HAVENVISIE 2030. Ramingen Goederenoverslag

Vergelijkbare documenten
Alternatieve energiebronnen en gevolgen voor de haven Havendebat, 2 november 2017, Coby van der Linde

Havenvisie 2030 Drechtsteden 5 april 2011

Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN

volgens HbR zelfs verder Rotterdam

Inventarisatie vraag en aanbod Waalweelde West

De Rotterdamse haven en het achterland. Havenvisie 2030 en achterlandstrategie

Naar een duurzame energie huishouding: belofte of mogelijkheid?

en demografische scenario s

Energievoorziening Rotterdam 2025

Internationale handel visproducten

Rol van WKK in een toekomstige Nederlandse energievoorziening:

Overslagcijfers Rotterdam 2014

Marktobservatie in de Europese binnenvaart Conjunctuurrapport 2 oktober 2010 Bron: Secretariaat van de CCR 5 oktober 2010)

Het Energiebeleid van komende jaren. dr.j.a. Vijlbrief DG Energie, Telecom en Markten

ENERGIE-INFRASTRUCTUUR IN HET ROTTERDAMSE HAVENGEBIED. Maart 2019

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Mainport en blueports: samenwerken aan multimodaal netwerk

Aan- en afvoer van goederen Hamburg Le Havre range

Aan- en afvoer van goederen Hamburg Le Havre range 2e kwartaal

HERNIEUWBARE ENERGIE IN ITALIË

Haven Amsterdam Gateway to Europa

Prioriteiten op energiegebied voor Europa Presentatie door de heer J.M. Barroso,

NAAR EEN GROENE WATERSTOFECONOMIE IN ZUID-HOLLAND EEN VISIE VOOR 2030

Biomassa: brood of brandstof?

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Export-update Noord- en Zuid-Amerika - juli 2014

Aan- en afvoer van goederen Hamburg Le Havre range 4e kwartaal

Nationale Energieverkenning 2014

De Rotterdamse haven en het achterland. Havenvisie 2030 en achterlandstrategie. Ellen Naaykens

WORLD ENERGY TECHNOLOGY OUTLOOK 2050 (WETO-H2) KERNPUNTEN

Beknopte analyse van de overslag in de Amsterdamse haven

Gegevens stroometikettering 2004

CO 2 -uitstootrapportage 2011

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40%

Nut en noodzaak van schaliegas vanuit energieperspectief

ENERGIEPRIORITEITEN VOOR EUROPA

Jaarmonitor goederenvervoer

De kleur van stroom: de milieukwaliteit van in Nederland geleverde elektriciteit

Aanpassing WLO scenario s voor het containervervoer

Duurzame energie in Japan

Energie en geopolitiek

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers %

EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, Korte uitleg over de bijeenkomsten. KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers %

Samenvatting Aardrijkskunde hoofdstuk 1 paragraaf 2,3,4,7,8

Tankvaartonderzoek: Overzicht van de tankvloot en het probleem van de drijvende opslag

Activiteiten van leveranciers van biobrandstoffen, ontwikkelingen en toekomstverwachtingen

Branche Update: Container terminals

Marktaandeel. Nederlandse zeehavens. Adviesdienst Verkeer en Vervoer Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat. 10 december 1999

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van

Nulgroei in 2014: opluchting, maar geen opleving

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onze energievoorziening in feiten: mythes, nieuwtjes en kansen. Heleen de Coninck, 13 september 2011

M A R K T M O N I T O R E N E R G I E - juni 2012

Voorlopige jaarcijfers 2014

Internationale varkensvleesmarkt

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010

Samenvatting UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Visie op Windenergie en solar Update 2014

Gemeenteraad Velsen informatiebijeenkomst 20 februari 2014 n derde presentatie

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia

NOTA (Z) CDC-1299

De agrarische handel van Nederland in 2013

UITDAGINGEN BINNENVAART

Waterstof. Hoe het kleinste element in het periodiek systeem een grote drijvende kracht vormt voor de energie- en chemische industrie transitie

Les Crisis in de olie

De afnemende vrees voor een Amerikaanse interventie in Syrië zorgde voor lagere olieprijzen. Ten opzichte van vorige week is de prijs 1,7 % gedaald.

Rabobank Food & Agri. Druk op varkensvleesmarkt blijft. Kwartaalbericht Varkens Q2 2015

Impact analyse: ambitie elektrisch transport

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40%

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

TOEGEVOEGDE WAARDE IN DE BELGISCHE HAVENS STIJGT MET 7 % IN 2017

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Marktobservatie in de Europese binnenvaart Conjunctuurrapport 1. kwartaal 2010) (Bron: CCR-secretariaat)

Energy2050NL Klimaatneutraal energiesysteem. Frans Rooijers - directeur CE Delft

Energieverzorging Nederland

Samenvatting Aardrijkskunde Paragraaf 1.1 t/m , 1.8

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

Power to gas onderdeel van de energietransitie

Een overzicht van de hernieuwbare-energiesector in Roemenië

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Bioethanol in den Niëderlanden

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-I

Workshop Scenariodenken 16 oktober uur

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen -

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s

DIRECTE TOEGEVOEGDE WAARDE IN DE VLAAMSE HAVENS, HET LUIKSE HAVENCOMPLEX EN DE HAVEN VAN BRUSSEL

Marktontwikkelingen varkenssector

Halfjaar bericht 2013

Visie Global Hub. Visie Visie Europe s Industrial Cluster

Gas op Maat. Postbus 250, 3190 AG Hoogvliet Rotterdam Telefoon +31(0)

Tabellenbijlage. Michiel Hekkenberg (ECN) Martijn Verdonk (PBL) (projectcoördinatie) Oktober 2014 ECN-O

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Transcriptie:

