LCP Netherlands Lifecyle Pensioen 2017

Vergelijkbare documenten
Overzicht van de rendementen, kosten en keuzemogelijkheden van collectieve DC-producten in Nederland

Onderzoek naar kosten, rendement en risico in collectieve DC-producten

OR-minicongres Johan van Soest, 16 juni Belangrijkste ontwikkelingen rondom pensioen

Grip op pensioen: Hoe halen uw werknemers het beste uit hun pensioenregeling? Wet verbeterde premieregeling nader toegelicht

Persoonlijk Pensioen Plan

De feiten op een rij. De beschikbare premieregeling

De beschikbare premieregeling: de feiten op een rij

Ontwikkelingen in DC-landschap

het instrument om premiepensioenproducten te beoordelen en onderling met elkaar te vergelijken

(C)DC consulting, voor het managen van pensioenrisico s in uw pensioenregeling

Delta Lloyd Levensverzekering NV

Delta Lloyd Levensverzekering NV

Persoonlijk Pensioen Plan

Impact overstap van vaste mix op lifecycle mix November 2016

Klant. De Beleggingsvrijheidanalyse is een analyse van de invloed van de verschillende beleggingsprofielen

Position Paper DNB Concept Wetsvoorstel variabele pensioenuitkeringen 14 augustus 2015

Beleggen bij BeFrank. Helder. Eenvoudig. Online. I

Netto pensioenregeling De netto pensioenregeling voor het pensioengevende salaris boven

Onderhandelingsresultaat Collectief Variabel Pensioen

Inleiding ABP nettopensioenregeling Wat zijn de voordelen van de ABP nettopensioenregeling?

Pascal Wegman en Inge Bakker 14 november Pensioen in beweging I N C O N T R O L Z I J N O V E R J O U W E I G E N S I T U AT I E

Pensioen voor de toekomst

Persoonlijk Pensioen Plan Collectief

Wij bedanken de mensen van LCP die dit rapport mogelijk hebben gemaakt:

Nieuwe pensioenregeling vanaf 1 januari Jan Raaijmakers Aad van der Tak Michel Stok Voorzitter Manager Pensioenfonds Extern actuarieel adviseur

Deelnemersbrochure Astellas 2019

Utrecht, september 2013 Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.

HorizonBeleggen, ProfielBeleggen en VrijBeleggen. De beleggingsmogelijkheden van Zwitserleven.

Hoe bouwt u pensioen op? Wat krijgt u in onze pensioenregeling? Wat krijgt u in onze pensioenregeling niet?

Inzicht in collectieve beschikbare premieregelingen, het aanbod van lifecycle concepten en de verschuldigde beleggingskosten.

Wat krijgt u in onze netto pensioenregeling?

Vragen en antwoorden rondom verhoging pensioenrichtleeftijd

Verstandig beleggen voor een goed pensioen

152 De Pensioenwereld in 2015

TrueBlue Beschikbare premieregeling EEN PERSOONLIJKE PENSIOENPOT VOOR ELKE WERKNEMER. Met collectieve voordelen.

Verstandig beleggen voor een goed pensioen

2513AA22. Effecten life cycle beleggen

Risicoprofielbepaler Pensioen Continu Plan

PNO DC LIFE CYCLE INFORMATIE VOOR WERKGEVERS VOOR IEDEREEN IN DE CREATIEVE SECTOR

Beleggingsbeleid 2018 Brand New Day PPI

Stichting Pensioenfonds XYZ xx oktober Kostenbenchmark 2016 Voorbeeldrapportage

Een nieuwe keuze in pensioenoplossingen. ICK Beschikbare Premieregeling

NIEUWSBRIEF (2 augustus 2017)

Onderzoek naar mogelijkheden van collectieve risicodeling binnen beschikbare premieregelingen

Toelichting Wet verbeterde premieregeling

Nieuwsbericht / 5 augustus Wet verbeterde premieregeling

Stichting Pensioenfonds XYZ xx oktober LCP Kostenbenchmark 2018 Voorbeeldrapportage

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

TrueBlue Beschikbare premieregeling EEN PERSOONLIJKE PENSIOENPOT VOOR ELKE WERKNEMER. Met collectieve voordelen.

Direct Ingaand Pensioen

Gelden de kortingen op het pensioen per en voor beide regelingen?

Een variabel pensioen met doorbeleggen na pensionering: hoe werkt het en wat zijn de kansen en risico s?

ICK Beschikbare Premieregeling

1. Vragen over het ouderdomspensioen

Kluwer Online Research. Vindplaats: VFP 2012/102 Bijgewerkt tot: Auteur: Drs. M.R.M. Turlings[1]

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Van gegarandeerd pensioen naar een pensioenspaarpot

Bekijk een volledige lijst van onze diensten op Utrecht, september 2014 Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.

