Dag 2 Letterlijke figuurtjes 1 VOORBEREIDING > Verdeel de klas in duo s. > Voorzie kladpapier per duo. > Kopieer (indien je niet kunt projecteren) bronnenblad 2 één keer per duo. > Voorzie (enkel wanneer je de illustraties van bronnenbladen 1 niet kunt projecteren) een print. Als je die lamineert kun je er jarenlang gebruik van maken. 2 LESGANG Dubbelzinnigheden ontdekken Projecteer (of toon) de illustraties uit de bronnenbladen 1 een eerste keer. De leerlingen bekijken ze in stilte. Wellicht zullen enkele leerlingen lachen. Bespreek algemeen: > Waarom zijn enkele foto s grappig? Zaken worden anders bekeken dan dat ze bedoeld zijn. > Wat doen de makers van deze foto s en tekeningen eigenlijk? Ze spelen met wat een woord of een zin betekent. Herbekijk de foto s en tekeningen en sta bij elke foto even kort stil bij de betekenis. Gedichten met dubbelzinnigheden ontdekken en bespreken (partnerwerk) Vertel dat dichters heel vaak de techniek toepassen die bij de instap werd besproken. Ze wisselen vaak de letterlijke en figuurlijke betekenis om in een gedicht, om het grappig of verrassend te maken. Daar ontdekken we vandaag meer over. Laat de leerlingen per twee zitten en geef hen een kopie van de gedichten. Vertel dat je zo meteen bij elk gedicht vragen zult stellen. Ze moeten elke keer bespreken en samen tot een besluit proberen te komen. Daartoe geef je hen ook elke keer wat bedenk- en bespreektijd. Projecteer elk gedicht van bronnenblad 2 afzonderlijk of gebruik het bronnenblad als kopieerblad. Laat elk gedicht eerst in stilte lezen en daarna voorlezen. De partners wisselen af: de ene keer leest de ene, de andere keer de andere. Vraag hen extra te letten op tempo en intonatie: Een gedicht lees je best traag voor. Je doet dat ook zo mooi mogelijk; dan klinkt het nog poëtischer! Laat bij elke bespreking enkele duo s ook telkens hun antwoord luidop zeggen. Noteer mooie uitspraken of poëtische uitlatingen eventueel op het bord. De gedichten bouwen op qua moeilijkheidsgraad: gedicht 2 = * gedicht 4 = ** gedicht 1 = *** gedicht 3 = **** didactische suggesties dag 2 1
Behandel bij elk gedicht de vragen: 1 Een appel valt precies op tijd. En weet je ook waarom? Hij heeft een klokhuis! Ja daarom! Uit: Samen over een muurtje, p. 50 ISBN 978-90-5838-943-5 > Aan welk woord geeft de dichter meerdere betekenissen? klokhuis > Hoezo? een klokhuis zit binnen in een appel / met een klok ben je steeds op tijd > Bedenk eens zo n kort verhaal bij deze woorden, zinnen en vragen. Je zult dus over verschillende betekenissen moeten nadenken. Waarom hoor je gepiep bij een computer? computermuis Waarom kan een toilet goed zien? wc-bril Waarom hoort een schilder soms gebalk? schildersezel > Kunnen jullie zelf nog zo n woorden verzinnen? Geef de leerlingen daar even tijd voor. 2 Een oude slak het gebeurde echt vond op een dag ze onthield nog slecht de weg uit haar huisje niet meer. Ze verdwaalde in haar doolhof, zat gevangen in haar eigen kronkelgangen. Toen kwam een vogel haar bevrijden zogezegd uit haar lijden. Uit: Er is iets aan de kip met je hand, p. 2 ISBN 978-94-6291-263-2 > Uit je lijden verlost worden betekent letterlijk verlost worden van je pijn of je verdriet; bevrijd worden uit de situatie waarin je zit. Wordt de slak ook echt uit haar lijden verlost? Aan welk woord zie je dat? > Leg aan elkaar uit wat er dan wel gebeurt. 2 didactische suggesties dag 2
3 Er was eens, zo lang geleden dat het lijkt alsof het nooit gebeurde, een reus van een vis. En hij dacht: Ik maak een ommetje, ik ga aan wal. Hij schudde de schubben van zijn lijf en dwaalde een poos door berg en dal. Maar ach, hij vond het toch maar niks en wipte van de wal plons! weer het water in. Zo werd hij wal noch vis en heet nu walvis. Uit: Er is iets aan de kip met je hand, p. 41 ISBN 978-94-6291-263-2 een ommetje = een wandeling aan wal gaan = vanuit het water op het land gaan een poos = een tijdje > De dichter speelt hier met het woord walvis. Hoe doet hij dat? > Klopt het dat een walvis vroeger schubben had? > En dat hij een tijd op het land leefde? > Denk eens na over deze (echt bestaande!) dieren. Probeer daar ook zo n verzonnen verhaaltje bij te maken. doodshoofdaapje meerkat windhond naaktkat Geef de leerlingen daar even de tijd voor. didactische suggesties dag 2 3
4 Ontroerd is met een lepeltje Ted van Lieshout Uit: Hou van mij, p. 116 ISBN 978-90-258-5521-5 > Wat betekent ontroerd? een plots gevoel als je iets ziet (bv. als je de zon ziet onder gaan, als je een pasgeboren baby tje ziet ) Soms is dat gevoel zo hevig dat je er tranen van in je ogen krijgt. > Wanneer was jij als eens ontroerd? Wat voelde je toen? > Waarom zegt de dichter dat ontroerd met een lepeltje is? Roeren doe je met een lepeltje. Hij bekijkt de andere betekenis van roeren in ontroerd. Uitvoeren van een tekenopdracht rond dubbelzinnigheden (partnerwerk) Laat elk duo nadenken over enkele woorden die je op meerdere manieren kunt interpreteren. Geef enkele voorbeelden uit de instap en de tweede fase (letterlijk poëzie!). Laat de gevonden woorden noteren op een kladblad of in een kladschrift. hoofdweg, klokhuis, walvis, ontroeren Vraag om telkens de ongewone betekenis te verklaren. Duo s die dit moeilijk vinden kun je op weg zetten door zelf enkele nieuwe voorbeelden te geven: een ezelsoor aan je boek stel je voor dat het het echte oor van een ezel is viskom je roept de vis: Vis, kom! Laat, als de leerlingen enkele woorden verzameld hebben, enkele leuke vondsten hardop vertellen. Deel tekenbladen uit. De leerlingen kiezen één woord uit het lijstje dat ze met hun partner hebben gemaakt. Daar maken ze een tekening bij. Dat is uiteraard een tekening bij de ongewone betekenis. Leerlingen die dat willen kunnen ook beide betekenissen tekenen. Vertel dat ze zo n tekening ook leuker kunnen maken door er een tekstballon aan toe te voegen. Stuur bij waar nodig, help na te denken over hoe ze de bijzondere betekenis kunnen verbeelden. Snelle werkers kunnen een tweede tekening maken. 4 didactische suggesties dag 2
Op het proces en het product reflecteren Laat enkele leerlingen hun tekeningen tonen. Bespreek: > Welk woord denk je te zien? Leg uit. > Welke woorden vind je knap gevonden? > Wat vond je moeilijk? Wat was gemakkelijk? > Wat vind je van het resultaat? > Wat zou je volgende keer anders doen? Maak een poëziewand (of poëzieboom, -draad, -blok, -doos ) waar de dichters hun werk kunnen tentoonstellen. 3 VOORBEELD VAN EEN CREATIE VAN LEERLINGEN didactische suggesties dag 2 5
BRONNENBLADEN 1 KAMPEREN 6 didactische suggesties dag 2
didactische suggesties dag 2 7
Banaan Banuit 8 didactische suggesties dag 2
didactische suggesties dag 2 9
BRONNENBLAD 2 3 1 Een appel valt precies op tijd. En weet je ook waarom? Hij heeft een klokhuis! Ja daarom! Uit: Samen over een muurtje, p. 50 ISBN 978-90-5838-943-5 Er was eens, zo lang geleden dat het lijkt alsof het nooit gebeurde, een reus van een vis. En hij dacht: Ik maak een ommetje, ik ga aan wal. Hij schudde de schubben van zijn lijf en dwaalde een poos door berg en dal. Maar ach, hij vond het toch maar niks en wipte van de wal plons! weer het water in. 2 4 Een oude slak het gebeurde echt vond op een dag ze onthield nog slecht de weg uit haar huisje niet meer. Ze verdwaalde in haar doolhof, zat gevangen in haar eigen kronkelgangen. Toen kwam een vogel haar bevrijden zogezegd uit haar lijden. Uit: Er is iets aan de kip met je hand, p. 2 ISBN 978-94-6291-263-2 Ontroerd is met een lepeltje Ted van Lieshout Uit: Hou van mij, p. 116 ISBN 978-90-258-5521-5 Zo werd hij wal noch vis en heet nu walvis. Uit: Er is iets aan de kip met je hand, p. 41 ISBN 978-94-6291-263-2 een ommetje = een wandeling aan wal gaan = vanuit het water op het land gaan een poos = een tijdje 10 didactische suggesties dag 2