Departement Leefmilieu, Natuur en Energie

Transcriptie

1 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus BRUSSEL tel: 02/ fax: 02/ Richtlijnen voor de plan-milieueffectrapportage uitgevoerd volgens het integratiespoorbesluit voor ruimtelijke uitvoeringsplannen voor: PRUP Afbakening kleinstedelijk Gebied Veurne 25 februari 2010 PLIR-0025-RL

2 1 Inleiding De Provincie West- laat een plan-milieueffectrapport (plan-mer) opmaken ter voorbereiding en als onderbouwing van het Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan (PRUP) dat opgemaakt wordt in het kader van het afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied Veurne. De nota voor publieke consultatie geeft aan dat volgende acties uit de voorstudie van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Veurne in het kader van het afbakeningsproces verdere uitwerking krijgen via het PRUP: de afbakeningslijn, deelplan Suikerfabrieksite en deelplan Brugsesteenweg - Proostdijkvaart. Het voorgenomen plan, het PRUP, is plan-m.e.r.-plichtig in het kader van het decreet van 27 april (hierna plan-m.e.r.-decreet). Het plan-mer dient de toetsing aan het plan-m.e.r.-decreet te bevatten. Het plan-mer wordt opgemaakt volgens de procedure van het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan (B.S.: ), hierna integratiespoorbesluit genoemd. Het voorstel voor nota van publieke consultatie is door de dient Mer van de Afdeling Milieu-, Natuuren Energiebeleid volledig verklaard op 24 september De dienst Mer heeft de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie (hierna: NPC) terinzage gelegd enerzijds via publicatie van deze nota op haar website ( (zie bijlage 2) en op de website van de provincie West- ( van 28 september 2009 tot en met 27 oktober 2009 en anderzijds door het ter beschikking stellen van deze nota op het gemeentehuis van de betrokken stad Veurne van 28 september 2009 tot en met 27 oktober De dienst Mer heeft de overheden en instanties die geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP volgens de bepalingen van het decreet Ruimtelijke Ordening (op basis van de lijst ter beschikking gesteld door de provincie West- zie bijlage 5) op de hoogte gebracht van deze publicatie. Daarnaast heeft de dienst Mer aanvullend nog een aantal overheden en instanties (zie bijlage 6) op de hoogte gebracht van deze publicatie. De ontvangen inspraakreacties en adviezen op de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie werden behandeld op de vergadering van 25 november 2009 en dit in functie van het opstellen van deze richtlijnen. De overheden en instanties die op de hoogte gebracht waren van de publicatie (zie bijlage 5 en 6) waren uitgenodigd op deze vergadering. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de Dienst Mer en hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-mer. Ontvangen inspraakreacties en adviezen worden hierin meegenomen. De inspraakreacties hadden voornamelijk betrekking op de terinzagelegging van de NPC en op de impact van het ontwikkelingsscenario zoekzone windturbinepark. De aankondiging van de terinzagelegging van de NPC door de stad Veurne is gebeurd door aanplakking op de voorziene aanplakplaats (zie bijlage 3) en aankondiging via de stedelijke website vanaf 21 september 2009 onder de rubriek ruimtelijke ordening (zie bijlage 4). Gezien opgemerkt werd dat deze aankondiging moeilijk terug te vinden was op de website, werd deze aankondiging verplaatst naar de rubriek nieuwsoverzicht vanaf 7 oktober Rekening houdende met bovenstaande is de terinzagelegging gebeurd volgens de wetgeving van het integratiespoorbesluit. Hiermee rekening houdende is de inspraakreactie die stelt dat er juridisch aanvechtbare procedure fouten gebeurd zijn tijdens de terinzagelegging niet terecht. De reacties m.b.t. de selectie van de zoekzone windturbinepark zijn niet relevant voor het lopende proces gezien er geen deelplan m.b.t. deze zoekzone opgenomen is bij de verdere uitwerking van het 1 Decreet houdende wijziging van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en van artikel 36ter van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS 20 juni 2007). Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

3 afbakeningsproces d.m.v. een PRUP. De zoekzone windturbinepark is ook niet relevant als ontwikkelingsscenario aangezien de initiatiefnemer op de vergadering van 25 november 2009 formeel heeft aangegeven dat dit ontwikkelingsscenario op de voorgestelde locatie geen haalbare optie is en dus niet langer vooropgesteld wordt. Er moet in het plan-mer dus geen ontwikkelingsscenario windturbinepark behandeld worden. De ontvangen adviezen hadden voornamelijk betrekking op de relatie tot het afbakenings/rup-proces, invulling van de deelplannen, ontwikkelingsscenario s en de methodiek van effectbespreking. De adviezen met betrekking tot de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-mer (meer bepaald m.b.t. de methodiek van effectbespreking, mogelijke te verwachten effecten, huidige knelpunten, ) werden verwerkt in deze richtlijnen. Gezien het plan-mer opgemaakt wordt volgens de procedure van het integratiespoorbesluit (B.S.: ), wat in praktijk betekent dat het m.e.r.-proces en het RUP-proces sterk met elkaar verweven zijn en een sterke wisselwerking vertonen, zijn de adviezen met betrekking tot het planvoornemen (ligging afbakeningslijn; selectie grensstellende elementen; ) doorgegeven aan de initiatiefnemer van het PRUP en plan-mer, namelijk de provincie West- op de vergadering van 25 november Deze adviezen hebben niet geleid tot een wijziging van het planvoornemen door de initiatiefnemer, dus zal de plan-mer de planelementen beoordelen die voorgesteld werden in de nota voor publieke consultatie. Opmerkingen die geen betrekking hebben op de inhoud van het plan-mer (meer bepaald vraag tot financiële vergoedingen in het kader van onteigeningen, ) werden niet opgenomen in deze richtlijnen. Rekening houdende met deze richtlijnen zal een ontwerpversie van het definitief plan-mer opgesteld worden. Deze ontwerpversie zal voor advies overgemaakt worden aan de overheden en instanties vermeld in bijlage 11 van deze richtlijnen. De adviezen op de ontwerpversie zullen behandeld worden op een vergadering. Rekening houdende met de adviezen op de ontwerpversie kunnen bijzondere aanvullende richtlijnen opgesteld worden, in voorkomend geval kan het verslag van de vergadering deze bijzondere aanvullende richtlijnen bevatten. Na aanpassing van de ontwerpversie rekening houdende met de bijzondere aanvullende richtlijnen kan het definitief plan-mer ingediend worden bij de dienst Mer voor een beslissing inzake goed- of afkeuring van dit plan-mer. 2 Doelstelling, verantwoording, reikwijdte en detailleringsgraad van plan en plan-mer Het plan-mer dient de doelstelling en verantwoording van het voorgenomen PRUP te bevatten. Bij de beschrijving van het gevoerde afbakeningsproces, meer bepaald bij de bespreking van de taakstellingen is het aangewezen om samenvattend een globale ruimtebalans op te nemen. Hierbij dient aangegeven te worden welke grootte-orde van oppervlaktes gekoppeld aan welke bestemmingen gerealiseerd kunnen worden via dit PRUP (welke oppervlaktes zijn hierbij bijkomend en welke betreffen een herlocalisatie) en welke via andere plannen (hierbij dient dan in voorkomend geval de relatie gelegd te worden naar mogelijke ontwikkelingsscenario s en cumulatieve effecten zie 6.2 bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s). Een meer gedetailleerde ruimtebalans volgt dan later bij de concrete uitwerking van het voorontwerp-rup. Het plan-mer dient enerzijds aan te geven wat de reikwijdte van het plangebied zal zijn rekening houdende met de doelstelling van het plan en anderzijds welke detailleringsgraad van het PRUP (vlekkenplan, algemene voorschriften, specifieke voorschriften, ) vooropgesteld wordt rekening houdende met deze doelstelling. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

