Continue palliatieve sedatie

Vergelijkbare documenten
Disclosure belangen spreker. (potentiële) belangenverstrengeling

Het beloop van dementie in het verpleeghuis

Euthanasie-sedatie Grijs gebied??? Anneke Witziers, specialist ouderengeneeskunde palliatief consulent, SCEN arts.

Als genezing niet meer mogelijk is

Bijscholing Palliatieve sedatie

Het opzettelijk verlagen van het bewustzijn van een patiënt in de laatste levensfase met als doel anderszins onbehandelbaar lijden te verlichten en

Continue Palliatieve sedatie, feiten en fabels Specialist ouderengeneeskunde/docent. Probeer te verwoorden wat volgens jou

PS in NL: bij 12,3% van de patiënten in de stervensfase toegepast

Palliatieve sedatie 14 oktober Margot Verkuylen Specialist ouderengeneeskunde

Pro memorie: Memento mori (multidisciplinaire besluitvorming bij palliatieve sedatie)

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Oncologie als voorbeeld voor palliatieve zorg bij dementie. Mantelzorg in de laatste levensfase van mensen met dementie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Signaleren, volgen en verdiepen. Werk in uitvoering

Zorg voor mensen die bewust afzien van eten en drinken om het levenseinde te bespoedigen: een begaanbare weg

Doel van de palliatieve sedatie

Actuele Reflecties over Palliatieve Sedatie. Introductie. Introductie. 9de Vlaams Congres Palliatieve Zorg. 13 september Patricia Claessens

Patiënteninformatie. Verloop van een stervensfase

goede zorg voor mensen met ernstig hartfalen

Palliatieve Sedatie. Inleiding. Methode. Rubriekhouder: Mw. dr. G.A. Donker, NIVEL ( )

Palliatieve Sedatie in 1 e en 2 e lijn. Nils Nieboer, huisarts

Managers en onderzoek: Gaat het over de outcome of over de income. Rogier van Deijck Specialist ouderengeneeskunde


Nederlandse samenvatting

Chapter 9 CHAPTER 9. Samenvatting

Heeft u het er wel eens over?

Algemeen. Euthanasie.

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Zorg in de laatste levensfase. Agnes van der Heide Afd. Maatschappelijke Gezondheidszorg Erasmus MC

Samenvatting. Nieuwe ontwikkelingen in de palliatieve zorg: kwaliteitsindicatoren en het palliatieve zorgcontinuüm.

Wat is palliatieve zorg? Pallium = Latijns woord voor mantel Palliatieve zorg, een mantel van warmte en bescherming

De laatste zorg H E T N A C H T C O N G R E S, J U N I

Palliatieve sedatie. Informatie voor patiënten en hun naasten die meer willen weten over palliatieve sedatie

Pallium = Latijns woord voor mantel Palliatieve zorg, een mantel van warmte en bescherming

BEHANDELPROTOCOL CONTINU PALLIATIEVE SEDATIE tot het moment van overlijden

Zorgpad Stervensfase

Wanneer u niet meer kunt genezen HMC Team Ondersteuning en Palliatieve zorg

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

SPIEGELINFORMATIE SCEN 2013 Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland

BEHANDELPROTOCOL CONTINUE PALLIATIEVE SEDATIE tot het moment van overlijden

en de rol van palliatieve zorg

Palliatieve zorg bij copd. Minisymposium 22 maart 2012

Continue sedatie tot aan het overlijden in Vlaamse woonzorgcentra

Wat als ik niet meer beter word...

Poli conserva-eve pa-ënten Geen dialyse, maar wat dan wel?

Palliatieve sedatie Informatie voor patiënt en familie

Communicatie rond palliatieve sedatie

Sjouke Schiere en Paulien Stollmeijer

Scen. Malaga 2014 Petrie van Bracht en Rob van Lier scenartsen

Nederlandse samenvatting

Signaleren, monitoren en screenen. Everlien de Graaf. Palliatieve zorg

1 Inleiding Wat is palliatieve sedatie? Hoe werkt palliatieve sedatie? Is het een soort euthanasie?... 1

Ondersteunende en palliatieve zorg bij COPD. COP-zorg.