HAVENVISIE 23 Ramingen Goederenoverslag

Samenvatting Dit document bevat de ramingen per marktsegment en goederensoort voor de overslag in de zeehavens in de Hamburg - Le Havre range (HLH-range) en de potentie voor de ontwikkeling van het marktaandeel c.q. de overslag van Rotterdam in de jaren 22, 23 en 24. Voor het ramen van de mogelijke goederenoverslag in 23 zijn vier verschillende scenario s gebruikt. De meest bepalende factoren bij het ramen van goederenstromen zijn de economische groei, de omvang van de wereldhandel, de olieprijs en het milieubeleid. Op basis van deze factoren zijn vier verschillende economische scenario s geselecteerd voor het schatten van de toekomstige ontwikkeling van de goederenoverslag. Het zijn scenario s van het CPB en de Europese Commissie. Het betreft: Low Growth; lage economische groei en een lage olieprijs; fossiele brandstoffen blijven dominant en het milieubeleid is gematigd; European Trend; bestaand beleid en een gematigde groei van de economie; Global Economy; verdere globalisering gecombineerd met een lage olieprijs leidend tot hoge economische groei en een gematigd milieubeleid; High Oil Price; een hoge olieprijs, een strikt milieubeleid, een gematigde economische groei en een relatief snelle verduurzaming van industrie en logistiek. Deze vier scenario s zijn vertaald naar toekomstige goederenstromen voor de Hamburg - Le Havre range (HLH-range) en het marktaandeel dat Rotterdam daarin kan verwerven. De uitkomsten zijn bovendien getoetst aan de verwachtingen van een groot aantal klanten, kennisinstituten en stakeholders. In de ramingen zijn geen goederen meegenomen waarvoor nog geen concrete investeringen zijn gedaan, zoals CO 2, waterstof of zoet water. Methode Met behulp van een rekenmodel (Transtools) zijn de sociaaleconomische ontwikkelingen uit de vier scenario s doorgerekend en vertaald in goederenstromen die vervolgens aan de diverse havens van de HLH-range zijn toebedeeld. Deze modeluitkomsten zijn daarna in- en extern getoetst. Op basis van deze toetsing zijn verschillende aanpassingen van de modelresultaten doorgevoerd. Nat massagoed In alle vier scenario s zijn de overslag van minerale olieproducten, chemische producten en plantaardige oliën belangrijke groeimarkten. Alleen in Low Growth is deze groei van vooral chemische producten beperkt, als gevolg van een lage groei van de basischemie. LNG ontwikkelt zich voor Rotterdam tot een nieuwe goederenstroom. In High Oil Price groeit LNG het snelst. Dit komt doordat de marktprijs voor LNG sterk samenhangt met de olieprijs. In Low Growth is door een stabiele energievraag minder behoefte aan diversificatie in energiebronnen en daardoor minder behoefte aan LNG. De overslag van ruwe olie neemt in Global Economy licht toe. In de andere drie scenario s is sprake van een daling. De overslag van ruwe olie wordt vooral bepaald door de raffinagecapaciteit in Noordwest-Europa, de ontwikkeling van de lokale vraag en de overzeese export mogelijkheden van de raffinaderijen en de ontwikkeling van alternatieve energiedragers. De daling is het scherpst in Low Growth, waar als gevolg van de lage economische groei de afzetmarkt krimpt. In High Oil Price is de daling ook fors, maar dat komt doordat er, vanwege de hoge olieprijs, veel meer alternatieven worden ontwikkeld. Dit laatste zien we dan terug in een stijging bij chemische producten, minerale olieproducten en plantaardige oliën, afhankelijk van de gekozen grondstof. De positionering van Rotterdam in het nat massagoed blijft ongewijzigd sterk: voor ruwe olie blijft de hub-positie onaangetast door het bestaande pijpleidingennetwerk (naar o.a. Antwerpen, Moerdijk en het Ruhrgebied) gecombineerd met de diepgang en opslagcapaciteit in Rotterdam. Minerale olieproducten hebben de grootste groeipotentie. Droog massagoed De groei van de overslag van droog massagoed is tot 23 beperkt of daalt fors (High Oil Price en Low Growth). De belangrijkste daler is in alle scenario s de overslag van ijzererts, die direct samenhangt met de hoogovencapaciteit in Noordwest- Europa. De kolenoverslag stijgt tot 22 door de komst van de nieuwe kolencentrales, maar stabiliseert zich daarna in Global Economy en European Trend en neemt af in High Oil Price en Low Growth. In High Oil Price wordt succesvol ingezet op alternatieve energiebronnen. In Low Growth stijgt het energiegebruik niet of nauwelijks ten opzichte van 28 maar wordt wel ingezet op energiebesparing en efficiëntie. De overslag van overig droog massagoed (bouwgrondstoffen, industriële mineralen, ertsen en concentraten) en agribulk blijft naar verwachting min of meer stabiel in Global Economy en European Trend en daalt in High Oil Price en Low Growth. De overslag van droge biomassa is een echte groeimarkt, met logischerwijs de grootste toename in High Oil Price. Stukgoed De containeroverslag is voor Rotterdam in alle scenario s een grote groeimarkt. Rotterdam heeft de mogelijkheid om de potentiële groei maximaal te faciliteren, met name door de ingebruikname van Maasvlakte 2. Daarnaast profiteert Rotterdam van de komst van steeds groter wordende containerschepen die in de Rotterdamse haven goed terecht kunnen. Hierdoor zullen in Rotterdam de intercontinentale containerstromen (Direct Deep Sea en Transhipment) sneller groeien dan containers met zowel een herkomst als bestemming in Europa (Short Sea). De overslag van containers wordt steeds belangrijker voor de haven: in 21 is het nog 25% van de overslag, in 23 mogelijk 42% van de totale hoeveelheid goederen. Ook de overslag van ruw staal producten is een groeimarkt in alle vier scenario s. Dit is in lijn met de trend dat er steeds meer halffabricaten worden vervoerd. Totale overslag De ontwikkeling van de totale overslag van de havens in de Hamburg Le Havre range en die van Rotterdam ziet er in de vier scenario s als volgt uit: In alle scenario s neemt de totale overslag toe, maar dat geldt lang niet voor alle goederensoorten in elk scenario. De containersector groeit het hardst. Ook de overslag van kolen groeit tot 22 fors, door toename van de elektriciteitsproductie. Daarnaast zijn LNG, minerale olieproducten, biomassa en staal HLH: Totale overslag groeimarkten. Ruwe olie en ijzererts blijven op hun best stabiel. De ramingen laten daarmee een accentverschuiving zien van overslag van grondstoffen naar halffabricaten en eindproducten. () () () () 3 25 2 15 1 5 3 25 2 15 1 5 1 8 6 4 2 HLH: Totale overslag 199 2 28 22 23 24 REALISATIE 199 2 28 22 23 24 REALISATIE Rotterdam: Totale overslag Rotterdam: Totale overslag 1 199 2 28 22 23 24 8 REALISATIE 6 4 2 199 2 28 22 23 24 REALISATIE pag. 1 pag. 2

Inhoud 1. Inleiding 2. Op weg naar potentieramingen 3. Vier scenario s 3.1 Global Economy 3.2 EuropeAN Trend 3.3 HiGH OIL PRICE 3.4 Low Growth 3.5 De vier scenario s naast elkaar 4. Nat massagoed 4.1 Ruwe olie 4.2 Minerale olieproducten 4.3 Chemische producten 4.4 Plantaardige oliën 4.5 LNG 5. Droog massagoed 5.1 IJzererts 5.2 Kolen 5.3 Agribulk 5.4 Droge biomassa 5.5 Overig droog massagoed 6. Stukgoed 6.1 Containers 6.2 Roll-on Roll-off (RoRo) 6.3 Staal 6.4 Overig stukgoed (EXCLUSIEF staal) 7. Bijlagen 7.1 OVERZICHT GOEDERENSTROMEN HLH RANGE 7.2 OVERZICHT GOEDERENSTROMEN ROTTERDAM pag. 3 pag. 4

1. Inleiding Het Havenbedrijf Rotterdam kent een jarenlange traditie in het maken van lange termijn voorspellingen van de goederenstromen via de Rotterdamse haven. In het verleden is een aantal prognoses opgesteld. De zevende en laatste van deze reeks, Verkenningen 22, dateert al weer van 1998, en vormde in hoofdlijnen het kompas waarmee de koers van de haven in de jaren daarop is uitgezet. Met het opstellen van een nieuwe Havenvisie 23 (Port Compass) wil het Havenbedrijf de haven optimaal voorbereiden op de toekomst. De basis van de Havenvisie wordt gevormd door de potentieramingen voor de toekomstige ontwikkeling van de goederenstromen (forecasting in onderstaand figuur). Daarnaast staan trends & ontwikkelingen en twee vergezichten aan de basis van de nieuwe havenvisie. Dit achtergronddocument beschrijft de totstandkoming van de potentieraming goederenstromen. Op basis van vier scenario s zijn goederenstromen geraamd per marktsegment en goederensoort voor de Hamburg-Le Havre-range (HLH-range) en voor de ontwikkeling van het marktaandeel c.q. de overslag in de haven van Rotterdam. Hierbij is geen rekening gehouden met mogelijke knelpunten ten aanzien van ruimte, milieu en capaciteit van de achterlandinfrastructuur. Het volgende hoofdstuk gaat in op de voor het opstellen van de lange termijn ramingen gekozen aanpak. In hoofdstuk drie staan de vier gekozen scenario s centraal. Hoofdstuk vier t/m zes geven achtereenvolgens voor nat massagoed, droog massagoed en stukgoed de ramingen voor de overslag in de HLH-range en de raming voor de Rotterdamse haven. Huidige situatie Haven- en industriecomplex Forecasting Trends & Ontwikkeling Backcasting VISIE Global Hub & Europe s Industrial Cluster Ruimte Bereikbaarheid Milieu, Veiligheid & Leefklimaat SUCCESFACTOREN Stad & Regio Arbeid Investeringsklimaat Scheepvaart Innovatieklimaat Wet- en regelgeving Agenda pag. 5 pag. 6

