Gemeente Barneveld. Planschaderisicoanalyse. Herontwikkeling Catharijnesteeg 10 Barneveld

Vergelijkbare documenten
Planschaderisicoanalyse

Planschade risicoanalyse

Planschaderisicoanalyse

PLANSCHADE SPECIALS, AFLEVERING 4: NORMAAL MAATSCHAPPELIJK RISICO

Onderwerp: Uitkeren planschadevergoeding naar aanleiding van het oprichten van 18 appartementen aan de Schoolstraat in Drunen

Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam.

Wat en hoe. druk: Huisdrukkerij gemeente Smallingerland

Afdeling: CZ Leiderdorp, 31 oktober 2006

RISICOTOETS PLANSCHADE

Nr JORI Houten, 23 mei 2000

Planschaderisicoanalyse Bestemmingsplan Biomassacentrale Waalwijk. Gemeente Waalwijk

TAXATIERAPPORT. Ondergetekenden:

Gemeente Utrecht De heer O. van Schaick Postbus CE UTRECHT. Onderwerp: planschaderisicoanalyse/ Catharijnesingel Noord

Beslissen op verzoek tegemoetkoming planschade Dijkstraat 1 te Lent

Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21

Wat en hoe PLANSCHADE

Burgemeester en wethouders van gemeente Bloemendaal t.a.v. dhr. J. Rozema Postbus AE Overveen. Oranjewoud, 6 november 2014

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

2007. Nr. : Dnst. : BOWO. Planschadeverzoeken Oude Vest 49 en 53. Leiden, 7 augustus 2007.

Wijzigingsplan It West 2a Augustinusga

Nota van beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Tiendweg 3

RISICOANALYSE PLANSCHADE in het kader van het bestemmingsplan ZUIDWEST KWADRANT

Andere voorbeelden waarbij mogelijk sprake kan zijn van planschade zijn verlies van privacy, (toename van) geluidsoverlast of andere hinder.

Planschaderisicoanalyse. Ontwerpbestemmingsplan Hoefstraat ongenummerd te Rijsbergen. Gemeente Zundert

Reactienota zienswijzen Eemstraat 10A

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

PLANSCHADERISICOANALYSE

V A L K E N S WA A R. D

Nota behandeling zienswijzen en ambtelijke aanpassingen (procesnota) bestemmingsplan Zuilichem, Kerkwegje tussen 8 en 10

in 2007 het project Spek-Ende is opgestart en de eerste fase heeft geleid tot 'winkelen aan de straat' en 'wonen rond het pleintje';

Planschaderisicoanalyse

Zienswijzennota Wijzigingsplan Kerkdriel herziening 2014, Kerkstraat 42. datum: 20 oktober 2014 projectnummer: R gemeente Maasdriel

Kom Reusel, herziening Beemden ongenummerd

Aan de leden van de gemeenteraad

Toelichting Planschade

Zienswijzennota ontwerpbestemmingsplan Eibergen, Hondevoort januari Zienswijzenota

Geregistreerd partnerschap. Planschade

10 e Wijzigingsplan Bestemmingsplan Binnenstad

DESKUNDIGENADVIES. Ondergetekende:

Aanbiedingsbrief. Aan de raad.

Ruimtelijke onderbouwing Fort Imperial te Breskens

bestemmingsplan Ammerzoden herziening 2013, Hoge Heiligenweg 12 datum: 5 september 2013 projectnummer: R.2011 gemeente Maasdriel

Onderwerp Vaststellen bestemmingsplan 'Steenakker, herzieing diverse locaties Gageldonkseweg'

Ruimtelijke onderbouwing 12 woningen aan de Kreukel te Bergen op Zoom

1 februari 2016 Vastgesteld

Beslissen op verzoeken tegemoetkoming planschade eigenaren/ bewoners de Meeuwse Acker 12-33, 12-35, en 12-43

2004. Nr. : Dnst. : BOWO. Afhandeling planschadeverzoek van de bewoners van de Aloëlaan 43 inzake de Oranjerie. Leiden, 21 december 2004.

Planschaderisicoanalyse

Inspraaknota herontwikkeling Bovenkerkweg 35A-37

PLANSCHADE SPECIALS, AFLEVERING 3: VOORZIENBAARHEID

Bestemmingsplan. Middenweg 89. Gemeente Amsterdam, stadsdeel Oost. Datum: 13 juni 2016 Projectnummer: ID: NL.IMRO.0363.

Nota van Beantwoording zienswijzen bestemmingsplan Zuidwest Kwadrant

Planschade risicoanalyse Schweibergerweg 42A en 44

Alleen ter besluitvorming door het College. Collegevoorstel Embargo tot 16 december

RISICOANALYSE PLANSCHADE LOCATIE ESWEG TE NORG (GEMEENTE NOORDENVELD) OPDRACHTGEVER: STICHTING ACTIUM

Nota zienswijzen Bestemmingsplan Stuif zand, deelplan uitbreiding woningbouw 2011

Woningbouwontwikkeling Kerklaan, Kortenhoef

Regels, behorende bij "1 e herziening Uitwerkingsplan Mortiere fase 4 van het bestemmingsplan Mortiere van de gemeente Middelburg

Planschade(risico)analyse Noordgebouw Utrecht. Gemeente Utrecht

ONTWERPBESTEMMINGSPLAN "KERKDRIEL HERZIENING 2015, JULIANASTRAAT - KRUISSTRAAT" (BP1121)

Kees van der Lee Sinds 1996 werkzaam voor de SAOZ, vanaf 2001 als adjunctdirecteur.

Gemeente fi Bergen op Zoom

Aan de Gemeenteraad. Raad. Onderwerp : Vervangende nieuwbouw van een vrijstaande woning op het perceel Boelenswei 76 te Boelenslaan.

ra S A O Z ADVISEUR IN ONROERENDE ZAKEN

Nota van inspraak en vooroverleg voorontwerp-bestemmingsplan Julianastraat 36 Waspik

NOTA ZIENSWIJZE(N) BESTEMMINGSPLAN HAREN DORP WEST

Bezonningsstudie Bouwplan Gemeentewerf 3 en 5 te Berkel en Rodenrijs d.d. 10 september 2015 werknummer:

Reactienota zienswijze Dorpsstraat 13 en 15, de Smederij

Aan de commissie VROM

Zienswijzen nota. Gemeente Epe. bestemmingsplan "Wissel Schaveren Correctieve Herziening" Anonieme versie

2005. Nr. : Planschadeverzoek de heer Van Groen. Leiden, 6 december 2005.

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

Beslissing op bezwaar planschade De Meeuwse Acker 20 06

Planschaderisicoanalyse Slotselaan 11a, Rossum. Gemeente Maasdriel

Ruimtelijke onderbouwing bij Wabo Projectbesluit

m.b.t. Planschaderisicoanalyse reinwaterkelder De Planck kenmerk van mr. R. Förster voor WML, t.a.v. de heer F.M.J. Habets d.d.