S&V PensioenTransparant

Robeco Flexioen FLEXIBEL INDIVIDUEEL PENSIOEN

Let op: Er is een apart Pensioen voor de basispensioenregeling over het salaris tot EUR

Kernvragen bij een collectieve Pensioen regeling. Voor ondernemers die op zoek zijn naar een pensioenregeling voor hun personeel

BELEGGINGSMOGELIJKHEDEN PENSIOEN JANUARI 2018

Verstandig beleggen voor een goed pensioen

ONDERDEEL VAN EEN GEOLIEDE MACHINE

Allianz Nederland Levensverzekering N.V. Allianz Pensioen. Alles over uw beleggingsmogelijkheden

Pensioen in de Praktijk

Mogelijke individuele contracten voor premieovereenkomsten

U VINDT HET BELANGRIJK DAT UW WERKNEMERS EEN GOEDE PENSIOENREGELING HEBBEN

Deel 3: - Omzetten bestaande aanspraken naar contract persoonlijke pensioenvermogens - Opname bedrag ineens mogelijk maken

Vernieuwde beschikbare premieregelingen

Welkom bij de informatiemiddag van PGB

Ingegane pensioenuitkeringen. Maart 2016

Aangenaam Wij zijn TrueBlue. Een goed pensioen voor bedrijven binnen én buiten de digitale sector

Extra informatie pensioenverlaging

Direct Ingaand Pensioen

U VINDT HET BELANGRIJK DAT UW WERKNEMERS EEN GOEDE PENSIOENREGELING HEBBEN

U gaat binnenkort met pensioen: kiest u een vast of een variabel pensioen?

Berekeningen geven inzicht in effecten risico s op variabele pensioenuitkering. Agnes Joseph & Miriam Loois

Centraal Beheer APF. voorgesorteerd op het nieuwe pensioenstelsel

Beleggen voor een goed pensioenresultaat. Oskar Poiesz Robeco Investment Solutions 10 mei 2016

Geef elke Nederlander een persoonlijke pensioenrekening. Position paper: Toekomst pensioenstelsel

EEN GOED PENSIOEN BEGINT BIJ EEN GOEDE PENSIOENREGELING

Collectief Variabel Pensioen

PENSIOENFONDS CAPGEMINI. Variabel pensioen

het instrument om premiepensioenproducten te beoordelen en onderling met elkaar te vergelijken

BESCHIKBARE PREMIE REGELING (DC Pensioenfonds)

Bedrijven met één of meer werknemers. Beschikbare premieregeling (premieovereenkomst). Netto staffel 2, 3% of 4% rekenrente.

U VINDT HET BELANGRIJK DAT UW WERKNEMERS EEN GOEDE PENSIOENREGELING HEBBEN

De fiscale aspecten van het pensioenakkoord: het is lastiger dan het lijkt. Workshop 9 mei 2012

Stichting Pensioenfonds Buizerdlaan. Waardeoverdracht uit dienst

Risicoprofielbepaler en Fondskeuze Zelf Beleggen Pensioenregeling met beleggingsvorm Index of Profielmix

Gehanteerde maximum grondslag basispensioen en (geoorloofde) franchise betreft cijfers van het voorgaande jaar; deze worden jaarlijks aangepast.

30 september /LJ/AH. FNV-beleid bij vaststellen van de pensioenpremie. FNV-beleid bij vaststellen van de pensioenpremie

VERMOGEN OPBOUWEN VIA MIJN PENSIOEN.

Pensioenkeuzes in de beschikbare premieregeling (DC-regeling)

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

Technisch rapport Pensioentekort Berekening 2018/ NAW-gegevens Peter Pensioen Adres Tingietersweg 2

Q&A naar aanleiding van vragen enquête toekomstbestendigheid BPL. Alternatieve pensioenvormen binnen BPL Deskundigheid en werkdruk bestuurders

Transcriptie:

1

Insight Clarity Advice Actuarieel adviesbureau Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. adviseert (internationale) ondernemingen, ondernemingsraden en pensioenuitvoerders. Voor meer informatie over dit rapport kunt u contact opnemen met Evert van Ling of Johan van Soest. Dit rapport mag geheel of gedeeltelijk worden gereproduceerd, zonder toestemming vooraf, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Bekijk een volledige lijst van onze diensten op www.lcpnl.com. Utrecht, juni 2017 Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. 2

Inhoudsopgave 1. Conclusies uit het lifecycle onderzoek 2016... 6 1.1. Grote verschillen in afbouw van beleggingsrisico... 6 1.2. Afdekking van renterisico verschilt per uitvoerder... 6 1.3. Kostenniveau stabiel gebleven... 6 1.4. Gemiddeld ruim 8% rendement in 2016... 6 2. Ontwikkelingen in 2016... 7 2.1. Wet verbeterde premieregeling... 7 2.2. Pensioenproducten voor doorbeleggen... 8 2.3. Marktrentestaffels... 10 2.4. Belastbaarheid van oververmogen... 11 3. LC onderzoek 2016... 13 3.1. Pensioenuitvoerders... 13 3.2. Nadere analyse lifecycles... 14 3.3. Inzicht in gehanteerde beleggingsmix... 14 3.4. Inzicht in mate van renteafdekking... 16 3.5. Inzicht in het kostenniveau... 17 3.6. Inzicht in gerealiseerd nettorendement... 18 4. Voorbehoud... 20 3