2. Op weg naar Potentieramingen Transtools als vertrekpunt Om de toekomstige omvang van goederenstromen te kunnen bepalen is zicht op de economische groei en ontwikkelingen binnen de diverse sectoren belangrijk. Voor de kwantitatieve vertaalslag daarvan is een rekenmodel nodig. Het Havenbedrijf heeft in dit project gekozen voor Transtools. Dit model vertaalt op Europees niveau sociaal-economische ontwikkelingen en ontwikkelingen in de transportmarkt in goederenstromen. De Europese Unie gebruikt Transtools als basis voor het opstellen van verschillende beleidsstudies. Met behulp van Transtools kunnen de verschillende scenario s worden doorgerekend. Op basis van Transtools heeft TNO voor alle bestaande marktsegmenten en goederenstromen van de haven een raming gemaakt. Nieuwe goederenstromen kunnen met Transtools niet bepaald worden. Voor een nieuwe goederenstroom, zoals LNG, is daarom een andere benadering gekozen. Als vervolgstap zijn de modeluitkomsten van Transtools getoetst aan segmentspecifieke marktkennis binnen het Havenbedrijf Rotterdam. Waar nodig zijn op basis daarvan aanpassingen en aanvullingen gedaan. De uiteindelijke prognoses zijn dus een mix van modeluitkomsten (Transtools) en eigen ramingen van het Havenbedrijf. De tabel op de volgende pagina geeft per goederenstroom een beknopt overzicht van de manier waarop de resultaten zijn verkregen. Vier verschillende scenario s De meest bepalende factoren bij het ramen van goederenstromen zijn de economische groei, de omvang van de wereldhandel, de olieprijs en het milieubeleid. Op basis van deze factoren zijn vier verschillende economische scenario s geselecteerd voor het schatten van de toekomstige ontwikkeling van de goederenoverslag. Het zijn scenario s van het CPB en de Europese Commissie. Het betreft: Low Growth; lage economische groei en een lage olieprijs; fossiele brandstoffen blijven dominant en het milieubeleid is gematigd; European Trend; bestaand beleid en een gematigde groei van de economie; Global Economy; verdere globalisering gecombineerd met een lage olieprijs leidend tot hoge economische groei en een gematigd milieubeleid; High Oil Price; een hoge olieprijs, een strikt milieubeleid, een gematigde economische groei en een relatief snelle verduurzaming van industrie en logistiek. In hoofdstuk 3 zijn de scenario s nader beschreven. Voor elk van deze vier scenario s is een potentieraming voor de overslag van de verschillende goederenstromen in de HLH-range en Rotterdam gemaakt. De scenarioresultaten vergroten de bewustwording over mogelijke toekomstige ontwikkelingen, waardoor het Havenbedrijf en de haven hierop beter kunnen anticiperen. De scenario s zijn niet in alle gevallen voldoende gedetailleerd om een goede vertaalslag naar goederenstromen te kunnen maken. De scenario s zijn namelijk gebaseerd op sectorale economische groei en geven geen informatie over de ontwikkeling van de productiecapaciteit in bepaalde sectoren. In sommige gevallen is dit voor de ontwikkeling van de goederenstromen echter wel leidend. Op basis van aanvullende informatie over actuele investeringen en investeringsplannen heeft het Havenbedrijf daarom voor raffinaderijen, LNG-terminals, hoogovens en kolencentrales in de geest van de scenario s een raming gemaakt van de ontwikkeling van de productiecapaciteit in Noordwest-Europa. pag. 7 pag. 8

Goederenstroom Aanpak Opmerkingen Containers TNO heeft o.b.v. Transtools groeicijfers voor HLH-range aangeleverd, met HbRinput t.a.v.: - Transhipmentmarkten (UK & Ierland en ScanBaltic) - Containerisatiegraad Transtools kan onvoldoende omgaan met marktontwikkelingen, zoals de aanleg van Maasvlakte 2, om per haven een goede inschatting te maken. RoRo Modeluitkomsten Transtools zijn overgenomen. Staal Eigen HbR-raming o.b.v. raming hoogovencapaciteit en staalverbruik in Noordwest-Europa. Transtools is teveel business-as-usual, sluiting hoogovens en kolenmijnen zit er onvoldoende in. Overig stukgoed Eigen inschatting, markt is zeer gering. Transtools overschat marktgroei, effect van containerisatie zit er onvoldoende in. Ruwe olie Minerale olieproducten Chemische producten LNG Plantaardige oliën Kolen Eigen HbR-raming o.b.v. ontwikkeling raffinagecapaciteit. Modeluitkomsten Transtools zijn overgenomen, met uitzondering van stookolie (ca 6% van totaal volume). Volume stookolie is geraamd o.b.v. ontwikkeling bunkermarkt en Russische raffinagesector. Modeluitkomsten Transtools zijn overgenomen. Inventarisatie bestaande, in aanbouw zijnde en geplande LNG-terminals en realisatiekans en benuttinggroei per scenario beredeneerd op basis van inzichten in marktkarakteristieken. Modeluitkomsten Transtools zijn overgenomen. Eigen HbR-raming o.b.v. ontwikkeling capaciteit kolengestookte energiecentrales. Eigen raming is redelijk in lijn met Transtools, maar komt lager uit doordat raffinagesector in Noordwest-Europa deels exportgericht is. Dit is onvoldoende in Transtools meegenomen. Stookolie is dermate specifiek (handel, bunkermarkt), dat dit niet goed in Transtools verwerkt is. Eigen raming omdat Transtools LNG niet als aparte goederengroep kan onderscheiden. 22, 23 en 24 De ramingen concentreren zich op drie zichtjaren: 22, 23 en 24. Voor de tussenliggende jaren wordt uitgegaan van een constante ontwikkeling. Er is bewust voor gekozen om verder te kijken dan onze planperiode om zo niet verrast te worden door mogelijke ontwikkelingen vlak na 23. Voor het opstellen van de havenvisie voor de Rotterdamse haven is uiteindelijk wel het jaar 23 leidend. Logische indeling Voor het maken van de ramingen is gekozen voor een indeling in goederenstromen die qua ontwikkeling met elkaar samenhangen, qua overslag goed zijn te ramen en die voldoende omvang hebben. De raming voor containerstromen bijvoorbeeld is opgebouwd uit shortsea, transhipment en direct deep-sea. Ook is een onderscheid gemaakt tussen agribulk en droge biomassa. De ramingen zijn voor de meeste marktsegmenten tot stand gekomen door eerst een raming te maken van de ontwikkeling van de goederenvolumes in de Hamburg - Le Havre range. Vervolgens is een inschatting gemaakt van het marktaandeel van Rotterdam hierbinnen. Vanwege de directe relatie tussen aanwezige productiecapaciteit (hoogovens, raffinaderijen) en goederenstromen is voor sommige marktsegmenten direct naar Rotterdam gekeken. Invloed economische crisis De wereldwijde economische crisis heeft een forse impact gehad op de overslagcijfers voor 29. Tegelijkertijd heeft de overslag in 21 alweer een fors herstel getoond. Als conservatief startpunt voor deze lange termijnramingen is daarom de helft van de geprognosticeerde overslagdaling voor 29 meegenomen en is 21 uitgegaan van nulgroei. IJzererts Agribulk (excl. biomassa) Droge biomassa Overig droog massagoed Eigen HbR-raming o.b.v. ontwikkeling hoogovencapaciteit. Modeluitkomsten Transtools zijn overgenomen. Eigen HbR-raming o.b.v. ontwikkeling capaciteit kolengestookte energiecentrales en percentage meestook. Eigen HbR-raming, overslag gekoppeld aan ijzererts, chemische producten en groei bouwsector in Europa. Eigen raming is lager dan Transtools; afbouw hoogovencapaciteit in Noordwest- Europa is daarin onvoldoende meegenomen. Ontwikkeling van bijstook in centrales zit onvoldoende in Transtools. De link met de staalindustrie zit onvoldoende in Transtools. pag. 9 pag. 1