4 De doelstelling van het plan-mer is het bestuderen en het rapporteren over de milieueffecten van de deelplannen van het voorgenomen PRUP en de mogelijke alternatieven voor deze deelplannen (zie 4. voorgenomen plan en alternatieven). De reikwijdte van het plan-mer (= het studiegebied) is ruimer dan het plangebied, het is meer bepaald het plangebied uitgebreid met het gebied tot waar de effecten van het voorgenomen plan reiken. De detailleringsgraad van het plan-mer wordt enerzijds bepaald door de detailleringsgraad vooropgesteld voor het voorgenomen plan en anderzijds door de vastgestelde milieueffecten en de milderende maatregelen die vereist zijn t.g.v. de vastgestelde milieueffecten. De doelstelling, detaillering en reikwijdte van het plan-mer en het plan dient in het MER behandeld te worden. 3 Besluitvorming Het MER dient opgave te doen van de voorbije en verdere besluitvormingsprocedure. Het MER zal een chronologisch overzicht bevatten van alle procedures die doorlopen moeten worden voordat de invulling van de deelplannen op het terrein gerealiseerd kan worden, hierbij zal aangegeven worden wat de rol van dit plan-mer, van de nog op te starten project-m.e.r. en in voorkomend geval nog op te stellen studies kan zijn in de desbetreffende procedures. Het goedgekeurd plan-mer dient samen met het ontwerp van plan (in dit geval het voorlopig vastgestelde PRUP) in openbaar onderzoek te gaan, er dient bij de voorbereiding én voor de vaststelling of onderwerping van het plan (in dit geval het PRUP) aan de wetgevingsprocedure onder meer rekening gehouden te worden met het goedgekeurd plan-mer en de initiatiefnemer dient bij de vaststelling van het plan (in dit geval het PRUP) onder meer een verklaring op te stellen die samenvat hoe de milieuoverwegingen in het plan werden geïntegreerd, hoe rekening gehouden werd met het goedgekeurde plan-mer en de uitgebrachte adviezen in het kader van het openbaar onderzoek en de redenen waarom gekozen is voor het plan (in dit geval het PRUP) zoals het aangenomen is en dit rekening houdende met de andere redelijke alternatieven die behandeld zijn. 4 Voorgenomen plan en alternatieven Het voorgenomen plan betreft een PRUP voor de afbakening van het kleinstedelijk gebied Veurne. De NPC geeft aan dat het PRUP twee deelplannen zal omvatten namelijk: deelplan Suikerfabrieksite en deelplan Brugsesteenweg - Proostdijkvaart. Het planelement Suikerfabrieksite voorziet ontwikkelingsperspectieven voor de functies wonen, regionaal bedrijventerrein, kleinhandel, stedelijk groen en ook de mogelijkheid voor kampeerautozone en randparking wordt afgewogen. M.b.t het aspect wonen zal de gefaseerde invulling tot en vanaf 2017 opgenomen worden, waarbij ook aandacht besteed zal worden aan de mogelijke invulling van deze functie op een andere locatie indien de Suikerfabrieksite niet of slechts beperkt geschikt zou blijken voor dergelijke invulling. De relatie met gemeentelijke plannen in het kader van woonontwikkeling zal verduidelijkt worden en in voorkomend geval eveneens de rol van deze als ontwikkelingsscenario (zie 6.2 bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s) in het MER. Op de vergadering van 25 november 2009 is door de initiatiefnemer aangegeven dat er een masterplan in opmaak is voor de suikerfabrieksite. Elementen uit dit masterplan kunnen gehanteerd worden in het plan-mer, het is evenwel belangrijk dat de aannames en keuzes die gemaakt zijn in functie van het masterplan voldoende transparant verwerkt en onderbouwd zijn in het MER. Indien er in het kader van het masterplan keuzes gemaakt zijn, waarbij milieuaspecten niet of maar gedeeltelijk hebben meegespeeld, dan dient in het plan-mer verder uitgewerkt en beoordeeld te worden. Hierbij dient in het plan-mer de afweging te gebeuren welke milieuaspecten aanleiding geven tot opname van alternatieven in het plan-mer of welke milieuaspecten afgewogen kunnen worden als milderende Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

