Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Oefening 1: De overheid treedt onder druk van milieugroepen op tegen vervuilende ondernemingen en legt de ondernemingen een belasting per eenheid op. De slogan enkel de vervuiler (de vervuilende onderneming) is juist als: a. de vraagcurve perfect prijsinelastisch is en de aanbodcurve een normaal verloop heeft; b. de aanbodcurve perfect prijselastisch is en de vraagcurve een normaal verloop heeft; c. zowel de aanbodcurve als de vraagcurve een normaal verloop hebben; d. de aanbodcurve een normaal verloop heeft en de vraagcurve perfect prijselastisch is. Oefening 2: Een markt is in evenwicht bij een prijs van 30 EUR en een verhandelde hoeveelheid van 30 eenheden. De prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid bedraagt in het evenwichtspunt -3, de prijselasticiteit van de aangeboden hoeveelheid bedraagt in het evenwichtspunt 3. De vraag- en de aanbodcurve zijn beide rechten (lineair). De overheid kent een subsidie toe aan de producenten van 0,5 EUR per eenheid. Hoeveel bedraagt de nieuwe evenwichtsprijs? Oefening 3: Bespreek de essentiële verschillen van een duopolistische markt en een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie. Oefening 4: Auto s en benzine zijn complementen van elkaar. LPG is een substituut voor benzine. De regering besluit de productie van benzine zwaarder te belastingen (meer accijnzen). Welke van volgende situaties zal zich dan, ceteris paribus, voordoen? Veronderstel dat vraag- en aanbodcurven een normaal verloop kennen. a. Zowel auto s als LPG worden duurder. b. Zowel auto s als LPG worden goedkoper. c. Auto s worden duurder en LPG wordt goedkoper. d. Auto s worden goedkoper en LPG wordt duurder. Oefening 5: De toetreding van de vroegere Oostbloklanden tot de EU oefent een positieve invloed uit op het toerisme vanuit onze streken naar deze regio s. Administratieve belemmeringen zorgen
er echter voor dat het aanbod van reizen naar deze landen bijna perfect prijsinelastisch is. Je mag ervan uitgaan dat de vraag naar reizen naar Oost-Europese landen een normaal verloop kent. Wat kan je dan zeggen over de evolutie van de prijs en de verhandelde hoeveelheid op deze markt? (Wees bondig!) Illustreer grafisch. Oefening 6: Olie is een belangrijke grondstof in de verfindustrie. De vraag naar verf is perfect prijselastisch. Bespreek de effecten van een olieprijsstijging op de evenwichtshoeveelheid en prijs op de verfmarkt. De aanbodcurve heeft een normaal verloop. Illustreer je antwoord door middel van een grafiek. Oefening 7: Hieronder staan 8 uitspraken en 6 grafieken. Noteer voor iedere uitspraak met welke grafiek ze overeenstemt. a. Een succesvolle promotiecampagne voor het product wordt gevoerd en de grondstoffen worden duurder. b. Invoerrechten worden afgeschaft en toename van het aantal vragers. c. De prijs van een substitutiegoed neemt af. d. Het inkomen van de mensen neemt gemiddeld toe en daling van de loonkosten. (veronderstel een inferieur goed) e. De prijs van een complementair goed neemt toe en het aantal aanbieders stijgt. f. Het inkomen neemt toe (luxegoed). g. Er komt een nieuw substitutiegoed op de markt en de patronale lasten stijgen. h. Beter opgeleid personeel en stijging van de prijs van een belangrijk substitutiegoed.
Oefening 8: Veronderstel dat voor een bepaald product V p = -0.5. Stel dat de prijs daalt dan: a. zullen de gevraagde hoeveelheid en de omzet beide dalen; b. zal de gevraagde hoeveelheid dalen, maar de omzet stijgen. c. zal de gevraagde hoeveelheid stijgen, maar de omzet dalen. d. zullen de gevraagde hoeveelheid en de omzet stijgen. Welk van bovenstaande uitspraak is correct? Verklaar bondig je antwoord! (Een grafiek kan hiervoor een handig instrument zijn!) Oefening 9: In een economie worden vraag en aanbod beschreven door de volgende vergelijkingen: q 40 2p v q p 5 a a. Bereken de evenwichtsprijs en hoeveelheid. b. De overheid wil de evenwichtshoeveelheid verdubbelen. Bereken de subsidie om het gestelde doel te bereiken. c. Bereken welk deel van de subsidie terechtkomt bij de consumenten en welk deel ten goede komt aan de producenten (per eenheid). d. Bereken de uitgaven voor de overheid.