3. Vier scenario s De vier voor de potentieramingen gebruikte scenario s zijn gebaseerd op scenario s van verschillende partijen. Global Economy (GE) en Low Growth (LG) zijn ontwikkeld door het CPB, terwijl het European Trend (ET) het referentiescenario is voor veel Europese beleidsstudies. Het High Oil Price (HOP) tenslotte is ontwikkeld door een consortium adviesbureaus in opdracht van de Europese Commissie. 3.1 Global Economy scenario In Global Economy is de economische groei fors. De EU breidt zich nog verder naar het oosten uit. Naast Turkije worden ook landen als Oekraïne lid. Economisch en monetair is de EU een succes. Mede door grote buitenlandse investeringen vindt in Oost-Europa een inhaalslag plaats. De welvaart neemt snel toe en het economische zwaartepunt van Europa verschuift daardoor enigszins naar het Oosten. De landbouwsector in Europa wordt geherstructureerd. De internationale energiemarkt is efficiënt en betrouwbaar en landen werken nog niet aan het diversificeren van hun energieimporten. De consumptie van energie is relatief hoog en fossiele brandstoffen spelen daarin een dominante rol. In Global Economy komt geen overeenkomst tot stand voor het aanpakken van grensoverschrijdende milieuvraagstukken. In combinatie met de wereldwijde hoge economische groei resulteert dit in forse milieuvervuiling. Global Economy in cijfers Door de internationale integratie en de marktgeoriënteerde politiek stijgt de arbeidsproductiviteit in de EU tot 22 met 2,1% per jaar en daarna met 2,%. Jaarlijkse groei EU (in %) 199-2 2-22 22-24 BBP 2,1 2,9 2,6 Arbeidsproductiviteit 1,5 2,1 2, Werkgelegenheid,7,5,2 Bevolking,3,4,2 Wereldexport 5,6 5,8 5,4 Ratio s 2 22 24 Participatiegraad 46,6 46,5 45,8 Werkloosheid 8,5 6,2 3,9 Spaarquota 18,8 19,5 15,6 Reële rente 3,6 4,2 3,8 Aandeel 53,5 46,4 39,4 intra-europese handel Groeiverschillen per sector De dienstensector groeit in Global Economy het snelst. Het aan- deel van deze sector in de creatie van toegevoegde waarde was 73% in 2 en groeit tot 85% in 24. Tegenover de groei van de toegevoegde waarde in de dienstensector staan in Global Economy dalende aandelen van landbouw en industrie. Sectorale toegevoegde waarde in de EU15-landen in 2 en 24 (% van BBP, excl. belastingen) in Global Economy 2 24 Landbouw en voeding 6,5 3,2 Energie en grondstoffen 1,8 2,1 Industrie 18,6 1,2 Diensten 73,2 84,7 Handel Handelsstromen veranderen: met name de Europese export verschuift naar andere regio s. Azië wordt een steeds belangrijkere handelspartner van Europa. In Global Economy zorgt de vergaande wereldwijde handelsliberalisatie in Europa voor een verdere verschuiving naar hoogwaardige activiteiten en vooral ook voor een verdere toename van de overzeese import van half- en eindfabricaten. Steeds meer productie verschuift vanuit Noordwest-Europa naar andere landen. Energie Drijvende krachten achter de energiemarkt zijn de macroeconomische groei en de sterke opkomst van diensten. In Global Economy is concurrentie op de energiemarkt zeer belangrijk. De liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt gaat onverminderd verder. Technologie speelt voornamelijk een rol in de conversietechniek en efficiencyverbetering van energiesystemen. Energietechnologisch brengt Global Economy geen echte doorbraken (zoals brandstofcellen). Kolen worden belangrijker in de energiemix. 3.2 Europees Trendscenario European Trend is een gematigd scenario dat uitgaat van bestaand en voor de toekomst bekend overheidsbeleid. European Trend houdt voor de EU15-landen rekening met een gemiddelde jaarlijkse groei van het BBP tot 23 van ongeveer 1,85%. Voor de nieuwe lidstaten is deze stijging aanzienlijk hoger. Als gevolg van de liberalisatie groeit de wereldhandel fors: tot 22 met circa 6% per jaar. Door een afname van het BBP neemt de groei daarna wat af. In 24 heeft 6% van alle Europese export een bestemming buiten Europa, een toename van ruim 1% ten opzichte van 2. pag. 11 pag. 12

Ontwikkeling van het BBP (%/jaar) in de EU 199-23 199-2 2-21 21-22 22-23 Gemiddelde 2-23 EU15-landen 2,7 1,94 2,13 1,54 1,85 Nieuwe lidstaten 1,82 4,1 3,98 3, 3,66 Het aantal inwoners van de EU neemt tot 22 nog licht toe. Daarna is tot 23 sprake van stabilisatie. Bevolkingsontwikkeling (%/jaar) in de EU25 199-23 199-2 2-21 21-22 22-23 Gemiddelde 2-23 EU25,27,24,11,,12 Europees Trend gaat uit van licht stijgende olieprijzen: van $55 per barrel (bbl) in 25 naar $58 / bbl in 23 (uitgedrukt in 25 $). De primaire energievraag neemt tot 23 toe met 15%, vergeleken met een economische groei van 8% over die periode. De beperkte groei van de energievraag komt door dematerialisatie van de Europese industrie en structurele veranderingen binnen sectoren. Daarnaast is voor een aantal energietoepassingen sprake van sterke verzadigingseffecten en vinden er verbeteringen plaats in de isolatie en energie-efficiency in gebouwen. Efficiëntere technologieën en veranderingen in de brandstofmix richting efficiëntere energievormen hebben een positieve invloed op de energie-intensiteit. EU-25 primaire energie indicatoren (index 199=1), 1995-23 Bron: PRIMES Toetreding van nieuwe lidstaten tot de EU veroorzaakt in European Trend geen radicale veranderingen in het energiesysteem. De nieuwe lidstaten zijn zowel qua economie als energiegebruik relatief klein. Tot 23 verandert de structuur van de energieproductie significant richting duurzame energie en LNG. Kernenergie en brandstoffen in vaste vorm, zoals kolen, verliezen terrein. De verschuiving richting duurzame energie wordt gedreven door de hoge groei van windenergie en het toenemende gebruik van biomassa. De afname in het gebruik van kernenergie is het gevolg van politieke besluiten. Aandeel van energiebronnen in de totale energieconsumptie (in %) 199 2 21 22 23 Vaste brandstoffen 27,8 18,5 15,8 13,8 15,5 Olie 38,3 38,4 36,9 35,5 33,8 Gas 38,3 38,4 36,9 35,5 33,8 Kernenergie 12,7 14,4 13,7 12,1 11,1 Hernieuwbaar 4,4 5,8 7,9 1,4 12,2 Het energiesysteem van de EU25-landen blijft echter gedomineerd door fossiele brandstoffen. Het aandeel fossiele brandstoffen in de energieconsumptie neemt tussen 2 en 23 af van 83,1% naar 95,3%. De fossiele brandstoffen worden voornamelijk geïmporteerd (tweederde van de primaire energiebehoefte) en zorgen voor een stijging van de CO 2-emissies. Fuel use for electricity generation in EU-25 (MTOE) 199 2 21 22 23 Hard coal 166.9 148. 159.3 145. 184.1 Lignite 79.4 66.5 55.6 53.5 56.2 Oil products 49. 41.9 31.6 23.3 19.8 Gas 47.1 15.5 152.8 182.7 155.2 Biomass-Waste 1.2 21.2 29.1 53.6 69.4 Nuclear energy 196.8 237.7 248.8 228.6 21.8 Geothermal Heat 2.8 2.9 3.7 4.6 5.3 Total 552.2 623.7 681. 691.4 7.8 EU-15 463.5 542.2 587.5 584.4 583.1 ONTWIKKELING ENERGIEMIX IN EUROPEAN TREND 16% 13% Primaire Energie Vraag in 25: 196 Mtoe in 23: 28 Mtoe in 25: 218 Mtoe 7% 23% 41% Tussen Primary 2 Energy en 23 Demand groeit het gebruik van duurzame energie Olieprijs ontwikkeling High Oil Price in 25: 196 Mtoe in 23: 192 Mtoe in 25: 2116 Mtoe in het European Trend van 5,8% naar 12,2%. De vraag groeit 7% 3 daarmee zes keer harder dan de totale primaire vraag naar 25 18% 13% 24% 26% 3% energie. Het uiteindelijke aandeel is echter veel lager dan het 2 (Europese) doel voor 21. 41% 16% Olie blijft de belangrijkste energiebron, hoewel de consumptie 12% in 23 die van nu niet zal overschrijden. 95% van de olie wordt in 23 geïmporteerd. De consumptie van vaste brandstoffen daalt tot 22, 23% maar neemt daarna weer sterk toe. Oorzaak 18% zijn de hogere importprijzen voor gas en geavanceerde kolentechnologieën die beschikbaar komen. Primary Energy Demand Renewables in 25: 143 Mtoe 3.3 HIGH OIL PRICE 1% 2% 15% Primaire Energie Vraag Hernieuwbaar in 25: 143 Mtoe in 23: 43 Mtoe in 25: 591 Mtoe 2% 8% 4% 26% 15% 25% 2% 24% 2% 8% 4% 62% 1% In High Oil Price is sprake van een plotselinge, zeer sterke 24% stijging van de olieprijs. Tussen 21 en 213 stijgt de prijs van olie naar 15 per vat en loopt daarna verder op tot meer 24% dan 2 na 24. De gasprijs is gekoppeld aan de olieprijs. In High Oil Price is European Trend als referentie gebruikt om effecten van de olieprijsstijging te berekenen. 19% De economische groei is in beide scenario s zeer 62% vergelijkbaar. 9% 21% in 23: 462 Mtoe 8% 14% 34% 4% 2% (E uro/bbl) 15 1 5 2 13% 17% 24 26% 19% 28 6% 212 14% 216 22 Het effect van de hoge olieprijs op de Europese economie is weergegeven in onderstaande in 25: 638 Mtoe tabel. 224 16% 26% 36% 17% 228 17% 232 236 24 Olie Gas Kolen Nuclear Hernieuwbaar Wind/Zon Biomassa Hydro Biobrandstof Anders Hernieuwbaar Olie Gas Kolen Nuclear Hernieuwbaar 24% Prijspiek Kenmerken 19% Verlies op moment van piek BBP Werkgelegenheid Wind/Zon Biomassa Verdubbeling Snelle en scherpe -2,1% -8,5% Hydro Biobrandstof prijs stijging Anders 35% Hernieuwbaar 18% 33% Het gevolg van een plotselinge, vroege prijspiek van ruwe olie 6% is een heftige reactie van de economie. Investeringsbeslissingen worden sneller genomen en zijn forser. Een aantal jaren zijn de groeicijfers in High Oil Price hierdoor hoger dan in European Trend (zie paragraaf 3.4). De prijssprong stimuleert vooral investeringen in alternatieven voor olie en in efficiencyverbeteringen die niet haalbaar zouden zijn bij een geleidelijke stijging van de olieprijs. Deze investeringen zijn de sleutel voor het dempen van de negatieve effecten van de olieprijs. 246 25 pag. 13 pag. 14

