Oostelijk op- en afrittencomplex Jabbeke

Transcriptie

1 Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer 20, bus BRUSSEL Richtlijnen voor de plan-milieueffectrapportage uitgevoerd volgens het integratiespoorbesluit voor de milieueffectrapportage over ruimtelijke uitvoeringsplannen voor: Oostelijk op- en afrittencomplex Jabbeke Initiatiefnemer: Afdeling Wegen en Verkeer West-Vlaanderen Markt Brugge 4 juli 2011 PLIR0057-RL

2 1 Inleiding Afdeling Wegen en Verkeer West-Vlaanderen laat een plan-milieueffectrapport (plan-mer) opmaken ter voorbereiding en als onderbouwing van het gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) Oostelijk op- en afrittencomplex Jabbeke. Dit plan wordt opgemaakt in kader van de vervollediging van het bestaande oostelijke op- en afrittencomplex op de E40 in Jabbeke. Momenteel heeft dit complex enkel een afrit voor het verkeer komende uit de richtingen Oostende en Veurne en een oprit voor het verkeer richting Brussel. Hierdoor is een aansluiting met de E40 vanaf de N367 richting de kust enkel mogelijk via de doortocht door Jabbeke. Met de vervollediging van het bestaande op- en afrittencomplex wenst AWV West-Vlaanderen deze doortocht te ontlasten. Het voorgenomen plan, het RUP, is plan-mer-plichtig in het kader van titel IV van het decreet algemene bepalingen milieubeleid. Het RUP kan het kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project als bedoeld in bijlage I en/of II van het project-m.e.r.-besluit van 10 december Het plan-mer wordt opgemaakt volgens de procedure van het Besluit van de Vlaamse Regering van 18 april 2009 betreffende het integratiespoor voor de milieueffectrapportage over een ruimtelijk uitvoeringsplan (B.S. 30 mei 2008). Het voorstel van Nota voor Publieke Consultatie (hierna: NPC) is door de dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 21 december De dienst Mer heeft de volledig verklaarde NPC ter inzage gelegd via publicatie van deze nota op haar website ( en op de website van afdeling Wegen en Verkeer West-Vlaanderen ( enerzijds en door het ter beschikking stellen van deze nota op het gemeentehuis van de betrokken gemeente Jabbeke anderzijds van 10 januari 2011 tot en met 9 februari De dienst Mer heeft de overheden en instanties die geraadpleegd worden in het kader van de plenaire vergadering over een voorontwerp RUP volgens de bepalingen van het decreet Ruimtelijke Ordening en een aantal door de dienst Mer geselecteerde aanvullende overheden en instanties op de hoogte gebracht van deze publicatie. Al deze instanties (zie lijst bijlage) werden uitgenodigd om hun opmerkingen op de NPC te bezorgen aan de dienst Mer uiterlijk tegen 9 februari De ontvangen inspraakreacties en adviezen op de volledig verklaarde NPC werden behandeld op de vergadering van 25 maart 2011 en dit in functie van het opstellen van deze richtlijnen. Deze richtlijnen zijn opgesteld door de dienst Mer en hebben betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het plan-mer. Het plan-mer dient opgesteld te worden zoals voorgesteld in de NPC, aangevuld/aangepast met de vereisten die in deze richtlijnen geformuleerd worden. Rekening houdende met deze richtlijnen zal een ontwerpversie van het definitief plan-mer opgesteld worden. Deze ontwerpversie zal voor advies overgemaakt worden aan de overheden en instanties zoals vermeld in bijlage van deze richtlijnen. De adviezen op de ontwerpversie zullen behandeld worden op een vergadering. Rekening houdende met de adviezen op de ontwerpversie kunnen bijzondere aanvullende richtlijnen opgesteld worden. In voorkomend geval kan het verslag van die vergadering deze bijzondere aanvullende richtlijnen bevatten. Na aanpassing van de ontwerpversie - rekening houdende met de bijzondere aanvullende richtlijnen - kan het definitief plan-mer ingediend worden bij de dienst Mer voor een beslissing inzake goed- of afkeuring van dit plan-mer. 2 Doelstelling en verantwoording van het plan - reikwijdte, detailleringsniveau en inhoudelijke aanpak van het plan-mer Het plan-mer dient de doelstelling en verantwoording van het voorgenomen RUP te bevatten en dient deze eveneens te beschrijven ten aanzien van de hogere en eerder gevoerde planningsprocessen, Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 2 van 10

3 namelijk wat is de verhouding/interactie van dit plan t.a.v. van de hogere en eerder gevoerde planningsprocessen. Het plan-mer dient aan te geven enerzijds wat de reikwijdte van het plan zal zijn rekening houdende met de doelstelling van het plan en anderzijds welk detailleringsniveau van het RUP (zoneringsplan, algemene voorschriften, specifieke voorschriften, aanduiding tot op perceelsniveau ) vooropgesteld wordt, rekening houdende met deze doelstelling. De doelstelling van het plan-mer is het bestuderen en het rapporteren over de milieueffecten van het voorgenomen RUP. De reikwijdte van het plan- MER is ruimer dan het plangebied, het is meer bepaald het plangebied uitgebreid met het gebied tot waar de effecten van het voorgenomen plan reiken, het studiegebied dus. Het detailleringsniveau van het plan-mer wordt enerzijds bepaald door het detailleringsniveau vooropgesteld voor het voorgenomen plan en anderzijds door de vastgestelde permanente milieueffecten en de milderende maatregelen die vereist zijn t.g.v. de vastgestelde milieueffecten. De doelstelling, detaillering, reikwijdte en inhoudelijke aanpak van het plan-mer dienen in het plan- MER in een afzonderlijk hoofdstuk voldoende beschreven te worden. 3 Besluitvorming Het plan-mer dient opgave te doen van de voorbije en verdere besluitvormingsprocedure. Het plan- MER zal een chronologisch overzicht bevatten van alle procedures die doorlopen moeten worden voordat de invulling van het plan op het terrein gerealiseerd kan worden. Hierbij zal aangegeven worden wat de rol is van dit plan-mer en van de mogelijk nog op te starten project-mer, en in voorkomend geval nog andere op te stellen studies, in de verdere procedure. 4 Voorgenomen plan en alternatieven In de NPC worden 4 varianten vermeld waarbij gesteld wordt dat enkel Variant 1 centrale ligging oostelijk gericht zal worden meegenomen in het plan-mer. De motivering waarom enkel deze variant haalbaar is, wordt onvoldoende onderbouwd in de NPC. Op de richtlijnenvergadering werd gemotiveerd dat vanuit verkeerstechnisch oogpunt enkel deze variant haalbaar zou zijn. Het MER zal daarom per variant een verkeerskundige analyse opnemen om deze stelling te argumenteren. Mogelijks kunnen bij deze analyse ook andere dan verkeerstechnisch randvoorwaarden meegenomen worden, zoals bv. de aanwezigheid van leidingen, de verenigbaarheid met geplande ontwikkelingen, Als er varianten niet verder meegenomen worden, moet dit duidelijk gemotiveerd worden waarom deze geen optie zijn. De verkeersberekening met het unimodaal verkeersmodel van West-Vlaanderen zoals uitgevoerd in de NPC, is gebaseerd op het model Het MER zal meer uitleg geven over dit model en dieper ingaan op de gebruikte parameters en op de ontwikkelingen die erin meegenomen zijn. In het model 2020 was een regionaal bedrijventerrein opgenomen dat was voorzien bij de opmaak van het RUP voor de afbakening van stedelijk gebied Brugge. Dit terrein is recent echter niet weerhouden in de uiteindelijke afbakening van het stedelijk gebied Brugge. De modelberekening moet opnieuw gebeuren, daar deze wijziging vnl op het vlak van vrachtvervoer tot significante verschillen kan leiden. Er zullen nieuwe verkeersgegevens aangevraagd worden bij het verkeerscentrum. Verder dienen nog volgende elementen verduidelijkt of aangevuld te worden: De locatie van het tankstation en de brug over de N367 dient weergegeven te worden op kaart. Het MER moet bekijken hoe de fietsverbindingen in het gebied kunnen worden hersteld. Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 3 van 10

4 5 Juridische, administratieve en beleidsmatige context De NPC heeft opgave gedaan van het juridisch, administratief en beleidsmatig kader dat voor dit plan- MER van belang is. Het plan-mer zal zorgvuldig nagaan waar de relevantie zich situeert en met name ook aangeven of de voorwaarde onderzoeksturend kan zijn dan wel procedurebepalingen bevat of een combinatie van beide. Het is van belang om ook tijdens het opstellen van het plan-mer de stand van zaken hiervan op te volgen. 6 Bestaande toestand en milieueffectenbespreking a. Algemene methodologische aspecten Zoals voorgesteld in de NPC worden volgende disciplines in het plan-mer opgesteld door een erkend MER-deskundige: bodem, water, geluid en trillingen, fauna en flora, mens, lucht en landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie. De afbakening van het studiegebied zal voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdende met het feit dat het studiegebied zowel het plangebied als het gebied met effecten dient te omvatten. De ruimtelijke afbakening dient voor elke discipline duidelijk voorgesteld te worden op figuur of kaart. Ontwikkelingsscenario s worden beschreven ter aanvulling van de referentiesituatie indien er redenen zijn om aan te nemen dat de toestand in de toekomst -met enige zekerheid en op middellange of lange termijn- ingrijpend kan veranderen (door autonome ontwikkeling of door de mens gestuurde ontwikkelingen). De toetsing van de milieueffecten moet in het plan-mer dan niet enkel gebeuren tegenover de gewijzigde of huidige situatie, maar tevens t.o.v. dit ontwikkelingsscenario. Indien er tijdens het opstellen van het plan-mer nog andere ontwikkelingsscenario s naar voor zouden komen dan deze die momenteel gekend zijn, dienen deze toegevoegd te worden aan het afwegingskader. Mogelijke cumulatieve of interfererende effecten met ontwikkelingsscenario s zullen tevens aan bod komen in het plan-mer. De referentietoestand in het MER zal, zoals ook opgenomen in de NPC, uitgegaan worden van zowel de huidige situatie als de huidige planningscontext. Er zal duidelijk aangegeven worden wat verstaan wordt onder de toekomstige situatie bij de effectbeoordeling. b. Specifieke opmerkingen per discipline Het plan-mer zal de milieueffecten per discipline onderzoeken en beoordelen. In functie van het gevoerde effectenonderzoek dienen milderende maatregelen voorgesteld en uitgewerkt te worden. Wat de milderende maatregelen betreft, zal het plan-mer in de mate van het mogelijke aangeven waar deze zullen/kunnen doorwerken bijv. in de stedenbouwkundige voorschriften van RUP, op het niveau van de stedenbouwkundige vergunning, of via een flankerend beleid. De methodologie voor de effectvoorspelling zal in het plan-mer duidelijk en transparant omschreven worden cfr de NPC. Tevens zal per discipline of receptor aangegeven worden op basis van welke criteria een effect als significant of als niet significant beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen zal aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De plan-mer effectenbespreking en -beoordeling dient transparant en op voldoende wijze te gebeuren. Naar aanleiding van de nota voor publieke consultatie werden voor een aantal disciplines opmerkingen gemaakt of aandachtspunten opgegeven die in het plan-mer bijkomend aangepakt zullen worden: Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 4 van 10

5 Mobiliteit - De fietsbrug van de Kasteeldreef naar de Leftepoortstraat zal volgens de NPC verdwijnen. De effecten van het verdwijnen van die fietsverbinding dienen opgenomen te worden in het MER en alternatieven dienen voorgesteld te worden voor een rechtstreekse verbinding tussen Jabbeke en Varsenare. - Het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk in het studiegebied zal in beeld gebracht worden. - De ontsluiting van het toekomstig sport- en cultuurcentrum kan relevant zijn bij het onderzoek naar de effecten op het fietsverkeer. - In de huidige situatie zijn er veel vrachtwagenbestuurders die gebruik maken van het tankstation om uit te rusten; er is echter een tekort aan parkeerruimte. Vrachtwagens die nu aan de Z-zijde van de A10 staan, kunnen door het nieuwe complex het tankstation aan de N- zijde beter bereiken. Blijft dit mogelijk in alle varianten? Geluid - De Vlaamse wegdekcorrectiefactoren dienen in het geluidsmodel gebruikt te worden. - Geluidsmetingen worden uitgevoerd in functie van de ligging en dimensionering van geluidsschermen (mogelijk moeten de bestaande geluidsschermen verplaatst worden). Bodem - Nodige aandacht zal gaan naar de standaardopmerkingen van OVAM met betrekking tot de bepalingen van het bodemdecreet, de regels van het grondverzet, de nodige acties in geval van calamiteiten en de nodige aandacht zal gaan naar de gevolgen van reeds vastgestelde bodemverontreiniging op het plan. - Er dient nagegaan te worden met er met de grond van het brughoofd van de fietsbrug kan gebeuren. Water - Waterkwaliteit dient ook in de scoping opgenomen te worden. - Er dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van de beschermingszone III van de drinkwaterwinning Snellegem. - De Jabbeekse beek loopt ten westen van de N377. De benaming Lagewegbeek en Legewegbeek worden door elkaar wordt gebruikt. Fauna en Flora - De methodologie in de NPC vermeldt de verdroging van vennen. Aangezien er in de omgeving geen vennen aanwezig zijn, kan dit beter geformuleerd worden als de beïnvloeding van vegetatie door gewijzigde grondwaterstand. Verder dient ook rekening gehouden te worden met de effectgroep versnippering. - In het MER zal een voorstel voor boscompensatie gedaan worden. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie - Op basis van de inventaris van het bouwkundig erfgoed van Jabbeke moeten de mogelijk consequenties op gebouwen of gebouwengroepen opgenomen in de inventaris, worden onderzocht. Opname van een pand in de inventaris heeft namelijk wettelijke gevolgen o.m. de sloop ervan. Bij variante 1 worden de voormalige hoeve (Kasteeldreef 1), de voormalige Kasteeldreef zelf en het kasteel met bijhorende hoeve en oranjerie zwaar belast terwijl hun erfgoedwaarde hoog wordt ingeschat. Ook de hoeve Krauwersstraat lijkt bedreigd bij realisatie van deze variante. - Het archeologische aspect komt te weinig aan bod in de NPC. Niet alleen moeten de gekende archeologische waarden in de omgeving van het op- en afrittencomplex worden beschreven (zo werden in het recente verleden verschillende sporen en structuren waargenomen en opgegraven), ook moet een inschatting gemaakt worden van het ongekende archeologische erfgoed. De effectanalyse gebeurt door koppeling te maken van deze data aan het gekende grondverzet. Bronnen voor de beschrijving van de archeologische data zijn enerzijds de Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 5 van 10

6 Centrale Archeologische Inventaris en lokale literatuur, maar tevens is het noodzakelijk dat contact wordt opgenomen met Raakvlak ( de intergemeentelijke archeologische dienst voor Brugge en Ommeland, waarbij Jabbeke is aangesloten. Mens - De Vlaamse overheid (in samenwerking met de federale partners) is bezig een beleid voor het transport van gevaarlijke stoffen te ontwikkelen. Hoewel dit beleid nog in ontwikkeling is, mag verwacht worden dat er een bepaalde veiligheidsgerelateerde afstand tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen over hoofdtransportwegen (zoals bepaald in het RSV) en de aandachtsgebieden zoals gebieden met woonfunctie zal worden voorgesteld. Uit de NPC blijkt dat in de afweging van de verschillende alternatieven, de risico s van de mogelijke vervoersstroom van gevaarlijke stoffen op de (directe) omgeving niet als parameter meegenomen worden. Aangezien de autosnelweg E40 in het RSV geselecteerd is als hoofdweg, adviseert de dienst Veiligheidsrapportering daarom om in het MER ook (kwalitatief) een overweging op te nemen over de hoeveelheid vervoer van gevaarlijke stoffen, de nabijheid van woon- en leefomgeving en de hieraan gerelateerde risico s. Deze afweging hoeft niet automatisch doorslaggevend te zijn voor de uiteindelijke keuze. - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling merkt op dat volgens de meest recente gegevens ten noorden van de Oudebrugweg een actief uitgebaat landbouwbedrijf ligt. Uit de NPC is niet eenduidig af te leiden of deze bedrijfszetel binnen het plangebied van de geopteerde ontwerpvariant 1 gelegen is. Dit dient verduidelijkt. Vanuit landbouwkundig standpunt kan de afdeling er geen gunstig advies geven indien de bedrijfsvestiging niet gevrijwaard kan worden. - Door de aanleg van de op- en afrittencomplex aan de noordelijke zijde van de E40 (variant 1); wordt een gedeelte van het parkbos en 2 landbouwpercelen ingenomen. Gelet op de verplichte compensatie na het rooien van een bos, vraagt de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling om in het komende RUP de beoogde ligging van deze compensatiezone mee op te nemen. Verder wordt door de verlegging van de in- en uitvoegstrook en het volwaardig maken van de middenberm aan de zuidelijk zijde van de E40 ook agrarisch gebied ingenomen. Hierbij worden aan de zuidelijke zijde 3 landbouwpercelen aangesneden die in gebruik zijn door dezelfde landbouwer. Het betreft geen herbevestigd agrarisch gebied. Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling vraagt flankerende maatregelen. - In een inspraakreactie wordt vermeld dat het plangebied gelegen is in herbevestigd agrarisch gebied. In het MER dient uitgeklaard te worden of het gebied in HAG gelegen is (en eventueel aanduiden op kaart). - Versnippering en bereikbaarheid van landbouwpercelen zal behandeld worden. Vanuit de inspraak werd ook gevraagd om een LER-studie uit te voeren voor het plangebied. Een LER betreft een economische studie en dient bijgevolg geen deel uit te maken van een milieueffectenrapport. - Elia is tevreden dat in de NPC rekening werd gehouden met de aanwezigheid van de hoogspanningslijn Brugge-Zedelgem (150 kv). Elia vraagt ook in de verdere plannen (RUP), zodat enerzijds deze installaties in de mate van het mogelijk in stand gehouden kunnen worden en er anderzijds rekening gehouden wordt met de geldende veiligheidsvoorschriften in latere stedenbouwkundige voorschriften. Naast het in acht nemen van veiligheidsafstanden t.o.v. de geleiders van een luchtlijn, is het eveneens belangrijk om rekening te houden met de aanwezige pylonen (zowel naar stabiliteit als naar toegankelijkheid). Het MER dient rekening te houden met deze installaties en het relevante kaartmateriaal mbt deze installaties op te nemen. - Fluxys meldt dat aardgasvervoerinstallaties het plangebied kruisen aan de noordzijde. Ze werden kruisend met de Oudenburgweg (luchtbaken N67) en langs de Kasteeldreef aangelegd. Ter hoogte van de bestaande fietsersbrug kruisen installaties de Kasteeldreef (luchtbaken 66) om vervolgens parallel ten noorden van de autosnelweg te lopen en finaal de autosnelweg E40 te kruisen (luchtbaken 65). Het MER dient het relevante kaartmateriaal mbt deze installaties Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 6 van 10

