Beleid rond begaafdheid voor leerlingen van De Vosseschans Met ingang van het schooljaar 2009-2010 hanteert de Vosseschans structureel beleid rond het omgaan met hoogbegaafdheid. Dit wil niet zeggen dat er tot op heden niets is gedaan, in tegendeel, kinderen die meer aan kunnen krijgen ook de nodige aandacht. Meerbegaafde kinderen krijgen dus wel de aandacht die ze verdienen, het is alleen zaak dit vast te leggen en duidelijkheid te scheppen in het beleid rond deze speciale zorg. In principe komen alle kinderen die bovengemiddeld scoren op bepaalde vakgebieden of kinderen die bijzondere interesses hebben en graag uitgedaagd worden in aanmerking voor verrijking of verdieping van het lesaanbod. Hierin zal ook worden voorzien en zullen programma s opgesteld worden. Voor kinderen die op alle vakgebieden bovengemiddeld scoren, een brede interesse hebben en tekenen vertonen van behoeften aan extra uitdaging of verdieping starten we een plusklas. Waarom nu een plusklas? Leerlingen worden aangesproken op hun eigen niveau, rekening houdend met belangstelling. Mogelijkheid om de onderpresterende hoogbegaafde leerling aan te spreken op zijn innerlijke motivatie. Invloed op het welbevinden, jezelf kunnen en mogen zijn. Sociaal functioneren met gelijkgestemden (herkenning, elkaars grapjes begrijpen). Sociaal functioneren met leeftijds- en groepsgenoten (hoe kunnen anderen mij begrijpen, hoe communiceer ik) Stimuleren creativiteit. Leren studeren/ planmatig werken/discussiëren/beargumenteren. Doelen: We hebben de volgende doelen geformuleerd: Het welbevinden van de kinderen in de plusklas moet goed zijn. Kinderen moeten de gelegenheid hebben zich op hun eigen niveau te ontwikkelen. Kinderen de gelegenheid bieden om te communiceren en te werken met gelijkgestemden. Kinderen leren om te gaan, te communiceren met leeftijds- en groepsgenoten. Kinderen kennen hun eigen kwaliteiten en interesses en weten deze op een positieve manier in te zetten (meervoudige intelligentie). Leerlingen ontwikkelen zich door, er mag geen sprake zijn van stilstand of achteruitgang. De groepsleerkracht wordt ondersteund om kinderen uit de plusklas op een goede manier te begeleiden en ervaren geen taakverzwaring eerder taakverlichting.
Uitgangspunten: Bepalen voor welke kinderen we een hoogbegaafdenaanbod willen. Er zijn criteria vastgesteld. Bepalen welke kinderen voor de plusklas in aanmerking komen. Bepalen welke instrumenten we hanteren om kinderen waarbij het vermoeden bestaat dat zij meerbegaafd zijn te signaleren en te diagnosticeren. Er is één leerkracht één woensdagochtend per week beschikbaar voor onderwijs aan deze groep leerlingen. Er moet op schoolniveau worden gekeken hoe het onderwijsaanbod voor deze kinderen ( algemeen en individueel) in de rest van de week passend wordt gemaakt. Wat moet wel worden aangeboden, wat hoeft niet? Compacten biedt hierin mogelijkheden. Bepalen wanneer we vinden dat ons onderwijs aan hoogbegaafden kinderen in zijn algemeenheid een succes kan worden genoemd en wanneer dat voor ieder individueel kind zo zal zijn. We richten ons in eerste instantie op kinderen van groep 5 t/m 8. Het aanbod en de organisatie in de onderbouw lijkt voldoende tegemoet te kunnen komen aan leerlingen die meer uitdaging nodig hebben. Het aanbod richt zich niet specifiek op hoogbegaafde leerlingen. Het doel is niet het predikaat hoogbegaafd te kunnen dragen maar een juist aanbod te bieden aan leerlingen die aspecten van hoogbegaafdheid in zich hebben. Criteria: Aan de hand van 6 criteria stellen we vast of het kind in aanmerking komt voor deelname aan de plusklas: 1. De leerkracht heeft, op basis van observaties en vooral gevoel, het vermoeden dat de leerling meer capaciteiten heeft en toe is aan extra uitdaging. 2. Het kind scoort op Cito toetsen I of I+ niveau op het gebied van begrijpend lezen, spelling en rekenen. 3. Het screeningsinstrument (Hoogbegaafdheid in Zicht van Desiree Houkema) vertoont een opvallende score die duidt op mogelijke begaafdheid. 4. Het kind kan zelfstandig werken en heeft een hoge mate van zelfsturing. 5. Het kind is gemotiveerd en taakgericht. 6. Het kind heeft niet of nauwelijks instructie nodig (snel van begrip). 7. Het kind kan 1 ochtend in de week missen qua instructies.