62% 1% 9% 4% 13% 6% 36% Hydro Biobrandstof Anders Hernieuwbaar ONTWIKKELING ENERGIEMIX IN HIgh Oil price 16% Primary Energy Demand in 25: 196 Mtoe in 23: 192 Mtoe in 25: 2116 Mtoe 7% 18% 13% 24% 26% 3% 23% 41% 12% 18% 2% 19% 16% 17% Olie Gas Kolen Nuclear Hernieuwbaar Het energiegebruik stabiliseert rond het niveau van 22 vanwege de lage bevolkingsgroei, de lage economische groei en voortgaande besparing. Elektriciteitsopwekking met hernieuwbare energiebronnen (uit wind, zon, waterkracht en biomassa) is voorlopig nog niet mogelijk zonder overheidssteun. Door doorlopende subsidietrajecten wordt de sector na 22 wel efficiënter (in tegenstelling tot Global Economy). Echter door de lage economische groei is het overheidsbudget beperkt, zodat het aandeel hernieuwbare energie ook beperkt blijft (tot 9% in 24 in tegenstelling tot 1% in Global Economy). Wind en biomassa zijn de belangrijkste vormen van hernieuwbare energie in Nederland. De collectieve sector wordt in dit scenario nauwelijks hervormd. Collectieve regelingen blijven in stand, waarbij de nadruk erop ligt de inkomens gelijkmatig te verdelen en solidair te zijn. Door geringere prikkels in de sociale zekerheid en de hoge belastingen premietarieven is de arbeidsparticipatie relatief laag en de werkloosheid hoog. Minder concurrentie remt de noodzaak voor bedrijven om te innoveren. De verbrokkelde markten belemmeren dat kennis zich snel verspreidt, en door kleine inkomensverschillen is de stimulans om te investeren in onderwijs is beperkt. De arbeidsproductiviteit stijgt nauwelijks. Primary Energy Demand Renewables in 25: 143 Mtoe in 23: 462 Mtoe in 25: 638 Mtoe 3.5 De vier scenario s naast elkaar 24% 2% 8% 4% 62% 19% 24% 14% 35% 18% 24% 19% 33% Wind/Zon Biomassa Hydro Biobrandstof Anders Hernieuwbaar Low Growth Global Economy European Trend High Oil Price Gemiddelde BBPontwikkeling (%) 199-2 2,9 2,9 2,9 2,9 8% 6% 2-21 1 2,9 1,4 1,4 Een direct gevolg van de hoge prijs is dat olie zijn dominante positie in het energiesysteem verliest. Hernieuwbare energiebronnen, kolen en kernenergie krijgen een groter aandeel in de energiemix. Hernieuwbare energie zal uiteindelijk meer dan een derde van de energiemix uitmaken, gedeeltelijk door de toename van het gebruik van biobrandstoffen, maar ook door duurzame elektriciteitsproductie. Een ander effect van de hoge olieprijs is een afname van de energieconsumptie met 5% tot 1% tot 23. Het elektriciteitsgebruik stijgt echter. Oorzaak is een versnelling in de trend van meer gebruik van elektriciteit in plaats van olie bij eindgebruikers. In High Oil Price scenario neemt het personen- en vrachtverkeer tussen 21 en 23 af met 1 tot 2%. De snelle prijsstijging van conventionele transportbrandstoffen (met name relevant tussen 215 en 22) leidt in het personenverkeer tot een absolute afname van het aantal passagierskilometers. Het effect op het vrachtverkeer is minder groot. De sterk verhoogde brandstofprijs vertraagt de groei van het aantal tonkilometers enkele jaren, maar resulteert niet in een afname van vrachtverkeer. Er worden meer tonnen over minder kilometers vervoerd. Daarnaast gaan rail en binnenvaart een grotere rol spelen. 3.4 Low Growth In dit scenario hechten landen sterk aan hun eigen soevereiniteit. Daardoor slaagt de Europese Unie er niet in om institutionele hervormingen door te voeren. Ook mondiale handelsliberalisatie komt niet van de grond, waardoor de wereld uiteenvalt in een aantal handelsblokken. De Nederlandse bevolking groeit minimaal tot 17 miljoen inwoners in 22 en neemt daarna langzaam af tot 16,7 miljoen in 23 en 16,4 in 24. De economische groei is bescheiden met een gemiddelde jaarlijkse groei tot 24 van,7%. Door een stabilisering van de bevolkingsgroei en een lage economische groei blijft de milieudruk relatief laag. Internationale milieuvraagstukken worden dan ook niet aangepakt, waardoor er ook geen systeem komt voor emissiehandel. Nationale en regionale initiatieven zijn wel succesvol, maar hun impact is beperkt. Afspraken met directe buurlanden resulteren in een CO 2 -prijs van 2 euro per ton vanaf 23. Bij een dergelijke lage prijs komt CCS (Carbon Capture & Storage) in dit scenario niet tot een doorbraak. Net als in Global Economy en European Trend, blijft ook de olieprijs relatief laag. Deze stijgt van $55,- in 2 naar $68,- in 24. Overigens is het effect van de olieprijs op de ontwikkeling van het BBP in een lange tijdsspanne beperkt. Maar: een laag BBP maakt de olie relatief duur, waardoor er wel een effect op de oliegerelateerde brandstofmarkt zichtbaar zal zijn. De Nederlandse aardgasreserves raken op, maar minder snel dan in Global Economy (afname van 6% ipv 76% in 23). De gasprijs stijgt wel naar een hoger niveau vanwege het ontbreken van goede handelsrelaties. 21-22 1 2,9 1,8 1,8 22-23,5 2,3 1,5 1,6 23-24.5 2,3 1,3 1,4 Ontwikkeling handel Ontwikkeling olieprijs Energievraag in 23 (in Mtoe) Energiemix in 23 (in %) Milieubeleid Wereld valt uiteen in een aantal handelsblokken, importheffingen blijven gehandhaafd; economische groei blijft laag. Verdere globalisering, forse groei handelsstromen, zowel tussen Azië en Europa als tussen rijke Europese landen en arme Europese landen (Polen, Turkije). Doorzetting groei wereldhandel, minder stijging dan in GE (met name door verschil in economische groei). Wereldhandel blijft groeien, iets minder dan in ET vanwege hogere transportkosten. 55-68$/bbl 22-28$/bbl 55-68$/bbl 15-22$/bbl 1275 2247 28 192 Kolen 12 Kolen 17 Kolen 16 Kolen 16 Olie 38 Olie 41 Olie 34 Olie 18 Gas 41 Gas 35 Gas 27 Gas 17 Nucleair 11 Nucleair 19 Overig 9 Overig 7 Hernieuwbaar 12 Hernieuwbaar 3 Enkel effectief nationaal milieubeleid. Na 22 zeer beperkte rol. Bestaand en bekend beleid, geen nieuw. Zeer hoge inzet op alternatieven voor olie. pag. 15 pag. 16

