddel - met vermelding van voorwaarden voor toepassing - incl. het in het Wetboek van Strafvordering gestelde t.a.v.:. staande houden (art. 52). aanhouden (art. 53 en 54). onderzoek aan lichaam en kleding (art. 56). voor inbeslagneming vatbare voorwerpen (art. 94). bevoegdheid (art. 95). wat onder inbeslagneming wordt verstaan (art. 134) - conform artikel 12 van de Grondwet t.a.v. binnentreden - met aantoonbare kennis van:. procedures. de regels geldend in de arbeidsorganisatie 21

25 EINDTERM: 4.2 De kandidaat kan het begrip en het doel van aanhouden bij heterdaad en aanhouden buiten heterdaad omschrijven. Taxonomiecode: B Omschrijven de begrippen: - aanhouden bij heterdaad - aanhouden buiten heterdaad - met aantoonbare kennis van de bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake:. aanhouden door een niet-opsporingsambtenaar (art en 54). ontdekking strafbaar feit op heterdaad (art. 128). opsporingsambtenaren (art. 141 en 142). overlevering aan opsporingsambtenaar (art. 53-4). voorgeleiding (art. 53 en 54) - met aantoonbare kennis van de Algemene bepalingen in het Wetboek van Strafrecht inzake:. omvang van de werking van de strafwet (art. 1). deelneming aan strafbare feiten (art. 47 en 48). minderjarigheid (art. 77a). poging (art. 45 en 46) 22

26 EINDTERM: 4.3 De kandidaat kan soorten voorwerpen opnoemen, die in beslag genomen mogen worden en aangeven door wie en wanneer dit het geval is. Taxonomiecode: F Opnoemen soorten voorwerpen die in beslag genomen mogen worden en door wie en wanneer dit toegestaan is - met aantoonbare kennis van de bepalingen in het Wetboek van Strafvordering inzake. bewijsmiddelen (art. 339 t/m 342). voor inbeslagneming vatbare voorwerpen (art. 94). bevoegdheid tot inbeslagneming (art. 95). inbeslagneming (art. 134). overlevering en teruggave van in beslag genomen voorwerpen (art. 53) 23

27 EINDTERM: 4.4 De kandidaat kan uitleggen wanneer een poging een strafbaar feit is. Taxonomiecode: B Uitleggen wanneer een poging een strafbaar feit is - met aantoonbare kennis van het gestelde t.a.v.:. het begrip poging (art. 45 en 46 WvSr). deelneming aan strafbare feiten (art. 47 en 48 WvSr) - met juiste toepassing van de begrippen:. bijzondere strafverminderende omstandigheden. strafbare poging. begin van uitvoering. omstandigheden van de wil onafhankelijk. overtreding. misdrijf. strafuitsluitingsgrond Algemene Bepalingen. dader. plegen, doen-plegen, medeplegen, uitlok-ken. vormen van uitlokking. vormen van medeplichtigheid. voordat vervolging is aangevangen 24

28 EINDTERM: 4.5 De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen materieel strafrecht (WvSr) en formeel strafrecht (WvSv). Taxonomiecode: B Uitleggen verschil tussen materieel strafrecht en formeel strafrecht - met aantoonbare kennis van:. het gestelde in artikel 1, lid 1 en 2 WvSr. het begrip materieel strafrecht (WvSr). het begrip formeel strafrecht (WvSv) - met juiste toepassing van de begrippen:. plaats waarop het strafrecht van toepassing is. legaliteitsbeginsel. territorialiteitsbeginsel. territoriale wateren. Nederlanders en vreemdelingen. diplomatieke status 25

29 EINDTERM: 4.6 De kandidaat kan het verschil aangeven tussen de Grondwet, andere wetten in formele zin, algemene maatregelen van bestuur en verordeningen. Taxonomiecode: B Aangeven verschil tussen - de Grondwet - andere wetten in formele zin - algemene maatregelen van bestuur - verordeningen - naar inhoud, doel en toepassing 26

30 EINDTERM: 4.7 De kandidaat kan het begrip civiel recht omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven het begrip civiel recht - noemt procedures dienaangaande, zoals omschreven in:. Wet op de Rechterlijke Organisatie. Wet op Justitiële Documentatie. Wet op de Burgerlijke Rechtsvorming 27

31 EINDTERM: 4.8 De kandidaat kan het begrip kantongerecht omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven het begrip kantongerecht - met aantoonbare kennis van. bevoegdheden (art. 2 en 3 WvSv). regels voor een procedure (art. 398 WvSv, art RV 1e bk) 28

32 EINDTERM: 4.9 De kandidaat kan het begrip rechtbank omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven het begrip rechtbank - naar doel en werkwijze - met juiste toepassing van de begrippen:. relatieve competentie (art. 2 WvSv). competentie in burgerlijke zaken (art. 53 RO). competentie in strafzaken (art. 56 RO) 29

33 EINDTERM: 4.10 De kandidaat kan het begrip kort geding omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven het begrip kort geding - met juiste toepassing van het begrip kort geding tegen executie vonnis of andere akte (art. 438 RV 2e bk) 30

34 EINDTERM: 4.11 De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een kantonrechter omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven functie, taak en bevoegdheden van een kantonrechter - met juiste toepassing van het gestelde t.a.v.:. functie, taak (art. 98 RV en art WvSv 2e bk). competentie m.b.t. geschillen (art. 43 RO) 31

35 EINDTERM: 4.12 De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een procureur omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven functie, taak en bevoegdheden van een procureur - met juiste toepassing van het gestelde t.a.v. "stellen van procureur" (art. 133, 137, 290, 295a RV 1e bk) 32

36 EINDTERM: 4.13 De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een president rechtbank omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven functie, taak en bevoegdheden van een president van de rechtbank - met juiste toepassing van het gestelde t.a.v. benoeming (art. 7 RO) 33

37 EINDTERM: 4.14 De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een advocaat omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven functie, taak en bevoegdheden van een advocaat - met juiste toepassing van het gestelde t.a.v. bevoegdheden en verplichtingen (art. 10 e.v. Advocaten Wet) 34

38 EINDTERM: 4.15 De kandidaat kan de functie, taak en bevoegdheden van een gerechtsdeurwaarder omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven functie, taak en bevoegdheden van een gerechtsdeurwaarder - met juiste toepassing van het gestelde t.a.v. taak (art. 7 Deurwaarder reglement) 35

39 EINDTERM: 4.16 De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen een executoriaal en een conservatoir beslag. Taxonomiecode: B Uitleggen verschil tussen - een executoriaal beslag - een conservatoir beslag - met aantoonbare kennis van de begrippen. executoriaal beslag (algemene regels art b RV 3e bk). conservatoir beslag (art. 700 e.v. RV 3e bk) 36

40 EINDTERM: 4.17 De kandidaat kan de deelnemings- en medeplichtingsvormen omschrijven. Taxonomiecode: F Omschrijven de deelnemings- en medeplichtingsvormen - met aantoonbare kennis van het gestelde dienaangaande in art. 47 en 48 WvSr 37

41 EINDTERM: 4.18 De kandidaat kan de betekenis en de strekking van een klacht en een aangifte omschrijven. Taxonomiecode: B Omschrijven de begrippen - klacht - aangifte - naar strekking en betekenis - met aantoonbare kennis van het gestelde in art a WvSv 38

42 EINDTERM: 4.19 De kandidaat kan het begrip valse aangifte definiëren. Taxonomiecode: F Definiëren het begrip valse aangifte - met aantoonbare kennis van het gestelde in art. 188 WvSr - noemt mogelijke gevolgen van een valse aangifte 39