Onderwerp: Notitie Planschade en Procedureverordening advisering tegemoetkoming in planschade

Ruimtelijke motivering Verbouw Olympic Plaza locatie Zuidas

Kees van der Lee Sinds 1996 werkzaam voor de SAOZ, vanaf 2001 als adjunctdirecteur.

Ruimtelijke onderbouwing bij projectbesluit ten behoeve van Sport & Science, Hoeflingweg 20 te Lochem

Risicoanalyse planschade. in het kader van het. Voorontwerpbestemmingsplan ABC-gebouw Nieuwpoortstraat CONCEPT

Nota van beantwoording zienswijzen

Risicoanalyse planschade

1e partiële herziening Hoofdwinkelcentrum

Reactie nota Zienswijzen. Rozengaarderweg 28

1 e Wijzigingsplan Bestemmingsplan Meilust-Woongebied

Nota behandeling zienswijzen en ambtelijke aanpassingen (procesnota) bestemmingsplan

«JG» Actueel commentaar

INFORMATIEFOLDER PLANSCHADE

Toewijzen planschadeverzoek ex artikel 49 WRO, de heer Ten Dam, Stationsweg 19 te Colmschate. Besluitenlijst d.d. d.d.

Manager SMA Zeeland B.V.

NOTA VAN INSPRAAK en WETTELIJK VOOROVERLEG Bestemmingsplan Grotestraat 403 en Waalwijk DEEL 1: INLEIDING

Planologische risicoanalyse. Kenmerk : T6856 Datum : 17 oktober 2012

Jaargang Nummer. planschadeverzoek van de heer Van Liere en mevrouw Kasius.

PLANSCHADE SPECIALS, AFLEVERING 2: VERMOGENSSCHADE VS. INKOMENSSCHADE, DIRECTE EN INDIRECTE PLANSCHADE EN DE PLANOLOGISCHE VERGELIJKING

gemeente Eindhoven OplegvelRaadsvoorstel inzake het verzoek van Pisa Beheer B.V.,

Aan de commissie VROM

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Toepassingsregels 3 Artikel 2 Begrippen 3. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 5 Artikel 3 Wonen 5

Wijzigingsplan Warandepark - Rijsbergen. Datum: Plan identificatie: NL.IMRO.0879.WPwarandepark-VS01

vaststellen bestemmingsplan "Bartok"

Transcriptie:

Gemeente Barneveld Planschaderisicoanalyse Herontwikkeling Catharijnesteeg 10 Barneveld

Barneveld Planschaderisicoanalyse Herontwikkeling Catharijnesteeg 10 Barneveld GEGEVENS VAN DE AANVRAGER Frank van Woerden Vastgoed BV De heer F. van Woerden Kerkewijk 117 Kerkewijk 117 3904 JB Veenendaal 3904 JB Veenendaal T. 0318 50 56 37 I. www.kubiek.nu E. info@kubiek.nu PLANGEGEVENS: Projectnummer: K16076 Status Datum Versie Concept: Definitief: 21 oktober 2016 1 Adviseur ruimtelijke ordening: C.J.M. Hanse MSc 3

4

Inhoud 1 Inleiding... 6 1.1 1.2 2 3 4 Beschrijving van de huidige en beoogde situatie... 7 2.1 2.2 Huidige situatie... 7 Beoogde nieuwe situatie... 8 2.3 Beschikbare informatie... 10 Planologisch toetsingskader...11 3.1 3.2 Inleiding... 11 Vigerende planologische situatie... 11 3.3 3.4 De beoogde nieuwe planologische situatie... 13 Vergelijking planologische regimes... 13 Beoordeling...14 4.1 Inleiding... 14 4.2 Beoordeling planschade... 15 4.2.1 Uitzicht... 17 4.3 5 6 Aanleiding en doel... 6 Leeswijzer... 6 4.2.2 4.2.3 Privacy... 17 (Zon)lichttoetreding... 18 4.2.4 4.2.5 Milieukwaliteit... 19 Verkeer en parkeren... 19 4.2.6 Situeringswaarde... 20 Samenvatting... 21 Taxatie...22 5.1 Inleiding... 22 5.2 5.3 Taxatieberekening... 22 Conclusie... 22 Vergoedbaarheid...23 6.1 Risicoaanvaarding... 23 6.1.1 Actieve risicoaanvaarding... 23 6.1.2 6.2 7 Passieve risicoaanvaarding... 23 Anderszins verzekerd... 23 Conclusie...24 5

1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel Frank van Woerden Vastgoed BV is voornemens om op de locatie van de voormalige Aldi-winkel aan de Catharijnesteeg 10 te Barneveld, 12 appartementen te realiseren en daarnaast te voorzien in uitbreiding van de winkel en het magazijn van de naastgelegen hoedenzaak. Het perceel kent in het vigerende bestemmingsplan de bestemming Centrum, waarbij niet meer dan 7 woningen zijn toegestaan en het wonen op de begane grond in de voorgevel(s) niet is toegestaan. De beoogde ontwikkeling is hiermee niet in overeenstemming. Om het project te kunnen verwezenlijken zal in de toekomst van het vigerende bestemmingsplan worden afgeweken. Frank van Woerden Vastgoed BV heeft Kubiek Ruimtelijke Plannen opdracht gegeven om een planschaderisicoanalyse uit te voeren in het kader van de voorgenomen planologische wijziging. Het doel van deze planschaderisicoanalyse is het verkrijgen van inzicht of zich planschade voordoet, alsmede het verkrijgen van inzicht omtrent de hoogte van deze schade. Uitdrukkelijk dient te worden vermeld dat het in deze planschaderisicoanalyse gaat om een indicatie van de mogelijke planschade. Pas na het onherroepelijk worden van de planologische maatregel en de ontvangst van eventuele aanvragen om tegemoetkoming in planschade, zoals bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro), kan een uitgebreid onderzoek worden gestart of zich daadwerkelijk planschade voordoet en of deze voor vergoeding in aanmerking komt. 1.2 Leeswijzer Voorliggend rapport bevat een analyse van de planschaderisico s als gevolg van de herontwikkeling van het perceel Catharijnesteeg 10 in Barneveld. Het rapport bestaat uit de volgende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 geeft een korte beschrijving van de aanleiding en het doel van de onderhavige risicoanalyse. In hoofdstuk 2 wordt nader ingegaan op de bestaande situatie in het plangebied en de beoogde nieuwe situatie. Daarnaast is weergegeven welke documenten ten grondslag liggen aan deze planschaderisicoanalyse. Hoofdstuk 3 bevat het planologisch toetsingskader, inclusief een vergelijking van het vigerende bestemmingsplan met de toekomstige planologische situatie. In hoofdstuk 4 komen de gevolgen van de planologisch herziening voor de directe omgeving aan de orde. Aan de hand van de verschillende planschadefactoren wordt ten aanzien van onderhavig plangebied aangegeven of er mogelijk planschade kan optreden. Op basis van de resultaten uit hoofdstuk 4 wordt de te verwachte planschade vastgesteld in hoofdstuk 5. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de vergoedbaarheid van eventueel geconstateerde planschade. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de conclusie van de planschaderisicoanalyse. 6