5 maatregel in het plan-mer (deze afweging kan bijvoorbeeld gemaakt worden t.a.v. watergebonden bedrijventerreinen; groenvoorzieningen; ). Op de vergadering van 25 november 2009 werd aangegeven dat er geen aparte bestemming voorzien wordt voor laad- en loskaaien. De impact hiervan op de relevante disciplines (o.a. mobiliteit) dient nagegaan te worden. Het planelement Brugsesteenweg Proostdijkvaart voorziet perspectieven voor de functies regionaal bedrijventerrein, lokaal bedrijventerrein en zone voor kleinhandel. Het voorstel van afbakeningslijn moet in het MER in vergelijking met de NPC verduidelijkt (o.a. ter hoogte van nr. 10 van figuur 5 van de NPC) en consequent gehanteerd worden in de figuren en in de tekst. Bij de beschrijving van de afbakeningslijn dient verduidelijkt te worden of er hier al dan niet een relatie bestaat met het in opmaak zijnde gemeentelijk RUP RUP Proostdijkstraat. Voor dit RUP is er momenteel een onderzoek tot milieueffectrapportage (= screening) lopende (referentie van dit dossier is OHPL0636). Indien er wijzigingen gebeuren m.b.t. de deelplannen/afbakeningslijn tijdens het RUP-proces die een invloed zouden kunnen hebben op de planmilieueffectbeoordeling (wat mogelijk is gezien het MER en het voorontwerp-rup geïntegreerd opgesteld worden), dan is het aangewezen om hierover tussentijds de dienst Mer te contacteren. Als er in vergelijking met de NPC in het definitieve MER wijzigingen zijn m.b.t. de deelplannen en/of het voorstel van afbakeninglijn specifiek ten gevolge van het lopende RUP-proces, dan dient dit expliciet aangegeven te worden in het MER. Het voorgenomen plan dient in het MER duidelijk ruimtelijk gesitueerd te worden rekening houdend met de geldende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden binnen het studiegebied. De NPC bevat een overzicht van de overwogen alternatieven. De zoeklocaties voor wonen, regionale bedrijvigheid en kleinhandel worden afgewogen in de NPC en er wordt aangegeven welke locaties op welk niveau (PRUP; gemeentelijk RUP; ) op welke wijze ingevuld worden. Bij deze afweging zijn een aantal milieuaspecten expliciet opgenomen en andere meer impliciet. De afweging m.b.t. de waterproblematiek (onder meer overstromingsgevoelige gebieden); impact/hinder t.g.v. lucht- en geluidkwaliteit dienen geëxpliciteerd te worden. Daarnaast dient bij het criterium goede ontsluiting ook de wegcategorie vermeld te worden en dienen de termen sterke nabijheid, redelijke nabijheid, grote afstand, door middel van grootte-ordes gekwantificeerd te worden. Het MER zal tevens de voor- en nadelen van het nulalternatief (= het niet uitvoeren van de ontwikkeling) beschrijven. 5 Juridische en beleidsmatige context De nota voor publieke consultatie heeft opgave gedaan van het juridisch/ beleidsmatig kader dat voor dit MER van belang is. Het MER zal zorgvuldig nagaan waar de relevantie zich situeert (op planniveau en uit te werken in dit MER of eerder op projectniveau en verder uit te werken in de project-m.e.r., dit dient aangegeven te worden in het MER en dit kan eventueel d.m.v. een extra kolom tot te voegen) en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het MER de stand van zaken hiervan op te volgen. Waar mogelijk dienen de randvoorwaarden geïllustreerd te worden d.m.v. kaarten of figuren. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

6 6 Bestaande toestanden en milieueffecten 6.1 Methodologie Zoals voorgesteld in de nota voor publieke consultatie worden volgende disciplines in het MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: mobiliteit; geluid en trillingen; lucht; bodem; grondwater; oppervlaktewater; fauna en flora; landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie; en mens. Het MER dient ook voldoende aandacht te besteden aan de impact op de gezondheid van de mens, in het kader van interdisciplinaire gegevensoverdracht is ook de relatie tussen de discipline lucht en de discipline mens-gezondheid van belang. Volgende aspecten dienen inzake algemene principes en aandachtspunten op niveau van het voorliggende concept eveneens behandeld te worden: veiligheid, licht, duurzaamheid en energie. Deze aspecten kunnen behandeld worden door de coördinator of door iemand van het team van deskundigen, bij de algemene beschrijving van de methodologie in het MER kan aangegeven worden waar in het MER deze aspecten behandeld zijn. De afbakening van het studiegebied dient voldoende gemotiveerd te worden per discipline rekening houdende met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten dient te omvatten. De ruimtelijke afbakening dient voor elke discipline duidelijk voorgesteld te worden, bij voorkeur op figuur of kaart. De milieueffecten van de deelplannen en in voorkomend geval deze van de redelijke alternatieven voor de deelplannen (zie 4. voorgenomen plan en alternatieven) zullen in het plan-mer beschreven en beoordeeld worden. Het plan-mer dient aan te geven welk jaar beschouwd wordt als geplande situatie en hiermee rekening houdende dient het MER een oplijsting te bevatten van alle relevante ontwikkelingsscenario s. De cumulatieve effecten van de ontwikkelingsscenario s (zie 6.2 bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s) dienen in rekening gebracht te worden. Indien de ingeschatte milieu-impact en de voorgestelde milderende maatregelen een impact kunnen hebben op het voorstel van afbakeningslijn dan dient aangegeven te worden in het MER. Het plan-mer dient, rekening houdende met de geldende juridisch en beleidsmatige randvoorwaarden de elementen voor de watertoets te bevatten, deze elementen moeten duidelijk herkenbaar in het MER aanwezig zijn. Inzake effectbespreking wordt zoals, voorgesteld in de nota voor publieke consultatie, zowel het nulalternatief (referentiesituatie) als het nulalternatief samen met het geïntegreerd ontwikkelingsscenario beoordeeld en vergelijken met het voorgenomen plan. 6.2 Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario s De nota voor publieke consultatie geeft een beschrijving per discipline van de wijze waarop de referentiesituatie zal worden beschreven, welke bestaande gegevens daarvoor gebruikt zullen worden en waar, in het raam van het MER, bijkomende inventarisaties noodzakelijk zijn. Er zal in het MER duidelijk aangegeven en gemotiveerd worden welk referentiejaar gebruikt wordt voor de bespreking van elke discipline en het gehanteerde cijfermateriaal zal hier al dan niet disciplineoverschrijdend op afgestemd worden. De beschrijving van de bestaande toestand in het MER dient overeen te stemmen met de situatie op het terrein, hierbij kan onder meer gebruik gemaakt worden van luchtfoto s. Het MER dient aan te geven voor welke specifieke disciplines de ontwikkelingsscenario s relevant zijn voor de beoordeling. In het plan-mer dienen, waar relevant, de ontwikkelingsscenario s op figuur of op kaart gesitueerd te worden; afhankelijk van de beschikbare informatie dient de geplande timing (grootteorde) inzake de realisatie van de ontwikkelingsscenario s aangegeven te worden. Eventuele aannames die in het MER gebeuren in functie van het in rekening brengen van de Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