Voorwoord Al geruime tijd vindt in het Nederlandse pensioenveld de discussie plaats over de voor- en nadelen van een beoogd nieuw pensioenstelsel op basis van individuele pensioenpotten. De uitkomst is nog onzeker, maar een ding staat wel vast: de overgang van gegarandeerd middelloon pensioen naar pensioenopbouw in beschikbare premieregelingen neemt steeds grotere vormen aan. Pensioenuitvoerders van beschikbare premieregelingen hebben hun lifecycles verder doorontwikkeld. Sinds de invoering van de Wet verbeterde premieregeling is weer een stap gezet in die ontwikkeling van deze regelingen. Deelnemers kunnen kiezen voor doorbeleggen na pensioeningang met een wellicht beter maar onzeker pensioen. Het gaat hier om een extra keuze naast het traditionele gegarandeerde pensioen. Pensioenuitvoerders bieden beter inzicht in rendement en risico bij beschikbare premieregelingen. Steeds vaker wordt de keuze geboden tussen lifecycles op basis van passief of actief beheer. Daarnaast krijgen lifecycles op basis van maatschappelijk verantwoord beleggen steeds meer aandacht. In deze editie van ons Lifecycle rapport geven wij een update van de belangrijkste kenmerken van lifecycle producten op de Nederlandse pensioenmarkt. De variatie in lifecycle producten en keuzemogelijkheden neemt toe en daarmee ook de verschillen in te verwachten pensioenresultaten. Meer dan ooit is goede objectieve voorlichting over de mogelijkheden en consequenties van keuzes nodig. Dit geldt zowel voor werkgevers en ondernemingsraden bij de keuze voor een specifieke pensioenuitvoerder, als voor werknemers die keuzes moeten maken voor hun eigen pensioen. Utrecht, juni 2017 Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. 4

Evert van Ling Managing director - Partner Doorbeleggen vanaf de pensioendatum zorgt voor nog meer variatie in lifecycles. Om de juiste keuzes te kunnen maken is goed en objectief inzicht voor werkgever en werknemers onmisbaar. 5

1. Conclusies uit het lifecycle onderzoek 2016 Ten behoeve van ons jaarlijkse rapport Lifecycle Pensioen 2017 hebben wij de in 2016 aangeboden lifecycle concepten van 14 pensioenuitvoerders nader geanalyseerd. De belangrijkste conclusies uit ons onderzoek zijn als volgt. 1.1. Grote verschillen in afbouw van beleggingsrisico Bij alle pensioenuitvoerders wordt het beleggingsrisico in de lifecycles afgebouwd naarmate de pensioendatum dichterbij komt, maar er zijn duidelijke verschillen te zien. Bij de default lifecycles varieert de belegging in zakelijke waarden bij jonge leeftijden tussen de 55% en 95%. De afbouw start bij de meeste pensioenuitvoerders 15 à 20 jaar voor de pensioendatum. De afbouw gebeurt soms met veel kleine stapjes, en soms in een beperkt aantal grotere stappen. Afhankelijk van de pensioenuitvoerder resteert op de pensioendatum bij de default lifecycles tussen de 0% en 30% aan zakelijke waarden. 0%-30% Op pensioendatum varieert hoeveelheid zakelijke waarden in default lifecycles van 0% tot 30% Bij de offensieve en defensieve risicoprofielen wordt ten opzichte van het default profiel gemiddeld circa 10%-punt meer respectievelijk minder in zakelijke waarden belegd. Bij de selectie van een nieuwe uitvoerder is het van belang om rekening te houden met deze verschillen, omdat het een duidelijk effect kan hebben op de verwachte pensioenresultaten. Dit belang wordt alleen maar groter vanwege de mogelijkheid om te blijven beleggen na de pensioendatum. 1.2. Afdekking van renterisico verschilt per uitvoerder Het renterisico wordt geleidelijk afgebouwd vanaf 15 à 20 jaar voor de pensioendatum. Bij enkele uitvoerders is het renterisico enkele jaren voor de pensioendatum al volledig afgedekt, terwijl andere uitvoerders op de pensioendatum nog een bepaalde mate van renterisico accepteren. 1.3. Kostenniveau stabiel gebleven De gemiddelde beleggingskosten (OCF+) in 2016 bedraagt in de default risicoprofielen circa 0,40% en is daarmee redelijk vergelijkbaar met de OCF+ in 2015. 0,40% Gemiddelde OCF + 1.4. Gemiddeld ruim 8% rendement in 2016 In de default risicoprofielen kwam in 2016 tot circa 20 jaar voor de pensioendatum het nettorendement uit tussen 6% en ruim 12% met een gemiddelde van 8,5%. Richting de pensioendatum neemt het gemiddeld rendement toe tot ruim 9% om vlak voor de pensioendatum weer op circa 8% uit te komen. 8-9% Gemiddeld nettorendement 6