2 Beschrijving van de huidige en beoogde situatie 2.1 Huidige situatie Het plangebied is gelegen in het centrum van de kern Barneveld aan de Catharijnesteeg. De locatie ligt in het wandelgebied op de hoek van de Jan van Schaffelaarstraat. De Catharijnesteeg vormt de verbinding tussen het winkelgebied rondom de Jan van Schaffelaarstraat en het achtergelegen openbare parkeerterrein. Het plangebied ligt op korte afstand, circa 60 meter, van dit openbare parkeerterrein. De omgeving van het plangebied kenmerkt zich door centrumfuncties en maatschappelijke functies, afgewisseld met (boven)woningen. Direct ten oosten van het plangebied is bestaande bebouwing aan de Jan van Schaffelaarstraat gelegen met op de begane grond detailhandelsfuncties en daarboven woningen/appartementen. Ten westen van het plangebied bevindt zich bebouwing met gemengde functies. Er is bebouwing met een detailhandelsfunctie op de begane grond (Tuunte) en woningen daarboven, maar er bevindt zich ook bebouwing met een religieuze functie en een gebouw van KPN. Ten noorden van het plangebied ligt een pleintje met winkels, waaronder het maatschappelijke gebouw De Ark. Ter plaatse van het plangebied bevindt zich in de bestaande situatie een gebouw dat tot voor kort in gebruik was als supermarkt. Het perceel is nagenoeg geheel bebouwd. Het pand bestaat uit één 2 bouwlaag met een oppervlakte van ruim 500 m. De bouwhoogte van het pand bedraagt derhalve circa 3 meter. Het gebouw is te bereiken via de Catharijnesteeg en vormt één geheel met het monumentale gebouw aan de Jan van Schaffelaarstraat 33-35. Hier bevindt zich op de begane grond een hoedenzaak met op de verdiepingen in totaal 4 bovenwoningen. Het parkeren ten behoeve van de functies ter plaatse van het plangebied vindt plaats in de directe omgeving, waaronder het eerder genoemde openbare parkeerterrein. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied en de directe omgeving weergegeven. 7

Globale ligging plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) 2.2 Beoogde nieuwe situatie De beoogde planologische wijziging zal ter plaatse van het perceel Catharijnesteeg 10, 12 appartementen mogelijk maken in het goedkope huur- of koopsegment, inclusief stijgpunt, bergingen en fietsenopstelplaats voor de bewoners. Daarnaast is voor de hoedenzaak aan de Jan van Schaffelaarstraat 33-35 voorzien in een uitbreiding van de winkel en het magazijn. Ten behoeve van de ontwikkeling zal het gebouw van de voormalige Aldi-winkel worden gesloopt. Het monumentale gebouw aan de Jan van Schaffelaarstraat 33-35, welke op hetzelfde perceel staat, blijft uiteraard behouden. De hoedenzaak op de begane grond en de bestaande 4 bovenwoningen ter plaatse blijven ongewijzigd aanwezig. In de beoogde nieuwe situatie wordt eveneens nagenoeg het gehele perceel bebouwd. Op de plaats van de voormalige Aldi-winkel wordt een nieuw gebouw opgericht bestaande uit 3 bouwlagen met een goot- en bouwhoogte van circa 9,5 meter. De zijgevel aan de zijde van de Catharijnesteeg wordt enigszins teruggelegd om de ruimte in de steeg te vergroten. Op de begane grond van de nieuwbouw bevindt zich aansluitend aan de bestaande hoedenzaak de uitbreiding en het magazijn. Tevens zijn op de begane grond de bergingen en opstelplaats voor fietsen aanwezig. Verder bevinden zich op de kop e e van het gebouw twee woningen/appartementen op de begane grond. De 1 en 2 verdieping kennen een identieke opbouw waarbij elke verdieping ruimte biedt aan vijf woningen/appartementen. De balkons/buitenruimten bevinden zich aan de kopgevel en aan de zijgevel aan de zijde van de Catharijnesteeg. De achtergevel bestaat onder meer uit de galerij en enkele raampartijen. 8

De entree van het gebouw bevindt zich aan de zijde van de Catharijnesteeg in de zijgevel. Het parkeren ten behoeve van de appartementen en de winkel vindt, net als in de huidige situatie, in de directe omgeving van het gebouw plaats. De ontsluiting van de nieuwbouw is niet anders dan die van het huidige winkelpand. Onderstaand zijn enkele impressies en een situatietekening van de beoogde nieuwe situatie opgenomen. Impressie beoogde nieuwe situatie zijgevel Catharijnesteeg Impressie beoogde nieuwe situatie achtergevel 9

Situatietekening beoogde nieuwe situatie 2.3 Beschikbare informatie De heer M. Wennekes van Frank van Woerden Vastgoed BV heeft de benodigde informatie voor het opstellen van onderhavige planschaderisicoanalyse ter beschikking gesteld. Het gaat daarbij om het volgende: - Tekeningen bestaande situatie; Principeverzoek tot bestemmingswijziging Catharijnesteeg te Barneveld. 10