Zorg en kwaliteit van leven in de stervensfase. Jantsje Tadema - Fekken Pietje Anna Feenstra

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Palliatieve en ondersteunende zorg in CWZ

SPIEGELINFORMATIE SCEN Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland

Q1 Wat is uw specialistische registratie?

Patiënteninformatie. Palliatieve zorg. Palliatieve zorg 1

Wanneer genezing niet meer mogelijk is. Palliatieve zorg en consultatie

Mantelzorg in de laatste levensfase van mensen met dementie. Oncologie als voorbeeld voor palliatieve zorg bij dementie.

Marrit-10-H :05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Handreiking: Zorg voor mensen die bewust afzien van eten en drinken om het levenseinde te bespoedigen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

SPIEGELINFORMATIE SCEN 2016

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

Optimale palliatie door sedatie

Wat als ik niet meer beter word

Palliatieve zorg bij COPD

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Euthanasie versus palliatieve sedatie. John Bos, MAR, Presentatiedienst 8 december 2016

DE STERVENSFASE, EEN HANDREIKING INFORMATIE OVER DE VERANDERINGEN DIE ZICH VOOR KUNNEN DOEN TIJDENS HET STERVEN

SPIEGELINFORMATIE SCEN Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland

Comfort, privacy en persoonlijke zorg

NVAB-richtlijn blijkt effectief

Dit proefschrift presenteert de resultaten van het ALASCA onderzoek wat staat voor Activity and Life After Survival of a Cardiac Arrest.

Palliatieve Zorg. Marjolein Kolkman en Ingrid Kienstra. Verpleegkundigen Palliatieve Zorg

Symposium 14 april aanpassing richtlijnen palliatieve sedatie Karin van Heijst en Trijntje Buiter

PRAKTISCHE VRAGEN OVER BESLISSINGEN ROND HET LEVENSEINDE. Cor Spreeuwenberg

Unit voor palliatieve zorg en symptoombestrijding (PZU)

Ethische vragen. Dick Willems. Medische ethiek / Huisartsgeneeskunde AMC

PIJN BIJ KINDEREN VOORLICHTING VOOR OUDERS/VERZORGERS

Palliatieve sedatie. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

VAN BETEKENIS TOT HET EINDE; DOEN ÉN LATEN IN DE LAATSTE LEVENSFASE.

HET ZORGPAD STERVENSFASE

Ongeneeslijk ziek. Samen uw zorg tijdig plannen

Leerdoelen. Advance care planning. Rol ACP in besluitvorming. Health and Retirement study

Wat als ik niet meer beter word?

Zorg en behandeling rondom het levenseinde. Het beleid van de Frankelandgroep inzake reanimatie, palliatieve sedatie, versterving en euthanasie

Neuropsychiatrische symptomen bij Nederlandse verpleeghuispatiënten

Zorgpad Stervensfase. Lia van Zuylen, internist-oncoloog. Kenniscentrum Palliatieve Zorg Erasmus MC, Rotterdam

Palliatieve sedatie. 21 oktober 2014 Elgin Gülpinar, ANIOS IC

Zorg en behandeling rondom het levenseinde. Het beleid van de Frankelandgroep inzake reanimatie, palliatieve sedatie, versterving en euthanasie

Nederlandse samenvatting

Advanced care planning en palliatieve zorg bij COPD. Petra Wielders en Willemien Thijs

Oordeel: niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen

Ongeneeslijk ziek: samen uw zorg tijdig plannen

Pijn en dementie. Inhoud. Introductie! Pijn. Pijn

Ondersteunende en palliatieve zorg

Transcriptie:

Home no. 4 September 2017 Themanummer Advance care planning Eerdere edities Verenso.nl Continue palliatieve sedatie Aafke Koffeman aafkekoffeman@hotmail.com Met een waardig Hora est verlost de pedel de promovendus van de verdediging van zijn of haar proefschrift. Op 15 maart 2017 promoveerde Rogier van Deijck aan de Radboud Universiteit Nijmegen op zijn proefschrift Continuous palliative sedation: determinants, practice and outcome. In dit artikel besteden we aandacht aan de inhoud van zijn proefschrift. Het onderwerp van de studies die Van Deijck verrichte is uiterst relevant voor de dagelijkse praktijk van de specialist ouderengeneeskunde. Palliatieve zorg is immers één van de kerngebieden van het vak. Alle reden dus om nader stil te staan bij dit proefschrift. Continue palliatieve sedatie is in toenemende mate geaccepteerd als een interventie binnen het normaal medisch handelen. Toch blijft het een laatste redmiddel. Immers, om het doel van de behandeling te bereiken, namelijk het wegnemen van het lijden van de patiënt, wordt de patiënt de mogelijkheid ontnomen om nog potentieel