2. Ontwikkelingen in 2016 De beschikbare premieregelingen werden in 2016 verder ontwikkeld. De Wet verbeterde premieregeling werd aangenomen en is sinds 1 september 2016 van kracht. In hoofdstuk 2.1 en 2.2 gaan wij daar nader op in. In de loop van 2016 zijn door verschillende pensioenuitvoerders premiestaffels op basis van de marktrente geïntroduceerd. Zie hiervoor hoofdstuk 2.3. In hoofdstuk 2.4 leest u meer over de recent gewijzigde manier hoe de Belastingdienst omgaat met situaties waarin fiscaal gezien te veel pensioenvermogen is opgebouwd. 2.1. Wet verbeterde premieregeling Met deze nieuwe wet is het niet langer verplicht om op de pensioeningangsdatum het opgebouwde pensioenkapitaal in één keer om te zetten in een gegarandeerd pensioen. De deelnemer krijgt een additionele keuze om ook na pensioeningang (een deel van) zijn pensioenkapitaal te beleggen. De pensioenuitvoerder zal dan uit de beleggingspot de maandelijkse pensioenuitkeringen betalen. De verschillen zijn helder: Eenmalige aankoop van pensioen geeft de gepensioneerde zekerheid over het maandelijkse inkomen. Het pensioen is niet meer afhankelijk van beleggingsresultaten en zal levenslang uitgekeerd worden. De essentie van het doorbeleggen is dat ook na de pensioendatum de uitkeringen afhankelijk zijn van de beleggingsresultaten. Het beleggingsrisico ligt bij de gepensioneerde. Bij meevallende rendementen kan de uitkering omhoog, bij tegenvallende rendementen zal de uitkering omlaaggaan. Zekerheid versus rendement potentieel De pensioenuitvoerder zal gedurende de opbouwfase van het pensioenkapitaal het beleggingsrisico afbouwen naarmate de pensioendatum nadert. Dit verhoogt de zekerheid op het aan te kopen pensioen, maar gaat naar verwachting ten koste van het beleggingsrendement. Zekerheid kost nu eenmaal geld. Kiest de deelnemer voor doorbeleggen dan wordt de beleggingshorizon verlengd en kan de afbouw van het beleggingsrisico later starten. Dit leidt naar verwachting gemiddeld tot betere beleggingsresultaten en daardoor hogere pensioenuitkeringen. Vroege versus uitgestelde risicoafbouw Na pensioeningang zal een vaste pensioenuitkering niet meer aangepast worden aan de inflatie. Bij de huidige lage inflatie is het potentiele verlies van koopkracht nog beperkt, maar bij een stijgende inflatie zal dat verlies snel oplopen. Bij doorbeleggen worden de uitkeringen niet vastgezet op het startbedrag, maar wijzigen op basis van de gerealiseerde rendementen. Hoewel er geen directe Wel of geen mogelijke inflatiebescherming 7

relatie is tussen rendement en inflatie, is de verwachting dat een oplopende inflatie (met vertraging) leidt tot hogere beleggingsresultaten. Het pensioen zal daardoor stijgen en daarmee (deels) de inflatie kunnen bijhouden. 2.2. Pensioenproducten voor doorbeleggen Hoewel de aanloop naar invoering van de Wet verbeterde premieregelingen enige jaren in beslag heeft genomen, waren er op 1 september 2016 nog geen aangepaste pensioenproducten beschikbaar. Pas in de loop van 2017 hebben enkele pensioenuitvoerders hun nieuwe producten gelanceerd. Bij het beoordelen van de doorbelegproducten kijken wij naar de volgende aspecten: 2.2.1. Keuzemoment Een deelnemer dient tijdens de opbouwfase voor te sorteren op zijn keuze voor doorbeleggen of voor een vaste uitkering. Hoewel hij pas op de pensioendatum definitief moet kiezen om wel of niet door te beleggen, moet de pensioenuitvoerder weten hoe het beleggingsrisico eventueel afgebouwd moet worden richting de pensioendatum. Bij de meeste pensioenuitvoerders ligt dit keuzemoment 15 jaar voor de pensioendatum (dus nu op 52 jaar). 52 jaar Kiezen wel of niet doorbeleggen Voor veel deelnemers zal dit een moeilijke keuze zijn. De pensioendatum ligt ver weg en het is onduidelijk hoeveel beleggingsrisico men als gepensioneerde zal willen/ kunnen lopen. Het is echter een belangrijke keuze, die van grote invloed is op het mogelijk te behalen rendement in de 15 jaar voor pensionering en op de vrijheid om op de pensioendatum opnieuw te kiezen tussen gegarandeerd pensioen of doorbeleggen. 2.2.2. Flexibiliteit in opbouwfase Als de deelnemer een keuze heeft gemaakt op de voorsorteerdatum, kan hij daar dan tussentijds op terug komen indien inzichten of omstandigheden wijzigen? Hier zien wij verschil tussen pensioenuitvoerders. Bij verzekeraars en PPI s kan een deelnemer op de pensioendatum zijn keuze opnieuw bepalen. Hij kan ook besluiten het pensioen bij een andere verzekeraar of PPI in te kopen. Bij pensioenfondsen zal de flexibiliteit veelal beperkt zijn. Keuze voor doorbeleggen betekent bij pensioenfondsen in veel gevallen dat stapsgewijs het individuele pensioenkapitaal definitief wordt ingebracht in een solidariteitskring, waar men niet uit kan stappen. Ook op de pensioendatum is het dan niet meer mogelijk om het pensioen bij een andere pensioenuitvoerder in te kopen. Ook niet als men bij nader inzien een gegarandeerd pensioen zou prefereren. 8