7 ontwikkelingsscenario s dienen duidelijk beschreven en gemotiveerd te worden. De relevante ontwikkelingsscenario s dienen in het MER behandeld te worden, ze worden bij voorkeur na de effectbespreking ook als beoordelingskader voor de verschillende effectgroepen gebruikt. De cumulatieve effecten van de ontwikkelingsscenario s dienen in rekening gebracht te worden. Volgende ontwikkelingsscenario s zijn relevant: gemeentelijke ontwikkelingen m.b.t. wonen en bedrijvigheid, het strategisch stedelijk projectgebied station Veurne (waarbij de relatie met het afbakeningsproces van het kleinstedelijk gebied verduidelijkt zal worden, o.a. of uit het MER/PRUP randvoorwaarden voor de verdere invulling van dit gebied zullen volgen), de N8 Ieper-Veurne (waarbij de stand van zaken van het RUP zal verduidelijkt worden en de meest recente gegevens uit het plan-mer voor de verbinding Ieper-Veurne zullen gehanteerd worden) en Neptunusplan doortrekking kusttram Koksijde-Veurne (waarbij op vraag van de De Lijn expliciet zal aangegeven worden dat een doortrekking van de tramlijn tot op de suikerfabrieksite geen optie is voor De Lijn; alsook op welke manier dit als ontwikkelingsscenario in rekening gebracht wordt). Ook een beperktere invulling ten behoeve van wonen op de suikerfabrieksite in combinatie met invulling in het Noorden van Veurne dient als scenario onderzocht te worden. De stand van zaken van de afbakening van het stedelijk netwerk van de kust zal nagegaan worden, indien een concrete timing van dit proces gekend is, zal dit als ontwikkelingsscenario opgenomen worden. Ook m.b.t. het gebied aan de Gasthuisstraat zal aangegeven worden hoe hiermee omgegaan wordt in functie van cumulatieve effecten. Er zijn een aantal studies en onderzoeken lopende in het kader van de ontwikkeling van het centrum van Veurne. In het MER zal een overzicht gegeven worden en waar relevant in functie van ontwikkelingsscenario s en cumulatieve effecten zullen de gegevens uit deze studies gehanteerd worden in het MER. Een belangrijk aandachtspunt is evenwel dat er zoveel mogelijk afstemming gebeurt van de gegevens en aannames in de verschillende studies, aangezien de initiatiefnemer en/of stad Veurne vaak een betrokken partner zijn in deze studies kunnen zij in de mate van het mogelijke deze afstemming bewaken. Indien er tijdens het opstellen van het MER andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de NPC kan hierbij nog aangegeven worden dat: met betrekking tot de discipline mens-verkeer: inzake telgegevens en basiskengetallen (parkeerplaatsen, knelpunten, verkeersintensiteiten, ) dient gewerkt te worden met de meest recente gegevens; indien nodig i.f.v. de effectbespreking dienen bijkomende tellingen uitgevoerd te worden; met betrekking tot de discipline geluid: kan gebruik gemaakt worden van de beschikbare geluidsbelastingkaarten ter hoogte van de E40 en spoorverbinding, indien nodig i.f.v. de beschrijving van de referentiesituatie kunnen zoals voorgesteld in de nota voor publieke consultatie ambulante metingen uitgevoerd worden; met betrekking tot de discipline lucht: de huidige luchtkwaliteit dient beschreven te worden op basis van gegevens van bestaande VMM-meetposten. Bij gebrek aan VMM-meetposten kunnen interpolatiekaarten gebruikt worden, maar de reeds aanwezige industriële activiteiten dienen tevens geïnventariseerd te worden. Op basis van deze inventarisatie is het aangewezen om na te gaan of de lokale luchtkwaliteit relevant beïnvloed wordt door een industriële bron in de directe omgeving. Hiervoor kunnen milieujaarverslagen (cfr. VMM emissie inventaris) gebruikt worden zodat een inschatting kan gebeuren van de bestaande emissies. De parameters NOx, SOx, fijn stof en VOS relevant kunnen zijn. De deskundige moet onderzoeken of er op basis van de bestaande en geplande bronnen nog andere relevante parameters moeten opgenomen worden. Aan de hand van deze resultaten dient geëvalueerd te worden welke parameters mogelijk een relevante immissiebijdrage kunnen veroorzaken en in aanmerking komen voor een meer gedetailleerde modellering. Dit laat toe om te Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