e. Illustreer deze markt grafisch. Duid de subsidie aan en het deel voor de consument en producent. Neem op de X-as: 1 cm = 2 eenheden en op de Y-as 2 cm = 5 eenheden. Oefening 10: Welk van onderstaande uitspraak is correct? Leg nauwkeurig uit aan de hand van (een) duidelijk(e) grafiek(en). Als gevolg van de geruchten rond de dolle-koeienziekte is het vertrouwen van de vleesconsument geschokt, waardoor ook de vraag naar varkensvlees in elkaar stort. De invloed hiervan op de rijstprijs is kleiner naarmate: a. de vraag minder prijselastisch en het aanbod meer prijselastisch is. b. de vraag meer prijselastisch en het aanbod meer prijselastisch is. c. de vraag minder prijselastisch en het aanbod minder prijselastisch is. d. de vraag meer prijselastisch en het aanbod minder prijselastisch is. Oefening 11: Welk van onderstaande uitspraak is correct? Leg nauwkeurig uit aan de hand van (een) duidelijk(e) grafiek(en). Tijdens de zomermaanden werd door overstromingen in China een groot deel van de rijstoogst vernield. De invloed hiervan op de rijstprijs is kleiner naarmate: a. de vraag minder prijselastisch en het aanbod meer prijselastisch is. b. de vraag meer prijselastisch en het aanbod meer prijselastisch is. c. de vraag minder prijselastisch en het aanbod minder prijselastisch is. d. de vraag meer prijselastisch en het aanbod minder prijselastisch is. Oefening 12: Welk van onderstaande uitspraak is correct? Leg nauwkeurig uit aan de hand van (een) duidelijk(e) grafiek(en). Door een verhoging van de sociale zekerheidsbijdragen voor de werkgever in de verzekeringssector nemen de productiekosten toe. Het effect hiervan op de marktprijs van verzekeringen is groter naarmate: a. vraag en aanbod meer prijselastisch zijn; b. de vraag meer prijselastisch en het aanbod minder prijselastisch is; c. de vraag minder prijselastisch en het aanbod meer prijselastisch is; d. vraag en aanbod minder prijselastisch zijn.
Oefening 13: Welke bewering(en) is (zijn) juist? Het ontstaan van een zwarte markt is een mogelijk gevolg van: a. Het instellen van een minimumprijs die onder de evenwichtsprijs ligt. b. Het instellen van een maximumprijs die boven de evenwichtsprijs ligt. c. Het instellen van een minimumprijs die boven de evenwichtsprijs ligt. d. Het instellen van een maximumprijs die onder de evenwichtsprijs ligt. Oefening 14: Tijdens de crisis in het Midden Oosten werd vastgesteld dat om speculatieve redenen de consumenten meer olie kochten, en de aanbieders minder olie op de markt brachten. Beoordeel volgende uitspraak en illustreer grafisch. Deze situatie leidt zeker tot een daling van de evenwichtshoeveelheid. Oefening 15: De marktvraag wordt beschreven door volgende vergelijking: 1 qv p 10 4 Veronderstel dat wegens een inkomensstijging de gevraagde hoeveelheid bij elke prijs met 2 eenheden toeneemt. a. Geef de wiskundige vorm van de nieuwe vraagrechte. b. Over welk soort goed gaat het hier? Leg kort uit. Oefening 16: Geef voor onderstaande gebeurtenissen grafisch weer wat de gevolgen zijn voor vraag en aanbod. a. De prijs van een complementair goed neemt toe en de bedrijven van de sector krijgen een overheidssubsidie. b. Het aantal consumenten stijgt terwijl de totale loonkosten toenemen. c. Een stijging van de productiviteit en het uit de mode geraken van het product. d. Koopkracht van de mensen neemt toe en de aanbieders verwachten een prijsdaling in de nabije toekomst (het betreft een neutraal goed).