2.2.3. Flexibiliteit op en na pensioeningang Bij aankoop van een gegarandeerd pensioen is er na pensioeningang geen flexibiliteit meer. De uitkering staat vast en wijzigt niet meer met uitzondering met een eventueel ingekochte vaste stijging. Maar hoe zit dit bij de keuze voor doorbeleggen? Kan een gepensioneerde nadien alsnog kiezen voor aankoop van een gegarandeerde uitkering? Mogelijk wil hij na een reeks van goede beleggingsjaren de gestegen uitkering vastklikken. Kan op de pensioendatum gekozen worden voor een combinatie van garantiepensioen en doorbeleg-pensioen? De pensioenuitvoerder is vanaf de pensioendatum verantwoordelijk voor het te voeren beleggingsbeleid. Daar is veel voor te zeggen, maar lijkt ertoe te leiden dat de pensioenuitvoerder wel weet wat goed voor u is. Er worden grote inspanningen geleverd om werknemers meer bewust te maken van hun pensioenaanspraken en hen daar ook medeverantwoordelijk voor te maken. Een belangrijk onderdeel hiervan is het bieden van handelingsperspectief aan de deelnemer. Maar bij veel pensioenuitvoerders heeft de pensioengerechtigde na de pensioendatum weinig tot geen invloed meer op zijn eigen pensioen. 2.2.4. Solidariteitsaspecten Bij het doorbeleggen na de pensioeningangsdatum is het van belang hoe wordt omgegaan met de beleggingsresultaten. Worden deze direct en volledig vertaald in wijziging van de uitkeringen of hanteert de pensioenuitvoerder een buffer ter egalisatie van de beleggingsresultaten. Is dit een individuele of collectieve buffer? Het is in deze situatie belangrijk te weten hoe dit mechanisme werkt en wat de verschillen hierbij zijn tussen de pensioenuitvoerders. 2.2.5. Communicatie Hoe is de informatievoorziening door de pensioenuitvoerder geregeld? Is de deelnemersportal toereikend? Zijn er andere informatiebronnen? Welke hulpmiddelen heeft een deelnemer om voor zichzelf in te kunnen schatten welke beleggingsrisico s hij zou kunnen en willen lopen? LCP biedt ondersteuning voor werknemers bij hun keuze voor wel/niet doorbeleggen Idealiter wordt een inventarisatie van het (huidige en verwachte) besteedbaar inkomen en het vermogen gemaakt op grond waarvan de werknemer goed geïnformeerd zijn keuze kan maken. Dit kan tevens als kompas dienen in de periode tot aan de pensioeningangsdatum om te bewaken of het gestelde pensioendoel wordt bereikt. 9

Ook na pensioeningang is er behoefte aan goede communicatie. De gepensioneerde zal willen weten hoe de beleggingen het hebben gedaan, wat er is toegevoegd of onttrokken aan de buffers en wat er aan buffer resteert. En last but not least, wat de verwachting is omtrent de verdere ontwikkeling van zijn pensioenuitkeringen. Voor werknemers zullen de individuele keuzes rondom wel of niet doorbeleggen niet eenvoudig zijn. Het gevaar is dat zij zich er dan maar vanaf maken door te kiezen voor de default, onder het motto dat zal wel goed zijn, anders zou men dit niet aanbieden. Voor werkgevers is het belangrijk dat hun werknemers een bewuste keuze maken en zich daar goed bij voelen. Het levert vertrouwen op in het pensioenbeleid en voorkomt discussies. LCP levert in samenwerking met de werkgever de daarvoor benodigde ondersteuning aan hun werknemers. 2.3. Marktrentestaffels Het is al jaren een doorn in het oog van velen dat de fiscale premiestaffels op een te hoge rekenrente zijn gebaseerd. De aanname dat tijdens de opbouwperiode jaarlijks gemiddeld 3% of 4% netto beleggingsrendement kan worden gerealiseerd en dat inkooptarieven ook op dit rendement zijn gebaseerd, is niet erg realistisch onder de huidige marktomstandigheden. Dit zal zeker leiden tot teleurstellingen op de pensioendatum over de hoogte van het pensioen en dan is het te laat om er wat aan te doen. Het fiscale staffelbesluit kent al lang de mogelijkheid om beschikbare premieregelingen te baseren op de kostprijs voor middelloonregelingen, maar in de praktijk bleek dat toch niet of nauwelijks te realiseren. Vanaf medio 2016 hebben diverse pensioenuitvoerders toestemming van de Belastingdienst voor hun eigen kostprijs-premiestaffels. Sinds begin 2017 mogen ook PPI s dergelijke premiestaffels aanbieden. Op dit moment zien we premiestaffels op basis van 2,5%, 2,0%,1,5% en zelfs 1,0% rekenrente. Staffels verschillen per uitvoerder Omdat iedere verzekeraar de premiestaffels berekent op basis van zijn eigen tariefstelling bij middelloonregelingen, zien we dat bij dezelfde rekenrente de premiestaffel van verzekeraar tot verzekeraar verschilt. De verschillen zijn soms aanzienlijk. Dat leidt ertoe dat verzekeraars met een duur tarief voor middelloonregelingen, een hogere premiestaffel kunnen aanbieden dan verzekeraars met een goedkoop middelloontarief. Voor werkgevers en ondernemingsraden is dit vaak verwarrend. 10

2.4. Belastbaarheid van oververmogen Indien door uitstekende beleggingsopbrengsten het opgebouwde pensioenvermogen op de pensioendatum hoger was dan nodig voor aankoop van het fiscaal maximale pensioen, dan werd bij de 4% premiestaffels het oververmogen afgekocht en na belastingheffing uitgekeerd aan de werknemer. Bij de 3% premiestaffels verviel het oververmogen aan de pensioenuitvoerder. Pensioenuitvoerders gebruiken dit soms om een deel van de uitvoeringskosten te dekken of voegen deze inkomsten toe aan de voor winstdeling beschikbare bedragen. Sinds 1 januari 2017 is deze 100% toets niet meer van toepassing bij de 4% premiestaffels. Dit houdt in dat oververmogen niet meer in een keer kan worden uitgekeerd aan de werknemer, maar dat het pensioenvermogen volledig wordt aangewend voor pensioen. De 100% toets blijft wel van toepassing op de 3% premiestaffel en op de premiestaffels op basis van de lagere marktrente. Eventueel oververmogen kan aan de pensioenuitvoerder vervallen, maar kan vanaf 2017 ook aan de werkgever toekomen. Indien de werkgever vervolgens deze uitkering, onder belastinginhouding, doorbetaalt aan de betrokken werknemer, dan doet zich het wonderlijke feit voor dat eventueel oververmogen bij premiestaffels op een rekenrente lager dan 4% nu wel in een keer aan de werknemer kan toekomen, waar dat vóór 2017 niet kon. En bij 4% staffels kon het dus vóór 2017 wel en nu niet. Fiscale behandeling oververmogen niet consistent Dit leidt naar onze mening tot een onevenwichtige behandeling van de diverse premiestaffels. Immers, de introductie van de marktrente staffels (en in een eerdere fase de 3% premiestaffel) is een reactie op de feitelijke marktomstandigheden. Noch werkgevers noch werknemers zijn erop uit om buitensporig hoge pensioenen te financieren. Mocht achteraf blijken dat het gelopen beleggingsrisico beloond is, dan is het toch wel vreemd om de werknemer die opbrengst te ontnemen ten gunste van pensioenuitvoerder of werkgever. Bovendien, indien de werknemer kiest voor doorbeleggen, is het maar de vraag of de gunstige beleggingsresultaten ook na de pensioendatum worden gerealiseerd. Het opknippen van de beleggingstermijn in twee willekeurige stukken (periode tot pensioendatum en periode daarna) en deze dan afzonderlijk beoordelen op de vraag of er te hoge rendementen zijn gerealiseerd, is naar onze mening onjuist. Wij pleiten ervoor dat in alle gevallen het volledige pensioenvermogen voor het aan te kopen pensioen (gegarandeerd pensioen of de doorbeleggen variant) wordt gebruikt. 11

Johan van Soest Senior Consultant Actuaris Als het risico van een lager pensioen voor 100% bij de deelnemer ligt, zou een bovenmatig rendement op pensioenbeleggingen niet afgeroomd mogen worden. 12

3. LC onderzoek 2016 3.1. Pensioenuitvoerders Voor dit rapport is informatie verzameld over 2016 van de volgende vijf pensioenverzekeraars: 5 verzekeraars Daarnaast zijn de volgende negen PPI s in ons onderzoek betrokken. 9 PPI s 13

De door ons gemaakte keuze van deze 14 pensioenuitvoerders is zodanig dat een representatief beeld van de markt wordt verkregen. Alle gegevens zijn op ons verzoek aangeleverd door de pensioenuitvoerders en steekproefsgewijs gecontroleerd. 3.2. Nadere analyse lifecycles Ons kwantitatieve onderzoek naar de lifecycles in 2016 heeft gericht op: de gehanteerde beleggingsmix; de mate van renteafdekking; het kostenniveau; en het gerealiseerde nettorendement. Van de genoemde pensioenuitvoerders hebben we bovenstaande kenmerken van de lifecycleproducten onderzocht. Aangezien de producten constant worden bijgesteld, hebben we ons gericht op de producten zoals aangeboden per 31 december 2016. Voor het kostenniveau en het gerealiseerde nettorendement kijken we naar het kalenderjaar 2016, maar ook naar een (meetkundig) gemiddelde over de periode 2014 tot en met 2016. Voor onze analyse hebben we gekeken naar de default lifecycles van de verschillende pensioenuitvoerders. Een lifecycle gericht op bijvoorbeeld duurzaam beleggen is daarom niet meegenomen indien dit niet de default is. Binnen een lifecycle bieden de meeste pensioenuitvoerders meerdere risicoprofielen aan. Onze vergelijkingen en analyses zijn gebaseerd op de volgende drie risicoprofielen per uitvoerder: het default risicoprofiel, het meest defensieve risicoprofiel en het meest offensieve risicoprofiel. Opmerking: In dit rapport wordt diverse keren gesproken over een gemiddelde waarde. Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld wordt hiermee bedoeld de middelste waarde van een serie uitkomsten. 3.3. Inzicht in gehanteerde beleggingsmix Een van de kenmerken van lifecyles is dat het risico uit de beleggingen in zakelijke waarden geleidelijk wordt afgebouwd naarmate de pensioendatum dichterbij komt. Dit gebeurt door vermindering van het percentage zakelijke waarden ten gunste van rentegevoelige beleggingen. Op basis van de default risicoprofielen levert dit de volgende figuur op. 14

Figuur 1. Percentage zakelijke waarden 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% default max default gemiddelde default min 0% 30 35 40 45 50 55 60 65 Leeftijd In deze figuur is te zien dat tot circa 20 jaar voor de pensioendatum in de default lifecycles gemiddeld voor circa 70% wordt belegd in zakelijke waarden. De verschillen tussen de uitvoerders zijn in deze fase groot: het percentage zakelijke waarden ligt tussen 55% en 95%. Vanaf 15 à 20 jaar voor de pensioendatum wordt door de pensioenuitvoerders het percentage zakelijke waarden geleidelijk verminderd, naar gemiddeld ongeveer 7% op de pensioendatum. Enkele jaren geleden werd in bijna alle default risicoprofielen afgebouwd naar 0% zakelijke waarden. Daarnaast valt op dat bij enkele uitvoerders het default risicoprofiel vlak voor de pensioendatum nog een substantieel deel aan de zakelijke waarden bevat. Beleggingsrisico wordt vaker niet volledig afgebouwd De mediane percentages zakelijke waarden bij het meest offensieve risicoprofiel en bij het meest defensieve risicoprofiel liggen gemiddeld circa 10% hoger respectievelijk lager dan bij het default risicoprofiel. De beleggingsmix en daardoor de uitruil tussen rendement en risico verschillen behoorlijk per uitvoerder en risicoprofiel. Het is belangrijk voor zowel werkgever als werknemers om hier een goed en objectief inzicht in te krijgen alvorens voor een pensioenuitvoerder te kiezen. 15

3.4. Inzicht in mate van renteafdekking Naast de afbouw van het zakelijke waardenrisico is het afdekken van het renterisico het tweede instrument om te voorkomen dat het verwachte pensioen vlak voor de pensioendatum fors kan wijzigen. Indien het renterisico 100% is afgedekt, dan zal het opgebouwde pensioenkapitaal op dezelfde wijze veranderen als de tarieven voor pensioeninkoop onder invloed van renteschommelingen. Als minder renterisico is afgedekt, reageren pensioenkapitaal en tarieven verschillend van elkaar. Dit heeft positieve of negatieve consequenties voor de in te kopen pensioenuitkering. De volgende figuur laat zien dat pensioenuitvoerders het renterisico verschillend afdekken, zowel qua hoogte als in de loop der tijd. Figuur 2. Percentage renteafdekking 100% 90% 80% 70% 60% default max default gemiddelde default min 50% 40% 30% 20% 10% 0% 30 35 40 45 50 55 60 65 Leeftijd Tot circa 20 jaar vóór de pensioendatum wordt het renterisico minimaal afgedekt. Daarna wordt het renterisico geleidelijk afgebouwd. Bij enkele uitvoerders is het renterisico al enkele jaren vóór de pensioendatum volledig afgedekt, terwijl andere uitvoerders nog een beperkte mate van renterisico handhaven. Een aantal pensioenuitvoerders hebben hun renteafdekking (deels) afgestemd op een reële pensioenuitkering. Om de renteafdekking van de lifecycles met elkaar te kunnen vergelijken, hebben we voor sommige pensioenuitvoerders de opgegeven renteafdekking omgerekend. 16

Het gemiddelde van de renteafdekking in de defensieve en offensieve risicoprofielen ligt tussen 5%-punt en 10%-punt hoger respectievelijk lager dan die van de default. 3.5. Inzicht in het kostenniveau De Ongoing Charges Figure (OCF) betreft de lopende kosten die aan het vermogen van beleggingsfondsen worden onttrokken. Om tot een goed beeld te komen van de totale beleggingskosten die in de pensioenproducten in rekening worden gebracht, zijn de door de beleggingsfondsen gepubliceerde OCF percentages verhoogd met de kosten van vermogensbeheer die door de pensioenuitvoerder zelf in rekening worden gebracht; en verlaagd met eventuele door de pensioenuitvoerder opgegeven kortingen op de OCF. De aldus resulterende uitgebreide Ongoing Charges Figure wordt in dit rapport aangeduid als OCF +. Figuur 3. Percentage beleggingskosten (OCF + ) 0,7% 0,6% 0,5% 0,4% 0,3% 0,2% 0,1% default max default gemiddelde default min 0,0% 30 35 40 45 50 55 60 65 Leeftijd 17

Naarmate de pensioendatum dichterbij komt daalt de OCF + in de lifecycles. Dit komt doordat zakelijke waarden, met een hoge OCF +, worden ingeruild voor vastrentende waarden, met een lagere OCF +. Het verschil tussen de hoogste en de laagste OCF + is in de eerste jaren bijna 40 basispunten en daalt op termijn naar zo n 30 basispunten. Zo n verschil kan na twintig jaar toch circa 4% in het pensioenresultaat schelen. 4% verschil in pensioen door OCF + De gemiddelde OCF + bij het defensieve risicoprofiel is iets lager dan het gemiddelde van de default risicoprofielen (0,38% versus 0,40%). Het gemiddelde van de offensieve profielen is iets hoger, maar afgerond wel gelijk aan 0,40%. 3.6. Inzicht in gerealiseerd nettorendement Wij hebben voor de default risicoprofielen geanalyseerd wat in 2016 het totaal gerealiseerde netto beleggingsrendement is geweest. Dit nettorendement is in onze analyse gelijk aan de door de beleggingsfondsen gemaakte nettorendementen (waarin de OCF reeds is verwerkt) gecorrigeerd voor het verschil tussen de OCF en de OCF +. Eventuele door de pensioenuitvoerder extra in rekening gebrachte (vermogens)beheerkosten en verleende kortingen op de OCF beïnvloeden ten slotte het feitelijk gemaakte nettorendement. Figuur 4. Nettorendement 2016 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% default max default gemiddelde default min 0% 30 35 40 45 50 55 60 65 Leeftijd Ook hier zien we weer een grote variatie tussen de verschillende pensioenuitvoerders. Tot circa 20 jaar voor de pensioendatum is gemiddeld circa 8,5% rendement gemaakt. Het hoogste rendement was echter ruim 12%, terwijl het 18

laagste rendement circa 6% was. Dichter bij de pensioendatum is het gemiddeld rendement nog steeds ruim 8%. Hier zien wij echter grote verschillen aan met name de onderkant; bij het slechtst renderende risicoprofiel loopt het rendement terug richting 1-2%. Een 1% hoger nettorendement leidt over een periode van 40 jaar tot circa 25% meer pensioen. 25% meer pensioen bij 40 jaar 1% hoger rendement Het (ongewogen) gemiddelde gerealiseerd nettorendement bij de offensieve en defensieve lifecycles is circa 0,5% hoger respectievelijk lager dan het gemiddelde nettorendement in het default risicoprofiel. In de volgende figuur is het gerealiseerde nettorendement over de periode 2014-2016 in beeld gebracht. Figuur 5. Nettorendement 2014-2016 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% default max default gemiddelde default min 0% 30 35 40 45 50 55 60 65 Leeftijd Tot circa 20 jaar voor de pensioendatum is het 3-jaars gemiddelde gerealiseerde nettorendement bijna 9% per jaar. Richting de pensioendatum zien we dat over 3 jaar gemeten de rendementsverschillen tussen de default risicoprofielen kleiner worden om vervolgens weer uit elkaar te lopen. 19

4. Voorbehoud Dit document mag geheel of gedeeltelijk worden gereproduceerd, zonder toestemming vooraf, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Hoewel grote inspanning is gedaan om te zorgen dat de informatie in dit rapport correct is, accepteert Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. ( LCP ) geen aansprakelijkheid voor fouten of omissies, of acties van derden. Dit rapport en de daarin gegeven informatie mag niet worden beschouwd als een advies van LCP of een aanbeveling voor een DC product of een pensioenuitvoerder. Daarvoor dient specifiek professioneel advies te worden ingewonnen, waarbij wordt ingegaan op de individuele omstandigheden en wensen inzake de pensioenregeling. Dit rapport kan worden gedownload van onze website www.lcpnl.com. Utrecht, juni 2017 Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. 20

21

22