Onderpresteerders: We spreken van onderpresteren indien cognitieve potentie niet tot uiting komt in de resultaten op cognitief gebied. In de literatuur worden de volgende kenmerken van onderpresteren genoemd: Slechte werkhouding, laag werktempo Slordig, maakt onnodige fouten (met name in voor hem makkelijke taken) Probleemgedrag, zoals voortdurend om aandacht vragen, andere kinderen afleiden Vertoont neergaande lijn in prestaties Uit de volgende kenmerken is af te leiden dat een kind wel meer in zijn mars heeft: Geeft bij moeilijkere vragen vaak een goed antwoord Heeft kennis over (onderdelen van) leerstof die nog niet behandeld is Heeft interesse in moeilijke onderwerpen Bij onderpresteerders kan juist sprake zijn van het tegenovergestelde van wat beschreven staat bij de criteria voor de plusklas, terwijl plaatsing juist wel een optie zou kunnen zijn. Het gevoel van de leerkracht is hierbij dus heel belangrijk en essentieel! (zie ook document Onderpresteren in de map uitdagend onderwijs, documenten).
Programma: De leerling maakt deel uit van de plusklas en zal een aangepast programma volgen. Dit programma houdt in dat hij/zij 1x per 2 weken op woensdagochtend de plusklas bezoekt en een aangepast lesprogramma volgt in zijn/haar eigen groep. Dit laatste zal vooral betrekking hebben op het reken-, taal- en WO-programma. Het programma van de plusklas ziet er als volgt uit: 8.30 9.00 uur Gezamenlijke startactiviteit breinkrakers/wiskundevraagstukken, actualiteit, talen, denktank, etc 9.00 10.00 uur Werken aan projecten op een coöperatieve manier. werken aan een gezamenlijk thema met heel de groep, maar ieder kind met zijn eigen leer- en of onderzoeksvraag. Uiteindelijk volgt dan een presentatie aan de groep leerlingen in de plusklas, maar ook moet er gepresenteerd worden aan de kinderen in de eigen groep. Belangrijke uitdaging zal daarbij zijn; hoe houd ik mijn publiek geboeid? Het thema kan aangereikt worden door de leerkracht of komt vanuit de kinderen. Onderwerpen kunnen zijn: techniek, geschiedenis, aardrijkskunde, natuur. 10.00 10.15 uur Pauze groepen 5/6 voortgangsgesprek groepen 7/8 10.15 10.30 uur Pauze groepen 7/8 voortgangsgesprek groepen 5/6 10.30 11.00 uur Gezamenlijke activiteit/uitwisseling ervaringen/presentaties 11.00 12.00 uur Werken aan talenten en/of interessegebieden. 12.00-12.15 uur Filosoferen, debatteren Dit in ateliervorm gesteund door externe deskundigen op het gebied van een te ontwikkelen talent. Het ontdekken van talenten of interessegebieden is een proces dat hieraan vooraf gaat
Uitvoering: De leerkracht van de plusklas, de intern begeleider en de groepsleerkracht zijn belast met de begeleiding van de betreffende leerlingen. De intern begeleider en de leerkracht van de plusklas dragen zorg voor de organisatie van het programma van de plusklas, de leerkracht draagt met name zorg voor aanpassing van het programma in de groep. Ook zorgt de groepsleerkracht voor ruimte in het rooster waarin de kinderen kunnen werken aan andere vormen van verrijking (mogelijk programma s vanuit de plusklas). De groepsleerkracht houdt de vorderingen (door middel van toetsing en observaties) bij en signaleert tijdig indien er sprake is van hiaten in de ontwikkeling van het kind. Het is wenselijk dat de plusklasleerlingen hun ervaringen en kennis delen met leeftijds- en groepsgenoten. Praktisch betekent dit dat zij de activiteiten waar ze mee bezig zijn ook in hun eigen groep uitvoeren en waar mogelijk andere groepsgenoten bij betrekken. Daarnaast zullen ze ook uitgenodigd worden presentaties te verzorgen voor groepsgenoten waarbij vooral het belang zit in de manier van communiceren en overdragen van informatie. Evaluatie: Er wordt 2x per jaar geëvalueerd in de teamvergadering. In de groepsbespreking wordt ieder kind individueel besproken. De leerkracht van de reguliere groep bespreekt met de ouders de vorderingen in de plusklas.