7 op te nemen. Er dient rekening gehouden te worden met de wettelijke erfdienstbaarheidregels en deze dienen opgenomen te worden in het MER. 7 Leemten in de kennis Het plan-mer dient opgave te doen van de leemten in de kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze leemten kunnen opgedeeld worden naar aard van de leemte waarbij dan onderscheid dient gemaakt te worden tussen leemten met betrekking tot het plan, met betrekking tot de inventaris en aangaande methode en inzicht. Het plan-mer zal eveneens aangeven hoe met deze leemten omgegaan is en hoe zij kunnen doorwerken in de besluitvorming. 8 Monitoring en evaluatie In het plan-mer zal per discipline of receptor aangegeven worden of er eventueel opvolgingsmaatregelen voor te stellen zijn. Er zal opgave worden gedaan van een voorstel tot monitoringsprogramma voor die elementen waarvoor dit - vanuit de leemten in de kennis - noodzakelijk wordt geacht en een voorstel van maatregelen die kunnen worden gekoppeld aan bepaalde negatieve monitoringsresultaten. 9 Integratie en eindsynthese In een afzonderlijk deel zal het rapport een discipline-overschrijdende, leesbare samenvatting geven over de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate al de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen. De milderende maatregelen die voorgesteld zijn vanuit verschillende disciplines zullen discipline-overschrijdend t.a.v. elkaar afgewogen worden. De milderende maatregelen zullen vervolgens gedifferentieerd worden naar maatregelen die ruimtelijk vertaalbaar zijn (via stedenbouwkundige voorschriften en grafisch plan), maatregelen die gekoppeld dienen te worden aan het eigenlijke plan als extra doelstelling, maatregelen die planmatig via andere instrumenten dienen gerealiseerd te worden en maatregelen die later op projectniveau meegenomen kunnen worden. De maatregelen dienen tevens gedifferentieerd te worden naar hun dwingend of richtinggevend karakter. Deze samenvatting zal een duidelijk conclusie bevatten m.b.t. het voorgenomen plan in relatie tot de te verwachten milieueffecten. De voor- en nadelen van het voorliggende plan dienen t.o.v. de voor- en nadelen van het nulalternatief besproken te worden. 10 Vorm en presentatie Met betrekking tot de vorm en presentatie vraagt de Dienst Mer: recent kaartmateriaal te gebruiken, voorzien van een duidelijke bronvermelding, een correcte schaalaanduiding, noordpijl en legende; het kaartmateriaal zodanig te presenteren dat het van goede kwaliteit is, m.n. overzichtelijk, duidelijk, bruikbaar (voldoende detailniveau), hanteerbaar (bij voorkeur A4, maximaal A3) en gemakkelijk begrijpbaar, ook voor een niet-deskundige; verwijzingen in de tekst naar deze kaarten op te nemen; op de kaarten het studiegebied (het plangebied + de zone waarop mogelijke effecten kunnen plaatsgrijpen) af te bakenen; alle relevante straatnamen en waterlopen op kaart te situeren; alle gebruikte referenties op te nemen in de literatuurlijst. In de tekst worden auteurs en verschijningsdata duidelijk vermeld; de inhoudsopgave een logische en homogene structuur te geven; achtergrondinformatie in bijlagen op te nemen; nutteloze herhalingen in de tekst te vermijden; Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 7 van 10

8 dat de initiatiefnemer en alle deskundigen de eindversie van het MER ondertekenen. 11 Niet-technische samenvatting De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst moet zodanig geschreven zijn dat hij begrijpelijk is voor de gemiddelde lezer. Figuren, kaarten of tekeningen dienen ter ondersteuning van de tekst in deze samenvatting opgenomen te worden. Indien gewerkt wordt met afzonderlijke kaarten en/of figurenbundel kunnen verwijzingen naar de relevante figuren volstaan, een lijst van de noodzakelijke figuren wordt in dit geval bij de aanvang van de niet-technische samenvatting gevoegd. De elementen ten behoeve van de watertoets zullen ook in dit deel opgenomen worden. Deze niet-technische samenvatting wordt in het plan-mer opgenomen en tevens in digitale vorm aangeleverd. De niet-technische samenvatting moet beschikbaar zijn i.f.v. het eerst volgende overlegmoment namelijk de bespreking van de ontwerpversie van het plan-mer. Brussel, 4 juli 2011 Paul Van Snick Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 8 van 10

9 Bijlage Lijst van inspraakreacties tijdens terinzagelegging in de gemeente Jabbeke en bij de dienst Mer: 3. Lijst van de aangeschreven administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die reageerden (schriftelijk of op de vergadering) en waarmee rekening werd gehouden in deze richtlijnen. Deze zullen alle een ontwerptekst ontvangen: LNE LNE Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Hinder en Risicobeheer Dienst VR OVAM Stationsstraat Mechelen Agentschap voor Natuur en Bos Zandstraat 255 bus Brugge VMM Afdeling Tav Bram Vogels Graaf de Operationeel Ferrarisgebouw Waterbeheer Agentschap Ruimte en Erfgoed Departement Landbouw en visserij - Duurzame landbouwontwikkelin g MOW - Dep. Mobiliteit en Openbare Werken College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente Jabbeke Toerisme Vlaanderen Afdeling Kennis en Informatiebeheer Provincie West- Buitendienst West- Vlaanderen Ellips Gebouw 35 bus 40 Algemeen Beleid Dorpsstraat 3 Dienst Planning en Onderzoek Graaf de Ferrarisgebouw Graaf de Ferrarisgebouw 20 bus 16 7de verdieping 3de verdieping 1000 Brussel Onroerend Erfgoed Werkhuisstraat Brugge 1030 BRUSSEL Graaf de Ferrarisgebouw 8490 Jabbeke de verdieping 1000 Brussel t.a.v. Steven Valcke Grasmarkt Brussel Dienst mobiliteit Provinciehuis Vlaanderen Abdijkbeke ELIA t.a.v. Johan Mortier Keizerslaan Brussel Fluxys NV T.a.v. Infoworks Kunstlaan, Brussel Abdijkbekestraat Brugge Lijst van de administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen die werden uitgenodigd om reactie te geven maar die niet reageerden en waarmee dus ook geen rekening werd gehouden in deze richtlijnen (deze zullen dan ook geen ontwerptekst meer ontvangen tenzij zij aan de dienst Mer verzoeken om deze toch te ontvangen): Provincie West- Vlaanderen, dienst Waterlopen Vlaamse Commissie voor Ruimtelijke Ordening Agentschap Ruimte en Onroerend Erfgoed Provinciehuis Boeverbos Koning Leopold IIIlaan 41 Phoenixgebouw - 9de verdieping BRUSSEL Phoenixgebouw 1210 BRUSSEL 8200 Sint-Andries Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 9 van 10

10 Directie Coördinatie- 19, bus 3 Werking Agentschap Ruimte en Buitendienst West- Ruimtelijke Ordening Werkhuisstraat Brugge Erfgoed Vlaanderen Vlaamse Milieumaatschappij Alfons Van de Maelestraat EREMBODEGEM Agentschap Wegen Graaf de 1000 BRUSSEL en Verkeer Ferrarisgebouw bus 4 20 VVM De Lijn Motstraat Mechelen Nieuwe Polder van Kapellestraat Zuienkerke Blankenberge LNE Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid Dienst Lucht en Klimaat Graaf de Ferrarisgebouw 7de verdieping Vlaamse Landmaatschappij T.a.v. de heer Jeroen Reyniers Gulden-Vlieslaan Brussel Op basis van het bovenstaande zullen er 14 (waarvan deel eventueel digitaal) ontwerpteksten (inclusief 1 exemplaar voor de Dienst Mer) nodig zijn Richtlijnen milieueffectrapportage PLIR 0057 Pagina 10 van 10