3 Planologisch toetsingskader 3.1 Inleiding Het planologisch toetsingskader vormt de basis van een planschaderisicoanalyse. In het geval van een planologische wijziging bestaat het toetsingskader uit een vergelijking van de huidige planologische mogelijkheden met de planologische mogelijkheden die ontstaan na inwerkingtreding en onherroepelijk worden van de betreffende planologische wijziging. Door middel van een vergelijking van opeenvolgende planologische regimes dient te worden bepaald welke bouw- en gebruiksmogelijkheden er zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan en in hoeverre, als gevolg van de voorgenomen planologische wijziging, de toekomstige planologische situatie hiervan afwijkt. Op basis van deze vergelijking kan vervolgens worden bepaald of een derde als gevolg van de planologische mutatie in een nadeliger positie is komen te verkeren. Daarna kan middels een taxatie worden berekend of het eventueel geconstateerde planologisch nadeel, leidt tot schade als bedoeld in artikel 6.1 Wro. Bij de vergelijking van de planologische regimes is de feitelijke situatie niet van belang. Bepalend is het verschil in theoretisch mogelijke situaties onder het vigerende en het nieuwe planologische regime. Daarbij moet worden uitgegaan van de maximale invulling van de planologische mogelijkheden, ongeacht of realisatie daarvan heeft plaatsgevonden. Enkel wanneer mogelijkheden met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn uit te sluiten, wordt hierop een uitzondering gemaakt. Dit wordt in de jurisprudentie omtrent planschade niet snel aangenomen. Indien wordt geconcludeerd dat de wijziging van het planologische regime leidt tot schade, dan dient het tijdstip van het in werking treden van de schadeveroorzakende planologische maatregel te worden bepaald. In voorliggende analyse is gekeken naar de mogelijke, ruimtelijke consequenties van de voorgenomen herontwikkeling van het perceel Catharijnesteeg 10 te Barneveld. Het voorgaande betekent dat voor het plangebied een vergelijking dient te worden gemaakt tussen de vigerende planologische situatie, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Barneveld-Centrum, en de planologische situatie die ontstaat na het doorlopen van de planologische procedure. Aangezien de planologische procedure ten tijde van het opstellen van de onderhavige analyse nog niet is doorlopen, wordt een vergelijking gemaakt tussen het vigerende bestemmingsplan en de tekeningen die op 14 oktober 2016 door opdrachtgever zijn aangeleverd. Nu de planologische maatregel nog niet in werking is getreden wordt als peildatum de datum van opstellen van de onderhavige risicoanalyse gehanteerd, zijnde 21 oktober 2016. 3.2 Vigerende planologische situatie Het plangebied is gelegen binnen de begrenzing van het bestemmingsplan Barneveld-Centrum. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Barneveld op 22 januari 2013 vastgesteld. De gronden ter plaatse van het plangebied kennen in het bestemmingsplan Barneveld-Centrum in zijn geheel de bestemming Centrum en zijn volledig aangeduid als bouwvlak. Voorts geldt een maximum bebouwingspercentage van 100% voor het terrein en is een maximale goothoogte van 9 meter van toepassing. Een maximale bouwhoogte is niet aangegeven, maar er geldt een maximale dakhelling van 55 graden. Voor het volledige perceel geldt een maximaal aantal van 7 woningen. Voorts zijn onder meer de functieaanduidingen gezondheidszorg, specifieke vorm van centrum 11

verdieping, bedrijf van categorie A en specifieke vorm van centrum kunst en cultuur voor het perceel van toepassing. De regels bij de bestemming Centrum zijn neergelegd in artikel 5 van het bestemmingsplan Barneveld-Centrum. Hierna is een samenvatting van de voor onderhavige analyse relevante regels bij de bestemming weergegeven. Artikel 5 Centrum 5.1 Bestemmingsomschrijving De voor Centrum aangewezen gronden zijn in hoofdzaak bestemd voor wonen, detailhandel, horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven) en dienstverlening. Door de specifieke functieaanduidingen zijn de gronden tevens bestemd voor gezondheidszorg, een bedrijf van categorie A (bijvoorbeeld uitgeverij of huisartsenpraktijk) en voor kunst en cultuur. Ten aanzien van het wonen is specifiek vastgelegd dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding aantal woningen aangegeven (in het onderhavige geval 7 woningen). Voorts zijn woningen niet toegestaan op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s) van het gebouw. Tot slot is bepaald dat voor zover detailhandel, dienstverlening dan wel horeca niet expliciet zijn uitgesloten, deze functies alleen zijn toegestaan op de begane grond. Doordat in het onderhavige geval de functieaanduiding specifieke vorm van centrum verdieping van toepassing is, zijn deze functies ook op de verdieping toegestaan. 5.2 Bouwregels Ten aanzien van gebouwen geldt dat deze uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. De goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangegeven (in het onderhavige geval 100%, goothoogte van 9 meter en een maximale dakhelling van 55 graden). Uitsnede bestemmingsplan Barneveld-Centrum met aanduiding plangebied 12

3.3 De beoogde nieuwe planologische situatie De toekomstige planologische mogelijkheden zullen ter plaatse van het plangebied de mogelijkheid bieden om 12 appartementen te realiseren en daarnaast te voorzien in uitbreiding van de winkel en het magazijn van de naastgelegen hoedenzaak. Ten behoeve van het bouwplan zal moeten worden afgeweken van het vigerende bestemmingsplan. De aangeleverde tekeningen, zoals weergegeven in paragraaf 2.2, worden als uitgangspunt genomen voor de maximale invulling van de nieuwe planologische situatie. Dit betekent dat ervan wordt uitgegaan dat de beoogde planologische wijziging geen flexibelere of ruimere mogelijkheden biedt, naast de reeds bestaande planologische mogelijkheden op het perceel, ten opzichte van de situatie zoals deze is vastgelegd op de weergegeven tekeningen. Voor wat betreft de mogelijkheden die de nieuwe planologische situatie gaat bieden, wordt verwezen naar de betreffende paragraaf 2.2. 3.4 Vergelijking planologische regimes Om te kunnen beoordelen op de planologische situatie nadelig wijzigt, moet een vergelijking worden gemaakt tussen de maximale mogelijkheden op basis van de vigerende planologische situatie (het bestemmingsplan Barneveld-Centrum ) en de maximale mogelijkheden die ontstaan als gevolg van de beoogde planologische wijziging. Onderstaand worden eerst de gebruiksmogelijkheden belicht. Vervolgens wordt ingegaan op de bouwmogelijkheden. Gebruiksmogelijkheden De gronden waarop de beoogde planologische wijziging ziet, kennen in het vigerende bestemmingsplan in zijn geheel de bestemming Centrum. Binnen deze bestemming kennen de gronden ruime gebruiksmogelijkheden. Met betrekking tot het gebruik zijn de gronden immers in hoofdzaak bestemd ten behoeve wonen, detailhandel, horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven), dienstverlening, gezondheidszorg, een bedrijf van categorie A (bijvoorbeeld uitgeverij of huisartsenpraktijk) en voor kunst en cultuur. Detailhandel, dienstverlening en horeca zijn daarbij tevens op de verdieping toegestaan. Voor het wonen geldt een maximum aantal van 7 woningen, waarbij deze niet zijn toegestaan op de begane grond aan de zijde van de voorgevel(s) van het gebouw. Het gebruik ten behoeve van in totaal 16 woningen (inclusief de 4 bovenwoningen boven de hoedenzaak) is qua aantal strijdig met het gebruik zoals dat mogelijk is in het vigerende bestemmingsplan. Daarnaast is er sprake van strijdigheid vanwege het feit dat 2 woningen op de begane grond staan gepland in de beoogde nieuwe situatie. De woonfunctie op de verdieping is op zichzelf niet strijdig met de vigerende bestemming. Ook de uitbreiding van de hoedenzaak op de begane grond is reeds toegestaan op grond van de vigerende bestemming. Deze staat immers detailhandel al toe. Bouwmogelijkheden Voor wat betreft de bouwmogelijkheden is van belang dat binnen de vigerende bestemming Centrum het gehele perceel is aangeduid als bouwvlak waarbinnen gebouwen met een goothoogte van 9 meter en een dakhelling van 55 graden mogen worden opgericht. Het beoogde nieuwe gebouw kent een maximale goot- en bouwhoogte van circa 9,5 meter en wijkt daardoor (beperkt) af van de mogelijkheden binnen de geldende bestemming. Voor zover er sprake zou zijn van minimale grensoverschrijdingen geldt dat deze dermate beperkt zijn dat één en ander niet relevant is voor de onderhavige planschaderisicoanalyse. 13