8 berekenen wat de bijdrage in de omgeving is zodat een beter beeld verkregen wordt van de huidige luchtkwaliteit en resterende milieugebruiksruimte. Er dient ook gebruik gemaakt te worden van de emissie- en immissiekaarten van de grote wegen in de buurt; de inputgegevens en aannames i.f.v. het luchtmodel CAR-vlaanderen dienen opgenomen te worden in het MER; met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: dient in planelement Brugsesteenweg Proostdijkvaart voldoende aandacht uit te gaan naar de hoeve Duivenkot met de 18 de eeuwse kern, oprit en omgevende boomgaarden; in functie van het behoud en herstel van de landschappelijke kenmerken van de oeverzone en structuurkenmerken van de Proostdijkvaart dient rekening gehouden te worden met een onbebouwde zone van minimaal 10 meter naast de vaart; met betrekking tot de discipline mens (sociaal organisatorische aspecten en toxicologische aspecten): er zal gebruik gemaakt worden van de beschikbare landbouwgevoeligheidsanalyse van de VLM; gevoelige bevolkingsgroepen in het studiegebied in kaart brengen; 6.3 Milieueffecten en milderende maatregelen Het MER moet de milieueffecten per discipline onderzoeken en beoordelen en in functie van het gevoerde effectenonderzoek dienen milderende maatregelen voorgesteld en uitgewerkt te worden. Wat de milderende maatregelen betreft zal het MER in de mate van het mogelijke aangeven waar deze zullen/kunnen doorwerken vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning,. De methodologie voor de effectvoorspelling zal binnen elke discipline in het MER duidelijk omschreven worden. Tevens zal per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De plan-mer effectenbespreking en -beoordeling dient transparant en voldoende te gebeuren voor de relevante disciplines en alternatieven. Aanvullend bij de voorgestelde methodiek in de nota voor publieke consultatie kan hierbij aangegeven worden dat: met betrekking tot de discipline mens-verkeer: de aannames m.b.t. verkeersattractie en generatie m.i.v. de modal split (ook multimodaal) dienen voldoende transparant te zijn en onderbouwd; er zal eveneens een sensitiviteitstoets uitgevoerd worden; afhankelijk van de timing van het masterplan m.b.t. de suikerfabrieksite en de wisselwerking met het MER zullen door de deskundige scenario s m.b.t verkeersgeneratie voorgesteld worden, waarbij zowel worst case als het meest haalbare scenario aan bod zullen komen; aandacht besteden aan het parkeeraanbod; naast een parking ter hoogte van het station zal nagegaan worden wat de mogelijkheden zijn van een nieuwe parking op de suikerfabrieksite ter compensatie van de huidige randparking ter hoogte van Dreamland; aandacht besteden aan de ontsluiting van de deelplannen, ook voor fietsers en voetgangers (o.a. ontwikkeling van nieuwe trage verbindingen, waarbij de wenselijkheid van nieuwe belangrijke locaties voor oversteekbaarheid dient nagegaan en in voorkomend geval dient aangegeven waaraan een dergelijke oversteeklocatie minimaal dient te voldoen); Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

9 de methodiek van kengetallen zoals voorgesteld in de nota voor publieke consultatie kan gehanteerd worden; in het MER kunnen deze kengetallen afgetoetst worden t.a.v. de bestaande industrieterreinen onder meer Veurne I (tenminste als na analyse blijkt dat de doelstelling inzake vergelijkbaar is met de huidige invulling van Veurne I) en het type kleinhandel dat geherlocaliseerd dient te worden; o.b.v de restcapaciteit van het wegennet zal een evaluatie gebeuren van de mogelijkheden naar functionele invulling; in voorkomend geval aandacht besteden aan het aspect sluikverkeer; inzake cumulatieve effecten dient voldoende rekening gehouden te worden met de cumulatieve effecten van onder meer Veurne I en de ontwikkelingsscenario s; in de milderende maatregelen aandacht besteden aan multimodale ontsluiting en aan mogelijkheden inzake openbaar vervoervoorzieningen; met betrekking tot de discipline bodem: een grondbalans (grootte-orde) dient opgenomen te worden; aandacht besteed dient te worden aan de resultaten van de uitgevoerde bodemonderzoeken; met betrekking tot de discipline water (grond- en oppervlaktewater): de bekkenbeheerplannen en waterbeleidsnota dienen eveneens opgenomen te worden als belangrijke toetsingselementen om de principes van het Integraal Waterbeleid op planniveau toe te passen; m.b.t. grondwaterkwaliteit aandacht besteden aan de impact op zoet-zilt verhouding (zie bijlage 1), o.a. bij bemaling, en de impact op andere disciplines (bodem, fauna en flora, mens); dienen richtlijnen opgesteld waaraan bemaling moet voldoen om negatieve impact op grond- en oppervlaktewaterkwaliteit te voorkomen; m.b.t. waterkwantiteit dienen de noodzakelijke oppervlaktes en volumes voor buffering aangegeven te worden, evenals de meest geschikte locatie voor een gemeenschappelijke buffering in de plangebieden; aandacht besteden aan de toename van verharding en het al dan niet waterdoorlatend zijn van de geplande infrastructuren (ontsluitingswegen, e.d.); de elementen voor het uitvoeren van de watertoets zullen aangereikt worden; met betrekking tot de discipline geluid: ook de impact van bestaande bronnen (bestaande wegen en spoorwegen) op nieuwe receptoren, namelijk deze die worden ingeplant in de planonderdelen waar nieuwe woongelegenheid wordt voorzien, in rekening dient gebracht te worden; het aspect milieuzonering, dat in beschouwing genomen wordt in het masterplan voor de suikerfabrieksite, geëvalueerd wordt in het MER en waar nodig bijgesteld i.f.v. het MER; het aantal blootgestelden aan de gewijzigde geluidskwaliteit dient in beeld gebracht te worden; met betrekking tot de discipline lucht: ook aandacht besteden aan stof- en geurhinder t.g.v exploitatie (hiervoor kan gebruik gemaakt worden van het aspect milieuzonering, dat in beschouwing genomen wordt in het masterplan voor de suikerfabrieksite, als uitgangsmethodiek of als milderende maatregel); er dient ook voldoende aandacht besteed te worden aan de parameter PM2.5 en aan benzeen; dient nagegaan of er ten gevolge van bestaande bedrijven op Veurne I al aandachtsparameters zijn ten aanzien van geplande woonzones; het aantal blootgestelden aan de gewijzigde luchtkwaliteit dient in beeld gebracht te worden; als uit de modellering blijkt dat er overschrijdingen te verwachten zijn, moeten er milderende maatregelen uitgewerkt en doorgerekend worden. De studie Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