positieve en betekenisvolle contacten te ervaren. Dit vraagt dan ook een zorgvuldige afweging. De KNMG richtlijn palliatieve sedatie geeft heldere handvatten rondom de indicatiestelling, de randvoorwaarden, het besluitvormingsproces en de uitvoering van palliatieve sedatie. Toch blijven er in de praktijk vragen en knelpunten over. Een aantal daarvan neemt Van Deijck in dit proefschrift onder de loep. Zoals de titel al aangeeft, heeft hij zich gericht op determinanten, huidige praktijk en uitkomsten. Het eerste deel van zijn proefschrift richt zich op de determinanten: welke factoren zijn voorspellend als het gaat om de inzet van continue palliatieve sedatie? Van Deijck heeft twee onderzoeken uitgevoerd om een antwoord te krijgen op deze vraag. Allereerst verrichte hij een systematische review van de bestaande literatuur. De volgende negen factoren bleken geassocieerd te zijn met de toepassing van continue palliatieve sedatie: jongere leeftijd; mannelijk geslacht; het hebben van kanker; de aanwezigheid van gevoelens van hopeloosheid; het overlijden in een ziekenhuis; het woonachtig zijn in een Nederlands sprekende gemeenschap in België; de aanwezigheid van erg of zeer nietreligieuze artsen, de aanwezigheid van artsen werkzaam in een ander ziekenhuisspecialisme en de aanwezigheid van artsen welke voorstander zijn van hulp bij zelfdoding. Van Deijck waarschuwt dat dit een review van internationale literatuur betrof, waardoor de bevindingen mogelijk minder representatief zijn voor de Nederlandse praktijk. Interessanter is wellicht nog de vraag welke beïnvloedbare factoren voorspellend zijn voor de inzet van palliatieve sedatie. Hiertoe verrichte Van Deijck een tweede onderzoek. In een prospectieve cohortstudie bestudeerde hij welke factoren in de Nederlandse hospices en palliatieve units van verpleeghuizen voorspellend zijn voor de inzet van continue palliatieve sedatie. Daarbij bleek alleen opioïdengebruik bij opname een onafhankelijke voorspeller te zijn. Mogelijk is dit het directe gevolg van bijwerkingen of het indirecte gevolg van het feit dat de specifieke symptomen waarvoor behandeling met opioïden noodzakelijk was (zoals pijn of benauwdheid) moeilijker te behandelen waren bij deze patiënten. Het monitoren van tekenen van opiaatintoxicatie en de aanwezigheid van symptomen zoals pijn en dyspneu bij patiënten in de palliatieve fase is dan ook van belang. Effectieve interventies kunnen het ontstaan van refractaire symptomen voorkomen, waardoor de noodzaak voor de toepassing van continue palliatieve sedatie