4 Beoordeling 4.1 Inleiding Artikel 6.1 Wro bepaalt onder andere dat burgemeester en wethouders op aanvraag een tegemoetkoming toekennen aan degene die in de vorm van inkomensderving of vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Geen tegemoetkoming ex artikel 6.1 Wro wordt toegekend indien: de tegemoetkoming op andere wijze is verzekerd, bijvoorbeeld door aankoop of onteigening; de eigenaren van het betreffende onroerend goed dit onroerend goed hebben verworven nadat de optredende schade voldoende concreet voorzienbaar was, dit vanwege actieve risicoaanvaarding ; de eigenaren het onroerend goed reeds hebben verkocht en dit geleverd is vóórdat de planologische wijziging in werking is getreden, omdat zij op het moment van in werking treden geen eigenaar meer zijn van de onroerende zaak en derhalve geen aanvrager (belanghebbende) meer zijn in de zin van artikel 6.1 Wro. Indien sprake is van passieve risicoaanvaarding. Hiervan is sprake indien de aanvrager gedurende geruime tijd geen gebruik heeft gemaakt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden die het voorheen vigerende bestemmingsplan bood en indien er duidelijke aanwijzingen waren, dat deze bouw- of gebruiksmogelijkheden op termijn in negatieve zin zouden kunnen gaan wijzigen. In artikel 6.2 Wro is bepaald dat binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade voor rekening blijft van de aanvrager. In ieder geval blijft voor rekening van de aanvrager: van schade in de vorm van inkomensderving: een gedeelte gelijk aan twee procent van het inkomen onmiddellijk voor het ontstaan van de schade; van schade in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak: een gedeelte gelijk aan twee procent van de waarde van de onroerende zaak onmiddellijk voor het ontstaan van de schade, tenzij de vermindering het gevolg is: - van de bestemming van de tot de onroerende zaak behorende grond, of - van op de onroerende zaak betrekking hebbende regels als bedoeld in artikel 3.1 Wro. Op grond van artikel 6.3 Wro betrekken burgemeester en wethouders bij de beslissing op de aanvraag met betrekking tot de voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade in ieder geval de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak en de mogelijkheid van de aanvrager om de schade te voorkomen of te beperken. In het kader hiervan wordt het volgende opgemerkt. Indien een belang tot de betreffende onroerende zaak werd verkregen nadat de schadeveroorzakende planologische maatregel bekend is gemaakt, leidt dat tot het oordeel dat een aanvrager ten tijde van het verkrijgen van dit belang behoorde te weten van deze voor hem negatieve planologische ontwikkeling. In dat geval wordt hij geacht actief het risico te hebben aanvaard en blijft eventuele schade ten laste van de aanvrager, omdat deze schade voor hem voorzienbaar was. Een en ander geldt eveneens als ten tijde van het verkrijgen van het belang een aanvrager wist of behoorde te weten dat de gemeente voornemens was de schadeveroorzakende planologische situatie te wijzigen. Dit betekent dat ook bijvoorbeeld een structuurvisie of een ter inzage gelegd ontwerp van een 14

bestemmingsplan kan leiden tot de conclusie dat aanvrager die, nadat dergelijke ontwikkelingen gepubliceerd en/of afgekondigd zijn, zich toch ter plaatse vestigde, daarmee het risico van eventuele schade heeft aanvaard of in de koopprijs heeft verdisconteerd. Of sprake is van voorzienbaarheid van de planologische wijziging op grond waarvan het daaruit voortvloeiende nadeel redelijkerwijs voor rekening dient te blijven van degene die stelt schade te hebben geleden, moet worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Het is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft. Onderhavige planontwikkeling zal planologisch mogelijk worden gemaakt door een planologische procedure te doorlopen. Mocht risicoaanvaarding een vraagstuk opleveren, dan kan daarbij in ieder geval de eerste datum worden aangehouden waarop bekendheid met het voorgenomen project verondersteld mag worden op grond van een openbaar gemaakt concreet beleidsvoornemen. In dit hoofdstuk zal worden nagegaan of een derde (aanvrager) als gevolg van de voorgenomen planologische wijziging ter plaatse van het plangebied in planologisch opzicht in een nadeliger positie is komen te verkeren. Eventuele directe schade wordt niet beoordeeld nu initiatiefnemer eigenaar is/wordt van de gronden behorende tot het plangebied. 4.2 Beoordeling planschade Uit vaste jurisprudentie blijkt dat de volgende (schade)factoren van belang zijn bij de vraag of er sprake is van een planologische verslechtering: 1. Uitzicht; 2. Privacy; 3. (Zon)lichttoetreding; 4. Milieukwaliteit (bijvoorbeeld geluid-, geur-, stof- en lichthinder); 5. Verkeer en parkeren; 6. Situeringswaarde (ruimtelijke kwaliteit). In deze paragraaf wordt per (schade)factor beoordeeld of een aanvrager als gevolg van de voorgenomen planologische wijziging hiervan schade, als bedoeld in artikel 6.1 Wro, ondervindt. De volgende objecten worden beoordeeld: 1. Circa 9 bovenwoningen aan de Catharijnesteeg 1; 2. Bovenwoningen Jan van Schaffelaarstraat met dakteras(sen) ten oosten van het plangebied; 3. Bovenwoning Catharijnesteeg 14-16. Voor wat betreft de hier niet genoemde objecten gaan wij er vanuit dat er geen sprake is van een waardevermindering als gevolg van de beoogde planologische wijziging vanwege het ontbreken van rechtstreeks zicht op het plangebied en/of de afstand tot het plangebied, dan wel vanwege het feit dat wij er op voorhand vanuit gaan dat de waardevermindering het eigen risico van in ieder geval 2% niet te boven gaat. 15