4. Nat massagoed Het marktsegment nat massagoed omvat vijf goederenstromen: ruwe olie minerale olieproducten chemische producten plantaardige oliën LNG. LNG (vloeibaar aardgas) is voor de Rotterdamse haven een nieuwe goederenstroom. In 28 was er nog geen LNG overslag, maar door de bouw van terminalcapaciteit zal dit snel veranderen. Chemische producten (ca. 75%) en plantaardige oliën (ca. 25%) vormen samen het overig nat massagoed. Voor beide is een afzonderlijke raming gemaakt. Dit hoofdstuk geeft ramingen voor de overslag van nat massagoed in de havens van de Hamburg Le Havre range (HLHrange) en de potentie voor het marktaandeel c.q. overslagvolume van Rotterdam. Rotterdam heeft in Noordwest-Europa een zeer goede concurrentiepositie. Kustlocaties zijn doorgaans aantrekkelijker dan in het binnenland gelegen raffinaderijen. Dit vanwege de flexibiliteit van de oliebevoorrading en de grotere mogelijkheid om in te spelen op ontwikkelingen in de vraag naar raffinaderijproducten op de wereldmarkt. Rotterdam ondervindt bij de overslag van ruwe olie enige concurrentie van Wilhelmshaven. Raffinaderijen in het Duitse Rührgebied zijn voor hun bevoorrading op beide havens aangesloten. Met een overslag van 1,4 miljoen ton in 28 heeft Rotterdam in de HLH-range een stabiel marktaandeel van 56%. De concurrentiepositie van Rotterdam in de HLH-range wordt op langere termijn versterkt door verschuivingen in de herkomst van ruwe olie: de aanvoer van Noordzeeolie neemt af, terwijl de aanvoer uit het Midden- Oosten toeneemt. De olie uit het Midden-Oosten wordt getransporteerd in grotere schepen. Deze kunnen niet alle havens in de HLH-range aanlopen. 4.1 Ruwe olie Noordwest-Europa wint ruwe olie op de Noordzee en is, om te kunnen voldoen aan de vraag van raffinaderijen, tevens een grote netto-importeur. De eigen oliewinning op de Noordzee loopt terug. Import vindt plaats uit landen als Rusland, Nigeria en Venezuela maar vooral uit het Midden-Oosten. De aanvoer verloopt grotendeels via enkele havens in de HLH-range en bedroeg in 28 178,6 miljoen ton. Italië, Duitsland en Frankrijk hebben in Europa de meeste raffinagecapaciteit en produceren hoofdzakelijk voor de eigen binnenlandse markt. De binnenlandse onbalans (dieselen kerosinetekort en een benzineoverschot) leidt hierbij tot importen uit overwegend andere EU15-landen. Vooral Duitsland is een belangrijke importeur van minerale olieproducten als diesel en nafta. In Nederland en België overtreft het aanbod raffinaderijproducten in grote mate de eigen binnenlandse vraag. De raffinaderijen zijn hierdoor sterk georiënteerd op export naar in het bijzonder Duitsland en de Verenigde Staten. De aanvoer van ruwe olie in Rotterdam schommelt de afgelopen jaren rond de 1 miljoen ton per jaar. In het havengebied zijn vijf raffinaderijen die gezamenlijk circa 5 miljoen ton ruwe olie raffineren tot olieproducten. De andere helft van de in Rotterdam aangevoerde ruwe olie wordt via pijpleidingen vervoerd naar raffinaderijen in het Nederlandse, Belgische en Duitse achterland. Raming overslag ruwe olie HLH-range De stroom ruwe olie via Rotterdam hangt rechtstreeks samen met de ontwikkeling van de raffinagesector in Noordwest- Europa. De ontwikkeling van de raffinagesector is op zijn beurt gerelateerd aan de (binnenlandse) consumptie van raffinageproducten (met name benzine en diesel) en exportmogelijkheden. Voor de potentieraming van de overslag van ruwe olie in de havens van de HLH-range is per scenario de ontwikkeling van de raffinagesector in Noordwest-Europa beredeneerd. Noordwest-Europa heeft een overschot aan raffinagecapaciteit. In geen van de scenario s wordt de bouw van nieuwe raffinaderijen voorzien, wel modernisering van bestaande capaciteit. Er zijn 23 raffinaderijen in Noordwest-Europa. Per scenario is, op basis van scenario-ontwikkelingen en raffinaderijkarakteristieken geschat welke raffinaderijen in Noordwest-Europa blijven bestaan en welke worden gesloten. Per scenario worden de volgende ontwikkelingen voorzien: pag. 17 pag. 18

In Global Economy is de economische groei groot, de vraag naar transportbrandstoffen hoog, terwijl de prijs van olie relatief laag blijft. Het aantal voertuigkilometers van personenwagens in Nederland stijgt van 98 miljard in 2 naar 161 miljard in 24 en het aantal goederentonkilometers van 95 miljard in 2 naar 215 miljard in 24. Het gebruik van fossiele brandstoffen in de transportsector stijgt van 463 Petajoule (PJ) in 22 naar 778 Petajoule in 24, bijna twee derde meer. Het gebruik van biobrandstoffen is in 24 met circa 15 PJ zeer beperkt. Voor de omringende Europese landen wordt een vergelijkbare ontwikkeling voorzien. Tegenover de groei van de lokale Noordwest-Europese afzet staat een krimpende overzeese export. Ondersteund door de hoge economische groei, de lage olieprijs en het milde milieu- klimaat wordt daar stevig geïnvesteerd in de uitbreiding van eigen raffinagecapaciteit. De via Rotterdam bevoorrade raffinaderijen blijven in Global Economy transportbrandstoffen produceren. Gezien de huidige overcapaciteit in de raffinagesector worden echter geen nieuwe investeringen verwacht. Als reactie op de gunstige marktontwikkeling vindt wel enige upgrading en de-bottlenecking van bestaande raffinagecomplexen plaats. De raffinagecapaciteit in Noordwest-Europa kan hierdoor met 6% toenemen. In het gematigde European Trend is de vraag naar energie voor vervoer en transport in de EU15-landen in 23 circa 8% hoger dan in 25. Energievraag transport 25 21 22 23 (EU15, in KTOE*) Personenauto s 155.299 155.182 152.169 14.735 en motoren Vrachtwagens 11.316 123.185 14.491 145.713 Totaal 265.615 278.367 292.66 286.448 * Kilotonne of Oil Equivalent Tegenover een nog redelijke stijging van het aantal voertuigkilometers voor personenvervoer staat als gevolg van efficiencyverbeteringen een daling van de energievraag van dit personenvervoer (respectievelijk -,1% in 215 en -,5% in 23), waarbij het aandeel van biofuels van 4% in 21 stijgt naar 5,5% in 215 en 1% in 23. Naast biobrandstoffen ontwikkelen zich geen andere significante alternatieven voor brandstof. De energievraag van het vrachtverkeer neemt wel toe. De vraag naar olie in de EU15-landen neemt tot 21 nog iets toe. Daarna is de jaarlijkse groei nagenoeg nul, om vervolgens in de periode 22-23 af te nemen met,4% per jaar. Dit leidt in Europa tot een geringere vraag naar raffinaderijproducten. De raffinaderijen in Noordwest-Europa worden hierdoor voor hun afzet afhankelijker van overzeese export. Daarbij ondervindt men concurrentie van een grote stroom olieproducten die vanuit het Midden-Oosten en Brazilië op de wereldmarkt komen. De op langere termijn afnemende olieconsumptie in Noordwest-Europa heeft in eerste instantie effect op de landinwaarts gelegen raffinaderijen die sterk afhankelijk zijn van de lokale vraag en minder geschikt voor export. De kleinere stand alone raffinaderijen in het Belgische en Duitse bedieningsgebied van Rotterdam zullen hierdoor worden gesloten. De Rotterdamse raffinaderijen richten zich in reactie op de afnemende lokale vraag steeds meer op overzeese export. Door al deze ontwikkelingen is de verwachting dat de capaciteit van de Rotterdamse raffinagesector op de lagere termijn tegen 24 met circa 1% afneemt. In High Oil Price resulteert de acute prijsverhoging van aardolie in een terugval van economische groei. Door de sterk stijgende brandstofprijzen nemen personen- en goederenverkeer fors af. De binnenlandse en overzeese vraag naar benzine en diesel daalt drastisch, terwijl het aandeel biobrandstoffen sterk toeneemt evenals het gebruik van innovatieve aandrijftechnologie. Toch rijdt bijna 75% van de auto s in 24 nog op fossiele brandstoffen. Deze auto s rijden echter aanzienlijk meer kilometers per eenheid brandstof. Tegelijkertijd loopt de totale mobiliteit terug. High Oil Price gaat er verder van uit dat nationale oliemaatschappijen bij de bron meer raffinageactiviteiten ontwikkelen en een dominante rol op de exportmarkten krijgen. Resultaat is een forse sanering van de raffinagesector in Noordwest-Europa. In principe blijft alleen de hoogwaardige capaciteit van de oil majors overeind. Zowel de capaciteit van de Rotterdamse raffinaderijen als van de raffinaderijen in het achterland neemt fors af. In Low Growth zijn een aantal factoren van invloed op de overslagontwikkeling van ruwe olie. Er is in Nederland sprake van een nagenoeg gelijkblijvende bevolkingsomvang t.o.v. 22 en een zeer geringe groei van het BBP van,7%. Met name als gevolg van deze beide factoren is het autobezit in 24 met 7,7 miljoen auto s vrijwel gelijk gebleven met de huidige stand van het wagenpark (7.8 Miljoen in 21). Als gevolg van de lage economische groei en de krimp in de industriële productie is ook het wegvervoer in Nederland in 24 in Low Growth (54,2 mld tonkm) aanzienlijk lager dan in Global Economy (125 mld tonkm). Voor de binnenvaart geldt nagenoeg hetzelfde beeld: 8,4 mld tonkm in Global Economy vs 36,1 in Low Growth. Aangenomen wordt, dat voor de direct omringende landen een vergelijkbare ontwikkeling geldt. Voor de raffinagesector in Noordwest-Europa zijn de afzetmogelijkheden voor de raffinageproducten dus aanzienlijk slechter. De verwachting is dan ook dat in Low Growth de minder goed gelegen en minder goed geoutilleerde raffinaderijen weg zullen vallen. Deze aannames over de ontwikkeling van de raffinagecapaciteit zijn vertaald in een raming van de olieaanvoer. Overslag HLH-range Ruwe Olie 2 15 179 179 179 185 182 182 169 179 154 151 1 132 117 118 118 5 7 63 28 22 23 24 In Global Economy blijft de overslag van ruwe olie in de havens van de HLH-range tot 24 nagenoeg gelijk aan 28. In European Trend is sprake van een dalende trend, terwijl in High Oil Price de teruggang zeer fors is. raming overslag ruwe olie Rotterdam De raming voor de olie-overslag van Rotterdam is mede afgeleid uit de aannames voor de ontwikkeling van de raffinagecapaciteit. De concurrentiepositie van Rotterdam ten opzichte van de andere havens in de HLH-range en de raffinaderijen in het achterland is in alle scenario s gunstig. De Rotterdamse raffinaderijen zullen naar verwachting lang openblijven. In Global Economy neemt het marktaandeel van Rotterdam in de overslag van ruwe olie hierdoor toe van 56% in 28 naar 58% in 24. In European Trend bedraagt het marktaandeel in 24 61% en in High Oil Price 57%. De Nederlandse raffinagesector heeft een relatief sterke positie door de goede ligging en de infrastructuur. Toch komt in Low Growth uiteindelijk de raffinaderij-doorzet ook in het Rotterdamse havengebied zelfs onder de prognose van High Oil Price vanwege de permanent lage economische groei. Overslag Rotterdam Ruwe Olie 2 15 1 1 98 1 96 96 1 12 13 15 1 91 94 5 67 67 58 51 28 22 23 24 Ondanks het stijgende marktaandeel neemt de overslag van ruwe olie in Rotterdam alleen in Global Economy nog licht toe. In de andere twee scenario s is sprake van een daling, in High Oil Price en Low Growth zelfs fors. 4.2 Minerale olieproducten De overslag van minerale olieproducten vindt plaats bij raffinaderijen, chemische fabrieken, onafhankelijke en raffinaderijgebonden tankopslagterminals en op boeien en palen. Voor de toekomstige ontwikkeling van dit marktsegment is naast economische groei ook de onbalans in vraag en aanbod tussen diverse wereldregio s een belangrijke factor. Zo is Europa een dieselmarkt en de VS een belangrijke benzinemarkt. Europa importeert steeds meer diesel en kerosine terwijl de Rotterdamse raffinagesector zich voor de afzet van diverse olieproducten steeds meer op export richt. De verwachting is dat Europa vanwege een toenemende vraag steeds meer minerale olieproducten zal importeren, terwijl de productie daarvan in Europa stabiliseert c.q. afneemt. De andere belangrijke driver in het segment minerale olieproducten is een combinatie van het toenemende aantal verschillende specificaties van olieproducten voor verschillende markten en de mogelijkheid om producten op specificatie te brengen door het bijmengen van andere producten. Dit vraagt om toenemende flexibiliteit van de opslag. Daarnaast lopen veel Duitse stromen via Rotterdam en komt de laatste jaren met name veel stookolie uit Rusland. Veel van de in Rotterdam overgeslagen minerale olieproducten zijn niet gerelateerd aan de Europese groei, maar het resultaat van de belangrijke hubfunctie van de haven. Zowel de hoeveelheid verhandelde olieproducten als de omloopsnelheid ervan kent al jaren een stijgende lijn. De overslag van minerale olieproducten in Rotterdam was in 28 59 miljoen ton. Hiervan was 33 miljoen ton stookolie (23 miljoen ton inkomend en 1 miljoen ton uitgaand) en pag. 19 pag. 2