Oefening 17: Een markt wordt gekenmerkt door volgende vraag- en aanbodvergelijkingen: 30 p qv 3 3 qa 3 p 4 De overheid wil de productie van dit goed stimuleren en kent een subsidie van 13 EUR per eenheid toe aan de producenten. a. Geef in een nauwkeurige grafiek de situatie op deze markt weer voor en na het toekennen van de subsidie. (Neem op de X-as: 2 r = 1 eenheid en op de Y-as: 1 r = 1 eenheid (EUR)). b. Bereken welk deel van de subsidie ten goede van de consument respectievelijk de producent komt. c. Bereken de verandering in welvaart ten gevolge van het toekennen van deze subsidie. d. Duid zeer nauwkeurig de verandering in welvaart aan in je grafiek. Gebruik een kleurtje. Oefening 18: De marktvraag wordt beschreven door volgende vergelijking: 1 qv p 10 4 De evenwichtshoeveelheid bedraagt 5 eenheden. De puntelasticiteit van de aangeboden hoeveelheid in het evenwichtspunt bedraagt 1. Bereken de vergelijking van de aanbodrechte (economische vorm). Geef je berekeningen overzichtelijk weer. Oefening 19: Een markt wordt gekenmerkt door volgende vraag- en aanbodrechten: q 10 p V 3 qa 2 p 5 De hoeveelheid wordt uitgedrukt in 1000 stuks. a. Bereken het producentensurplus op deze markt. b. Wat versta je onder het bedrag dat je in a. hebt berekend? c. Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid indien de prijs stijgt van 6 tot 7 EUR. d. Wat betekent concreet het in c. berekende getal?
Oefening 20: Goods Estimated Elasticity of Demand (in absolute waarde) Automobiles, short-run 1.2-1.5 Automobiles, long-run 0.2 Gasoline, short-run 0.2 Gasoline, long-run 0.7 Gegeven is de geschatte waarde van de prijselasticiteitcoëfficiënt van enkele goederen. a. Verklaar het verschil in korte (short run) en lange termijn (long run) van zowel auto s als benzine. Wees bondig, maar voldoende nauwkeurig in je uitleg. b. Zal de prijselasticiteitscoëfficiënt in absolute waarde van medische verzorging groter of kleiner zijn dan 1. Verklaar bondig je antwoord. Oefening 21: Gegeven zijn volgende vraag- en aanbodvergelijkingen op een welbepaalde markt: q 40 2p V q 5 p A Door een onvoorziene gebeurtenis kunnen niet voldoende grondstoffen worden geleverd zodat er slechts 8.000 stuks van dit product kunnen worden aangeboden. a. Bereken het verlies in welvaart van deze situatie ten opzichte van het marktevenwicht op deze markt. Geef je berekeningen weer. Je mag steunen op de grafiek in b. b. Maak een duidelijke grafiek met een goedgekozen indeling op de assen en duid het welvaartsverlies (zeer nauwkeurig) aan in je grafiek. Oefening 22: Op een markt wordt een bepaald goed verhandeld. De evenwichtshoeveelheid en de evenwichtprijs bedragen respectievelijk 5 eenheden en 15 EUR. In dit evenwicht in de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid gelijk aan -3. De vraagfunctie is lineair (dus een rechte). De overheid beslist een productiebelasting op de producenten in te voeren. De aanbodfunctie na de invoering van de belasting is: Q a 2p 28 Bereken de nieuwe evenwichtsprijs en de nieuwe evenwichtshoeveelheid.
Oefening 23: Een markt wordt gekenmerkt door volgende vergelijkingen: Q 50.000p 1000.000 v Q 100.000p 500.000 a a. Bereken de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid op deze markt. De overheid wil de verhandelde hoeveelheid terugschroeven met 20%. Om dit te bewerkstelligen zijn volgende 2 overheidsinterventies mogelijk. 1. het invoeren van een maximumprijs 2. het invoeren van een kostprijsverhogende belasting b. Bereken deze maximumprijs. Geef je berekeningen! c. Bereken deze kostprijsverhogende belasting per eenheid. Geef je berekeningen! Oefening 24: Op een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie worden vraag en aanbod door volgende vergelijkingen weergegeven: q 1000 75p A q 4000 25p V a. Bereken de prijselasticiteit van de aangeboden hoeveelheid in het evenwichtspunt. b. Bereken het consumenten- en producentensurplus. Oefening 25: Op een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie worden vraag en aanbod door volgende vergelijkingen weergegeven: p 20 2q p 10 6q De aanbodrechte wijzigt door bepaalde omstandigheden zodat de nieuwe vergelijking p 10 2q wordt. Bereken de verandering van het consumentensurplus. Oefening 26: Op een markt gekenmerkt door volkomen concurrentie worden vraag en aanbod door volgende vergelijkingen weergegeven: p 10 q p 40 2q De vraagrechte wijzigt door bepaalde omstandigheden zodat de nieuwe vergelijking p 40 q wordt. Bereken de verandering van het producentensurplus.