Te beoordelen objecten De bedrijfsfuncties (waaronder het KPN-gebouw aan de Krommestraat 8 en het perceel met opstallen aan de Krommestraat 12) en de detailhandelsvestigingen in de directe omgeving van het plangebied (onder andere Jan van Schaffelaarstraat 31, 37-39 en Catharijnesteeg 14-16) worden bewust buiten beschouwing gelaten in de onderhavige analyse. De waarde van dergelijke bedrijfsmatige objecten wordt doorgaans niet in van belang zijnde mate nadelig beïnvloed door factoren als uitzicht, privacy en schaduw. Een bedrijfsmatig object ontleent zijn waarde in eerste instantie niet aan dergelijke factoren. Daarbij is ook van belang dat de bouwmogelijkheden met de beoogde planologische wijziging slechts zeer beperkt worden verruimd en de woonfunctie reeds was toegestaan op de verdieping. Dit betekent tevens dat de beoogde ontwikkeling geen belemmering gaat vormen voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven. Ook in het (planologisch) verdwijnen van winkeloppervlak is geen reden gelegen dat er sprake is van waardevermindering en/of inkomensderving. In de vigerende situatie bestaat er immers ook geen enkele garantie dat de gronden behorende tot het plangebied feitelijk een detailhandels-/publieksaantrekkende functie kennen. Gelet op de onderhavige planologische wijziging zijn wij van mening dat de wijziging geen gevolgen zal hebben voor de waarde van omliggende bedrijfsfuncties en detailhandelsvestingen. Bovenstaande wordt bevestigd in een uitspraak van de AbRS van 21 september 2011 (LJN: BT2133). De monumentale bebouwing aan de Jan van Schaffelaarstraat 33-35 wordt buiten beschouwing gelaten, omdat de betreffende eigenaar tevens eigenaar is/was van de gronden die herontwikkeld worden. Zij is derhalve betrokken bij de onderhavige ontwikkeling. Voor de maatschappelijke functies in de directe omgeving van het plangebied geldt hetzelfde als hiervoor reeds opgemerkt over de bedrijfsfuncties en detailhandelsvestingen. Het betreft hier een religieuze functie ter plaatse van Catharijnesteeg 11 en het maatschappelijke gebouw De Ark aan de 16

Kapteijnstraat 20. Deze functies/gebouwen worden derhalve eveneens niet nader beschouwd in onderhavige analyse. 4.2.1 Uitzicht Het verlies van waardebepalend vrij uitzicht wordt in de jurisprudentie aangemerkt als schadefactor. Het gaat hierbij vooral om een ingrijpende beperking van waardebepalend vrij uitzicht door bebouwing. De te beoordelen objecten betreffen bovenwoningen (met deels een dakterras) welke in mindere of meerdere mate rechtstreeks zicht hebben op het plangebied. De objecten liggen in de directe invloedssfeer van het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is het op grond van het vigerende bestemmingsplan reeds mogelijk om bebouwing op te richten. Het ter plaatse aangeduide bouwvlak mag volledig worden bebouwd met gebouwen met een maximale goothoogte van 9 meter en een dakhelling van maximaal 55 graden. Gelet hierop wordt gesteld dat er vanuit de te beoordelen objecten, bij een maximale invulling van het vigerende bestemmingsplan, reeds sprake was van een belemmerd zicht in de richting van het plangebied. Van een waardebepalend vrij uitzicht was derhalve geen sprake. Als gevolg van de beoogde wijziging wordt het mogelijk een gebouw op te richten met een maximale goot- en bouwhoogte van circa 9,5 meter. Zoals in het voorgaande uiteengezet kan met de bouwmogelijkheden die de vigerende bestemming Centrum biedt (goothoogte van 9 meter en een dakhelling van maximaal 55 graden), reeds een grotere hoogte worden bereikt. Nu met de beoogde wijziging tevens het bebouwingsoppervlak niet toeneemt, is er ten aanzien van de te beoordelen objecten geen sprake van planologisch nadeel met betrekking tot uitzicht. De beoogde planologische wijziging leidt niet tot een beperking van waardebepalend vrij uitzicht. Conclusie Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de beoogde planologische wijziging niet leidt tot een afname van waardebepalend vrij uitzicht ten aanzien van alle te beoordelen objecten. Er is geen sprake van planologisch nadeel. 4.2.2 Privacy De waarde van een woning wordt in belangrijke mate bepaald door de vrijheid (privacy) die de woning en eventueel bijbehorende tuin/terras aan de bewoner biedt. Door realisatie van zodanige bebouwing dat op deze waardebepalende privacy inbreuk wordt gemaakt, zal in het algemeen schade ontstaan. Een dergelijke situatie doet zich bijvoorbeeld voor wanneer vanuit een woning, balkon of tuin welke mogelijk is gemaakt middels een planologische wijziging, een rechtstreeks en onbelemmerd uitzicht bestaat in de woning of de tuin/terras van de belanghebbende. Een inbreuk op de privacy zal in dat geval gevolgen hebben voor de waarde van de onroerende zaak. Uiteraard speelt de afstand tot het betreffende object een belangrijke rol bij het beoordelen van het (schade)aspect privacy. Voor wat betreft de privacy is van belang dat het vigerende bestemmingsplan reeds de mogelijkheid biedt tot inkijk vanuit woningen in het plangebied op de te beoordelen objecten. Binnen het bouwvlak kan ten behoeve van de bestemming Centrum een gebouw worden opgericht welke bestaat uit drie bouwlagen. De maximale invulling in de vigerende situatie bestaat bijvoorbeeld uit een invulling met e e op de begane grond een detailhandels- en/of horecafunctie en op de 1 en 2 verdieping een gebruik ten behoeve van maximaal 7 woningen. Vanuit deze woningen kan rechtstreeks en onbelemmerd 17

e e zicht bestaan op de te beoordelen objecten die zich eveneens op de 1 en/of 2 verdieping bevinden. Bij een maximale invulling kunnen aan de zijde van te beoordelen objecten bijvoorbeeld balkons, een galerij of raampartijen zijn gesitueerd in de richting van deze objecten. Derhalve worden de te beoordelen objecten in de vigerende planologische situatie reeds geconfronteerd met een aanmerkelijke beperking van hun privacy. Dat in de feitelijke situatie geen bovenwoningen aanwezig zijn boven de voormalige Aldi-winkel is niet relevant. De planologische mogelijkheden bestaan er hiervoor wel. De beoogde planologische wijziging staat eveneens een gebouw toe welke is opgebouwd uit drie bouwlagen. De woningen beschikken in de richting van de te beoordelen objecten over raampartijen en een galerij of balkons/buitenruimte. Zoals aangegeven is dit echter ook reeds mogelijk op grond van het vigerende regime. De verschillen ten opzichte van het vigerende regime zitten enerzijds in een (planologische) toename van 9 woningen (van maximaal 7 woningen naar maximaal 16 woningen) en het planologisch toestaan van 2 woningen op de begane grond. Ondanks deze verschillen zal de beoogde planologische wijziging niet leiden tot een relevante verdergaande afname van de privacy van de te beoordelen objecten. Daarbij is van belang dat voor elk object afzonderlijk moet worden gekeken naar de maximaal nadelige invulling. Dit betekent dat elk object in de vigerende planologische situatie, bij een maximaal nadelige invulling, geconfronteerd wordt met directe inkijk e e vanuit 7 woningen die mogelijk zijn op de 1 en 2 verdieping van de bebouwing in het plangebied. Daarmee was er al sprake van maximale inkijk. Het beoogde nieuwbouwplan met in totaal 16 woningen leidt niet tot meer inkijk. Alleen al om het feit dat de woningen in de beoogde nieuwe situatie verspreid over het plangebied zullen (moeten) worden gerealiseerd. Ook het feit dat er na de planologische wijziging woningen op de begane grond mogelijk zijn, leidt niet tot een verdergaande afname van de privacy. Hierbij is van belang dat te beoordelen objecten bovenwoningen zijn waarbij rechtstreekse inkijk reeds mogelijk is op grond van het vigerende regime. Conclusie Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de beoogde planologische wijziging niet leidt tot een afname van waardebepalende privacy ten aanzien van alle te beoordelen objecten. Er is geen sprake van een planologisch nadelige wijziging. 4.2.3 (Zon)lichttoetreding De nadelige invloed van het wegvallen van de toetreding van (zon)licht in een tuin of een woning kan, afhankelijk van de mate van schaduwwerking, aanleiding zijn voor een tegemoetkoming in de schade. Een redelijk denkend en handelend koper zal immers zijn koopbereidheid en zijn bieding mede afhankelijk laten zijn van de bezonning. In hoeverre deze schaduwwerking van een zo nadelige invloed is dat dit aanleiding zou kunnen zijn voor een tegemoetkoming in de schade is op basis van de beschikbare gegevens niet exact vast te stellen. Uit jurisprudentie blijkt dat er, als gevolg van een geringe toename van schaduwwerking gedurende een relatief korte dagperiode (1,5 uur), geen sprake is van een zodanige schending van de belangen van aanvragers dat hierdoor planschade ontstaat. De te beoordelen objecten zijn rondom het plangebied gelegen. Bij de beoordeling van het schadeaspect uitzicht is reeds aangegeven dat met de bouwmogelijkheden die de vigerende bestemming Centrum biedt (goothoogte van 9 meter en een dakhelling van maximaal 55 graden) reeds een grotere hoogte kan worden bereikt dan de goot- en bouwhoogte van circa 9,5 meter die de beoogde planologische wijziging toestaat. Nu met de beoogde wijziging tevens 18 het