10 immissieproblematiek ten gevolge van het verkeer: knelpunten en maatregelen kan hiervoor gehanteerd worden. In deze studie staan verschillende maatregelen beschreven waarvan een aantal kwantitatief werden uitgewerkt; met betrekking tot de discipline fauna en flora: dient de impact van de deelplannen (inclusief zoekzone voor stadsgroen/bos) op ecotoopen habitatwijziging bepaald te worden; met betrekking tot de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie: aandacht besteden aan mogelijke archeologische resten t.h.v. o.a. de suikerfabrieksite en het Vaubanpark; met betrekking tot de discipline mens (sociaal organisatorische aspecten en toxicologische aspecten): de effecten op de functie landbouw dienen voldoende in beeld gebracht worden; hiervoor kan de methodiek die voorgesteld is in de NPC gebruikt worden; op vandaag is er geen LER beschikbaar, dit is ook niet vereist voor de opmaak van dit plan-mer; indien er een LER zou opgemaakt worden in de loop van het m.e.r.-proces kunnen de relevante gegevens in functie van de voorgestelde methodiek in de NPC gehanteerd worden in het MER; als milderende maatregel voor effecten t.a.v. de functie landbouw kan een uitgewerkte fasering van deelplannen en/of onderdelen van deelplannen overwogen worden in het MER; dient in voorkomend geval de impact op gevoelige bevolkingsgroepen in beeld gebracht te worden; dient een beoordeling te gebeuren van de wijziging van het aantal personen dat blootgesteld wordt aan overschrijdingen inzake luchtkwaliteit en geluidsklimaat en de hieraan gekoppelde potentiële gezondheidseffecten (o.a. psychosomatische effecten); de impact op de leefbaarheid en woonkwaliteit dient in beeld gebracht te worden; dient een afweging te gebeuren van de nood aan stadsgroen en indien nodig dienen de nodige milderende maatregelen voorgesteld te worden; indien onteigeningen vereist zijn, dan dient dit behandeld te worden; het aspect externe veiligheid dient behandeld te worden in het MER; er dient, indien de inplanting van Seveso-inrichtingen niet uitdrukkelijk verboden wordt in het RUP, aandacht besteed te worden aan het op te maken ruimtelijk veiligheidsrapport in het kader van het RUP-proces. 6.4 Vergelijking van de alternatieven Het MER zal duidelijk de methodologie beschrijven om de alternatieven op basis van hun effecten t.o.v. elkaar af te wegen. Bij de afweging van de (verschillende) alternatieven zal ook het nulalternatief opgenomen worden. 7 Leemten in de kennis Het MER dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

11 Het MER zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorspelen naar de besluitvorming. 8 Monitoring en evaluatie In het MER zal per discipline aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn. Verder zal opgave worden gedaan van een monitoringprogramma voor die elementen waarvoor dit - vanuit de leemten in de kennis noodzakelijk wordt geacht. 9 Integratie en eindsynthese In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit verschillende disciplines zullen discipline overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. Bij de milderende maatregelen dient in de mate van het mogelijke aangegeven te worden waar deze zullen/kunnen doorwerken vb. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP of op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning, Deze samenvatting zal een duidelijk conclusie bevatten m.b.t. het voorgenomen plan in relatie tot de te verwachten milieueffecten. De elementen welke noodzakelijk zijn voor de "Watertoets" uit het Decreet Integraal Waterbeheer zullen hierin duidelijk opgenomen zijn. 10 Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat zij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen te worden, indien gewerkt wordt met afzonderlijke kaarten en/of figurenbundel kunnen verwijzingen naar de relevante figuren volstaan. De elementen ten behoeve van de watertoets zullen ook in dit deel opgenomen worden. Deze niet-technische samenvatting wordt in het MER opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. De niet-technische samenvatting moet beschikbaar zijn i.f.v. het eerst volgende overlegmoment namelijk de bespreking van de ontwerpversie van het MER. 11 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer om: recent kaartmateriaal te gebruiken voorzien van een duidelijke bronvermelding, schaalaanduiding en legende; het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, m.n. overzichtelijk, duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar (bij voorkeur A4, maximaal A3) en gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige; aandacht te besteden aan de overeenstemming tussen tekst, figuren en legende; alle relevante straatnamen en waterlopen op kaart te situeren; Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

12 de bron van de gebruikte basiskaarten te vermelden (vb. topografische kaarten = NGI; meer info een verklarende woordenlijst, afkortingenlijst, lijst van figuren, lijst van tabellen en literatuurlijst bij het rapport op te nemen; achtergrondinformatie in de bijlagen op te nemen; eventuele medewerkers aan het MER te vermelden; een handtekeningenlijst van de erkende deskundigen opnemen; de locatiegebonden effecten en milderende maatregelen cartografisch te illustreren; het definitief MER dient ingediend te worden in twee exemplaren, daarnaast dient ook een digitale versie van de niet technische samenvatting en een digitale versie van het volledige rapport ingediend te worden. 25 februari 2010, Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