26 miljoen ton andere olieproducten. Voor de potentieramingen is voor alle vier scenario s naar de ontwikkelingen in beide marktsegmenten gekeken. Daarbij is rekening gehouden met de ten opzichte van 28 zeer sterke stijging van de overslag in 29. De helft van die stijging (17,7%) is meegenomen bij de berekeningen vanaf 28. raming overslag minerale olieproducten Vanwege het grote aandeel van stookolie in de overslag van olieproducten, is hiervoor een aparte berekening gemaakt. Door de modernisering van de Russische raffinagesector neemt in alle vier scenario s de productie in Rusland af en daardoor ook de aanvoer van stookolie naar Rotterdam. In Global Economy wordt er daarbij van uit gegaan dat sommige traders stoppen met deze handel. De traders die overblijven centraliseren hun overslag grotendeels in Rotterdam. Hierdoor blijft de terugval in de aanvoer hier beperkt. In de andere scenario s is dat niet het geval. Tegelijkertijd leidt de ingebruikname van containerterminals op Maasvlakte 2 in Global Economy tot een groeiende vraag naar bunkers in Rotterdam: van 13 miljoen ton in 28 naar 31,6 miljoen ton in 24. Kenmerkend voor Global Economy is het gematigde milieubeleid. Hierdoor treden geen echte verstoringen van de bunkermarkt op. In European Trend is dat wel het geval. De vraag naar bunkers blijft in dit scenario beperkt tot iets boven het niveau van 28. In High Oil Price wordt stookolie als bunkerbrandstof voor schepen vervangen door marine diesel. Doordat de raffinagecapaciteit in High Oil Price sterkt afneemt en zich vooral zal concentreren op hoogwaardige producten moet het merendeel van de marine diesel in Rotterdam worden geïmporteerd vanuit het Midden-Oosten of Rusland. Dit zal een prijsopdrijvend effect hebben. Een flink percentage schepen zal er daardoor voor kiezen om elders (bijvoorbeeld in Singapore) brandstof in te nemen. Het blijvend groeiende scheepvaartverkeer biedt hierbij wel een tegenwicht. Het percentage schepen dat in Rotterdam bunkert en de hoeveelheid daarvoor benodigde stookolie zal in High Oil Price afnemen. Uitgegaan is van een beperkte achteruitgang van het belang van Rotterdam als bunkerhaven (ten koste van havens in Azië en/of het Midden- Oosten). Ook in Low Growth wordt een afname naar de vraag naar bunkerbrandstof verwacht gezien de afname van het transport, waarbij aangetekend wordt dat een belangrijke afnemer, de containervaart, nog een beperkte groei laat zien. Een belangrijke kanttekening is dat wereldwijde IMOregelgeving vanaf 22 nog maar,5% zwavel toestaat in bunkers. Hierdoor is stookolie vanaf dan niet zonder meer te gebruiken als bunkerbrandstof. Alleen gasolie kan voldoen aan de nieuwe strenge eisen. Een alternatieve oplossing is het afvangen van de zwaveluitstoot aan boord van schepen door zogenaamde scrubbers. Het is in 29 nog volledig onduidelijk of en hoe de omslag in de brandstofvoorziening aan de scheepvaart bereikt gaat worden. Mocht de invoering van de nieuwe IMO-regels in 22 doorgaan, dan kan dit tot een enorme daling in de vraag naar stookolie leiden. Er is voor gekozen om deze verandering in soort bunkerbrandstof alleen mee te nemen in het High Oil Price. De andere scenario s gaan er van uit dat stookolie (voor het overgrote deel) blijft als bunkerbrandstof. Het is de vraag of de raffinagesector wil investeren in het ontzwavelen ten behoeve van de productie van marine diesel. De kans is groot dat de miljardeninvesteringen, indien onvermijdelijk, worden ingezet voor de stabiele, want lokale en lucratievere dieselmarkt dan de moeilijk beheersbare bunkermarkt waar mondiale (prijs)concurrentie heerst. European Trend gaat er van uit dat er meerdere oplossingen voor het probleem komen: zowel de toepassing van marine diesel als van zwavel-afvang aan boord. Voor de overige minerale olieproducten blijft de Verenigde Staten de belangrijkste exportbestemming voor met name benzine. Een groeiend gebruik van biobrandstoffen in de Verenigde Staten en ontwikkelingen in de Amerikaanse raffinagesector kunnen hier wel een dempend effect op hebben. In High Oil Price is dit effect het sterkst. De eigen Europese productie van kerosine en jet fuel groeit in de toekomst nauwelijks. Vanwege het toenemende vliegverkeer zullen deze brandstoffen in Global Economy in toenemende mate worden geïmporteerd, vooral met grotere tankers vanuit het Midden-Oosten. In High Oil Price neemt het vliegverkeer juist af. Hierdoor wordt minder kerosine en jet fuel geïmporteerd. De afname in het vrachtverkeer zorgt voor een teruggang van de import van dieselolie. Ten opzichte van European Trend bijvoorbeeld is de activiteit in de transportsector in High Oil Price in 24 5,8% lager, de energievraag neemt daarbij met 16,5% af. Een vergelijkbare ontwikkeling doet zich in Low Growth voor. Overslag HLH-range Minerale Olieproducten 3 295 265 2 251 225 237 263 217 217 22 185 191 168 178 168 168 168 1 28 22 23 24 In Global Economy neemt de overslag van minerale olieproducten in de havens van de HLH-range sterk toe. Ook in European Trend groeit de overslag van minerale olieproducten fors, maar wel minder snel dan in Global Economy. Voor alle vier scenario s is er van uit gegaan dat het marktaandeel van Rotterdam binnen de HLH-range in principe gelijk blijft (35%). In Global Economy wordt verondersteld dat de Russische raffinagesector minder stookolie zal exporteren en dat de export van de resterende Russische olie geconcentreerd wordt in Rotterdam. In High Oil Price zet Europa voluit in op energiebesparing en het creëren van alternatieven voor fossiele transportbrandstoffen. Bovendien vermindert de raffinagecapaciteit in dit scenario, met als gevolg een toenemende aanvoer van minerale olieproducten uit olie-exporterende landen. Ook in Low Growth neemt de aanvoer van minerale olieproducten tot 23 toe en blijft de handelsfunctie t.b.v. olieproducerende landen sterk. Overslag Rotterdam Minerale Olieproducten 3 2 1 59 65 59 67 59 81 95 19 76 76 88 92 62 59 77 83 28 22 23 24 De overslag van minerale olieproducten blijft voor Rotterdam een serieuze groeimarkt. 4.3 Chemische producten Voor de overslag van chemische producten zijn economische groei en veranderingen in wereldwijde productiepatronen de belangrijkste business drivers. Nieuwe vraag wordt gecreëerd door de opkomst van biobrandstoffen en andere nieuwe brandstofcomponenten. Door een toenemende vraag en een stabiliserende c.q. afnemende eigen Europese productie neemt de import van chemische producten in de toekomst in Global Economy toe. Belangrijke herkomstgebieden zijn het Midden- Oosten voor petrochemie en Zuid-Amerika voor biobrandstoffen. Overslag HLH-range Chemische Producten 12 1 16 8 82 6 69 64 69 76 4 59 58 48 51 52 52 48 51 48 48 2 28 22 23 24 In Rotterdam is 3 á 4% van de overslag van chemicaliën direct gerelateerd aan de aanwezige chemische industrie. Global Economy gaat voor de Nederlandse chemische (basis) industrie uit van een relatief hoge groei van 2,8% per jaar tussen 2 en 22 en van 1,9% per jaar tussen 22 en 24, In European Trend is deze groei 2,8% per jaar tussen 2 en 22 en 1,6% tussen 22 en 24. In High Oil Price blijft de overslag van chemische producten groeien dankzij de snelle opkomst van biobrandstoffen. Naar verwachting worden circa 5% van deze biobrandstoffen van overzee aangevoerd. Dat is goed voor circa 35% van de totale overslag van chemische producten. In Low Growth wordt een beperkte groei van de basischemie van 1,2% per jaar voorzien. De overige 6 à 7% van de overslag zijn met name handelsstromen die vanwege de ligging van de haven en de aanwezige op- en overslagvoorzieningen in Rotterdam worden gebundeld. Ook in de toekomst staat dit borg voor een krachtige hubfunctie. 12 1 8 Overslag Rotterdam Chemische Producten 6 4 57 26 28 29 26 29 34 4 44 2 29 35 26 26 32 38 42 28 22 23 24 pag. 21 pag. 22