bebouwingsoppervlak niet toeneemt, is er ten aanzien van de te beoordelen objecten geen sprake van een vermindering van (zon)licht. Conclusie Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de beoogde planologische wijziging niet leidt tot een verdergaande beperking van zon(licht) ten aanzien van de te beoordelen objecten. Er is geen sprake van planologisch nadeel. 4.2.4 Milieukwaliteit De waarde van een onroerende zaak, in het bijzonder woningen, wordt in belangrijke mate bepaald door de afwezigheid van negatieve factoren. De zogenaamde milieukwaliteit van een woonomgeving is een bepalende factor voor de waarde van de zich aldaar bevindende woningen. Bij milieukwaliteit moet worden gedacht aan (de mate van) geluid-, geur-, stof- en lichthinder en gevarenrisico s. De gronden behorende tot het plangebied kennen in het vigerende bestemmingsplan ruime gebruiksmogelijkheden nu een gebruik ten behoeve van wonen (met bijvoorbeeld balkons), detailhandel, horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven), dienstverlening, gezondheidszorg, een bedrijf van categorie A (bijvoorbeeld uitgeverij of huisartsenpraktijk) en kunst en cultuur is toegestaan. Bij een maximale invulling kan een gebruik ten behoeve van dergelijke centrumfuncties in combinatie met wonen leiden tot relatief veel overlast, zoals geluids- en lichthinder. Hierbij merken wij op dat niet relevant is of belanghebbenden inderdaad overlast ondervonden van het gebruik ten behoeve van de bestemming Centrum. De maximaal nadelige invulling van het vigerende planologische regime is immers leidend. De toename van het aantal woningen leidt, ten opzichte van de functies die reeds mogelijk zijn, niet tot een relevante verdere toename van de overlast. Hierbij is wederom mede van belang dat elk object (bovenwoning) in de vigerende planologische situatie geconfronteerd kan worden met maximaal 7 e e woningen in de directe omgeving op de 1 en 2 verdieping van de bebouwing ter plaatse van het plangebied. De (planologische) toename van 9 woningen leidt niet tot relevant meer overlast alleen al om het feit dat de woningen in de beoogde nieuwe situatie verspreid over het plangebied zullen (moeten) worden gerealiseerd. Bovendien zijn de te beoordelen objecten allen gelegen in een centrumgebied met bovenwoningen en zijn er tevens maatschappelijke functies en gemengde functies aanwezig. In een dergelijk gebied leidt het toevoegen van een aantal woningen/appartementen niet tot significant meer overlast. Conclusie Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de beoogde planologische wijziging ten aanzien van alle te beoordelen objecten niet leidt tot een verslechtering van de milieukwaliteit. Er is geen sprake van planologisch nadeel. 4.2.5 Verkeer en parkeren Als gevolg van de beoogde planologische wijziging kan planschade ontstaan door een toename van de parkeerdruk in de directe omgeving van verkeersaantrekkende werking van de nieuwe functie. het plangebied en/of de toenemende Verkeer De te beoordelen objecten zijn allen gelegen in het centrum van de kern Barneveld. De betreffende bovenwoningen liggen in het wandelgebied, waarbij de Catharijnesteeg de verbinding vormt tussen 19

het winkelgebied rondom de Jan van Schaffelaarstraat en het achtergelegen openbare parkeerterrein. Gelet hierop ondervinden de te beoordelen objecten geen voordeel of nadeel van een gewijzigde verkeersintensiteit. Wellicht ten overvloede merken wij op dat de gronden behorende tot het plangebied in de vigerende planologische situatie reeds bestemd zijn ten behoeve van wonen, detailhandel, horeca (niet zijnde avondhorecabedrijven), dienstverlening, gezondheidszorg, een bedrijf van categorie A (bijvoorbeeld uitgeverij of huisartsenpraktijk) en kunst en cultuur. Dergelijke gebruiksmogelijkheden kennen een grote verkeersaantrekkende werking. In vergelijking hiermee kent een gebruik ten behoeve van 12 appartementen en de uitbreiding van een winkel geen grotere verkeersaantrekkende werking. Gelet op het voorgaande is er voor wat betreft het aspect verkeer derhalve geen sprake van planologisch nadeel. Parkeren In het kader van het principeverzoek is de parkeerbehoefte in de beoogde nieuwe situatie afgezet tegen de parkeerbehoefte die er bestaat in de vigerende (planologische) situatie. Hieruit blijkt dat de parkeerbehoefte in de vigerende situatie zelfs enigszins groter is. Het is derhalve niet de verwachting dat er sprake zal zijn van een (relevante) toename van de parkeerdruk in de directe omgeving van het plangebied. Conclusie Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de beoogde planologische wijziging niet leidt tot een verslechtering van de verkeerssituatie voor de objecten gelegen in de directe omgeving van het plangebied. Er is geen sprake van een nadelige wijziging. 4.2.6 Situeringswaarde Bij beoordeling van de situeringswaarde van een object dient gekeken te worden naar de ligging van het object in haar omgeving. In de vigerende planologische situatie zijn de te beoordelen objecten gelegen in het centrum van de kern Barneveld. Een dergelijk centrumgebied kenmerkt zich door een afwisseling van functies. In de directe omgeving van de te beoordelen objecten bevinden zich onder meer detailhandelsfuncties, bedrijfsfuncties, maatschappelijke functies en woonfuncties. Het (planologisch) toevoegen van 9 woningen en het mogelijk maken van woningen op de begane grond, zoals de beoogde planologische wijziging toestaat, leidt niet een wijziging van de situering. De woonfunctie is reeds aanwezig in de directe omgeving en een intensivering hiervan is passend binnen het centrumgebied waarin de te beoordelen objecten zijn gelegen. Het karakter van de omgeving als centrumgebied blijft ook na de beoogde wijziging ongewijzigd bestaan. De realisatie van 12 appartementen en de uitbreiding van een winkel doet geen afbreuk aan de belevingswaarde van het plangebied of van de directe omgeving. Er is dan geen sprake van een planologisch nadelige wijziging ten aanzien van de situeringswaarde. Conclusie Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat de beoogde planologische wijziging niet leidt tot een verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit voor de objecten gelegen in de directe omgeving van het plangebied. Er is geen sprake van een planologisch nadelige wijziging. 20

4.3 Samenvatting In de onderstaande tabel zijn de in dit hoofdstuk beoordeelde schadefactoren samengevat. Schadefactoren Beoordeling Uitzicht Geen nadeel Privacy Geen nadeel (Zon)lichttoetreding Geen nadeel Milieukwaliteit Geen nadeel Verkeer en parkeren Geen nadeel Situeringswaarde Geen nadeel Samenvatting gevolgen beoogde planologische wijziging 21

5 Taxatie 5.1 Inleiding Ten aanzien van alle te beoordelen objecten is geconcludeerd dat er geen sprake is van een nadelige wijziging. De beoogde planologische wijziging heeft dan ook geen waardevermindering van één van de te beoordelen objecten tot gevolg. Conform jurisprudentie kan een typologie van planschade naar zwaarte worden onderscheiden. Onderscheiden kan worden de situatie waarin sprake is van een lichte schade (1% tot 3%), die zich voordoet bij een geringe aantasting van enkele waardebestanddelen. Bij een sterkere aantasting van enkele waardebestanddelen dan wel bij een geringe aantasting van meerdere waardebestanddelen wordt gesproken van een middelmatige schade (4% tot 6%). Van een zware planschade is sprake als een redelijk denkend en handelend koopgegadigde de gevolgen van de planologische mutatie doorslaggevend zal laten zijn bij de koopbereidheid. Een schadevergoeding van 10% of meer komt weinig voor. In artikel 6.2 Wro is bij indirecte planschade een forfaitair normaal maatschappelijk risico opgenomen van in ieder geval 2% van de waarde van een onroerende zaak en van het gederfde inkomen. Eigenaren van onroerende zaken en exploitanten van bedrijven die schade lijden door ontwikkelingen in de omgeving krijgen de schade slechts vergoed voor zover deze meer bedraagt dan minstens 2% van de waarde van hun onroerende zaak of van hun inkomen voorafgaand aan de planologische wijziging. Deze forfaitregeling geldt niet indien de planologische wijziging ziet op het eigen perceel van benadeelde (directe planschade). Opgemerkt dient te worden dat het forfait van 2% geldt als een minimum. Er kan dus ook een hoger percentage worden vastgesteld. 5.2 Taxatieberekening Planologisch nadeel kan alleen voor vergoeding in aanmerking komen wanneer dit op geld waardeerbaar is. In dit geval is ten aanzien van alle te beoordelen objecten geconstateerd dat er geen sprake is van planologisch nadeel. Er is derhalve geen sprake van schade welke op grond van artikel 6.1 Wro voor vergoeding in aanmerking zal komen. 5.3 Conclusie De beoogde planologische wijziging heeft voor geen van de te beoordelen objecten planschade tot gevolg. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van voor tegemoetkoming in aanmerking komende planschade. 22

6 Vergoedbaarheid 6.1 Risicoaanvaarding De schade moet voor rekening van verzoeker blijven als sprake is van risicoaanvaarding. Deze kan bestaan uit actieve of passieve risicoaanvaarding. 6.1.1 Actieve risicoaanvaarding Actieve risicoaanvaarding doet zich voor als de planologische schade voorzienbaar is op het moment van aankoop van het betreffende onroerend goed. Dit moet volgens jurisprudentie worden beoordeeld aan de hand van de vraag of ten tijde van de aankoop voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie in de toekomst in ongunstige zin zou veranderen. Hierbij dient in ieder geval rekening te worden gehouden met concrete beleidsvoornemens die ter openbare kennis zijn gebracht. In deze planschaderisicoanalyse is geen rekening gehouden met het aspect actieve risicoaanvaarding. In de toekomst kunnen zich gebeurtenissen voordoen waardoor sprake is van actieve risicoaanvaarding. Op het moment dat er daadwerkelijk een verzoek wordt ingediend kan en moet worden uitgezocht of er sprake is van actieve risicoaanvaarding. 6.1.2 Passieve risicoaanvaarding Passieve risicoaanvaarding dient beoordeeld te worden wanneer er sprake is van schade als gevolg van een planologische wijziging op het eigen perceel. Dergelijke risicoaanvaarding is aan de orde wanneer een redelijk denkend en handelend eigenaar gedurende een voldoende lange periode, vanaf het moment dat bekend was dat deze planologische mogelijkheden in de toekomst in negatieve zin zouden kunnen veranderen, geen concrete poging heeft ondernomen tot het verwezenlijken van de tot dan toe onbenutte planologische mogelijkheden. 6.2 Anderszins verzekerd Schade die (mogelijk) anderszins is verzekerd komt in het kader van planschade op grond van artikel 6.1 Wro eveneens niet voor vergoeding in aanmerking. Planschade wordt geacht anderszins verzekerd te zijn, indien in vergoeding van de planschade al deels of geheel op andere wijzen is voorzien. De schade kan anderszins verzekerd zijn door bijvoorbeeld een vergoeding door een derde of als een andere wettelijke regeling reeds voorziet in vergoeding van dezelfde schade. Het is geen vereiste dat de schade die voldoende anderszins is verzekerd in geld wordt bepaald. Het is mogelijk dat de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd in natura of door een grondtransactie, welke expliciet gericht is op compensatie van de schade. Het is hierbij denkbaar dat via een privaatrechtelijke overeenkomst de schade voldoende is verzekerd. 23

7 Conclusie Op basis van de beoordeling van de beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat de beoogde wijziging voor geen van de te beoordelen objecten een planologisch nadeligere situatie tot gevolg heeft. De planologische mogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan Barneveld-Centrum reeds biedt, zijn dermate ruim dat er geen sprake is van waardevermindering. Van voor tegemoetkoming in aanmerking komende planschade is derhalve geen sprake. 24

Kerkewijk 117 3904 JB Veenendaal T. 0318 50 56 37 I. www.kubiek.nu E. info@kubiek.nu