13 Bijlagen Bijlage 1: kaart verzilting Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

14 Bijlage 2: Aankondiging van de terinzagelegging op de website van de dienst Mer ( Publieke inspraak over het Plan-milieueffectrapport provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne De provincie West- wil de afbakening van het kleinstedelijk gebied Veurne vastleggen in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan (PRUP). Dit PRUP omvat verschillende deelplannen met name een deelplan betreffende de afbakeningslijn van het kleinstedelijk gebied, een deelplan betreffende de herbestemming van de voormalige suikerfabrieksite naar zone voor wonen, bedrijvigheid, kleinhandel en groen en een deelplan betreffende de herbestemming van landschappelijk waardevol agrarisch gebied tussen de Proostdijkvaart en de Brugsesteenweg naar zone voor regionaal bedrijventerrein, lokaal bedrijventerrein en zone voor kleinhandel. De mogelijke effecten van het PRUP op het leefmilieu worden bestudeerd in het planmilieueffectrapport (plan-mer). Als eerste stap in dit plan-m.e.r. proces is een nota voor publieke consultatie opgesteld. Deze nota ligt ter inzage van 28 september tot en met 27 oktober 2009 op het stadhuis van Veurne. U kan de nota voor publieke consultatie ook hier downloaden en op de webstek van de provincie West-. In deze nota voor publieke consultatie vindt u o.a. een beschrijving van het plan en een voorstel van de methode waarop de milieueffecten van dit plan beschreven/bestudeerd zullen worden in het uiteindelijke plan-mer. Vanuit uw kennis van de omgeving kunt u aangeven welke milieueffecten volgens u extra onderzocht moeten worden en op welke manier die onderzocht kunnen worden. Milieueffecten zijn onder meer effecten op het vlak van gezondheid en veiligheid van de mens, op het vlak van mobiliteit en ruimtelijke ontwikkelingen, effecten op bodem, water, lucht, fauna, flora, landschap en geluid. Bovendien kunt u voorstellen formuleren voor mogelijke alternatieven. U wordt daarom van harte uitgenodigd om deel te nemen aan de inspraakprocedure. U kunt tot en met 27 oktober 2009 uw opmerkingen bezorgen aan het stadsbestuur van Veurne of aan de dienst Mer op het onderstaande adres of adres. Een blanco inspraakdocument vindt u hier. Uw inbreng wordt verwerkt in de richtlijnen die de dienst Mer opstelt voor de uitvoering van het plan-mer. Als u meer informatie wilt over de milieueffectrapportage, kunt u bellen naar het gratis nummer 1700 of surfen naar Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Milieueffectrapportage (kamer 3P64) Plan-MER PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL mer@vlaanderen.be Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

15 Bijlage 3: Aankondiging van de terinzagelegging door aanplakking op de aanplakplaats van de stad Veurne: Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

16 Bijlage 4: Aankondiging van de terinzagelegging op de website van de stad Veurne Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

17 Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

18 Bijlage 5: Lijst van overheden en instanties die geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP volgens de bepalingen van het decreet Ruimtelijke Ordening en die door de dienst Mer op de hoogte gebracht zijn van de publicatie van de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie: Vlaamse overheid Departement Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Ruimtelijke planning Tav de planologische ambtenaar Koning Albert IIlaan 19 bus Brussel Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Agentschap R-O Ruimtelijke ordening West- Werkhuisstraat 9 PROCORO Tav de heer Piet Gellynck voorzitter Goezeputstraat 31 Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Agentschap R-O Onroerend erfgoed West- Werkhuisstraat 9 Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij West- Duurzame landbouwontwikke ling Baron Ruzettelaan Brugge Agentschap voor Natuur en Bos West- Tav de heer Wilfried Godderis of Tav de heer Jan Billiau Zandstraat 255 bus Sint-Andries Economie, Wetenschap en Innovatie Agentschap Economie Tav de heer Koen Vermoesen Koning Albert IIlaan 35 bus Brussel Vlaamse overheid Departement Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Woonbeleid Phoenix-gebouw Koning Albert IIlaan 19 bus Brussel Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Vlaamse Milieumaatschappij Agentschap Wonen- Afdeling Operationeel Waterbeheer Werkhuisstraat 9 Tav de heer Karel Leliaert Zandstraat 255 bus Sint-Andries Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

19 Provincie West- Technische Dienst Waterlopen Tav de heer Jef Casteleyn, diensthoofd Abdijbekestraat Sint-Andries Mobiliteit en Openbare Werken Agentschap Infrastructuur Tav de heer Hubert Decramer Markt 1 Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) District Noord- West Tav mevrouw Christiane Van Rijckeghem, districtsdirecteur Maria Hendrikaplein Gent Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn West- Tav de heer Luc De Man, directeur Nieuwpoortsesteen weg Oostende Toerisme Grasmarkt Brussel College van Burgemeester van Veurne Grote Markt Veurne en Schepenen Bijlage 6: Lijst van overheden en instanties die aanvullend door dienst Mer op de hoogte gebracht zijn van de publicatie van de volledig verklaarde nota voor publieke consultatie: LNE LNE LNE VMM Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Lucht en Klimaat Dienst Hinder en Risicobeheer Dienst VR Tav Bram Vogels Graaf de Ferrarisgebouw Graaf de Ferrarisgebouw Graaf de Ferrarisgebouw Graaf de Ferrarisgebouw 7 de verdieping 7 de verdieping 3 de verdieping 2e verdieping, LNE Afdeling Land en Bodembeschermi ng, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen MOW T.a.v. ir. F. Desmyter, Ondergrond Tramstraat 52 Koning Albert II-laan 2011 de verdieping Secretaris-generaal OVAM Stationsstraat Mechelen Vlaams Agentschap Afdeling Toezicht Spanjaardstraat 15 Zorg en Gezondheid Volksgezondheid Elia Keizerslaan Brussel Fluxys NV Kunstlaan Brussel Vlaamse T.a.v. de heer Gulden-Vlieslaan Brussel 9052 Zwijnaarde 1000 Brussel Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