mogelijk minder vaak aanwezig is. Opvallend is wel dat wanneer de ernst van de symptomen pijn, vermoeidheid, misselijkheid, depressie, angst, verminderde eetlust, gevoel van onwelbevinden en benauwdheid gezamenlijk werd gemeten (met het Edmonton Symptom Assessment System), de ernst van deze klachten niet onafhankelijk voorspellend was voor de inzet van continue palliatieve sedatie. Deze tweede studie richtte zich alleen op patiëntgebonden factoren. Mogelijk spelen in de praktijk artsgebonden factoren, zoals in de internationale literatuur beschreven, ook in Nederland een belangrijke rol bij het al dan niet inzetten van continue palliatieve sedatie. Van Deijck adviseert artsen om bewust stil te staan bij de persoonlijke waarden die een rol kunnen spelen bij besluiten in de laatste levensfase. In het tweede deel van zijn proefschrift richt Van Deijck zich op de vraag hoe de huidige praktijk op het gebied van continue palliatieve sedatie in Nederland is. Hij verstuurde een enquête naar 1254 specialisten ouderengeneeskunde met vragen over hun laatste patiënt waarbij continue palliatieve sedatie werd toegepast. In totaal reageerden 674 specialisten ouderengeneeskunde (respons 54%) en werden 316 patiënten beschreven. Uit de resultaten blijkt dat de refractaire symptomen die doen besluiten tot het starten van continue palliatieve sedatie vaak lichamelijk van aard zijn, maar dat er bij veel patiënten (26%) ook sprake is van existentieel lijden. In bijna alle gevallen kwam dit gecombineerd voor. Volgens de KNMG richtlijn kan existentieel lijden op zich een indicatie zijn voor continue palliatieve sedatie. Wel is het van belang om andere interventies, gericht op het verlichten van dit lijden, een kans te geven. Van Deijck verrichte een subanalyse van die casus waarin sprake was van existentieel lijden. Het bleek dat in de meeste gevallen er niet eerst intermitterende sedatie werd toegepast. Ook een consult van een geestelijk verzorger en/of een consultatieteam palliatieve zorg bleef in de meeste gevallen achterwege. Van Deijck roept dan ook op om hier in de praktijk meer aandacht voor te hebben. De aanwezigheid van existentieel en lichamelijk lijden kan samen tot refractair ondraaglijk lijden leiden. Ondersteuning bij het existentiële aspect zou in sommige gevallen kunnen voorkomen dat moet worden overgegaan tot continue palliatieve sedatie.

Misschien nog wel het meest interessant voor de dagelijkse praktijk is de laatste studie die Van Deijck in zijn proefschrift beschrijft. Het betreft een prospectieve studie naar het beloop van discomfort gedurende continue palliatieve sedatie. Hoe vaak en hoe snel wordt het beoogde doel van deze interventie, het wegnemen van lijden, daadwerkelijk bereikt? Het is niet gemakkelijk deze vraag te beantwoorden. Zo is er geen gouden standaard waarmee deze uitkomst kan worden gemeten. Het is immers inherent aan deze interventie dat de patiënt niet goed meer kan vertellen hoe hij of zij zich voelt en er is nog geen gevalideerde en geaccepteerde schaal voor het monitoren van gesedeerde patiënten in de laatste dagen of uren van het leven. Van Deijck besloot daarom om het comfort van de patiënten in dit cohort, dat bestond uit 130 patiënten uit negen palliatieve units, te monitoren met behulp van de Discomfort Scale - Dementia of Alzheimer Type (DS-DAT). Dit is een observatieschaal die oorspronkelijk ontwikkeld en gevalideerd is voor het monitoren van discomfort bij patiënten met de ziekte van Alzheimer. Bij de observatie van patiënten wordt gescoord op de volgende items: luidruchtige of moeizame ademhaling; negatief stemgebruik; tevreden gelaatsuitdrukking; verdrietige gelaatsuitdrukking; angstige gelaatsuitdrukking; fronsen; ontspannen lichaamstaal; gespannen lichaamstaal; bewegingsonrust. Op basis van de scores op de DS-DAT bleek dat continue palliatieve sedatie meestal binnen korte tijd effect heeft, alhoewel in de laatste uren van het leven bij sommige patiënten ook hogere scores van discomfort aanwezig waren. Dit bleek vooral het geval bij patiënten die vóór het starten van de continue palliatieve sedatie nog vochtinname hadden en bij patiënten die braakten of meerdere klachten hadden voor de start van continue palliatieve sedatie. Verder onderzoek naar psychometrische eigenschappen van de DS-DAT is nodig voordat deze in de praktijk gebruikt kan worden. Toch kunnen individuele items, zoals gelaatsuitdrukking, lichaamstaal, bewegingsonrust en negatief stemgebruik wel als parameters gebruikt worden. In de praktijk zal dit impliciet vaak al het geval zijn.

Van Deijck adviseert om patiënten en hun naasten voorafgaand aan het starten van continue palliatieve sedatie expliciet uit te leggen hoe het comfort van de patiënt tijdens de sedatie gemonitord zal worden. Daarbij kan op basis van zijn bevindingen ook worden uitgelegd dat continue palliatieve sedatie over het algemeen snel effect heeft, maar dat er individuele verschillen zijn, waardoor deze monitoring van belang blijft. Auteur(s) Aafke Koffeman, specialist ouderengeneeskunde