20 Landmaatschappij Departement Landbouw en Visserij Polder Noordwatering Veurne Waterwegen en Zeekanaal NV Jeroen Reyniers Afdeling Duurzame Landbouwontwikk eling Ellipsgebouw Oude Vestingstraat 8630 Veurne 1 Afdeling Nederkouter 28 Bovenschelde Koning Albert IIlaan 35, bus Gent 1030 Brussel Bijlage 7: Overzicht van de inspraakreacties Rechtstreeks bij de dienst Mer hebben volgende burgers en instanties gereageerd: o VZW Westhoekwind o 5 burgers waarvan 3 gezamenlijk ingediend via De Beir-Vekeman Milieu- en Stedenbouwadvocaten Bij het college van Burgemeester en Schepenen van de Stad Veune werd een afschrift ingediend van 2 reacties die ook rechtstreeks bij de dienst Mer werden ingediend: o VZW Westhoekwind o 1 burger Bijlage 8: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen: Waterwegen en Zeekanaal NV MOW Algemeen beleid gecoördineerd advies van Afdelingen Haven- en Waterbeleid, Beleid Mobiliteit en Verkeersveiligheid en Algemeen Beleid Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn Mobiliteit en Openbare Werken LNE Departement Landbouw en Visserij Agentschap voor Natuur en Bos West- LNE OVAM (contactpersoon Nathalie Afdeling Bovenschelde (contactpersoon Sofie Pauwels) Contactpersoon Bert De Bondt West- Agentschap Infrastructuur West- (contactpersoon Hannelore Deblaere) Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling (contactpersoon Joke Charles) (contactpersoon Lieven Deconick) Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Contactpersoon Micheline Stein Dienst Hinder en Risicobeheer (contactpersoon Jeroen Lavrijsen) Dienst VR (contactpersoon Kathleen Derbaix) Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

21 Hoffmann) VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer Bram Vogels Woonbeleid en Onroerend Erfgoed College van Burgemeester en Schepenen Agentschap R-O van Veurne Onroerend erfgoed West- (contactpersoon Marika Strobbe) Bijlage 9: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die hebben laten weten geen opmerkingen te hebben op de inhoudsafbakening en methodologie: Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) District Noord- West Vlaamse overheid Departement Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Toerisme (contactpersoon Mia Lammens) Elia Fluxys NV Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Polder Noordwatering Veurne Ruimtelijke planning (contactpersoon Liesbeth Terryn) Afdeling Toezicht Volksgezondheid (contactpersoon Karine Meersman) Agentschap Wonen- (contactpersoon Sigrid Debruyne) contactpersoon Rik Pylyser Bijlage 10: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening kon gehouden worden in deze richtlijnen: Woonbeleid en Onroerend Erfgoed PROCORO Economie, Wetenschap en Agentschap R-O Tav de heer Piet Gellynck - voorzitter Agentschap Economie Ruimtelijke ordening West- Goezeputstraat 31 Tav de heer Koen Vermoesen Werkhuisstraat 9 Koning Albert IIlaan 35 bus Brussel Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

22 Innovatie Vlaamse overheid Departement Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Vlaamse Milieumaatschappij Provincie West- LNE LNE Vlaamse Landmaatschappij Woonbeleid Phoenix-gebouw Koning Albert IIlaan 19 bus 21 Afdeling Operationeel Waterbeheer Technische Dienst Waterlopen Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Land en Bodembeschermi ng, Ondergrond, Natuurlijke Rijkdommen T.a.v. de heer Jeroen Reyniers Tav de heer Karel Leliaert Tav de heer Jef Casteleyn, diensthoofd Dienst Lucht en Klimaat Ondergrond Gulden-Vlieslaan 72 Zandstraat 255 bus Brussel 8200 Sint- Andries Abdijbekestraat Sint- Andries Graaf de Ferrarisgebouw Tramstraat Brussel 7 de verdieping 9052 Zwijnaarde Bijlage 11: Lijst van de administraties, overheidsinstellingen, instanties en openbare besturen die een ontwerptekst zullen ontvangen: Waterwegen en Zeekanaal Afdeling Bovenschelde Nederkouter Gent NV tav Sofie Pauwels MOW T.a.v. ir. F. Desmyter, Koning Albert II-laan de verdieping 1000 Brussel Secretaris-generaal Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn West- Tav Micheline Stein Nieuwpoortsesteenwe g Oostende Mobiliteit en Openbare Werken LNE Departement Landbouw en Visserij Agentschap voor Natuur en Bos West- LNE Agentschap Infrastructuur Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Tav de heer Hubert Decramer Dienst Hinder en Risicobeheer tav Jeroen Lavrijsen Ellipsgebouw Markt 1 Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 35, bus 40 7 de verdieping 1030 Brussel Tav Lieven Deconick Zandstraat 255 bus Sint-Andries Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst VR tav Kathleen Derbaix OVAM Stationsstraat Mechelen Graaf de Ferrarisgebouw 3 de verdieping VMM Afdeling Operationeel Waterbeheer Tav Bram Vogels Graaf de Ferrarisgebouw 2e verdieping, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Agentschap R-O Onroerend erfgoed West- Tav Marika Strobbe Werkhuisstraat 9 Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23

23 Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) Vlaamse overheid District Noord-West Ruimtelijke planning Tav mevrouw Christiane Van Rijckeghem, districtsdirecteur TavLiesbeth Terryn Maria Hendrikaplein 2 Koning Albert II-laan 19 bus Gent 1210 Brussel Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid Afdeling Toezicht Volksgezondheid Spanjaardstraat 15 Toerisme Grasmarkt Brussel Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Agentschap R-O Ruimtelijke ordening West- PROCORO Tav de heer Piet Goezeputstraat 31 Economie, Wetenschap en Innovatie Vlaamse overheid Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed LNE Vlaamse Landmaatschappij Gellynck - voorzitter Agentschap Economie Tav de heer Koen Vermoesen Werkhuisstraat 9 Koning Albert II-laan 35 bus 12 Woonbeleid Phoenix-gebouw Koning Albert II-laan 19 bus 21 Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid T.a.v. de heer Jeroen Reyniers Dienst Lucht en Klimaat Gulden-Vlieslaan 72 Graaf de Ferrarisgebouw 1060 Brussel Polder Noordwatering Veurne Oude Vestingstraat Veurne College van Burgemeester en van Veurne Grote Markt Veurne Schepenen 1030 Brussel 1210 Brussel 7 de verdieping Er dienen 25 exemplaren van de ontwerptekst bij de dienst Mer bezorgd te worden. Gelieve ook een digitale versie van de ontwerptekst te bezorgen. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR /23