UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Gemeenten in de eeuw van samenwerking: een evaluatieonderzoek van de samenwerkingsverbanden in de gemeente Herne. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie Heike Deneulin onder leiding van Prof. Joris Voets

2

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR Gemeenten in de eeuw van samenwerking: een evaluatieonderzoek van de samenwerkingsverbanden in de gemeente Herne. Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van Master of Science in de Bedrijfseconomie Heike Deneulin onder leiding van Prof. Joris Voets

4

5 NO PERMISSION Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef niet mag geraadpleegd noch worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming. Heike Deneulin

6

7 Woord vooraf Deze masterproef betekent het sluitstuk van mijn academische studies. Tijdens het schrijven van deze studie kon ik rekenen op de steun, begeleiding en aanmoediging van mijn promotor, familieleden en vrienden. Daarom dit dankwoord. Niet zomaar een verplicht nummertje, maar een oprechte dankjewel Professor Dr. Joris Voets, voor zijn enthousiasme. Hij stond steeds klaar om mijn vragen te beantwoorden en feedback te geven bij het schrijven van de masterproef. Mamsie en papa, die me de kans gegeven hebben om na mijn opleiding tot politicologe ook nog een Master overheidsmanagement te mogen volgen. Tijn, die ik bewonder voor zijn doorzettingsvermogen tijdens zijn acht jaar studeren en die hierdoor voor mij een inspiratiebron was. Joeri, mijn economist, die de afgelopen drie jaar een onvoorwaardelijke steun was voor mij. Lisa, voor de jarenlange vriendschap maar ook voor de hulp bij de totstandkoming van deze masterproef. De burgemeester, de schepenen en gemeentesecretaris van de gemeente Herne voor hun medewerking aan deze masterproef. Veel leesplezier! I

8

9 Inhoud 1. Inleiding Conceptuele afbakening Wat is een samenwerkingsverband? Intergemeentelijke samenwerking Actuele discussie in Vlaanderen Een democratisch probleem? Regioscreening Evaluatiekader Methodologie Gegevensverzameling Respondenten Vragenlijst Gegevensverwerking Resultaten Gemeentelijke organisatie Reflectie Evaluatie democratische criteria Reflectie Evaluatie doelmatigheid criteria III

10 6.3.1 Reflectie Algemene conclusies Aanbevelingen Bibliografie Bijlage 1: kaart Vlaams-Brabant Bijlage 2: organogram gemeentebestuur Herne Bijlage 3: financiële nota 2013 gemeente Herne Bijlage 4: kaart Pajottenland Bijlage 5: topic list Bijlage 6: brief respondenten Bijlage 7: samenwerkingsverbanden gemeente Herne Bijlage 8: codes IV

11 1. Inleiding Het aantal en de soorten samenwerkingsverbanden op het lokale niveau zijn de laatste vijftien jaar sterk toegenomen waardoor men terecht kan spreken van een bestuurlijke drukte. In het Witboek Interne Staatshervorming wordt deze bestuurlijke drukte omschreven met de term verrommeling (De Rynck ea., 2011). Lokale besturen stappen in allerhande formele en informele samenwerkingsverbanden om aan capaciteit en bestuurskracht te kunnen winnen. In de praktijk leidt dit echter ook tot een situatie waarin de lokale besturen geen goed zicht meer hebben op het grote aantal samenwerkingsverbanden waarin zij betrokken zijn. De Vlaamse Regering achtte het dan ook noodzakelijk om de vele samenwerkingsverbanden op lokaal niveau grondig door te lichten. Dit gebeurde aan de hand van de regioscreening. Met deze regioscreening wil de minister de lokale besturen een instrument in handen geven waarmee zij hun samenwerkingsverbanden in kaart kunnen brengen en evalueren. Daarnaast kan er op die manier ook bottom - up een proces worden opgestart om te komen tot een vereenvoudiging van de samenwerkingsverbanden (Bourgeois, 2011). Vertrekkend vanuit de regioscreening besloten we om één gemeente te onderwerpen aan een evaluatiedebat van haar samenwerkingsverbanden. Er werd gekozen voor een case-studymethode waar we ons beperkten tot een single case, de plattelandsgemeente Herne gelegen in het Pajottenland in Vlaams-Brabant 1. We opteerden voor Herne wegens het persoonlijke contact en de toegankelijkheid van de setting. De keuze voor dit onderwerp is ingegeven door diverse factoren. In de eerste plaats is er mijn belangstelling voor de lokale besturen en het actuele debat rond de regioscreening. In tweede instantie pogen we via deze masterproef een bijdrage te leveren bij het voornemen van de minister om gemeenten hun samenwerkingsverbanden in kaart te laten brengen en te evalueren. Bovendien biedt het de gemeente Herne een bijkomend forum in het actuele debat rond de regioscreening en de evaluatie van de samenwerkingsverbanden. Concreet kunnen we hiertoe volgende onderzoeksvragen opstellen. Hoe verloopt de gemeentelijke organisatie ten aanzien van de verschillende samenwerkingsverbanden? We trachten na te gaan hoe de gemeente intern georganiseerd is in relatie tot haar samenwerkingsverbanden. Vanuit een democratisch perspectief gaan we na hoe de gemeente intern werk maakt van mandatering, verantwoording en informatie op het niveau van haar 1 Bijlage 1 : kaart Vlaams-Brabant 1

12 samenwerkingsverbanden. Hieruit trachten we ook verklaringen te zoeken waarom de gemeentelijke organisatie ten opzichte van de samenwerkingsverbanden zo verloopt. We vinden het niet alleen belangrijk om te weten hoe de gemeente intern georganiseerd is in relatie tot haar samenwerkingsverbanden. We willen ook proberen te achterhalen hoe de gemeente de werking en organisatie van haar huidige samenwerkingsverbanden evalueert. Hoe evalueert de gemeente de werking en de organisatie van haar huidige samenwerkingsverbanden? We maken deze evaluatieoefening aan de hand van een evaluatiekader uitgewerkt in een Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen rapport door onderzoekers De Rynck e.a (2011) naar aanleiding van de regioscreening. De samenwerkingsverbanden worden geëvalueerd aan de hand van democratische criteria en doelmatigheidscriteria. De gegevens hiervoor werden verzameld via semigestructureerde interviews bij de burgemeester, schepenen en gemeentesecretaris van het betrokken lokale bestuur. Indien mogelijk trachten we elk verband waar de respondent een mandaat in bekleedt apart te laten evalueren. Verder wilden we ook nagaan of de respondenten van de gemeente die geen zitting hebben in een bepaald samenwerkingsverband toch zicht hebben op de organisatie en werking ervan. Omdat het praktisch onmogelijk was elke respondent elk samenwerkingsverband te laten evalueren kozen we uit de lijst van samenwerkingsverbanden twee verbanden die we door alle respondenten lieten evalueren. Op deze manier konden we ook nagaan of alle respondenten deze twee verbanden op eenzelfde manier evalueerden. Voor het bereiken van de doelstelling en het beantwoorden van de onderzoeksvragen werd de masterproef onderverdeeld in zeven hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat het theoretische gedeelte van de masterproef. Hierbij worden een aantal concepten toegelicht en een theoretische achtergrond gegeven. Verder wordt hier ook het juridisch kader besproken. Na de afbakening van een aantal concepten wordt het actuele debat rond de samenwerkingsverbanden verder toegelicht. In hoofdstuk vier wordt het evaluatiekader verder besproken. Hierna wordt in het vijfde hoofdstuk de methodologie van het empirisch onderzoek gepresenteerd. Deze paragraaf licht de werkwijze en de gemaakte keuzes binnen het onderzoek toe. In hoofdstuk zes wordt de geselecteerde case op grondige wijze geanalyseerd. Het hoofdstuk gaat ook dieper in op de verkregen onderzoeksresultaten en tracht een antwoord te formuleren op de onderzoeksvragen. In dit deel worden ook de belangrijkste conclusies uit de resultaten besproken, met een terugkoppeling naar de reeds gepubliceerde literatuur met betrekking tot dit thema. Hoofdstuk zeven sluit af met een paragraaf met een algemene conclusie en enkele aanbevelingen. 2

13 2. Conceptuele afbakening Vooraleer het empirische luik van het onderzoek aan bod komt, moeten er eerst enkele centrale concepten nader worden toegelicht. Een nauwkeurige omschrijving van deze begrippen en hun samenhang is noodzakelijk om de verdere inhoud van dit onderzoek te kunnen begrijpen. In de eerste paragraaf gaan we dieper in op het basisconcept samenwerkingsverband.verder volgt er ook een toelichting over intergemeentelijke samenwerking en de juridische onderbouw ervan. 2.1 Wat is een samenwerkingsverband? Om de oorsprong te achterhalen van de vele soorten samenwerkingsverbanden die er de afgelopen decennia zijn ontstaan tussen allerlei organisaties kunnen we gebruik maken van de netwerktheorie. In onze samenleving moeten overheden steeds vaker omgaan met complexe maatschappelijke problemen. Deze problemen overstijgen vaak de grenzen van deze publieke organisaties. Het beeld en de organisatie wordt hierdoor ook veranderd. De overheid is, en wordt in toenemende mate, zelf een netwerk van actoren in plaats van een monolithisch blok. Er worden andere maatschappelijke actoren zoals private actoren en non-profit organisaties ingeschakeld. Op die manier ontstaan er meer horizontale relaties. Deze actoren nemen immers een aantal taken van de overheid over en hebben op die manier ook invloed op het overheidsbeleid. Ze leveren een bijdrage aan de realisatie van talrijke maatschappelijke beleidsdoelstellingen. Bepaalde middelen worden door hen aangereikt die de overheid niet ter beschikking had zoals kennis, arbeid en informatie. (Koppenjan & Klijn,2004; Beuselinck, Verhoest, en Meyers, 2008). Eén van de kenmerken waarom partijen gaan samenwerken in netwerken ligt in het feit dat er sprake is van onderlinge afhankelijkheid. Om de eigen doelen te verwezenlijken zijn ze van elkaar afhankelijk voor de uitwisseling van kritische hulpbronnen, op korte of op lange termijn (Koppenjan & Klijn,2004). De ene organisatie beschikt namelijk over vitale hulpbronnen die een andere organisatie dan weer niet heeft en vice versa. Binnen een netwerk kan er ook sprake zijn van samenwerking en concurrentie. Organisaties gaan samenwerken om van elkaar hulpbronnen te verkrijgen om zo hun doelen te realiseren. Maar tussen de organisaties kan er een zekere concurrentie bestaan omdat de individuele doelen en belangen van de organisaties vaak niet dezelfde zijn. Voldoende interactie in een netwerk is daarom van groot belang (Bekkers,1999). 3

14 We zullen de term samenwerkingsverband verder specifiek benaderen vanuit het perspectief van een gemeente. We doen dit omdat een gemeente het onderzoeksobject van deze masterproef is. De auteurs De Rynck en Decorte (2010) ontwierpen volgende definitie van een samenwerkingsverband: Alle organisatievormen gericht op overleg of samenwerking, waarbij meerdere autonome organisaties betrokken zijn en die een regionale focus hebben. Onderstaande opsomming zal aantonen dat het concept samenwerkingsverbanden een vlag is die vele ladingen dekt. Informele vormen van samenwerking staan naast formele decretaal en wettelijke vormen. Samenwerking kan plaatsvinden met publieke of niet-publieke actoren. De plaats van samenwerking in het organogram van een bestuur kan verschillen. Maar ook de finaliteit van samenwerkingsverbanden kan verschillend zijn. Zo kunnen samenwerkingsverbanden worden geanalyseerd naar hun interorganisatorische vorm. Op die manier kunnen netwerken zowel publiek-publiek, publiek (semi-)privaat als (semi-)privaat (semi-) privaat georganiseerd zijn. Bestaat ze alleen uit publieke partners zoals bijvoorbeeld het OCMW, de gemeente, de provincie, de Vlaams overheid of de Federale overheid dan spreken we over publiekpublieke netwerken. Bv.: de politiezones of overleg tussen sportfunctionarissen. Indien hierbij ook nog andere (semi-)private partners betrokken, dan spreken we over publiek (semi- )private netwerken. Bv.: het regionaal sociaal - economisch overlegcomité. Wanneer het samenwerkingsverband enkel bestaat uit semi-private partners, dan spreken we over semi-privaat semi-private netwerken. Hierbij wordt geen enkele publieke partner inhoudelijk betrokken. Bv.: Overleg tussen ziekenhuizen, ambulante diensten en instellingen. Onder semi-private partners verstaat men die organisaties die ontstaan uit privé - initiatief maar die op een substantieel belangrijke wijze financieel door de overheid worden ondersteund, erkend en verantwoording moeten afleggen aan de overheid (De Rynck en Decorte, 2010). Vaak hanteert de literatuur ook de term interbestuurlijke samenwerking. Interbestuurlijke samenwerking is een verticale samenwerking tussen openbare besturen van verschillende bestuursniveaus, waarbij eventueel private partijen kunnen betrokken zijn (De Rynck e.a., 2007). De samenwerking van één bestuur zoals een provincie met één of meerdere private partijen zoals bedrijven is publiek-private samenwerking. Bijvoorbeeld: de gemeente Herne gaan een samenwerking aan met een privébouwbedrijf voor de bouw van een sporthal. Om te kunnen spreken van interbestuurlijke samenwerking moeten er dus minstens twee besturen betrokken zijn van verschillende bestuursniveaus. Bijvoorbeeld: de gemeente Herne en de provincie Vlaams-Brabant werken samen in een verband die diensten initiëren, coördineren en realiseren rond 4

15 het afvalpreventiebeleid, afvalinzameling en afvalverwerking. We kunnen samenwerkingsverbanden ook indelen op basis van de juridische vorm. Een samenwerkingsverband waarbij twee of meer gemeenten op vrijwillige basis een samenwerking aangaan met het oog op het realiseren van gemeenschappelijke doelstellingen, noemt men specifiek een intergemeentelijke samenwerking. Voor de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden die nu in Vlaanderen worden opgericht, is het decreet van 6 juli 2001 van toepassing. Verder hebben heel wat samenwerkingsverbanden van een gemeente een juridische vorm als basis die los staat van het decreet intergemeentelijke samenwerking. In een grote meerderheid van de samenwerkingsverbanden waar gemeenten deel van uit maken wordt de vzw wet (vereniging zonder winstoogmerk) van juni 1921 of de wijzigingswet van 2002 als juridische basis gebruikt. Het zijn vzw s die niet door de gemeente zijn opgericht zijn doch de gemeente is wel lid van de vzw. Steeds vaker maakt de overheid gebruik van het private verenigingsrecht om participaties op te nemen of rechtspersonen op te richten. In bepaalde verenigingen participeren trouwens verschillende overheden samen. Soms blijft het lidmaatschap van deze vzw s beperkt tot overheden of hun vertegenwoordigers maar vaak zijn ook private personen lid van deze verenigingen. Die kunnen zelfs de meerderheid vertegenwoordigen in de algemene vergadering of de bestuursorganen van de vereniging. Een vereniging zonder winstoogmerk is een groep natuurlijke personen of rechtspersonen die een belangeloos doel nastreven. De vzw beschikt over eigen rechtspersoonlijkheid die los staat van die van haar leden. De rechtspersoonlijkheid betekent dat de vzw rechten en plichten heeft (Vandendriessche, 2003). Specifieke gemeentelijke vzw s zijn rechtspersonen die door de gemeente werden belast met welbepaalde taken van gemeentelijk belang. Deze werden opgericht op initiatief van de gemeente via gemeenteraadsbeslissing en hadden als wettelijke basis de klassieke vzw-wetgeving. Vanaf 2014 moeten alle gemeentelijke vzw s omgevormd, vervangen of ontbonden worden en zich conformeren aan de regels van de gemeentelijke verzelfstandiging opgelegd door het gemeentedecreet artikel 310. Wanneer is een vzw een gemeentelijke vzw is? Als de gemeente een overwicht (aan mandatarissen, vertegenwoordigers of stemmen) heeft in minstens één orgaan van de vzw, wordt de vzw vermoed met taken van gemeentelijk belang belast te zijn. Dit geldt ook als meer dan de helft van de financiële middelen van de vzw ten laste van het gemeentebudget valt (Vanholsbeeck, 2010). 5

16 Er zijn ook specifieke decretale of wettelijke vormen die als basis dienen voor een samenwerkingsverband. Vaak zijn het interbestuurlijke vormen die worden opgericht en aangestuurd door provincie, Vlaamse overheid of Federale overheid en waarvan de regelgeving door deze betrokken besturen wordt opgelegd. Naast de decretale vormen van intergemeentelijke samenwerking, bestaan er ook heel wat informele vormen van samenwerking en overleg tussen de gemeenten. Als voorbeeld stellen we het structureel overleg tussen ambtenaren van verschillende gemeenten in een bepaald vakgebied of overleg tussen burgemeesters (Agentschap Binnenlands Bestuur, geraadpleegd op 10 maart 2013). Omwille van de verscheidenheid aan begripsinvullingen rond samenwerkingsverbanden ontwikkelde de auteurs Vanderstraeten e.a in een conceptueel-theoretische samenwerkingstypologie. Het is een theoretische lijst van dimensies waarop samenwerking kan betrekking hebben om zo te komen tot een soort boomstructuur/een typologie met mogelijke samenwerkingsvormen. De verschillende dimensies van deze typologie zijn: niveaus in de beleids- en beheercyclus, plaats in het organogram, schaal en finaliteit. Deze typologie kan haar nut hebben indien men bestaande samenwerkingsverbanden wil inventariseren. Samenwerking kan plaatsvinden op beleidsmatig en/of beheersmatig vlak. Deze beleids- en beheersmatige aspecten vertalen zich dan in het maken van keuzes op drie niveaus: het strategische niveau, het tactische niveau en het operationele niveau. Zo kan een samenwerking bestaan uit (een mix van) strategische processen, tactische processen en/of operationele processen. Tot de strategisch processen behoren het voorbereiden van beleid, het formuleren van beleidsdoelstellingen, het bepalen van doelgroepen en het opstellen van beleidsprioriteiten(beleidsbeslissingen). Tactische processen in een samenwerking zijn het concretiseren van de beleidsdoelen en het definiëren van wat precies door wie wordt gedaan. Verder kan samenwerking ook bestaan uit operationele processen. Centraal staat hier het maken van keuzes over het beheer van de organisatie en de dienstverlening en het zo efficiënt mogelijk organiseren van een zo kwaliteitsvol mogelijke effectieve dienstverlening (intern en extern). Een tweede dimensie is de plaats in het organogram waar de samenwerking plaatsgrijpt. Dit vindt plaats op het politieke en het ambtelijke niveau. 2 Dit was naar aanleiding van een onderzoek samenwerking tussen De Vlaamse centrumsteden en hun OCMW op vlak van financieel management 6

17 Het politiek niveau is de politieke leiding van het openbaar bestuur. Dit omvat gezagsdragers die voor hun functioneren direct of indirect verantwoording verschuldigd zijn aan democratisch gekozen vertegenwoordigende organen. Het ambtelijk niveau zijn de aan de politieke gezagsdragers formeel ondergeschikte organisaties en functionarissen, die de politieke leiding bijstaan en uitvoering geven aan politieke beslissingen. Extern is er ook een verschil in niveau mogelijk tussen de verschillende actoren in het samenwerkingsverband. Hier kunnen drie niveaus worden onderscheiden. Het eerste is de horizontale samenwerking, dit is een samenwerking tussen besturen op hetzelfde niveau (bv.: tussen 2 besturen op het niveau van de gemeente, zoals een OCMW en een stad). Het volgende niveau is verticale samenwerking, dit is een samenwerking tussen besturen op verschillende niveaus. Het laatste niveau is de publiek-private samenwerking, dit is een samenwerking tussen het lokaal bestuur en private actoren. Samenwerkingsverbanden kunnen ook worden opgedeeld naargelang de bestuurlijke schaal waarop ze actief zijn. Zo kan een samenwerking tussen gemeente en OCMW zich situeren op de schaal van een gemeente maar de gemeente kan ook binnenlokaal of bovenlokaal actief zijn en dit eventueel in samenwerking met een andere actor. Samenwerking op binnenlokale schaal: samenwerking binnen een gemeente op binnengemeentelijke schaal (bv.: een samenwerking tussen een gemeente en OCMW op schaal van een deelgemeente, wijk, district, buurt, ) Samenwerking op lokale schaal: samenwerking binnen een gemeente op schaal van de gemeente (bv.:. samenwerking tussen gemeente en OCMW voor de hele gemeente) Samenwerking op bovenlokale schaal: samenwerking op een schaal groter dan één gemeente (bv.:. samenwerking tussen verschillende lokale besturen van verschillende gemeenten, zoals dat het geval is bij een intergemeentelijke samenwerking of regiovorming) Een laatste criterium gaat over de finaliteit van de samenwerking. Daarin kunnen drie types worden onderscheiden: overleg, coördinatie en collaboratie. In het overlegtype wisselen samenwerkende besturen onderling informatie uit zodat ze elkaar beter leren kennen. Ze engageren zich om informatie te verzamelen over hun eigen beleid en die informatie dan mee te delen aan andere besturen. De informatie-uitwisseling kan zowel op formele als informele wijze worden geregeld. Formeel betekent dat het maken van afspraken over het doel van de samenwerking al dan niet schriftelijk wordt vastgelegd. Over de samenwerking en het resultaat ervan moet er steeds verantwoording worden afgelegd. Informeel betekent dat samenwerking vrijwillig tot 7

18 stand komt, zonder tussenkomst van een meerdere. Er is wel een doel maar dat wordt door de medewerkers zelf bepaald en dit kan wijzigen gedurende de samenwerking. De samenwerking is ook flexibel en gebaseerd op gedragsnormen en vertrouwen. Een stap verder is coördinatie. De besturen verzamelen hier dan informatie leggen die via het samenwerkingsverband op tafel en de informatie die ze van elkaar verzamelen gebruiken ze dan om hun eigen interne beleidsbeslissingen bij te stellen. De finaliteit bij coördinatie bestaat erin dat de bestaande initiatieven, projecten en programma s van de samenwerkende besturen op elkaar worden afgestemd. Bij de derde finaliteit, collaboratie, worden doelstellingen, programma s en projecten gezamenlijk door samenwerkende besturen opgezet en/of gerealiseerd. In de regel zijn deze vormen van collaboratie eerder formeel van aard, omdat het hier gaat om gezamenlijke projecten waarvoor afstemming op informele wijze wellicht te weinig waarborgen kan bieden om de collaboratie effectief in praktijk om te zetten. 8

19 2.2 Intergemeentelijke samenwerking Vooraleer het actuele debat rond de samenwerkingsverbanden aan bod komt schetsen we de betekenis van het begrip intergemeentelijke samenwerking. In de context en het verdere verloop van dit onderzoek vonden we het van belang om deze specifieke term verder te benaderen. Voor het ontstaan van de eerste intergemeentelijke samenwerkingsverbanden in België en in Vlaanderen, moeten we even terug keren midden 19 e eeuw en het begin van de 20ste eeuw. In de gemeentewet van 30 maart 1836 ontbrak een algemene wettelijke regeling voor intergemeentelijke samenwerking. Hierdoor hadden sommige verenigingen helemaal geen juridische basis. Na de Eerste Wereldoorlog groeide het besef van de noodzaak om een overkoepelende wetgeving te ontwerpen voor samenwerkingsverbanden tussen gemeenten. Deze regelgeving zou de gemeenten immers in staat kunnen stellen om ook op andere beleidsdomeinen met elkaar samen te werken. Na de grondwetsherziening in 1921 werd het principe van samenwerking tussen gemeenten ingeschreven in de grondwet. In de wet van 1 maart 1922 kwam de vereniging van gemeenten tot nut van het algemeen tot stand. Deze wet kende aan elke vereniging rechtspersoonlijkheid toe en naast de gemeenten konden ook de staat, de provincies en private actoren vrij toetreden. In de daaropvolgende decennia steeg het aantal intergemeentelijke verenigingen. Er werden enorm veel initiatieven opgestart in de jaren 1950 en De activiteiten situeerden zich hoofdzakelijk in het domein van de infrastructuur (elektriciteit, drinkwatervoorziening, openbare werken, ). In 1986 besliste de overheid om een nieuwe wet rond intergemeentelijke samenwerking uit te werken (De Ceuninck, 2009). Sinds het Sint-Michielsakkoord is de Vlaamse regering bevoegd voor deze materie. Op de samenwerkingsverbanden die nu in Vlaanderen worden opgericht, is het decreet van 6 juli 2001 van toepassing. Het decreet legt vier vormen van intergemeentelijk samenwerking vast: de interlokale vereniging, de projectvereniging, de dienstverlenende vereniging en de opdrachthoudende vereniging (Agentschap Binnenlands Bestuur, geraadpleegd op 10 maart 2013). Er is dus geopteerd voor vier types van samenwerking, die men vaak opdeelt in twee lichte en twee zware vormen. De twee lichte vormen van samenwerking zijn de interlokale vereniging en de projectvereniging. Daarnaast zijn de twee zware vormen van samenwerking de dienstverlenende vereniging en de opdrachthoudende vereniging (Wayenberg en De Peuter, 2006). De lichtste vorm de interlokale vereniging- heeft geen aparte rechtspersoonlijkheid. Deze samenwerking kan worden opgericht in een overeenkomst door ten minste twee gemeenten maar ook andere rechtspersonen van publieke of private aard kunnen eraan deelnemen. Een interlokale vereniging is bedoeld voor de realisatie van een in omvang beperkt gezamenlijk project van gemeentelijk belang. 9

20 Een projectvereniging is een samenwerkingsvorm met rechtspersoonlijkheid maar zonder een beheersoverdracht. Deze vereniging is opnieuw bedoeld voor kleinschalige projecten. Het takenpakket is hier wel uitgebreider dan dat van de interlokale vereniging. Terwijl deze laatste zich vooral bezighoudt met beleidsafstemming, wordt de projectvereniging meestal belast met de geïntegreerde beleidsuitvoering van een bepaald project (o.a. planning, organisatie en uitvoering) Aan die gezamenlijke projecten kunnen wel niet alle rechtspersonen van publieke of private aard deelnemen zoals bij de interlokale vereniging. Naast twee of meer gemeenten is de deelname beperkt tot de autonome gemeentebedrijven, OCMW s, verenigingen van OCMW s zonder private partners, provincies, andere projectverenigingen, de twee zware samenwerkingsvormen uit het decreet en buitenlandse rechtspersonen die daartoe zijn gemachtigd. De twee zware vormen, de dienstverlenende en de opdrachthoudende vereniging, kunnen worden omschreven als de opvolgers van de intercommunale. De dienstverlenende vereniging is een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid maar zonder beheersoverdracht. Ze kan worden opgericht om een duidelijk omschreven dienst te leveren aan de gemeenten op één of meerdere beleidsdomeinen. De opdrachthoudende vereniging beschikt zowel over rechtspersoonlijkheid als over een beheersoverdracht. Dit laatste houdt in dat de gemeenten de uitvoering van één of meerdere gemeentelijke bevoegdheden overdragen aan de vereniging. De deelnemers verliezen daardoor het recht om nog zelfstandig opdrachten uit te voeren op de overgedragen beleidsdomeinen. Een andere belangrijke krachtlijn van het decreet betreft de democratische controle van de intergemeentelijke samenwerking. In het decreet is die controle versterkt om tegemoet te komen aan de vaak gehoorde kritiek op de vroegere intercommunales. In de klassieke intercommunales werd er immers onvoldoende aandacht besteed aan de terugkoppeling naar de aangesloten gemeenten en hun organen. Op die manier hadden de intercommunales grote vrijheid om allerhande beslissingen te nemen. Een versterkte democratische controle leek daarom aangewezen (Wayenberg en De Peuter, 2006). Ter versterking van de democratische controle op de intergemeentelijke samenwerking zijn een achttal vernieuwingen van het decreet van 6 juli 2001 relevant. Deze zijn vooral van toepassing op dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen. - Het decreet verkorte de maximale duurtijd van de dienstverlenende en opdrachthoudende vereniging in vergelijking met de klassieke intercommunale. De maximale duurtijd van een vereniging wordt beperkt tot 18 jaar. De duurtijd is verschillend ingeval van de lichte samenwerkingsvormen uit het decreet: een projectvereniging kan maximaal 6 jaar bestaan terwijl er geen maximale duurtijd is bepaald ingeval van de interlokale vereniging. 10

21 - Het doel van de vereniging moet steeds specifiek en duidelijk worden omschreven. Indien de vereniging in kwestie een bijkomende doelstelling wil behartigen, dan dringt zich een wijziging van haar statuten op. En zo n wijziging moet volgens het decreet steeds worden onderworpen aan het oordeel van de betrokken gemeenteraden. - Naast wijzigingen van het doel van de verenigingen moeten ook alle andere wijzigingen aan de statuten van een dienstverlenende of een opdrachthoudende vereniging worden goedgekeurd door de gemeenteraden van alle betrokken gemeenten - De raad van de gemeenten die betrokken zijn in een dienstverlenende of opdrachthoudende vereniging ontvangt minstens tweemaal per jaar verslag over de intergemeentelijke samenwerking. Dat verslag wordt uitgebracht door de raad van bestuur die bevoegd is voor het dagelijks bestuur van de betreffende vereniging. Ook de raad van bestuur van een projectvereniging dient aan de deelnemers ervan verslag uit te brengen over de activiteiten van die vereniging. Een dergelijke verslaggeving is niet decretaal voorzien ingeval van een interlokale vereniging. - De raad van bestuur en de algemene vergadering zijn twee decretaal voorziene bestuursorganen ingeval van een dienstverlenende en een opdrachthoudende vereniging. In verband met de algemene vergadering heeft het decreet drie nieuwigheden geïntroduceerd die de democratische controle op de intergemeentelijke samenwerking zou moeten versterken. Het decreet voorziet dat de algemene vergadering minsten tweemaal per jaar beraadslaagt. Aan die vergaderingen nemen vertegenwoordigers deel van de bij de samenwerking betrokken partijen inclusief van de gemeenten. Voorheen was er in de regelgeving over de frequentie van vergadering niets bepaald. Ten tweede krijgen die vertegenwoordigers slechts een mandaat voor één algemene vergadering. Dit betekent dat er voor iedere algemene vergadering nieuwe vertegenwoordigers moeten worden aangesteld, wat ingeval van de gemeentelijke afgevaardigden een beslissing vereist van de gemeenteraad. Deze bepaling werd ondertussen echter herzien. De gemeentelijke vertegenwoordiger kan opnieuw voor de volledige duur van de legislatuur worden aangeduid. Ten derde geldt ook dat de gemeentelijke vertegenwoordigers in de algemene vergadering worden afgevaardigd uit de gemeenteraad en niet langer ook uit het college van burgemeester en schepenen zoals voorheen. - In de projectvereniging duiden alle deelnemende gemeenten ook elk een vertegenwoordiger aan voor de raad van bestuur waarin deze een raadgevende stem hebben. In de raad van bestuur van de dienstverlenende of een opdrachthoudende vereniging zetelen minstens één of hoogstens vijf 11

22 mandatarissen met raadgevende stem, rechtstreeks benoemd door de gemeente(n) en gekozen uit de oppositieraadsleden. De laatste krachtlijn omvat het principe van zuivere intergemeentelijke samenwerking. Alle privébedrijven worden uitgesloten van deelname aan verenigingen met rechtspersoonlijkheid. De interlokale vereniging wordt dus de uitzondering op de regel. Het decreet heeft echter een overgangsregeling voorzien voor gemengde intercommunales: de gemeenten hebben tot 1 januari 2019 de tijd om hun private partners uit te kopen. Daarnaast wordt ook het aandeel van de provincies in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden drastisch ingeperkt. Hoewel het oorspronkelijk de bedoeling was de provincies volledig te weren, werd deze intentie tijdens de parlementaire bespreking afgezwakt (Wayenberg en De Peuter, 2006). In 2008 volgde er een juridische en bestuurskundige evaluatie door het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen van het decreet intergemeentelijke samenwerking. In het onderzoek wordt het decreet intergemeentelijke samenwerking niet eenduidig positief geëvalueerd. Bij alle rechtsvormen kon worden vastgesteld dat de terugkoppeling naar de deelnemende gemeenten vaak problemen stelt. Deze evaluatie bevestigt dat de doelstelling om de democratische legitimiteit van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden te verhogen tot hiertoe niet werd bereikt. Er is nog nood aan een betere benutting van de instrumenten die het decreet voorziet (Verhoest en De Meu, 2008). In 2013 werd er een wijziging doorgevoerd aan het decreet intergemeentelijke samenwerking. Het decreet werd vooral gewijzigd op het vlak van bestuurlijk toezicht en digitalisering. Vooral de wijzigingen met betrekking tot de elektronische terbeschikkingstelling van de verslagen aan de raadsleden zijn hier van belang. De verslagen van de raad van bestuur moeten vanaf 1 januari 2014 elektronisch ter beschikking worden gesteld wanneer een raadslid van een deelnemend lokaal bestuur daar om vraagt. Deze terbeschikkingstelling kan bijvoorbeeld per of op een website gebeuren. Dit is van toepassing op de projectvereniging, de opdrachthoudende vereniging en de dienstverlenende vereniging (Bourgeois, 2013). 12

23 3. Actuele discussie in Vlaanderen 3.1 Een democratisch probleem? Vele lokale besturen proberen door samenwerking met andere actoren hun bestuurskracht te verhogen om op die manier te voldoen aan de steeds hogere verwachtingen van burgers en complexere beleidsvraagstukken. Bouckaert, De Peuter en Van Dooren verwijzen naar een bestuurskrachtige gemeente als gemeente die het vermogen heeft haar taken te behartigen, die derhalve in staat is wettelijke taken uit te voeren en optimaal in staat is de lokale problemen op te lossen en in lokale behoeften te voorzien (Bouckaert, De Peuter & Van Dooren, 2003, p. 7). De motieven waarom gemeenten samenwerken zijn divers. De reden tot samenwerken kan van gemeente tot gemeente verschillen. Het delen van kennis en ervaring is één van de redenen voor gemeente om te gaan samenwerken. Door het delen van extra kennis en het vergelijken van best practices kan veel van elkaar geleerd worden en kan het uiteindelijk ook leiden tot een kwaliteitsvollere dienstverlening (Korsten, Van Kraaij en Beckers, 2006) Het is vaak ook uit noodzaak dat gemeenten in een samenwerkingsverband stappen omdat ze het niet alleen kunnen (Voets, 2008). Door middel van een samenwerking zouden gemeenten schaalvoordelen kunnen behalen wat hun dienstverlening en uitvoering naar een hoger niveau zou kunnen tillen (Korsten, Beckers, Van Kraaij, 2006) Ook financiële redenen komen regelmatig naar voren. Zo kunnen zich na een samenwerking diverse kostenreducties voordoen die niet mogelijk waren geweest wanneer de gemeenten gescheiden van elkaar waren blijven werken. Er kunnen zelf subsidies worden verkregen. Zonder samenwerking zouden deze gemeenten afzonderlijk geen beroep hebben kunnen doen op dergelijke middelen. (Voets,2008; Korsten, Beckers, Van Kraaij, 2006) Bv : Pajottenland plus is een samenwerkingsverband tussen zeven gemeenten in het Pajottenland in Vlaams-Brabant dat door Europa werd erkend als plattelandsregio. Via deze erkenning kreeg dit verband ook Europese subsidies voor projecten rond plattelandsontwikkeling en vernieuwing (Pajottenland plus, 2013). Gemeenten die heel vaak met elkaar samenwerken delen dikwijls gelijke kenmerken. Door het feit dat deze gemeenten over een gelijkaardig socio-economisch profiel beschikken staan ze als groep vaak sterker om samen een beleid uit te werken (De Rynck, 1994). Daarnaast kunnen gemeente een 13

24 samenwerking aangaan uit een vrijwilligheid van onderuit omdat men het gevoel heeft samen een meerwaarde te creëren op hoger niveau (Voets, 2008) Vaak wordt er ook gekeken naar de omringende gemeenten om in een samenwerkingsverband te stappen. Het is al het ware een volgreactie: de andere doen ook mee (Voets, 2008). In Vlaanderen is het oprichten van diverse samenwerkingsverbanden erg populair, voornamelijk de laatste decennia. Meer samenwerking tussen gemeenten is positief, het leidt in vele gevallen tot een hogere bestuurskracht maar het kan ook ongewenste neveneffecten met zich meebrengen. En het lijkt er steeds meer op dat er grenzen zijn aan de vormen van samenwerken. Zo stelt er zich toch wel een democratisch probleem. De feedback die de gemeenteraadsleden krijgen in verband met de werking van de samenwerkingsverbanden is vaak beperkt, te theoretisch of weinig ter zake doend (De Ceuninck, 2010). De verantwoording en controle van de samenwerkingsverbanden blijft vaak voor vele gemeenteraadsleden onduidelijk en onoverzichtelijk (De Rynck en Steur, 2009). Lokale politici worden overbevraagd, hollen van de ene vergadering naar de andere en hebben vaak te weinig zicht op dit bovenlokale landschap. Ook is de efficiëntie van die talrijke bovenlokale arrangementen niet steeds aangetoond (De Ceuninck, 2010). Het vormt een uitdaging om samenwerking tussen gemeenten te versterken en te ondersteunen en aan de andere kant ervoor te zorgen dat die samenwerking op een transparante, efficiënte en democratische wijze gebeurt. Een bijdrage van Wayenberg en De Rynck uit 2007 onderzocht het aspect democratische controle in interbestuurlijke samenwerkingsverbanden en de rol van individuen in deze verbanden. Deze individuen zijn politici en/of ambtenaren die vanuit een mandaterend moederbestuur worden afgevaardigd om deel te nemen aan het bestuur van de interbestuurlijke samenwerkingsverbanden. Aan de hand van specifiek samengestelde focusgroepen kwamen zij tot de volgende resultaten. Over het algemeen hebben colleges, deputaties en de managementtop van gemeenten en provincies weinig zicht op de activiteiten van hun bestuur in de vele samenwerkingsverbanden. De auteurs stelden vast dat er vaak geen systematische inventarisatie is en er geen totaaloverzicht van deze betrokkenheid is. Verder is de kennis over het functioneren van de samenwerkingsverbanden en de inbreng en rol van het eigen bestuur bij individuen zoals de uitvoerende politici en bij ambtenaren beperkt tot die verbanden waar zij rechtstreeks mee te maken hebben. Uit de focusgroepen bleek dat de meest problematische vormen van terugkoppeling zich voordoen bij politici. Er zijn vormen van samenwerkingsverbanden waarbij de houding van de politici door ambtenaren als passief wordt omgeschreven. En er zijn andere vormen waarbij verbanden worden beschouwd als een deel van het eigen beleidsterrein en als een verlengstuk van de instrumenten waarover de politicus beschikt en waarover hij of zij controle uitoefent. De terugkoppeling naar colleges, deputaties en raden is vaak erg beperkt. De terugkoppeling vanwege 14

25 ambtenaren is dan beter verzorgd maar dat hoort nu eenmaal bij de hiërarchische verhoudingen waarin ambtenaren werken. Geregeld rapporteren naar diensthoofden of departementsverantwoordelijken hoort bij de courante taken van ambtenaren. Maar de terugkoppeling vanwege ambtenaren ontwikkelt zich toch vooral ten aanzien van de eigen diensten en de rechtstreeks verantwoordelijke politici maar zelden ten aanzien van colleges, deputaties of raden. Daarnaast bevestigen de onderzoekers dat de wereld van interbestuurlijk samenwerking vooral een arena is waarin uitvoerende politici en ambtenaren functioneren. Op het niveau van de algemene vergadering en raad van bestuur ziet men wel sporadisch wel gemeenteraad- of provincieraadsleden maar de aansturing is toch duidelijk een zaak van het uitvoerende niveau. De onderzoekers toonden ook aan dat het motief van kleine gemeenten om intergemeentelijk te gaan samenwerken vanuit een gevoel komt dat zij meer kunnen bereiken via samenwerking. 3.2 Regioscreening De Vlaamse regering lijkt zich goed bewust te zijn van de problematiek rond de samenwerkingsverbanden. Toen de nieuwe Regering in 2009 aantrad en het bestuursakkoord afsloot, zag het er naar uit dat ze grootse plannen op til had staan voor de Vlaamse gemeenten. De beleidsnota van de bevoegde minister voor Binnenlands Bestuur Geert Bourgeois bevatte heel wat elementen die het accent legden op een efficiënte en effectieve overheid. Tegen het einde van het regeerakkoord wil de regering een vereenvoudiging van het Vlaamse bestuurslandschap om zo te komen tot een efficiëntere en effectieve overheid. Ze wenst dit te realiseren via een interne staatshervorming (Bourgeois, 2009). Uit het Groenboek interne staatshervorming blijkt dat de regering haar aandacht schenkt aan de transparantie en effectiviteit van het intermediaire niveau. De Vlaamse bestuurlijke organisatie is opgebouwd rond drie democratisch verkozen bestuursniveaus: de Vlaamse overheid, de provinciebesturen en de lokale besturen. Op het intermediaire niveau is er echter met de jaren een bestuurlijke verrommeling gegroeid. Er is een wirwar van structuren en overlegorganen ontstaan. De oorzaak van de veelheid aan intermediaire structuren moet volgens het Groenboek bij de drie bestuursniveaus zelf worden gezocht. De Vlaamse overheid legt heel wat structuren op met een regionale afbakening zoals Resoc s, Logo s,... Daarnaast zijn ook de provincies actief op vlak van gebiedsgerichte werking. De gemeenten ten slotte stappen zelf in allerhande formele en informele samenwerkingsverbanden (De Ceuninck, 2010). In de praktijk leidt dit echter ook tot een situatie waarin gemeenten geen goed overzicht meer hebben op het grote aantal samenwerkingsverbanden waarin zij zijn betrokken. 15

26 Vereenvoudiging dringt zich op. De Vlaamse Regering acht het dan ook noodzakelijk dat er werk wordt gemaakt van een grondige doorlichting van de vele samenwerkingsverbanden op lokaal niveau (Bourgeois, 2010). Dit zal gebeuren aan de hand van een regioscreening. De regioscreening werd ook opgestart vanuit een algemeen gedeeld aanvoelen dat samenwerken in Vlaanderen niet altijd op de meest efficiënte manier gebeurt, dat er soms een probleem van afstand is tussen de werking van het lokale bestuur en samenwerkingsverbanden. Een perceptie die door heel wat lokale bestuurders en ambtenaren wordt gedeeld is het gebrek aan transparantie, te weinig sturing en controle door de lokale besturen, rond de samenwerkingsverbanden (Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten, 2012) Wat moet de regioscreening dan wel bewerkstelligen? Samengevat kunnen we stellen dat de regioscreening tot doel heeft om: 1) Alle samenwerkingsverbanden in kaart te brengen de inventarisatiefase 2) In elke provincie een debat op te starten met de lokale besturen om het geheel aan samenwerkingsverbanden op het intermediair niveau te evalueren en om kansen te zoeken om het lokaal beleid te versterken de evaluatiefase 3) Samen met de lokale besturen actiepunten te formuleren om orde te krijgen in het bestuurlijk landschap tussen de gemeenten en de hogere overheden de actiefase Essentieel in de regioscreening is de opbouw van onderuit, ze wordt gedragen door de gemeenten. De inventarisatiefase werd inmiddels afgerond. De inventarisatie bracht de samenwerkingsverbanden tussen de lokale overheden enerzijds en de Vlaamse overheid anderzijds in kaart. Daartoe werden in een databank alle structuren opgenomen die waren gekend op Vlaams niveau. Dit zijn alle mogelijke samenwerkingsvormen gaande van informeel overleg tussen ambtenaren, dienstverlenende intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en nutsbedrijven waarin gemeente deelnemen tot en met Vlaamse structuren en afbakeningen. Zo kwam men uiteindelijk tot een gemiddelde van 68 samenwerkingsverbanden per gemeente. Deze inventaris vormt een basis om het debat over de verrommeling op het intermediair niveau te objectiveren en te onderbouwen. Deze inventarisatiefase werd eind december 2011 afgerond. In het voorjaar van 2012 werd een rapport opgesteld dat een analyse maakt van de geïnventariseerde gegevens. In het eerste deel van het rapport werd een kwantitatieve analyse gemaakt en die biedt een antwoord op tal van vragen zoals: welke structuren bestaan er? Wanneer zijn deze opgericht? Binnen welke beleidsdomeinen en op welke schaalgrootte zijn ze gemaakt. In het tweede deel werd er een zogenaamde clusteranalyse gemaakt die aangeeft tussen welke clusters van gemeenten er meer intensieve samenwerking actief is. Verder werd er ook 16

27 een kwalitatieve omschrijving gegeven van de structuren en samenwerkingsverbanden die in diverse streken in Vlaanderen voorkomen (Agentschap Binnenlands Bestuur,2012). De geïnventariseerde gegevens over de samenwerkingsverbanden leerden ons een aantal dingen. De gegevens tonen een sterke stijging aan van het aantal samenwerkingsverbanden, overlegstructuren en territoriale afbakeningen in de afgelopen 15 jaar. Het rapport toont ook aan dat het intermediaire niveau niet onder één noemer te brengen is. Er zijn verschillende soorten van samenwerking op het lokale vlak. Kleine gemeenten hebben niet meer samenwerkingsverbanden dan middelgrote of grote gemeenten. Men zou kunnen veronderstellen dat kleine gemeenten sneller samenwerking opzoeken vanwege schaalproblemen. Maar de gemiddelde cijfers uit het rapport spreken dit dus tegen. Een opvallende vaststelling is dat ruim 86% van de geïnventariseerde samenwerkingsverbanden niet georganiseerd zijn volgens het decreet intergemeentelijke samenwerking. Veel van de opgelijste structuren zijn in het leven geroepen door een Vlaams decreet. Andere verbanden hebben een federale wet als basis zoals de politiezones. Heel wat samenwerkingsverbanden zijn vzw s zoals bosgroepen, regionale landschappen, Nog andere hebben geen juridische basis maar zijn een feitelijke vereniging georganiseerd op basis van een samenwerkingsovereenkomst. Voor de volledigheid vermelden we ook de informele overlegstructuren, OCMW verenigingen en cv s en cvba s. Er is wel een toename van het aantal kleinschalige samenwerkingsverbanden. Het decreet intergemeentelijke samenwerking van 2001 heeft geleid tot een toename van het aantal samenwerkingsverbanden in de afgelopen jaren. Deze toename is vooral te situeren op het vlak van de interlokale verenigingen en projectverenigingen. Gemeenten hebben de afgelopen jaren volop ingezet om door middel van kleinschalige samenwerkingsverbanden te komen tot een vergroting van hun capaciteit en expertise op tal van domeinen. De clusteranalyse geeft de intensiteit van samenwerking aan van elke gemeente met de andere 307 Vlaamse gemeenten. De clusteranalyse gebeurde aan de hand van een matrix. Deze matrix geeft een beeld van welke gemeenten voornamelijk met elkaar samenwerken. Deze methode kwantificeert de bestuurlijke samenhang op basis van het aantal structuren die verschillende gemeenten met elkaar gemeenschappelijk hebben. Deze analyse bevestigt dat er groepen van gemeenten zijn die onderling intensiever samenwerken dan met andere gemeenten. De Vlaamse regering heeft de opdracht gegeven om in 2013 de resultaten van de inventarisatie te analyseren en te evalueren. De minister benadrukt dat die evaluatie samen met de lokale besturen moet gebeuren. De evaluatie mag geen vrijblijvende oefening zijn zonder dat er concrete oplossingen 17

28 worden geformuleerd. Het eindrapport van de evaluatiefase dient daarom conclusies, aanbevelingen en acties te bevatten. De voorstellen tot verbetering kunnen zowel gericht zijn op acties die de gemeenten en samenwerkingsverbanden zelf kunnen ondernemen maar ook op andere bestuursniveaus. Een belangrijke focus van de regioscreeningoefening is ook het op zoek gaan naar gebiedsafbakeningen/regio s waarbinnen eenzelfde cluster van gemeenten maximaal samenwerkt, in een relatief beperkte groep van aaneensluitende gemeenten, die voor de burger ook sociologisch herkenbaar is (Agentschap Binnenlands Bestuur, 2013). Het is de bedoeling dat de gouverneurs van de vijf provincies de gemeenten samenbrengen in regiotafels. Een regiotafel is een groep van gemeenten die al op een zekere traditie van samenwerking kan buigen. De basis voor de indeling van de gemeenten in regiotafels is de clusteranalyse die werd uitgevoerd in de aanbevelingen. Dit rapport zal de basis vormen van de laatste fase van de regioscreening, het opstellen en uitvoeren inventarisatiefase. De suggesties die uit de regiotafels komen, worden gebundeld in een rapport met conclusies en van actieplannen voorzien vanaf Hoe deze actiefase zal verlopen is momenteel nog onduidelijk. De Vlaamse adviesraad heeft het actieplan reeds ingevuld met een aantal concrete maatregelen: er worden bottom-up actieplannen uitgewerkt op basis van een menu aan instrumenten (bv. clusteren van regionale structuren, shared services inrichten, wijzigen Vlaamse regelgeving, fusie van gemeenten, verschuiven van bevoegdheden ) (De Witte,2013). De Vlaamse adviesraad voor bestuurszaken geeft in haar advies over de regioscreening aan dat er op een genuanceerde manier moet gekeken worden naar de inventarisatiefase en de bestuurlijke drukte in het Vlaams overheidslandschap. Ten eerste vraagt de adviesraad om het huidige datamateriaal uit te zuiveren. De inventaris bevat immers heel wat samenwerkingsverbanden die niet te categoriseren zijn onder de noemer bestuurlijke drukte. Door deze verbanden mee te nemen in de inventaris worden de aantallen op een kunstmatige manier verhoogd waardoor verwarring kan ontstaat over het vervolg van het proces. De aandacht moet worden verlegd van de kwantiteit naar de kwaliteit door zogenaamde samenwerkingsverbanden als Vlaamse en provinciale diensten, ambtelijke werkgroepen, Europese projecten, uit de inventaris te halen. Zo kan gefocust worden op de essentie: de beleidsmatige samenwerkingsverbanden (Vlabest, 2012). Ook de VVSG wijst in haar reactie op de regioscreening op de onvolkomenheden van de inventaris. De VVSG geeft aan dat er niet vertrokken is van een duidelijke begripsomschrijving van een samenwerkingsverband. Er worden heel wat entiteiten opgenomen die bij nader toezien weinig te maken hebben met, of bijdragen tot, een evaluatie in het kader van de regioscreening. Voorbeelden hiervan zijn: Vlaamse of provinciale diensten (bv: de Lijn), lerende netwerken en belangenverdediging op Vlaams niveau (bv: OVSG), ambtelijke overleggen, regionale indelingen (bv: bosgroepen, 18

29 waterschappen) en Europese projecten. De afwezigheid van een duidelijke begripsomschrijving leidt tot onevenwichten in de inventaris, versterkt door de gehanteerde werkwijze: een decentrale invoer, waarbij de provinciale afdelingen van het Agentschap Binnenlands Bestuur verantwoordelijk waren voor de invulling van de databank. Afhankelijk per provincie wordt er soms zeer breed geregistreerd, soms minder, worden werkgroepen binnen bestaande structuren al dan niet apart vernoemd, worden projecten soms afzonderlijk geregistreerd en soms ook niet (Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten,2012). 19

30 4. Evaluatiekader In het kader van een Steunpunt Bestuurlijke Organisatie onderzoek in opdracht van minister Bourgeois hebben de Rynck e.a. (2011) een evaluatiekader uitgewerkt aan de hand waarvan de bestaande situatie inzake bestuurlijke samenwerking kan worden beoordeeld. In dit rapport werden enkele instrumenten aangereikt die de evaluatie van de verschillende samenwerkingsverbanden moeten ondersteunen. Het bevat een afwegingskader met criteria waarmee de deelname aan samenwerkingsverbanden door gemeenten kan worden geëvalueerd. Het afwegingskader bekijkt de medewerking van een gemeente vanuit een dubbel perspectief: het democratische perspectief en het doelmatigheidsperspectief. Het democratische perspectief heeft betrekking op de democratische controle en ook op het beleidsmatig aansturen van samenwerkingsverbanden. Gemeenten klagen vaak over het gebrek aan overzicht en aan democratische controle maar de eerste vraag rijst dan wel hoe de gemeenten zich daarop dan zelf organiseren en hoe ze zelf werk maken van opvolging, mandatering, verantwoording en politieke controle. Op het niveau van het democratisch perspectief kan een evaluatieoefening plaatsvinden aan de hand van volgende criteria: mandatering en sturing, verantwoording en controle en informatie en communicatie. Mandatering in samenwerkingsverbanden richt zich tot de rol van individuen. Wie vertegenwoordigt de gemeente waar? Het zijn individuen die vanuit een moederbestuur (bv: een gemeente) afgevaardigd zijn om deel te nemen aan het bestuur van een samenwerkingsverband. Dat kunnen politici zijn (één of meerdere politici), ambtenaren of een mengvorm van beiden. Het kan voor de gemeente nuttig zijn om een objectief overzicht te verkrijgen van wie waar zit maar ook om te weten hoe elk mandaat wordt ingevuld. De verantwoording richt zich tot de opvolging van de samenwerkingsverbanden door de besturen, waarbij samenwerkingsverbanden het object zijn van de verantwoording. Daarnaast hebben de samenwerkingsverbanden en de gemandateerden ook een verantwoordelijkheid op het vlak van terugkoppeling van informatie naar hun bestuur. Overheidsorganisaties hebben immers de plicht om feedback te geven over de werking en resultaten van diensten (De Peuter, De Smedt & Bouckaert, 2007). Lokale besturen kunnen zo met een overeenkomst werken waarin de bepalingen rond informatie worden opgenomen. De auteurs verzamelden reeds enkele ervaringen uit interviews en gesprekken met secretarissen en politici over deze criteria. Zo werd er bij mandatering in de verschillende gesprekken bevestigd dat er veel beslissingen genomen worden in verschillende netwerken, in naam van de gemeente, zonder dat men er een expliciet mandaat van kreeg van de gemeente. Er is ook de vaststelling dat de mandatering naar de samenwerkingsverbanden vaak als problematisch wordt ervaren. Welke persoon naar een 20

31 samenwerkingsverband wordt gestuurd is vaak een vraagteken. De ene keer gaat die persoon, de andere keer nog iemand anders. Er is niet één lijn in te trekken waardoor de visie of eenheid ook grotendeels verdwijnt. Ook de vaststelling dat er problemen zijn met verantwoording en terugkoppeling van informatie werd herhaaldelijk bevestigd. In de gemeentelijke organisatie is het moeilijk een overzicht te bewaren van alle informatie uit de verschillende samenwerkingsverbanden. Er moet binnen de gemeentelijke structuren een manier gevonden worden om de informatie van de diverse samenwerkingsverbanden op te volgen en te organiseren. Want informatie blijft vooreerst bij degenen die de gemeenten vertegenwoordigen en vervolgens blijft de informatie sterk binnen de beleidsdomeinen (schepen en betrokken ambtenaren). Ook komen vele dossiers niet aan bod in het college of komt het slechts aan bod wanneer de beslissing reeds is genomen. Ook de terugkoppeling van informatie van de vertegenwoordigers naar het bestuur is te beperkt. Er wordt ook aangegeven dat het onmogelijk is om over elk verband het debat te openen maar toch is er nood aan openlijke discussies over de hoofdlijnen of grote thema s rond de samenwerkingsverbanden in het college en gemeenteraad. Een bijkomende lacune is ook dat de gemandateerde in een verband vaak niet weten van elkaar waar de andere mee bezig zijn of wat er in andere domeinen gebeurt. Vanuit een doelmatigheidsperspectief kunnen samenwerkingsverbanden worden getoetst aan de hand van de criteria: relevantie, coherentie, zuinigheid, doelbereiking, effectiviteit, efficiëntie, duurzaamheid, adequaatheid, consistentie en aanvaardbaarheid. De auteurs stelden onderstaand schema op dat een overzicht biedt van de doelmatigheid evaluatiecriteria. Ze haalden hun inspiratie voor de evaluatiecriteria uit een handleiding voor beleidsevaluatie van De Peuter, De Smedt & Bouckaert uit In het Steuntpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen onderzoek voor de regioscreening vertaalden de onderzoekers deze criteria specifiek in functie van een evaluatieoefening van samenwerkingsverbanden. Daarbij kunnen vragen zowel worden gesteld vanuit het perspectief van de gemeente als vanuit het perspectief van het samenwerkingsverband, waarbij beiden soms samenvallen. - Relevantie: In welke mate draagt het samenwerkingsverband bij tot het oplossen van gestelde noden en problemen? - Coherentie: In welke mate sluit het samenwerkingsverband aan bij andere beleidsinitiatieven om bepaalde problemen en noden aan te pakken? - Zuinigheid: In welke mate zijn de middelen van het samenwerkingsverband voldoende of teveel? - Doelbereiking: in welke mate bereikt de samenwerking de afgesproken doelstellingen? 21

32 - Effectiviteit: In welke mate is het samenwerkingsverband de beste manier om het gewenste doel te bereiken? - Efficiëntie: In welke mate staan de resultaten van het samenwerkingsverband in verhouding tot de geïnvesteerde middelen? - Duurzaamheid: In welke mate zijn de resultaten van het samenwerkingsverband duurzaam? - Adequaatheid: In welke mate zijn de resultaten van het samenwerkingsverband hetgeen initieel beoogd werd? De gemeenten kunnen zich dus zowel doelmatigheids als democratische vragen stellen in relatie tot hun samenwerkingsverbanden. De auteurs stellen dat elke gemeente, los van wat andere gemeenten al dan niet doen, werk kan maken van een zelfevaluatie. De gemeente steekt immers veel tijd en financiële middelen in deze samenwerkingsverbanden. De diverse samenwerkingsverbanden geven verder op uiteenlopende wijze informatie en verantwoording over wat zij doen. De vraag is wat de gemeente zelf daarmee doet en hoe ze daarop intern is georganiseerd. De auteurs geven ook aan dat beide perspectieven op twee niveaus kunnen worden bekeken. Het eerste niveau is dat van de gemeente zelf. Het tweede niveau is dat van de samenwerkingsverbanden. Het evaluatiekader van het Steunpunt Bestuurlijk Organisatie Vlaanderen zal als basis dienen voor dit onderzoek. We maken de evaluatieoefening bij één single case. Aan de hand van dit evaluatiekader zullen we de case onderwerpen aan een evaluatie van al de samenwerkingsverbanden. We bekijken de democratische en doelmatigheidsperspectieven op het niveau van de gemeente zelf. De doelmatigheidsaspecten uit het evaluatiekader zijn te beschouwen als basiscriteria om een beleid te gaan evalueren. De Peuter, De Smedt & Bouckaert (2007) wijzen er op dat in eenzelfde evaluatie meerdere evaluatiecriteria centraal kunnen staan. Echter hoe meer criteria, hoe uitgebreider en complexer de evaluatie zal zijn. Bij het opstarten van een wetenschappelijk onderzoek moeten er steeds keuzes worden gemaakt. Ook voor dit onderzoek moesten we rekening houden met een aantal beperkingen, zoals de korte tijdspanne van het onderzoek en het gebrek aan middelen. Daarom was het onmogelijk om alle doelmatigheidsaspecten vanuit het evaluatiekader in dit onderzoek mee te nemen. Bijgevolg kozen we uit de reeks van evaluatiecriteria bij de doelmatigheidsmaatstaven drie aspecten die een relevante bijdrage kunnen leveren aan het onderzoek. Deze afbakening laat ons toe om de evaluatie enigszins beheersbaar te houden zowel voor de onderzoeker als voor de respondenten. De doelmatigheidsaspecten die werden geselecteerd waren doelbereiking, effectiviteit en efficiëntie. De keuze voor deze drie criteria werd ingegeven door het actuele debat omtrent het beheer van lokale 22

33 besturen waar deze drie criteria vaak voorkomen en het uitgangspunt vormden voor de nieuwe gemeentelijke structuur zoals vastgelegd in het gemeentedecreet en de beheers- en beleidscyclus. In het gemeentedecreet is onder meer vastgelegd dat gemeenten moeten voorzien in een efficiënt en economische gebruik van hun middelen. Het besluit van de beleids- en beheerscyclus (BBC) van de gemeenten, de provincies en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van 25 juni 2010 bevat een reeks regels voor het meerjarenplan, het budget, de boekhouding en de jaarrekening van de lokale besturen en provincies. Dit besluit treed op 1 januari 2014 in werking. Voortaan moeten de lokale besturen hun beleid formuleren aan de hand van beleidsdoelstellingen: die bestaan uit een specifieke omschrijving van het vooropgestelde resultaat of eventueel van het vooropgestelde effect dat de raad wil bereiken met het extern of intern te voeren beleid. In de mate van het mogelijke en het nuttige wordt dat resultaat of dat effect meetbaar gemaakt. De keuze voor doelgerichtheid is eveneens ingegeven door het BBC-besluit want tegelijk met de BBC worden de principes van het New Public Management ingevoerd om de gemeenten om te vormen tot doelgerichte overheidsorganisaties: ze moeten werken met een strategische meerjarenplanning, de transparantie respecteren en ze moeten verantwoording afleggen (Agentschap Binnenlands Bestuur,2013). Vermits de klemtoon bij het empirisch onderzoek deels op de doelmatigheidsmaatstaven ligt, worden deze drie begrippen verder kort toegelicht. Een evaluatie naar de resultaten van het samenwerkingsverband kan in de eerste plaats worden opgebouwd rond de vraag in welke mate de vooropgestelde doelstellingen zijn bereikt. Doelbereiking of doelgerichtheid is dus de mate waarin de vooropgestelde zijn doelstellingen bereikt/behaald (De Peuter, De Smedt & Bouckaert, 2007). In het perspectief van samenwerkingsverbanden werd dit vertaald naar de mate waarin het samenwerkingsverband haar doelstellingen heeft bereikt. Effectiviteit duidt op het vermogen van de organisatie om de gestelde doelen effectief te bereiken. Effectiviteit betekent dan de mate waarin de geobserveerde effecten toe te schrijven zijn aan het beleid. Een beleid is effectief voor zover de vastgestelde effecten het gevolg zijn van het beleid. In het perspectief van samenwerkingsverbanden werd dit vrij vertaald naar de mate waarin het samenwerkingsverband de beste manier is om het gewenste doel te bereiken. Efficiëntie bevat de verhouding tussen de output en de input. Het gaat er hier dus om met zo weinig mogelijk middelen (input) zoveel mogelijk (output) te bereiken. Of de mate waarin een output werd gerealiseerd tegen een aanvaardbare kostprijs. De auteurs van het evaluatiekader formuleerden efficiëntie bij samenwerkingsverbanden als de mate waarin de resultaten van het samenwerkingsverband in verhouding staan tot de geïnvesteerde middelen. 23

34 5.Methodologie 5.1 onderzoekpopulatie en onderzoeksmethode Vertrekkend vanuit het initiële opzet van de regioscreening besloten we om één gemeente grondig te onderwerpen aan een evaluatiedebat van haar samenwerkingsverbanden. Er werd gekozen voor een case-studymethode waar we ons beperkten tot een single case, de plattelandsgemeente Herne gelegen in het Pajottenland in Vlaams Brabant. Sinds de gemeentelijke herindeling van 1977 is Herne een fusiegemeente. Groot Herne bestaat uit vier dorpskernen: hoofdgemeente Herne en de deelgemeentes Herfelingen en Sint-Pieters-Kapelle en Kokejane, een gehucht van Herne met een eigen parochie. De gemeente telt momenteel ruim 6566 inwoners en heeft een oppervlakte van 44.63km² (Provincie Vlaams Brabant, 2013). Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2012 verlengde en vergrootte de partij CD&V zijn absolute meerderheid. In de gemeenteraad hebben momenteel zestien CD&V raadsleden en één Open VLD raadslid zitting. Tijdens de legislatuur van waren er veertien CD&V raadsleden en drie Open VLD raadsleden (Gemeente Herne, 2013). Het organogram van het gemeentebestuur werd vastgelegd in de gemeenteraad op 29 september Je kan dit organogram terugvinden in bijlage twee. 3 De begroting van 2013, goedgekeurd in de gemeenteraad van 23 januari, schatte het algemeen begrotingsresultaat 4 voor de gewone dienst op ,00 euro en voor de buitengewone dienst op 6.343,06 euro (Gemeente Herne, 2013). Een gemeentebegroting bestaat uit twee verschillende diensten. De gewone dienst is het geheel van de ontvangsten en uitgaven die zich minstens eenmaal voordien in een financieel dienstjaar, het bevat dus de ontvangsten en uitgaven voor de gewone activiteiten van een jaar. Tot de gewone dienst behoren onder meer de bezoldigingen. De buitengewone dienst is het geheel van de ontvangsten en uitgaven die een duurzame en rechtstreeks invloed hebben op de omvang, de waarde of de instandhouding van het gemeentelijk patrimonium, met uitzondering van het gewone onderhoud. Tot de buitengewone dienst behoren onder meer de nieuwe leningen en aan- of verkoop van gebouwen (Lauwers, Maddens en Streefkerk, 2003) 3 Bijlage 2: organogram gemeentebestuur Herne 4 Bijlage 3: financiële nota 2013 gemeente Herne 24

35 In november 2013 ontving de gemeente vanuit het Plattelandsfonds ook nog euro. De Vlaamse Regering stelde in haar regeerakkoord van 2009 een plattelandsfonds voor als projectmatig fonds dat in bijkomende middelen voorziet zodat de plattelandsgemeenten hun bijkomende taken kunnen blijven vervullen. Het fonds zou moeten dienen als hefboom voor de financiering van het plattelandsbeleid en te zorgen voor een opwaardering van het platteland en de landelijke gemeenten tegenover de inspanningen die reeds gebeuren voor de steden (Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten, 2010). De case uit dit onderzoek behoort tot de groep van de landelijke regio Pajottenland gelegen in Vlaams- Brabant. Binnen de regio is er een traditie van wederzijdse formele en informele contacten tussen de betrokken gemeentebesturen. De clusteranalyse toont aan dat in het Pajottenland de intensiteit van de samenwerking heel sterk is. Dat gebeurt in beleidsgebieden zoals plattelandsontwikkeling, sport, jeugd, wonen, veiligheid... De samenwerking tussen de gemeenten van het Pajottenland wordt financieel ondersteund door het provinciebestuur Vlaams-Brabant en Europa dat het Pajottenland als LEADERgebied (een Europees initiatief voor plattelandsontwikkeling) heeft erkend. De analyse toont verder ook aan dat de samenwerking in de gemeente Herne het hoogst is (75%-90%) met de omringende buurgemeenten Bever, Galmaarden, Gooik, Pepingen en Lennik (Agentschap Binnenlands Bestuur,2012). Bron: Agentschap Binnenlands Bestuur 25

36 Op 4 juni 2013 is in het kader van de regioscreening de regiotafel tussen de gemeente uit het Pajottenland 5 (Herne, Gooik, Roosdaal, Galmaarden, Lennik, Bever en Pepingen) reeds van start gegaan. De belangrijkste punten die in het debat werden aangehaald worden hier kort overlopen. Er is een gemeenschappelijk draagvlak voor een versterkte samenwerking tussen de zeven gemeenten. De zeven burgemeesters van deze gemeenten komen maandelijks samen voor een burgemeestersoverleg. De gemeenten wensen dit overleg verder te intensifiëren als overlegplatform voor samenwerking in functie van de noden van de streek. Uit het debat blijkt dat er zeker behoefte is aan samenwerken. De huidige samenwerkingsverbanden dekken voor een stuk deze behoeften. Sommige besturen zien evenwel opportuniteiten voor meer samenwerking op bepaalde beleidsdomeinen. Een versterkte samenwerking op diverse beleidsdomeinen hangt samen met de wens om tot een gezamenlijke streekvisie te komen. De gemeenten uit het Pajottenland pleiten voor meer intense samenwerking zowel beleidsmatig als beheersmatig, maar met niet te veel gemeenten. Algemeen stelt men dat samenwerken de leefbaarheid en financiële draagkracht kan vergroten (Agentschap Binnenlands Bestuur, 2013). Aansluitend bij de probleemstelling werd gekozen voor een kwalitatieve aanpak van het onderzoek: om de onderzoeksvragen afgeleid uit de probleemstelling adequaat te kunnen beantwoorden, dienen kwalitatieve gegevens te worden verzameld. We pogen immers aan de hand van belevingen, opinies, perspectieven en ervaringen ons onderzoekprobleem te beschrijven en te interpreteren. De keuze voor kwalitatief onderzoek werd dan ook gemaakt vanuit methodisch technische redenen. Als onderzoeksmethode maken we gebruik van een single case study. De keuze voor deze methode werd gemaakt omdat het ons toelaat de actuele discussie ronde de samenwerkingsverbanden en de relatie tussen een gemeente en haar samenwerkingsverbanden op een diepgaande manier te bestuderen. Door het persoonlijke contact en de toegankelijkheid van de setting kozen we de gemeente Herne als case. De casestudy is een methode om aan sociaalwetenschappelijk onderzoek te doen. Deze methode wordt gehanteerd bij onderzoek waarbij hoe vragen en waarom vragen worden gesteld. Bij situaties waar de onderzoeker weinig controle heeft over de gebeurtenissen en bij situaties waar de onderzoekfocus op een hedendaags fenomeen ligt binnen een werkelijke context, is een casestudy een aangewezen methode (Yin,1994). We pogen via een benadering van een single case study de actuele discussie rond de samenwerkingsverbanden te benaderen binnen de reële context van een gemeentebestuur. Het betreft ook meer een verkennend/exploratief onderzoek waarbij de focus ligt om de ervaringen en opvattingen 5 Bijlage 4: kaart Pajottenland 26

37 van de respondenten ten opzichte van de gemeentelijke organisatie en de werking van de samenwerkingsverbanden op een diepgaande manier in kaart te brengen. 5.2 Gegevensverzameling Als dataverzamelingsmethode wordt er gekozen voor semigestructureerde interviews waarbij er gebruikt gemaakt werd van een topic lijst. De keuze voor een semi-gestructureerde vorm van interviews werd gemaakt omdat de data die in het onderzoek verzameld zullen worden, ervaringen, opvattingen en gevoelens van mensen zijn. Deze dataverzamelingsmethode laat de respondent toe om meer toelichting en meer diepte bij de antwoorden te geven. Ook de onderzoeker kan via deze methode op een flexibele manier inspelen op de informatie die de respondenten geven (Mortelmans, 2007). De interviews werden met de nodige neutraliteit afgenomen en suggestieve vragen werden vermeden. Tijdens de interviews werd geprobeerd om zonder vooroordelen interesse te tonen in hun verhaal. Verder werd er ook een poging ondernomen om een situatie te creëren waarin de respondenten vrijuit en ongestoord hun verhaal konden doen. Er werd voldoende tijd uitgetrokken voor de gesprekken. Bovendien werd de periode tussen een interviewmoment benut om het materiaal uit het afgelopen gesprek door te nemen op onvolkomenheden of onduidelijkheden, zodat deze in het volgende interview konden worden aangevuld of opgehelderd. De interviews werden met een digitale bandrecorder opgenomen en volledig uitgetypt waardoor geen selectieve aantekeningen werden gemaakt. Deze audio - opnames helpen namelijk niet alleen om het gesprek beter te onthouden, maar verhogen ook de betrouwbaarheid van het onderzoek. Verder streefden we een gedetailleerde en transparante rapportage van elk onderdeel van het onderzoek na. De onderzoeksgroep/ respondenten, gegevensverzameling, vragenlijst en gegevensverwerking wordt zo nauwkeurig mogelijk beschreven. Wat betreft de externe validiteit, met name de generaliseerbaarheid van de onderzoeksconclusies, kunnen we niet besluiten dat dit onderzoek generaliseerbaar is. Het gaat hier immers over een single case study en generaliseerbaarheid is niet onmiddellijk het doel van dit onderzoek. In deze masterproef werd tegemoet gekomen aan de vraag naar interne validiteit door open antwoordmogelijkheden te gebruiken waardoor de respondenten ruimte kregen hun verhaal te vertellen zoals zij dat wensten. Als bepaalde antwoorden niet duidelijk waren dan werd er systematisch doorgevraagd en werden antwoorden verduidelijkt. Daarnaast werden de interviews afgenomen in een voor de respondenten vertrouwde omgeving (Mortelmans, 2007). 27

38 5.3 Respondenten Binnen de gemeente beperkten we de bevraging tot de schepenen, burgemeester en gemeentesecretaris. De belangrijkste reden hiervoor is dat het in tijdsperspectief niet realistisch was om elk personeelslid of gemeenteraadslid van de gemeente te bevragen. De gemeentesecretaris is de persoon waarvan verwacht wordt dat die op het ambtelijke niveau van de gemeente een geheel overzicht heeft op tal van beleidsmatige, juridische en bestuurskundige vlakken. Van de burgemeester en schepenen kan verwacht worden dat zij door hun functie als gemeentelijk mandataris veelvuldig in contact komen met tal van samenwerkingsverbanden. Bovendien zijn het personen waarvan men kan aannemen dat zij vanuit hun deskundigheid en functie relevante elementen kunnen aanreiken. De visie van deze personen kan een belangrijke bijdrage leveren tot het onderbouwen van de verhandeling. We baseerden onze evaluatie op een afgelopen tijdsperiode: de legislatuur van We contacteerden de gemeentesecretaris, burgemeester en schepenen die in de legislatuur een mandaat hadden in één van de verbanden. Eén respondent de schepen van openbare werken uit de legislatuur van hebben we meermaals gecontacteerd met de vraag om zijn medewerking te verlenen aan deze masterproef maar we kregen geen respons. Om dit op te vangen namen we contact op met twee personen die in de vorige legislatuur gemeenteraadslid waren en in de huidige legislatuur lid zijn van het schepencollege. De interviews werden individueel afgenomen. De respondenten werden via gecontacteerd met de vraag of ze bereid waren om een interview af te leggen. 6 Hierin werd hen uitgelegd wat het onderzoek inhoudt, waarom het wordt uitgevoerd en welke thema s aan bod zouden komen. De volgende personen werden bevraagd: Kris Poelaert Burgemeester legislatuur Lieven Vandenneucker Schepen jeugd, sport, middenstand en feestelijkheden legislatuur Carina Ricour toegevoegd schepen gezondheid, vrijwilligers, sociale zaken en welzijn - OCMW voorzitter legislatuur Marie-Louise Devriese Schepen cultuur, onderwijs, ontwikkelingssamenwerking en senioren legislatuur Jean - Marie Dierickx - Schepen van financiën, milieu en sociale zaken legislatuur Bijlage 6 : brief respondenten 28

39 Ann Naert - Gemeentesecretaris Lieven Snoeks Schepen financiën, informatie ruimtelijke ordening, integratie, personeel en organisatie legislatuur Patrick Devos Schepen jeugd, sport, toerisme, feestelijkheden en autonoom gemeentebedrijf legislatuur Uit de regioscreening kwam naar voren dat de gemeente Herne deel uitmaakt van 48 samenwerkingsverbanden. De lijst van samenwerkingsverbanden is volledig. We komen hierbij tot een lijst van samenwerkingsverbanden ingedeeld volgens interorganisatorische vorm bestaande uit: - intergemeentelijke verbanden (publiek-publiek) - informele verbanden - verbanden tussen lokale besturen en semi-private actoren en/of private organisaties( publiek-(semi-) privaat ) - interbestuurlijke verbanden tussen lokale besturen samen met andere publieke actoren( publiekpubliek ) - verbanden van OCMW s ( publiek-publiek ) - verbanden van gemeenten en OCMW s ( publiek-publiek ) We kiezen ervoor om alle samenwerkingsverbanden te onderwerpen aan een evaluatie behalve lerende netwerken en verenigingen voor belangenverdediging op Vlaams niveau (bv: VVSG, VVJ, OVSG, ) of verbanden die door de Vlaamse, provinciale of Federale overheid geïnitieerd zijn (bv: de Lijn, politiezone, hulpverleningszone s, ). Het zijn entiteiten die in wezen weinig bijdragen tot een evaluatie in het kader van de regioscreening. We nemen dus enkel die samenwerkingsverbanden in ogenschouw die een beleid- en beheersmatige samenwerking tussen lokale en andere besturen tot doel hebben. De samenwerkingsverbanden waarin enkel het OCMW vertegenwoordigers heeft, worden evenmin opgenomen omdat het OCMW nog altijd een autonome overheid is. Op die manier kwamen we tot een lijst van 16 samenwerkingsverbanden. Daarna werden alle verbanden geclusterd per respondent. Deze indeling gebeurde op basis van de mandaten die elke respondent heeft in een samenwerkingsverband van de gemeente. We verwachten immers dat de respondent die een mandaat heeft in een welbepaald verband over voldoende kennis beschikt om de werking van deze verbanden te evalueren. 29

40 De kernopdracht, de juridische grondslag, de afgevaardigde en de interorganisatorische vorm van elk samenwerkingsverband werd verder omschreven. 7 Verder wilden we ook nagaan of de respondenten van de gemeente die geen zitting hebben in een bepaald samenwerkingsverband toch zicht hebben op de organisatie en werking ervan. Omdat het praktisch onmogelijk was om elke respondent elk samenwerkingsverband te laten evalueren kozen we uit de lijst twee verbanden die we door alle respondenten lieten evalueren. Dit zijn de samenwerkingsverbanden Haviland en Pajottenland plus. Op deze manier konden we ook nagaan of de respondenten deze twee verbanden op eenzelfde manier evalueerden. Vanwaar de keuze voor deze twee samenwerkingsverbanden? Het zijn twee verbanden die wel elkaars tegengestelde (doelstellingen en juridische vorm) zijn maar toch twee erg belangrijke partners zijn voor de gemeente Herne. Haviland is opgericht in 1965 door alle 35 gemeenten van het arrondissement Halle-Vilvoorde en door de provincie Vlaams-Brabant. Intussen zijn ook de OCMW s van 18 gemeenten en 3 andere intercommunales uit de streek aangesloten en levert de intercommunale ook diensten aan 8 politiezones uit het arrondissement. Haviland is een belangrijke dienstverlener voor de gemeente Herne. Het levert een waaier aan diensten van algemeen belang en economisch nut aan de gemeente. Zo staat het onder meer in voor de afvalinzameling en afvalverwerking (Haviland,2013). Verder vindt dit samenwerkingsverband zijn juridische grondslag in het decreet intergemeentelijke samenwerking onder de vorm van een dienstverlenende vereniging. Wanneer we Haviland lieten evalueren door alle respondenten dan konden we ook nagaan of deze dienstverlenende vereniging alle nieuwe voorwaarden heeft nageleefd die opgelegd zijn door het decreet intergemeentelijke samenwerking van 6 juni Pajottenland plus is opgericht in 2003 en ontstond in het kader van het Europees subsidieprogramma voor plattelandsontwikkeling Leader. Pajottenland plus wil het lokaal economisch en maatschappelijk weefsel op het platteland versterken en bijdragen tot een versterking van de territoriale verbondenheid, streekidentiteit, een diversificatie van de plattelandseconomie en een verbetering van de leefkwaliteit. Dit verband vindt zijn juridische grondslag in de vzw wetgeving van Het is een samenwerkingsverband tussen de gemeentebesturen en de OCMW's van de gemeenten Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen en Roosdaal, de provincie Vlaams-Brabant en 24 (socioculturele, economische en ecologische) verenigingen die in de streek actief zijn. Een belangrijke schakel in dit samenwerkingsverband is het maandelijks burgemeestersoverleg tussen de zeven burgemeesters. Zo ontstaat er een regioplatform om vlugger en efficiënter plattelandsproblemen aan te pakken 7 Bijlage 7: samenwerkingsverbanden gemeente Herne 30

41 Wanneer we Pajottenland plus lieten evalueren door alle respondenten konden we ook nagaan hoe de gemeente Herne tegenover een intensieve samenwerking met haar omringende buurgemeenten staat (Pajottenland plus, 2013). 5.4 Vragenlijst Het kiezen en opstellen van evaluatievragen en het selecteren van één of meerdere evaluatiecriteria is van groot belang in deze evaluatieoefening. Aan de hand van de evaluatievragen en criteria krijgt de evaluatie immers een concrete focus aangemeten. De vragenlijst werd opgesteld vanuit de synthese van de literatuur. De belangrijkste vragen in het interview lagen vast en in principe ook de volgorde. De vragen werden voorbereid en uitgeschreven. De vragenlijst bevatte enkel open vragen waarbij de nadruk lag op het doorvragen. Tijdens het interview werd er voldoende ruimte gelaten aan de respondent om meer toelichting te geven bij haar of zijn antwoorden. En indien noodzakelijk werd tijdens het gesprek afgeweken van de vraagvolgorde of vraagformulering. De vragen werden eerst ter controle voorgelegd aan de promotor. In het evaluatiekader bestuurlijke samenwerking kaartten de auteurs aan dat de respondenten niet noodzakelijk alle evaluatiecriteria even belangrijk zullen vinden. Een positieve evaluatie op het ene criterium kan betekenen dat er een minder gunstige evaluatie kan zijn op een ander criterium. In de vraagstelling van het onderzoek werd elk criteria apart toegepast, behandeld en bevraagd. Enkel in de afsluitende vraag vroegen we de respondenten om de criteria te rangschikken volgens wat zij het meest belangrijkst vonden. De vragenlijst werd opgedeeld in verschillende thema s. Na een korte introductie over de masterproef werden enkele biografische vragen gesteld. Vervolgens werd aan de hand van introductievragen getoetst naar de algemene opinie van de respondent inzake samenwerkingsverbanden. In een volgend onderdeel werd er dieper ingegaan op de gemeentelijke organisatie en evaluatie ten opzichte van de democratische criteria van de samenwerkingsverbanden. De democratische maatstaven mandatering, informatie en communicatie en verantwoording werden bij de vraagstelling steeds apart behandeld en bevraagd. Bij mandatering keken we of de respondenten hun mandaat expliciet van de gemeente hebben verkregen, hoe de mandaten intern werden verdeeld en op basis van welke factoren dit gebeurde. Verder werd er ook bevraagd of er iemand van de administratie betrokken wordt bij de opvolging van het verband. Bij de evaluatie gingen we na hoe de respondent de manier waarop de verdeling van de mandaten evalueert. De vraagstelling rond de maatstaf verantwoording ging na of de werking en de resultaten van de samenwerkingsverbanden worden opgevolgd vanuit het bestuur. Daarnaast vroegen we de respondenten wat ze vonden over de opvolging die er is vanuit het bestuur naar de samenwerkingsverbanden. Verder werd nagegaan hoe de informatie en communicatie intern verloopt rond de verbanden. In welke mate de respondent informatie terugkoppelt naar het bestuur. 31

42 Hoe gebeurt dit, de frequentie, gebeurt de terugkoppeling van informatie informeel of formeel? Gebeurt de terugkoppeling van informatie van de samenwerkingsverbanden op dezelfde manier? Het vierde deel onderzocht de evaluatie van de doelmatigheidscriteria rond de samenwerkingsverbanden. Dat gebeurde in de eerste plaats door de drie criteria apart te behandelen en te bevragen. Vervolgens werd bij doelgerichtheid gevraagd wat de doelstelling van het samenwerkingsverband was en of deze afgesproken doelstellingen werden bereikt. Bij effectiviteit vroegen we wat de aanleidingen/reden waren om dit samenwerkingsverband aan te gaan. Ook keken we of dit samenwerkingsverband de beste manier was om het gewenste/ de afgesproken doelen te bereiken. In het onderdeel efficiëntie werd nagegaan welke middelen werden aangewend/geïnvesteerd vanuit de gemeente voor het samenwerkingsverband en of deze geïnvesteerde middelen in verhouding staan tot het resultaat dat het samenwerkingsverband heeft bereikt. De vragen van onderdeel drie en vier richtte zich telkens tot de specifieke evaluatie van elk samenwerkingsverband. We vroegen de respondent een top vijf van de voor hem belangrijkste samenwerkingsverbanden van de gemeente op te stellen met motivering van keuze. Daarnaast vroegen we om de democratische en doelmatigheidscriteria te rangschikken volgens wat zij het belangrijkste vonden. Tot slot polsten we bij de respondent nog naar het toekomstperspectief van de samenwerkingsverbanden. 5.5 Gegevensverwerking De gegevensverwerking verliep tot op zekere hoogte gelijktijdig met de gegevensverzameling. Ieder interview werd na afname zo snel mogelijk uitgetypt en achteraf grondig gelezen. Meteen daarna vond ook de eerste analyse plaats: er werden codes toegekend aan betekenisvolle gehelen van het interview. 8 Alle interviews werden eerst afzonderlijk geanalyseerd. De codes in deze fase waren nog heel nauwkeurig en gedetailleerd. Het zijn codes die de inhoud van het onderzoeksmateriaal beschrijven. We scanden de data die interessant of relevant analytisch materiaal opleverden in functie van de onderzoeksvraag. Elk fenomeen dat belangrijk leek werd afzonderlijk genomen en er werd een code aan toegekend. Zelfde fenomenen kregen dezelfde code. In de tweede fase van de analyse werd de grote hoeveelheid van codes gereduceerd en daarbij geïntegreerd in meerdere categorieën. Codes uit de eerste fase die een grote inhoudelijke verwantschap hadden werden samengebracht onder één code. Aangezien het evaluatiekader de invalshoek vormde waaraan het onderzoeksmateriaal werd geanalyseerd, haalden we de inspiratie van de codes uit de concepten van dit kader. 8 Bijlage 8: codes 32

43 De interviewtranscripten werden nadien nogmaals doorgenomen om na te gaan of de onderverdeling van de stukken tekst klopte. Wel werden twee interviewtranscripties eveneens door een medestudente geanalyseerd waarna we de mate van overeenstemming konden nagaan rond het toekennen van de codes. Daarna werden de interviews vergeleken om gelijkenissen te vinden. Het zijn de tekstfragmenten in de interviews met dezelfde codes die werden samengebracht voor verdere analyse en interpretatie. Hierna wordt er overgegaan tot rapportering van de resultaten. Dit zal steeds gebeuren aan de hand van de onderzoeksvragen. Bij de rapportering hebben we ook gebruik gemaakt van citaten uit de interviewdata om de herkenbaarheid van de resultaten te vergroten en onze bevindingen te staven. Citaten illustreren de onderzoeksresultaten voor de lezer. We gaven elke respondent een willekeurig nummer. Deze citaten werden zo anoniem weergeven in de onderzoeksresultaten. 33

44 6. Resultaten In dit hoofdstuk geven we de onderzoeksresultaten weer. Op basis van de gegevens die we verzamelden, formuleerden we antwoorden op de onderzoeksvragen. De resultaten worden beschreven aan de hand van de onderzoeksvragen aangevuld met eigen onderzoeksbevindingen. Deze worden telkens geïllustreerd met behulp van een aantal citaten uit de interviews. Verder worden in dit deel ook de belangrijkste conclusies uit de resultaten besproken, met een terugkoppeling naar een aantal theoretische inzichten met betrekking tot dit thema. 6.1 Gemeentelijke organisatie Onderzoeksvraag 1: Hoe verloopt de gemeentelijke organisatie ten aanzien van de verschillende samenwerkingsverbanden? Mandatering De verdeling van de mandaten voor de verschillende samenwerkingsverbanden werd eerst besproken op de partijraad van de meerderheidspartij CD&V. Omwille van die absolute meerderheid werd de oppositie nauwelijks in het debat betrokken bij de verdeling van de mandaten. Het decreet intergemeentelijke samenwerking verplichtte de gemeente wel om een oppositielid als afgevaardigde met een raadgevende stem aan te duiden in de projectverenigingen. Bij de opdrachtgevende en dienstverlenende vereniging moeten minsten één of hoogstens vijf mandatarissen vanuit de oppositie met raadgevende stem, rechtstreeks benoemd worden door de gemeente(n). Verder beperkte de rol van de oppositie zich voornamelijk tot het stemmen over de mandaten in de gemeenteraad. De aanduiding van de mandaten binnen de meerderheidspartij gebeurde als volgt: eerst werd er gekeken naar de rangorde, de burgemeester mocht eerst kiezen welke mandaten hij zou opnemen, dan de schepenen en dan de gemeenteraadsleden. Vaak was het zo dat samenwerkingsverbanden die verwantschap vertoonden bij het beleidsdomein waar de burgemeester of schepen voor verantwoordelijk was dat deze personen automatische het mandaat van die verbanden kregen. Bij de verdeling van de mandaten werd er steeds rekening gouden met motivatie, kennis en interesse die personen betoonden voor een samenwerkingsverband. Hierover werd steeds gedebatteerd in de partijraad van de meerderheidspartij. De aanduiding wordt eerst binnen de meerderheidspartij besproken en ging daarna met een stemming gepaard in de gemeenteraad. De sector waar je in werkt, de interesse en motivatie speelt zeker ook een rol. Daarnaast moet je ook nog tijd hebben om naar de vergaderingen van zo n samenwerkingsverband te gaan. Sommige vergaderingen zijn overdag en sommige s avonds. Niet iedereen kan altijd overdag gaan. Dat speelt ook een rol (R4). 34

45 Ze kijken eerst naar wie schepen bevoegd is voor wat, de rangorde. En dan zijn er een paar samenwerkingsverbanden waar dat je als schepen moet gaan inzitten omdat dit verband houdt met jouw beleidsdomein. Voor de rest alle andere samenwerkingsverbanden waar er iemand moet voor afgevaardigd worden dan was het toch wel opportuun om eerst te horen naar de interesse of beroepsmatige kennis of niet. Interesse, motivatie en kennis spelen ook zeker mee (R5). De uiteindelijke goedkeuring die gepaard ging met een stemming gebeurde in de gemeenteraad. Dit konden we ook terugvinden in de notulen uit de gemeenteraadzitting van 24 januari Al de mandaten heb ik verkregen door aanduiding door de gemeenteraad dus na stemming eigenlijk(r8). Voor elk samenwerkingsverband in de gemeente werd er een vertegenwoordiger en een plaatsvervangende vertegenwoordiger aangeduid. Het is zo dat alle respondenten al hun mandaten expliciet van de gemeente kregen. Door alle respondenten werd bevestigd dat eens ze een mandaat toegewezen kregen ook steeds dezelfde persoon het samenwerkingsverband opvolgde en naar de vergaderingen ging en bij uitzondering ging de plaatsvervanger. En het is wel zo in onze gemeente dat de mensen die een mandaat toegewezen krijgen er voor zorgen dat ze altijd konden gaan naar vergaderingen en in uitzondering ging dan de plaatsvervanger (R5). Er is hoofdzakelijk een politieke vertegenwoordiging van de meerderheidspartij naar de samenwerkingsverbanden. Daarnaast is er in elke samenwerkingsverband een vertegenwoordiger van het uitvoerend niveau aangeduid. De betrokkenheid van de administratie naar de samenwerkingsverbanden is eerder beperkt. Ook de terugkoppeling van informatie door vertegenwoordigers naar de administratie gebeurt sporadisch. Het nadeel hiervan is dat zo de informatiestroom onvoldoende bij de administratie terecht komt. Naar verluidt gebeurt er wel veel feedback in de partijraad van de meerderheidspartij maar daar heb ik als ambtenaar geen zicht op. Bovendien hebben noch de administratie, noch de oppositie iets aan deze manier van informatieverstrekking. Een systematische terugkoppeling van informatie door de politieke vertegenwoordigers naar administratie is nagenoeg onbestaande (R7). Verantwoording De opvolging gebeurt vooral vanuit het college. Maar er is geen systematiek en regelmaat terug te vinden in die opvolging. Ook gebeurt de opvolging niet bij alle samenwerkingsverbanden op dezelfde manier of met eenzelfde frequentie. Over samenwerkingsverbanden die een belangrijke (extra) financiële inbreng van de gemeente vergen wordt meer gedebatteerd. De opvolging van de gemeenteraad gebeurt voornamelijk volgens de minimale decretale verplichtingen. In het decreet staan 35

46 er een aantal bepalingen zoals de goedkeuring van de gemeenteraad over de statutenwijziging van een samenwerkingsverband. Informatie Alle respondenten gaven aan dat intern binnen de meerderheidspartij vaak mondeling informatie uitgewisseld wordt over de samenwerkingsverbanden. Informeel binnen de partij wordt daar over gesproken. En het feit ook dat je met een volstrekte meerderheid zit in de gemeenteraad dat speelt ook wel een rol. Mocht er nu meer oppositie dan zou het debat waarschijnlijk anders en moeilijker gaan (R2). Informeel werd er binnen de partij informatie uitgewisseld. Ja uiteindelijk is de partij CD&V bijna helemaal een weerspiegeling van u gemeenteraad (R5). De terugkoppeling en de bespreking van informatie gebeurt hoofdzakelijk naar het college van burgemeester en schepenen. Hoofdzakelijk gebeurt die informatieverstrekking mondeling en via verslagen vanuit de samenwerkingsverbanden. De leden van het college van burgemeester en schepenen doen dit tijdens de vergaderingen van het college. Vaak gebeurt dit informeel. Daarmee bedoel ik dat de informatieverstrekking gebeurt in de variapunten en geen formeel agendapunt is op het college. De andere vertegenwoordigers geven nauwelijks feedback tijdens officiële vergaderingen van de bestuursorganen (R7). Respondent 2: De terugkoppeling van informatie gebeurd vooral naar het college en dit op mondelinge basis en aan de hand van verslagen van vergaderingen (R2). Er bestaat geen duidelijk vastgelegde frequentie om informatie terug te koppelen naar het bestuur. De respondenten gaven aan dat ze vooral over zaken informatie terugkoppelen uit de samenwerkingsverbanden die een rechtstreeks belang hebben voor de gemeente Herne en dit hoofdzakelijk naar het college. Het is niet zo dat we op een vast tijdstip samen zitten en daar over spreken maar we proberen dat toch te doen. En nu, zeker in de nieuwe legislatuur, vinden wij toch wel dat de mensen die in een samenwerkingsverband zitten en ze gaan bv. naar een vergadering dat zij daar tenminste feedback over moeten geven. Dat is al veel verbeterd met vroeger vind ik. En in de toekomst mag dat debat nog verhoogd worden (R3). Er is ook wel niet altijd een rechtstreek verband naar de gemeente toe. Op die algemene vergaderingen van bijvoorbeeld Riobra gaat het over het algemeen beleid. Dat maakt het ook minder van rechtstreeks 36

47 belang voor de gemeente. Als er een rechtstreeks belang is voor de gemeente dan wordt dat wel meegedeeld (R1) De terugkoppeling naar de gemeenteraad is veel minder. Enkel belangrijke onderwerpen worden besproken op de gemeenteraad. Zoals bv. statutenwijzigingen, de financiële bijdrage van gemeente aan een samenwerkingsverband. De gemeenteraadsleden hebben een beperkt overzicht over de werking en de gerealiseerde acties van de samenwerkingsverbanden. Twee respondenten verklaarde dat de gemeenteraadsleden weinig kennis hebben over de samenwerkingsverbanden en op die manier het debat hierover in de gemeenteraad naar de achtergrond verdwijnt. Dit kan volgens hen liggen bij een gebrek aan interesse voor de samenwerkingsverbanden of de techniciteit en de complexiteit van sommige dossiers. De terugkoppeling gebeurt hoofdzakelijk naar het college. Indien de gemeenteraad formele beslissingen moet nemen, bvb naar aanleiding van een voorstel tot statutenwijziging dan komt het dossier van het samenwerkingsverband en niet van de gemeentelijke vertegenwoordiger. Sporadisch worden door de raadsleden vragen gesteld maar dan is het toch meestal de schepen die bevoegd is in de materie, die zorgt voor een antwoord (R7). De gemeenteraadsleden die weten daar zelf niet zoveel over en je ziet ook wel weinig interesse van de gemeenteraadsleden voor de samenwerkingsverbanden (R2). Bij ons ligt dat dan nog anders omdat we een volstrekt meerderheid hebben. Ik denk dat het veel moeilijker moet zijn als je bv. met drie partijen aan het besturen bent ja dan moet je al meer details gaan uitleggen want de controle zal waarschijnlijker hoger zijn wanneer er meer oppositie is (R5). Nu weet ik daar wel meer over omdat ik in het schepencollege zit en daar de informatie samenkomt. Toen ik in de gemeenteraad zat had ik veel minder zicht op de informatie rond de samenwerkingsverbanden (R9) Reflectie Kunnen we uit deze resultaten nu verklaringen zoeken waarom de gemeente Herne op deze manier intern georganiseerd is ten opzichte van haar samenwerkingsverbanden? De gemeenteraad fungeert formeel en ideaal typisch als hoeksteen van de lokale democratie. Dit doet hij vanuit zijn klassieke rolset van een vertegenwoordiger die bestaat uit representatieve, beleidmatige en controlerende functie. De bestuurspraktijk in Vlaanderen toont ons dat we dit beeld enigszins 37

48 moeten nuanceren. De raad wordt vaak beschouwd als het orgaan dat beslissingen die door de fracties, commissies of het college worden genomen enkel formeel dient te bekrachtigen. Zo worden raadleden tot loutere stemmachines herleid. De macht van de raad wordt op die manier ondergeschikt aan de uitvoerende component van het lokaal bestuur of de politieke fracties. Een aantal factoren veroorzaken deze relatieve machteloosheid. Extern worden de raadsleden geconfronteerd met een sterk gewijzigd takenpakket. De toenemende bestuurslast die samengaat met de uitbouw van de welvaartsstaat belaadt de raad met steeds nieuwe en gecompliceerde taken. Voor de raadsleden wordt het daarbij alsmaar moeilijker om zich staande te houden in deze steeds complexer en technischer wordende bestuursomgeving. De kloof tussen het college in de besluitvorming en de raadsleden is vaak aanzienlijk. Daarbij bestaat het geen twijfel dat de beleidsbepalende en controlerende rol zo onder druk komt te staan (Reynaert e.a., 2010). Uit een vergelijkend onderzoek naar de rol van de raadsleden in de Vlaamse lokale en provinciale politiek van Verhelst e.a (2011) kwam naar voor dat de positie van een raadslid uit de oppositie verschillend is van een raadslid uit de meerderheid. Het spel tussen meerderheid en oppositie doet de formele gelijkheid van raadsleden in de praktijk vaak teniet. Met betrekking tot de controlerende rol zien we dat het vooral de raadsleden uit de meerderheid zijn die het minder belangrijk vinden om het beleid te controleren. Raadsleden uit de oppositie nemen hun controlerende rol des te meer ter harte. Raadsleden uit de meerderheid vinden de representatieve rol ten slotte minder belangrijk dan raadsleden uit de oppositie. De gemeenteraad wordt dus duidelijk gedomineerd door een scherpe tegenstelling tussen meerderheid en oppositie en de impact van het college als het ultieme uitvloeisel van deze tweedeling. Omdat in de gemeente Herne één partij de absolute meerderheid heeft bevindt men zich toch wel in een vrij unieke situatie. Van de 17 gemeenteraadsleden waren er tijdens de legislatuur veertien CD&V raadsleden en drie Open VLD raadsleden. Deze positie kan zijn weerslag hebben op de gemeentelijke organisatie ten opzichte van de verschillende samenwerkingsverbanden. Bij de verdeling van de mandaten voor de samenwerkingsverbanden merken we dat het overleg hoofdzakelijk binnen de meerderheidspartij gebeurt en dat de oppositie hier nauwelijks in betrokken wordt. Vanuit haar positie als meerderheidspartij kan CD&V zich deze sturing dan ook veroorloven. Onderzoek van Wayenberg en De Rynck heeft bevestigd dat de wereld van interbestuurlijke samenwerking vooral een arena is waarin uitvoerende politici en ambtenaren functioneren. Op het niveau van de algemene vergadering en raad van bestuur ziet men wel gemeenteraadsleden maar de aansturing is toch duidelijk een zaak van het uitvoerende niveau. In de gemeente Herne is er voor elk 38

49 samenwerkingsverband een vertegenwoordiger vanuit het uitvoerend politieke niveau aangeduid. De betrokkenheid van de administratie naar de samenwerkingsverbanden is eerder beperkt. De terugkoppeling van informatie gebeurt daarnaast vooral naar het uitvoerende niveau. In beperkte mate wordt er informatie gegeven in de gemeenteraad. Ook de opvolging gebeurt voornamelijk vanuit het college. Verklaringen hiervoor kunnen wellicht gevonden worden in het feit dat er een zeer grote absolute meerderheid is in de gemeenteraad. Eerder onderzoek van Verhelst e.a. heeft aangetoond dat raadsleden van de meerderheid het van minder belang vinden om in de gemeenteraad hun controlerende functie ten opzichte van beleid uit te oefenen dan hun collega s uit de oppositie. Dit kan ook gelden voor het debat rond de samenwerkingsverbanden. Bovendien is de materie vaak zeer technisch wat een bijkomende verklaring kan vormen voor het gebrek aan interesse bij de raadsleden om het debat aan te gaan in de gemeenteraad. Reynaert e.a gaf eerder al aan dat het voor de raadsleden alsmaar moeilijker wordt om zich staande te houden in deze steeds complexer en technischer wordende bestuursomgeving. 39

50 6.2 Evaluatie democratische criteria Onderzoeksvraag 2: Hoe evalueert de gemeente de werking en de organisatie van haar huidige samenwerkingsverbanden? Mandatering De respondenten verklaarde unaniem dat de verdeling van de mandaten over de verschillende samenwerkingsverbanden op een goede en correcte manier verliep. Er was steeds overleg gepleegd en er werd rekening gehouden met voorkeuren en interesse van de vertegenwoordigers. De verdeling verliep goed. Bij de verdeling werd immers in eerste instantie rekening gehouden met de persoonlijke interesse van de raadsleden en met hun deskundigheid in de materie (R8). Ik vind dat goed. Er was voldoende overleg. Wat wel zijn weerslag hier op heeft en meespeelt is dat CD&V een volstrekte meerderheid heeft in de gemeente. Bijna heel de partij zit in de gemeenteraad (R3). Verantwoording De opvolging vanuit het bestuur mag nog verder uitgebreid worden. Alle respondenten verklaarde ook dat er op de gemeenteraad van 27 maart 2013 beslist werd tot de oprichting van een gemeentelijke commissie die zal waken over de afstemming van het gemeentelijk beleid op het beleid van de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en verzelfstandigde agentschappen van de gemeente. Op die manier kan de opvolging verhoogd worden maar men verwacht ook dat men hierdoor een beter overzicht zal hebben op alle samenwerkingsverbanden en hun gerealiseerde acties. Deze commissie zal vooral focussen op de werking en het instrument van samenwerking. Die commissie is nu wettelijk verplicht. Dat is goed want op die manier ga je voor de eerste keer eigenlijk wel een overzicht hebben van alles, van alle realisaties. Op die manier kan de werking en de resultaten van de samenwerkingsverbanden ook meer opgevolgd worden vanuit het bestuur. We hebben daarvoor een kant en klaar documentje gemaakt. Zodanig dat je makkelijk kan gaan rapporteren. Dat is vrij eenvoudig. Een project fiche. Dat is heel bondig maar daar staat onder andere in welke de recent gerealiseerde projecten zijn, (R1). Informatie Een aantal respondenten verklaarde dat de kennis over de samenwerkingsverbanden zich in eerste instantie hoofdzakelijk situeert in die verbanden waar ze rechtstreeks geconfronteerd mee worden. De informatie die gegeven wordt rond de samenwerkingsverbanden wordt soms onvoldoende gedeeld. 40

51 Elk weet iets van zijn verband maar van een ander Informatie wordt onvoldoende gedeeld. Dat mag nog geoptimaliseerd worden (R1). Er was zeker geen geheel overzicht, absoluut niet. Dus ik was wel op de hoogte van RIOBRA van de samenwerkingsverbanden waar ik een mandaat in had maar vele anderen die wisten daar heel weinig van, als ik daar zelf niks zou van gezegd hebben (R8). Bijna alle respondenten gaven aan dat het debat daarom rond de samenwerkingsverbanden in het college en de gemeenteraad in de toekomst nog verhoogd mag worden. Dit kan door in de gemeenteraad telkens een vast punt op de agenda te zetten om het debat rond de samenwerkingsverbanden te activeren. Via dit debat kan meer informatie worden gegeven aan de andere vertegenwoordigers. Op die manier kan ook het overzicht en het toezicht rond de samenwerkingsverbanden in de gemeente verbeteren. Want dat overzicht is momenteel zoek. Ik vind het belangrijk om het debat ook in de gemeenteraad te voeren. Want uiteindelijk u oppositieleden moeten ook wel op de hoogte zijn van alles. Ze verwachten wel dat je verteld waar je mee bezig bent. De vraag is gesteld geweest (in de huidige legislatuur) dat er toch soms wel iets meer zou mogen verteld worden als er iemand naar een vergadering gaat van een samenwerkingsverband. En dat er op zijn minst altijd een kleine samenvatting verteld wordt. In de toekomst mag dat zeker uitgebreider zijn (R5). Ik vind eigenlijk dat er op een gemeenteraad dat dit een vast punt zou moeten zijn. Dat vertegenwoordigers van die samenwerkingsverbanden een korte uitleg geven over wat er de laatste maand of de laatste maanden, dat moet daarom niet elke maand zijn, maar bijvoorbeeld twee, drie keer per jaar kan ook (R8) Reflectie Alle vertegenwoordigers kregen hun mandaat expliciet van de gemeente na stemming. Ook volgde steeds dezelfde persoon die werd aangeduid vanuit de gemeente de werking van het samenwerkingsverband op. Dit stemt niet overeen met de resultaten van de auteurs De Rynck e.a uit het evaluatiekader. Uit enkele interviews en gesprekken met politici en secretarissen kwam naar voor dat de sturing van en mandatering naar samenwerkingsverbanden als problematisch ervaren worden. In de verschillende gesprekken werd bevestigd dat er al te veel beslissingen worden genomen in de verschillende netwerken, in naam van de gemeente, zonder dat men er een expliciet mandaat voor kreeg van de gemeente. 41

52 De kennis van informatie van de uitvoerende mandatarissen beperkt zich hoofdzakelijk tot die verbanden waar zij rechtstreeks mee te maken hebben. Er is geen totaaloverzicht van alle samenwerkingsverbanden. De kennis zit voornamelijk bij individuen en nauwelijks in de organisatie. Dit stemt overeen met de resultaten van Wayenberg en De Rynck in hun onderzoek naar het aspect democratische controle in interbestuurlijke samenwerkingsverbanden en de rol van individuen in deze verbanden. Informatieverstrekking gebeurt informeel en vooral naar het college zonder een vaste systematiek. Alle respondenten pleiten voor een versterkte en betere informatie en communicatiestroom rond de samenwerkingsverbanden binnen de gemeente. Informatie en kennisdeling gebeuren nu nog te weinig. Om te vermijden dat informatieverstrekking informeel en zonder vaste frequentie verloopt kan men een structureel systeem van informatieverstrekking invoeren. Dit kan mondeling door in de gemeenteraad of college een vast punt op de agenda te zetten om informatie te verstrekken naar de andere vertegenwoordigers. De respondenten beseffen wel dat het onmogelijk is om over elk verband en elk punt het debat te openen. Maar het is toch aangewezen om minstens op systematische wijze openlijk te discussiëren over de hoofdlijnen of grote thema s. Het beknopt en op hoofdlijnen aanleveren van informatie kan het debat versterken. Daarnaast kan de nieuwe commissie intergemeentelijke samenwerking aangegrepen worden om de opvolging van de samenwerkingsverbanden nog te verbeteren. Via deze commissie kan de werking van de samenwerkingsverbanden op periodieke wijze opgevolgd en geëvalueerd worden. 42

53 6.3 Evaluatie doelmatigheid criteria Onderzoeksvraag 2: Hoe evalueert de gemeente de werking en de organisatie van haar huidige samenwerkingsverbanden? We lieten Haviland en Pajottenland plus door alle respondenten evalueren. Twee respondenten gaven letterlijk aan dat Haviland en Pajottenland plus niet tot hun beleidsdomein behoren en dat zij om die reden weinig konden vertellen over deze twee verbanden. Maar de zeven andere respondenten konden wel voldoende informatie geven rond de werking van Haviland en Pajottenland plus. Een aantal respondenten verklaarde ook dat er niemand is die een geheel overzicht heeft over alle samenwerkingsverbanden en dat de kennis over de samenwerkingsverbanden zich in eerste instantie hoofdzakelijk specialiseert in die verbanden waar ze rechtstreeks geconfronteerd mee worden. Op Pajotteland plus heb ik niet zoveel zicht op. Ik ga daar niet naar toe naar die vergaderingen. Pajottenland plus ja ik hoor daar van spreken. Maar wat ze juist bereiken dat weet ik niet daar heb ik niet direct zicht op. Het is wel goed denk ik. En er wordt op het college wel over gesproken. Maar door het feit dat ik er zelf niet rechtstreeks bij betrokken ben weet ik er niet zoveel van. Ja en ik ga dan misschien dingen zeggen die niet juist zijn als ik er niet van op de hoogte ben (R2). De respondenten evalueerden deze twee samenwerkingsverbanden op eenzelfde manier. In grote samenwerkingsverbanden waar heel veel gemeenten deel vanuit maken zoals deze die instaan voor energievoorziening, afvalverwerking en riolering hebben de respondent minder het gevoel een stem te hebben in het debat. Maar het zijn wel enorm belangrijke verbanden die zorgen voor de nutsvoorzieningen in de gemeente en waar het onmogelijk zou zijn om al deze voorzieningen alleen te gaan organiseren. De intensieve samenwerking met een beperkt aantal gemeenten en steeds dezelfde gemeente draagt de voorkeur weg. Omdat men daar het gevoel heeft meer een eigen koers te kunnen varen en een grotere stem heeft in het debat. Pajottenland plus is voor de respondenten een goed voorbeeld van een intensieve samenwerking. Door intensief samen te werken met de buurgemeenten uit het Pajottenland staat men sterker als blok. Pajottenland plus is een beleid van ons. Dat is heel concreet. Dat is de fout een beetje geweest van een Haviland in het verleden dat de afstand te groot was. Maar je moet naar die algemene vergaderingen gaan want je kan het niet alleen organiseren. Dan ervaar ik dat we daar gewoon naar toe gaan om onze stem te geven en niet om invloed uit te oefenen. Je weet dat je daar een kleine eend in de grote bijt bent. Ze hebben dat ingezien. Dus ze hebben hun werking opgedeeld in regio s. Waardoor die contacten veel nauwer zijn en dat je ook meer betrokkenheid hebt en voelt. 43

54 Mede door Pajottenland plus en die intensieve samenwerking tussen de zeven gemeente zorgt ervoor dat je sterker staat en meer stem hebt dan anders (R1). Pajottenland plus is zeker een interessant verband voor zo n kleine gemeenten hier in de steek. Er is onderling overleg over verschillende projecten. Je staat samen sterk. Het is een manier om de samenwerkingen tussen de gemeente uit het Pajottenland te verbeteren, bij te sturen en de bekendheid van het Pajottenland te verhogen (R4). Pajottenland plus wordt voor de helft gefinancierd met Europese subsidies en de andere helft met subsidies van de Vlaamse overheid. Vanaf 2008 tot 2015 is er een bedrag van 1.4 miljoen euro voorzien. Bij de opstart van Haviland werd er door de gemeente een financiële bijdrage geleverd van 8000 euro waarvan 4995,85 niet volgestort. Daarnaast betaalt de gemeente Herne telkens een financiële bijdrage voor de dienstverlening van Haviland. De belangrijkste dienstverlening is de huisvuil ophaling en verwerking. De respondenten gaven aan dat Haviland in het verleden jaren lang op grote voet heeft geleefd. Wat leidde tot enorme financiële problemen. Er waren veel politieke benoemingen en de dienstverlening liet soms de wensen over. Vanuit de gemeente heeft men toen ook aan de alarmbel getrokken en dit samenwerkingsverband in vraag gesteld. Met de nieuwe directie en de nieuwe raad van bestuur ziet men dat Haviland terug op het juist spoor aan het komen is. De schulden werden afgebouwd en politieke benoemingen werden geëlimineerd. Wij wilden op een bepaald moment niet meer met Haviland samenwerken gewoon omdat we echt niet tevreden waren. Maar nu is er een nieuwe directie en een nieuwe raad van bestuur. De schulden zijn ze ook aan het afbouwen (R1). Een voorbeeld: in de winter zaten we zonder strooizout. Dat was toen een probleem want we zaten met een heel strenge winter. Haviland heeft ons altijd gezegd dat ze gezamenlijk voor iedereen zout aankopen en dan moesten wij laten weten wanneer we strooizout nodig hadden. Als de prijzen van Haviland op dat moment nog duurder zijn dan bij een plaatselijke handelaar. Ja dan ben je echt niet serieus bezig. Maar nu met de nieuwe koers die ze aan het varen zijn met de nieuwe directie krijg je effectief wel antwoorden. Nu zoeken ze meer naar oplossingen. Ik heb nu al de prijzen gekregen voor strooizout voor de winter die gaat komen. Dus dan zie je dat de directie van Haviland van nu daar wel meer mee begaan is (R5). Haviland is een dienstverlenende vereniging. We gingen ook na of dit samenwerkingsverband alle nieuwe voorwaarden heeft nageleefd die opgelegd zijn door het decreet intergemeentelijke samenwerking van 6 juni Dit konden we nagaan aan de hand van de interviews met de 44

55 respondenten en de notulen van de gemeente Herne. Hieruit konden we bevestigen dat Haviland alle nieuwe voorwaarden heeft nageleefd. Het decreet verkortte de maximale duurtijd van de dienstverlenende in vergelijking met de klassieke intercommunale. De maximale duurtijd van een vereniging wordt beperkt tot 18 jaar. In de algemene vergadering van 10 november 2003 werd beslist om de duurtijd te beperken tot 18 jaar. Dat ging in op de datum van de inwerkingtreding van het decreet zijnde 10 november 2001 om te eindigen op 10 november 2013 (Gemeente Herne,2011). Naast de wijziging van het doel van de vereniging moeten ook alle andere wijzigingen aan de statuten van een dienstverlenende vereniging worden goedgekeurd door de gemeenteraden van alle betrokken gemeenten. Op 30 oktober 2013 kwam zo n wijziging ter stemming op de gemeenteraad (Gemeente Herne,2013). In de raad van bestuur van de dienstverlenende of een opdrachthoudende vereniging zetelen minsten één of hoogstens vijf mandatarissen met raadgevende stem, rechtstreeks benoemd door de gemeente(n) en gekozen uit de oppositieraadsleden. Voor de gemeente Herne werd er geen vertegenwoordiger uit de oppositie aangeduid. De vijf aangeduide oppositieleden komen uit de gemeente Dilbeek, Merchtem, Roosdaal, Ternat en Gooik (Haviland, 2013). De raad van de gemeenten die betrokken zijn in een dienstverlenende vereniging ontvangt minstens tweemaal per jaar verslag door de raad van bestuur over de intergemeentelijke samenwerking. Dit gebeurde ook in de gemeente Herne. Het decreet voorziet dat de algemene vergadering minsten tweemaal per jaar beraadslaagt. In 2011 vond deze algemene vergadering plaats op 23 juni en 15 december. Er werd voor die twee vergaderingen telkens een vertegenwoordiger uit de gemeenteraad afgevaardigd en dit op 25 mei en 23 november (Gemeente Herne,2011). De wijziging aan decreet van 2013 stelde dat de verslagen van de raad van bestuur van een projectvereniging, een opdrachthoudende vereniging en een dienstverlenende vereniging vanaf 1 januari 2014 elektronisch ter beschikking moet worden gesteld wanneer een raadslid van een deelnemend lokaal bestuur daar om vraagt. Deze terbeschikkingstelling kan bijvoorbeeld per of op een website gebeuren. In de gemeente Herne worden door alle gemandateerden de verslagen per doorgestuurd naar de raadsleden. 45

56 Intergemeentelijke preventiedienst drugs alcohol Pajottenland Preventiedienst Pajottenland is een intergemeentelijke drugpreventiedienst in de 6 gemeenten van het Pajottenland (Galmaarden, Bever, Herne, Pepingen, Lennik, Gooik). De taken van de preventiedienst zijn heel uiteenlopend: je kan er terecht voor informatie rond drugs en alcohol, men sensibiliseert de bevolking rond alcohol en drugs aan de hand van diverse projecten en campagnes, de dienst verwijst mensen of hun naasten door die geconfronteerd worden met een alcohol - of drugprobleem, De doelgroep zijn hoofdzakelijk jongeren maar in het nieuwe actieplan 2014 werd het doelpubliek verbreed naar de oudere bevolking. De respondent geeft aan dat de resultaten van dit samenwerkingsverband moeilijk meetbaar zijn omdat het over preventie gaat maar hij ervaart toch dat de projecten en campagnes aanslaan bij de jongeren. Dit samenwerkingsverband wordt hoofdzakelijk gesteund vanuit de provincie. Er is een totaal budget van euro en daar is euro van gesubsidieerd door de provincie. De gemeente dragen nog euro bij. Voor Herne is dat een 17 procent van die euro. De aanleidingen om in dit verband te stappen waren financiële redenen en omdat men preventie rond drugs en alcohol als een belangrijke taak ziet van de gemeente. Omdat dit vanuit de provincie ondersteund is en dat de bijdrage vanuit de gemeente toch vrij beperkt is. En omdat we daar eigenlijk wel allemaal moet aanwerken om onze jeugd te sensibiliseren rond dat soort zaken (R1) De respondent verklaart dat dit samenwerkingsverband de beste manier was om te werken rond preventie van drugs en alcohol. Zo is er immers een continue werking rond preventie van drugs en alcohol in de gemeente Herne. Als de gemeente dit zelf zou moeten organiseren dan kan dit thema misschien naar de achtergrond verdwijnen omwille van tijdsgebrek bij personeelsleden om hierrond te werken. Regionaal landschap Zenne, Zuun en Zoniën Regionaal landschap is een vzw die zich inzet om aan de hand van tal van acties de aandacht rond natuur en landschap in het Pajottenland te vergroten. Die acties zijn heel divers: een wandelnetwerk op touw zetten in het Pajottenland, een biodiversiteitcampagne, De respondent verklaarde dat er binnen de gemeente veel belang gehecht wordt aan natuur en landschap. Dit is ook één van de belangrijke aandachtspunten binnen het beleidsplan van het gemeentebestuur. De aanleidingen om in dit verband te stappen was omdat het voor de gemeente alleen niet haalbaar was om zulke diverse acties op poten te zetten. Het samenwerkingsverband gaat zelf op zoek naar subsidiekanalen door bijvoorbeeld binnen 46

57 Europe een aantal projecten in te dienen waar men dan subsidies kan voor krijgen. De gemeente levert een kleine financiële bijdrage van 0, 25 per persoon. Daarnaast is er ook een financiële bijdrage van de provincie en de Vlaamse overheid. Het regionaal landschap die hebben toch wel al heel veel bijdragen geleverd. Alhoewel dat dit voor het ene bestuur op beleidsmatig vlak toch wel van groter belang is dan bij anderen. Maar dit hangt ook af van de accenten die je als bestuur legt. Wij zeggen natuur is een belangrijk onderdeel van ons beleidsplan (R1) Van de diverse acties die reeds georganiseerd werden ziet men zeker de resultaten op het terrein. De respondent ziet dit samenwerkingsverband als een belangrijke beleidsmatige meerwaarde. Wij leveren maar een bijdrage van 0, 25 per persoon. Dus wat we daarvoor in return krijgen is onnoemelijk groot. Ik vind dat zij zeker een meerwaarde leveren (R1) Riobra Riobra is netbeheerder van de rioleringen. De maatschappij staat in voor instaat voor het beheer, het onderhoud en de verbetering van de rioleringsstelsel binnen het werkingsgebied. Financiële redenen, noodzaak en de deskundigheid van Riobra waren redenen om in het samenwerkingsverband te stappen. Tal van specialisten konden zich fulltime bezighouden met de technische zaken rond de aanleg en het onderhoud van het rioleringsstelsel. In een gemeente als Herne heb je niet voldoende personeel, specialisten op al die terreinen. Op financieel en deskundig vlak was dit samenwerkingsverband daarom ook de meest gunstige manier om te voorzien in de aanleg en het onderhoud van de rioleringen in de gemeente. Ik denk dat het financieel zeker de meest gunstige manier was. Omdat de organisatie zelf, die kan specialisten aantrekken die daar fulltime mee bezig zijn (R8). Bij de opstart werd de infrastructuur (het rioleringsstelsel) overgedragen aan Riobra. Daarnaast moest de gemeente jaarlijks geen financiële bijdragen leveren. Verder mocht de gemeente aan haar bevolking ook geen bijdrage meer vragen voor waterzuivering bovenop de waterfactuur omdat Riobra dat voortaan zou doen. De gemeente kreeg voortaan geen rechtstreekse vergoedingen meer maar kreeg aandelen in dit samenwerkingsverband en in functie van die aandelen werd er ook een dividend aan gekoppeld. Maar meestal werd de gemaakte winst meteen terug geïnvesteerd om zo nieuwe investeringen te doen. De betrokken vertegenwoordiger verklaarde dat de geïnvesteerd middelen zeker in verhouding staan tot de resultaten die Riobra reeds bereikt heeft. Er werden ondertussen al heel wat projecten 47

58 gerealiseerd binnen de gemeente. Indien de gemeente alleen in zou moeten staan voor de aanleg en onderhoud van de rioleringen dan zou dit een heel moeilijke en zware opdracht geweest zijn. Intergemeentelijke uitleendienst Dit is een samenwerkingsverband tussen de gemeente Herne, Bever en Pepingen. De uitleendienst heeft als doel materiaal te ontlenen aan verenigingen uit de drie gemeentes, waar één gemeente zelfstandig niet kan in voorzien. Deze materialen zijn bijvoorbeeld springkastelen, tenten, een trampoline, ed... Het materiaal werd door de drie gemeenten samen aangekocht. De kostprijs werd verdeeld op basis van een afgesproken verdeelsleutel. De verenigingen moesten voor het ontlenen van dit materiaal geen financiële bijdrage leveren. De intergemeentelijke uitleendienst werd ondertussen na evaluatie recent stopgezet. In theorie vond men het goed initiatief en mooi idee maar de voordelen wogen niet op tegen de nadelen. Zo was er te weinig tijd voor een grondige controle van het uitgeleende materiaal, sommige stukken waren zeer populair waardoor er, zeker tijdens de vakantieperiodes, vaak dubbele aanvragen waren, de herstellingskosten maar ook de vervoerskosten liepen hoog op. Om die redenen gingen de drie gemeenten unaniem akkoord om dit samenwerkingsverband te beëindigen. Het materiaal werd daarna verdeeld onder de drie gemeente. Er was onvoldoende controle. Bijvoorbeeld als er stukken teruggebracht werden vanuit een andere gemeente bijvoorbeeld een springkasteel. Je plooide dit dan terug open en dan zag je plots dat dit vuil of kapot was. Er was geen systematische controle op het uitgeleend materiaal (R5). Cultuurregio Pajottenland en Zennevalei De aanleiding om in dit samenwerkingsverband te stappen was om tussen de deelnemende gemeenten gezamenlijk culturele acties te realiseren. Er worden acties ondernomen om de participatie aan de cultuur te doen toenemen, zoals bijvoorbeeld cultuureducatie en cultuurspreiding, o.a. via culturele centra. De gemeenten uit de streek werden samengebracht in een overleg en konden via een samenwerking elkaar naar een hoger niveau stuwen op cultureel vlak. De jaarlijkse werkingssubsidies van worden toegekend vanuit de Vlaamse Gemeenschap. De gemeente levert een financiële bijdrage van 0, 2 euro berekend per inwoner. Daarnaast is er een financiële bijdrage van de Provincie Vlaams-Brabant van 0, 4 voor elke inwoner uit het werkingsgebied van de cultuurregio. De respondent vindt de werking van dit samenwerkingsverband goed en de geïnvesteerde middelen staan in verhouding met de bereikte resultaten. Maar de werking mag in de toekomst nog verbeterd 48

59 worden. Daarmee doelde ze dat er tussen de diverse actoren nog een betere afstemming van informatie moet gebeuren. Dit vind ik een goed samenwerkingsverband maar dan zouden we toch meer moeten kunnen vernemen van elkaar in het overleg. Dus daarmee bedoel ik dat er nog meer afstemming moet gebeuren tussen de verschillende actoren in het overleg. Dat kan nog beter (R2). Sportregio Pajottenland De sportregio Pajottenland is een samenwerking tussen de sportdiensten van de gemeenten Herne, Bever, Galmaarden, Pepingen, Gooik, Lennik, Ternat, Roosdaal, Affligem en Liedekerke en de sportdienst van de provincie Vlaams-Brabant. De sportregio Pajottenland organiseert jaarlijks een aantal vaste sportdagen voor de hele regio. Daarnaast organiseren ze busvervoer vanuit de regio naar enkele provinciale sportactiviteiten. Er wordt verder ook aandacht besteed aan vorming. Zo worden er bijvoorbeeld bijscholingen voorzien voor redders. Elke gemeente levert een financiële bijdrage van 0, 25 per inwoner. Daarnaast is er ook een financiële bijdrage vanuit de provincie van euro. De respondent geeft aan dat de geïnvesteerde middelen zeker in verhouding staan tot de bereikte resultaten van het verband. Ik kan maar één voorbeeld geven: je organiseert een kleuterhappening in Herne. Als je dat doet enkel in uw gemeente dan is de opkomst veel kleiner dan wanneer we samenwerken met andere gemeenten waardoor de opkomst veel groter is. We gaan dan beter samenwerken. Als je dit alleen moest gaan doen dan waren er veel minder kinderen komen opdagen (R5). De vertegenwoordiger gaf aan dat dit samenwerkingsverband ook de uitwisseling van ervaringen en informatie tussen de deelnemers bevordert. Dit samenwerkingsverband met een beperkt aantal gemeente liet toe om samen overleg te plegen en tot een compromis te komen over de te bereiken doelstellingen. De gemeente heeft hierin een veel nauwere betrokkenheid en een grotere stem. IGS DNB Gas INTERGAS Inter Energa Sedert midden 2003 is Intergas omgevormd van een exploitatievennootschap (gas) naar een participatievennootschap. De exploitatie-activiteiten werden overgedragen aan distributienetbeheerder Inter-energa. Naast de financiële opvolging van haar activa treedt Intergas op als referentieaandeelhouder van Inter-energa en behartigt zo de belangen van 16 Vlaams-Brabantse gemeenten waaronder de gemeente Herne. De aangesloten gemeenten hebben bij de oprichting een kapitaal volgestort en krijgen hiervoor jaarlijks een dividend uitgekeerd. 49

60 De respondent geeft aan dat de geïnvesteerde middelen in verhouding staan tot de bereikte resultaten van het verband. Maar verder verklaarde hij in zo n groot samenwerkingsverband het gevoel te hebben minder een stem te hebben in het debat. Als een grote gemeente ergens toekomt en die heeft veel aandelen in dat verband. Dan heb ik wel het gevoel dat die toch wel iets meer te zeggen hebben dan Die vertegenwoordigen natuurlijk zoveel meer aandelen in tegenstelling tot een kleine gemeente zoals Herne. Alhoewel ik niet kan zeggen dat ze niet naar ons luisteren en dat is zo ver elk samenwerkingsverband. Ze luisteren wel en je wordt altijd geholpen. Maar een samenwerkingsverband met een beperkt aantal gemeenten zoals een Sportregio of een Pajottenland plus dragen toch meer mijn voorkeur weg (R5). Maar Intergas is wel een belangrijke dienstverlener en de beste manier om te voorzien in de distributie van gas. De respondent verklaart deze diensten niet alleen kunnen georganiseerd worden door de gemeente. Daarnaast was ook de deskundigheid die Intergas bezit een reden om dit samenwerkingsverband aan te gaan. Maar die grote samenwerkingsverbanden daar kan je niet zonder. Je kan niet achterblijven als gemeente. Neem dat wij nu alles louter en alleen moeten doen ( bijvoorbeeld: zelf het huisvuil ophalen). Dat is niet haalbaar (R5). Infrax / PBE PBE was een intercommunale die elektriciteit produceerde en leverde aan de gemeenten. Sinds 2002 mogen netbeheerder en producent van elektriciteit niet meer in handen zijn van één en dezelfde organisatie. In 2002 stootte PBE de stroomproductie af. Op dat moment werden er ook veel minder winsten gemaakt en uitgekeerd aan de gemeenten. PBE is nu enkel netbeheerder en heeft samen met vier andere netbeheerders deze opdracht toevertrouwd aan de werkmaatschappij Infrax. De aparte netbeheerders innen nog wel de gelden maar zij betalen dan aan Infrax om de werken te doen. De aanleiding om in dit samenwerkingsverband te stappen was uit de onmogelijkheid om deze activiteit zelf te ontwikkelen. De gemeente Herne heeft niet voldoende capaciteit om die diensten zelf te gaan organiseren. Via een samenwerking met PBE kon er op een efficiënte en goedkope manier elektriciteit voorzien worden voor de inwoners. De financiële deelname in PBE bedroeg eind ,60 euro waarvan 688,20 niet volgestort. Vermits de gemeente aandeelhouder is in PBE krijgt ze jaarlijks een dividend uitgekeerd. De respondent verklaarde steeds tevreden te zijn over de werking van PBE en de resultaten die ze reeds bereikt heeft. 50

61 Jeugdregio Pajottenland De jeugdregio Pajottenland is een samenwerkingsverband en overlegorgaan bestaande uit de jeugddiensten van de gemeenten Herne, Bever, Galmaarden, Pepingen, Gooik en Lennik. Zij komen ongeveer tweemaandelijks samen om gemeenschappelijke projecten te bespreken, zoals bijvoorbeeld de kinderhoogdag, fuifreglement, zomeractiviteiten tieners, intergemeentelijke vormingen, De respondent verklaarde zeer tevreden te zijn met de werking van dit samenwerkingsverband. Het is een manier om gezamenlijk projecten op touw te zetten en ervaringen en kennis uit te wisselen tussen diverse partners. De resultaten die deze samenwerking reeds bereikt heeft betekenen een meerwaarde voor de gemeente. Want zonder deze samenwerking zouden veel waardevolle projecten nooit gerealiseerd zijn. Bibliotheekregio Pajottenland Bibliotheekregio Pajotteland is een samenwerkingsverband tussen 14 bibliotheken uit het Pajottenland. Deze bibliotheekregio komt gemiddeld vier tot vijf keer per jaar samen om te overleggen rond thema's als vorming, leesbevordering, publiekswerking, communicatie, enz. Er worden diverse acties en projecten op touw gezet. Hiervoor kunnen de bibliotheken een beroep doen op werkingsmiddelen en projectsubsidies van de provincie Vlaams-Brabant. Naast de vertegenwoordiger was ook de bibliothecaris nauw betrokken bij dit samenwerkingsverband. De respondent gaf aan zeer tevreden te zijn over dit overleg. De aanleidingen om in dit verband te stappen waren omdat via subsidies van de provincie diverse projecten uitgevoerd konden worden in de bibliotheken. Ook de kennis en ervaringen die binnen het overleg gedeeld worden waren van belang. De bibliotheekregio is vooral provinciaal een samenwerking met alle bibliotheken uit de streek. Ik zit daar in de beheerraad. Bij de bibliotheekregio is de bibliothecaris wel nauw bij betrokken. En we bespreken onder elkaar. Meestal wat op die beheerraden besproken wordt hebben wij intern in de gemeente met de bibliothecaris al eens besproken (R2). Woonwinkel Pajottenland en 3WPLUS De Woonwinkel Pajottenland is een interlokale vereniging van 6 Pajottenlandse gemeenten Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Pepingen en Lennik. De interlokale vereniging heeft de voorbije jaren gewerkt aan volgende thema's: - Het uitwerken van een gemeentelijke beleidsvisie op het vlak van wonen - Het organiseren van woonoverleg 51

62 - Het verbeteren van de woonkwaliteit - Het aanbieden van basisinformatie aan de burger - Het organiseren van sensibiliseringsacties op vlak van wonen In elke gemeente worden er consultatie momenten georganiseerd van een sociaal adviseur waar mensen terecht kunnen met alle vragen rond wonen, premies, goedkope leningen, huur en woonkwaliteit. De gemeenten worden verder ondersteund door een technisch deskundige, een beleidsmedewerker en een coördinator. De aanleiding om in de woonwinkel te stappen was uit noodzaak. De gemeente beschikt zelf niet over voldoende personeel of expertise om die diensten alleen te gaan aanbieden. De werknemers vanuit de woonwinkel beschikken over voldoende kennis en ze kennen de streek ook goed. Je zou dat niet op een andere manier gaan kunnen organiseren denk ik (R3). De financiële bijdrage van de gemeenten bedraagt voor 2014, euro en werd berekend op basis van het inwoners aantal van de aangesloten gemeenten. De gemeente stelt ook een lokaal ter beschikking om te zitdagen te organiseren. Daarnaast verlenen het Vlaamse Gewest en de provincie Vlaams-Brabant nog subsidies aan de woonwinkel. Deze subsidies vallen nu weg. De respondent verklaarde dat door het wegvallen van die subsidies de woonwinkel ter discussie kwam te staan. De gemeente zou dan immers een grotere financiële bijdrage moeten gaan leveren. Maar men stelde vast dat de woonwinkel een belangrijke partner is geworden voor de gemeenten en dat zij ook effectief een meerwaarde leveren voor de gemeente. De gemeente is dan ook bereid om die meerkost te gaan dragen. Wij stellen vast dat de woonwinkel toch effectief ook een meerwaarde leveren. Als de woonwinkel hier vandaag zou weg gehaald worden dan zitten we met gaten die we moeten opvullen. Zijnde dat die woonwinkel effectieve taken van de gemeente op zich nemen. Bijvoorbeeld de woonwinkel heeft het sociaal objectief, sociaal beleidsplan en het woonbeleidsplan bepaald. De leegstandregisters hebben zij ook allemaal gedaan. Zij hebben effectief alle gegevens opgevraagd bij de gemeente. Zodanig dat wij een kant en klaar document hebben waar we in principe mee naar de gemeenteraad kunnen. Doordat zij steeds meer gemeentelijke taken op zich zijn gaan nemen ervaart het gemeentebestuur steeds meer dat de woonwinkel echt een belangrijke partner is (R1). De respondent zegt tevreden te zijn over de werking van de woonwinkel en de resultaten die zij reeds bereikt hebben. De woonwinkel is een belangrijke partner voor de gemeente en haar inwoners geworden. 52

63 3Wplus vzw is een intergemeentelijke samenwerking rond wonen, welzijn en werkgelegenheid. 3Wplus wil bijdragen tot de ontwikkeling van Halle-Vilvoorde op het gebied van Wonen, Werken en Welzijn. De partners zijn de lokale besturen van het arrondissement Halle-Vilvoorde. Ze ondersteunen het beleid van de Provincie Vlaams-Brabant en Vlaanderen door in te tekenen op concrete projecten. Maar ze luisteren ook naar de specifieke noden van lokale besturen en bieden oplossingen op maat. De woonwinkel Pajottenland maakt deel uit van 3Wplus. Intergemeentelijke Natuur-en Landschapsploeg arrondissement Halle-Vilvoorde De Intergemeentelijke natuur- en landschapsploegen staan in voor het beheer van kleine landschapselementen, zoals hagen, houtkanten, poelen, bermen en hooilandjes en voor landschap- en natuurontwikkeling, zoals herbebossingprojecten, inrichting van natuurgebieden en soortbescherming. Zo dragen ze bij tot het behoud en de verbetering van de biodiversiteit. Ze stellen ploegen van langdurige werkzoekenden tewerk en voeren taken uit voor de gemeenten. Naast een financiële bijdrage vanuit de gemeente is er ook financiële ondersteuning vanuit de provincie Vlaams-Brabant. De respondent verklaarde niet tevreden te zijn over de werking van dit samenwerkingsverband. De kwaliteit van de dienstverlening is niet goed en de afgesproken timing van opdrachten werd vaak niet gerespecteerd. Om die redenen heeft de gemeente na evaluatie besloten om deze samenwerking stop te zetten. Financieel betalen wij een kleine bijdrage maar we zien het resultaat er niet van. Afspraken worden niet nageleefd. Dus daar moet toch wel gesleuteld worden aan die formule. Wij hebben daarin gekozen om die intergemeentelijke natuur- en landschapsploegen stop te zetten (R1). Toerisme Vlaams-Brabant vzw - Toerisme Pajottenland en Zennevallei Toerisme Vlaams-Brabant is een overkoepelend en coördinerend orgaan voor toerismebeleid op provinciaal niveau. Toerisme Vlaams-Brabant vzw en Toerisme Pajottenland en Zennevallei hebben als doel bij te dragen tot de ontwikkeling, promotie en kwaliteitsbewaking van het toeristische aanbod binnen de provincie Vlaams-Brabant. 53

64 Toerisme Pajottenland en Zennevallei vzw is een onderdeel van Toerisme Vlaams-Brabant. De taken die zij hebben zijn onder andere overleg plegen met lokale actoren uit de diverse gemeenten en samen toeristische projecten op touw zetten. De gemeente levert een financiële bijdrage van 0, 50 euro per inwoner. Daarnaast is er ook financiële ondersteuning van de provincie in de vorm van subsidies. De aanleidingen om in dit samenwerkingsverband te stappen was om met behulp van partners diverse projecten te organiseren rond toerisme in de gemeente. De respondent verklaarde tevreden te zijn over de werking en de bereikte resultaten van het samenwerkingsverband. Maar gaf wel aan dat deze vzw erg op zichzelf werkt. Daarnaast ligt het ook niet binnen de belangrijkste doelstellingen van het gemeentebestuur om een groot toeristisch aanbod te creëren in de gemeente Herne. 54

65 6.3.1 Reflectie Algemeen kunnen we stellen dat de respondenten de samenwerkingsverbanden positief evalueren. Afgesproken doelstellingen werden behaald. De resultaten zijn zichtbaar op het terrein. De geïnvesteerde middelen staan in verhouding tot de bereikte resultaten. De samenwerkingsverbanden waren om diverse redenen de beste manier om vooropgestelde doelstellingen te behalen. Vooral de intensieve samenwerking met een beperkt aantal gemeenten en steeds dezelfde gemeente draagt de voorkeur weg van de respondenten. De respondenten hebben het gevoel hierdoor samen sterker te staan. De Rynck (1994) gaf aan dat gemeente die over een gelijkaardig socio-economisch profiel beschikken vaak samenwerken en zo als groep vaak sterker staan om een beleid uit te werken. Financiële redenen komen regelmatig naar voren om in een samenwerkingsverband te stappen. Zo kunnen zich na een samenwerking diverse kostenreducties voordoen die niet mogelijk waren geweest wanneer de gemeenten gescheiden van elkaar waren blijven werken. Er kunnen ook subsidies worden verkregen zoals bijvoorbeeld bij Pajottenland plus of de Intergemeentelijke preventiedienst. Zonder samenwerking zouden deze gemeenten afzonderlijk geen beroep hebben kunnen doen op dergelijke middelen. De nutsvoorzienende samenwerkingsverbanden zoals Intergas, Riobra, Haviland en Infrax zijn belangrijke partners voor de gemeente want ze staan in voor belangrijke basisbehoeften. De respondenten hebben echter wel het gevoel in deze verbanden minder een invloed te kunnen uitoefenen en een kleinere stem in het debat te hebben. De aanleidingen om in deze samenwerkingsverbanden te stappen zijn dan vaak ook om dat dit het enige alternatief is. De gemeente beschikt niet over die expertise of financiële middelen om deze diensten zelf te kunnen gaan aanbieden. Korsten, Beckers, Van Kraaij (2006) toonden ook aan dat gemeenten door middel van een samenwerking schaalvoordelen kunnen behalen wat hun dienstverlening en uitvoering naar een hoger niveau zou kunnen tillen. Samenwerking wordt door de respondenten ook gezien als een manier waarbij kennis en ervaringen gedeeld worden tussen diverse partners. Er kan veel van elkaar geleerd worden wat uiteindelijk kan leiden tot een kwaliteitsvollere dienstverlening. Ook Korsten, Van Kraaij en Becker kwamen tot dezelfde conclusie. De respondenten verklaarde ook dat zowel democratische criteria als doelmatigheid criteria even belangrijk zijn in het debat rond de samenwerkingsverbanden. 55

66 7. Algemene conclusies In deze masterproef hebben we geprobeerd een duidelijk inzicht te verkrijgen in de gemeentelijke organisatie ten aanzien van de samenwerkingsverbanden uit de gemeente Herne. Verder poogden we ook te achterhalen hoe de respondenten de samenwerkingsverbanden uit hun gemeenten evalueerden. Dit deden we aan de hand van semi - gestructureerde interviews bij de burgemeester, schepenen en gemeentesecretaris van de betrokken gemeente. Uit het onderzoek kunnen een aantal interessante zaken aangehaald worden. Er is geen totaal overzicht bij de respondenten over alle de samenwerkingsverbanden in de gemeenten. Daarmee doelen we dat de kennis van de respondenten zich hoofdzakelijk beperkt tot die verbanden waar zij rechtstreeks mee te maken hebben. De kennis zit voornamelijk bij individuen en nauwelijks in de organisatie. Opvolging en informatiestromen moeten nog meer geoptimaliseerd worden. De opvolging gebeurt hoofdzakelijk door het uitvoerende orgaan. De informatiestroom gaat vooral naar het college zonder een vaste systematiek. De opvolging en terugkoppeling van informatie naar de raad gebeurt minimaal. Alle respondenten wensen hier in de toekomst werk van te maken. De werking van en organisatie naar de samenwerkingsverbanden werden positief geëvalueerd door de respondenten. Met uitzondering van twee samenwerkingsverbanden. Er is een open houding ten opzichte van samenwerking. Minister Bourgeois geeft in het witboek interne staatshervorming aan dat het op zoek gaan naar gebiedsafbakeningen/regio s waarbinnen eenzelfde cluster van gemeenten maximaal samenwerkt, in een relatief beperkte groep van aaneensluitende gemeenten, die voor de burger ook sociologisch herkenbaar een belangrijke focus is in de regioscreeningoefening. In het witboek wordt beschreven dat de regioscreening finaal uitmondt in territoriale gebiedsomschrijvingen waarin de Vlaamse overheid, de provincies, de gemeenten als alle andere intermediaire structuren zich maximaal uitschrijven. De regioscreening moet leiden tot uniforme geografische omschrijvingen die het regionale speelveld aangeeft waarbinnen diverse actoren elkaar kunnen terugvinden en samenwerkingsverbanden kunnen opstarten. Deze regionale omschrijvingen kunnen gebeuren op basis van verschillende in elkaar passende en elkaar niet overlappende schalen (Bourgeois, 2013). De onderzochte gemeente Herne wil exact hetzelfde: soepel samenwerken liefst met zoveel mogelijk dezelfde partners. Wanneer zij pleiten voor samenwerking willen ze in eerste instantie de samenwerking met gelijk(w)aardige partners (eenzelfde regio) behouden en vergroten. Er is een gemeenschappelijk 56

67 draagvlak tussen de respondenten voor een versterkte samenwerking tussen de zeven Pajotse gemeente Bever, Galmaarden, Gooik, Herne, Lennik, Pepingen, Roosdaal. Via Pajottenland plus en in het bijzonder het burgemeestersoverleg is er tussen de gemeente Herne en haar omringende gemeenten een sterke band gegroeid. De onderzochte gemeente voelt zich duidelijk thuis in het Pajottenland en de samenwerkingen die hieruit voortvloeien met de omringende gemeenten. Door hun gelijkaardig profiel zijn deze gemeenten uit het Pajottenland ook natuurlijke bondgenoten. Ze komen niet in de verdrukking door één of meer grotere partners en hebben zo het gevoel nog een stem in het debat te hebben. Via het burgemeestersoverleg pogen de gemeente ook informatie uit te wisselen en samen sterk te staan voor komende uitdagingen. Dit bestaande overleg zal verder geïntensifieerd worden in functie van de noden van de streek. Een versterkte samenwerking op diverse beleidsdomeinen hangt samen met de wens om tot een gezamenlijke streekvisie te komen. In grote samenwerkingsverbanden waar heel veel gemeenten deel vanuit maken zoals deze die instaan voor energievoorziening, afvalverwerking en riolering hebben de respondent het gevoel weinig gewicht in de schaal te kunnen leggen. De afstand is soms te groot. Maar het zijn wel enorm belangrijke verbanden die zorgen voor de nutsvoorzieningen in de gemeente en waar het onmogelijk zou zijn om al deze voorzieningen alleen te gaan organiseren. 57

68 7.1 Aanbevelingen Vanuit de vaststellingen die in het onderzoek gedaan werden geven we nog een aantal aanbevelingen. - De gemeente moet haar samenwerkingsverbanden op een periodieke wijze opvolgen. Men moet de werking en de resultaten van de verbanden op geregelde tijdstippen evalueren en durven in vraag stellen, waarbij men steeds voor ogen houdt of de samenwerkingsverbanden voor de gemeente een duidelijke meerwaarde opleveren. Met de evaluatie van de intergemeentelijke uitleendienst en de intergemeentelijke natuur-en landschapsploegen werd hiertoe al een aanzet gegeven maar de evaluatie moet nog op een meer systematische wijze uitgevoerd worden. - Er moet meer aandacht besteed worden aan de terugkoppeling van informatie. Informatie blijft nog teveel bij degenen die de gemeente vertegenwoordigen in een verband. De terugkoppeling van de gemandateerden naar de rest van het bestuur is geen vrijblijvende zaak, maar dient maximaal ingebed te worden binnen de gemeentelijke structuur aan de hand van een formeel informatieproces. - De inventaris van de samenwerkingsverbanden in de gemeente moet, wanneer nodig, op gepaste wijze geactualiseerd worden. Op die manier is er steeds een document aanwezig dat een overzicht geeft van alle samenwerkingsverbanden waarin de gemeente betrokken is. Deze inventaris wordt best zo breed mogelijk ingevuld en volgende zaken kunnen hierin aan bod komen: het doel, juridische vorm, financiële bijdragen, de vertegenwoordiger uit de gemeente, de partners, De database opgemaakt door het agentschap binnenlands bestuur is een goed vertrekpunt om de inventaris verder te actualiseren. Deze database is op sommige vlakken nog onvolledig. - In deze masterproef richtten we onze aandacht op een single case study en generaliseerbaarheid was niet het onmiddellijke doel van dit onderzoek. We vinden het wel essentieel om andere lokale besturen er op attent te maken om het debat rond de samenwerkingsverbanden intern te activeren. Dit was ook één van de belangrijkste uitgangspunten van de regioscreening: de gemeentebesturen aanzetten om kritisch te kijken naar hun participaties in samenwerkingsverbanden en om hun interne organisatie daarop ook beter in te richten. 58

69 8. Bibliografie Agentschap Binnenlands Bestuur (n.d.) Regioscreening. Geraadpleegd op 10 maart 2013 op Agentschap Binnenlands Bestuur (n.d). Gebiedsdekkende regioscreening in Vlaanderen. Geraadpleegd op 13 maart Agentschap Binnenlands Bestuur (2012). Bestuurlijke regionale samenwerking in Vlaanderen. Inventarisatie en analyse. Geraadpleegd op 10 oktober Agentschap Binnenlands Bestuur (2013). Regioscreening: na inventarisatie volgt evaluatie en analyse lokaal en samenwerkingslandschap. In: Binnenband, 18, pp Agentschap Binnenlands Bestuur (2013). Het gemeentedecreet. Memorie van toelichting. Geraadpleegd op 2 december 2013 op Agentschap Binnenlands Bestuur (2013). Evaluatie regioscreening in Vlaams-Brabant. Geraadpleegd op 2 december 2013 op Bekkers, V.J.J.M. & Thaens, M. (1999). Sturingsconcepties en informatisering. Beuselinck, E., Verhoest, K. & Meyers, F., Hoofdstuk 8: Sturing en coördinatie, 25 p. Boukaert, G., De Peuter, B. & Van Dooren, W. (2003). Meten en vergelijken van lokale bestuurlijke ontwikkeling: een monitoringsysteem voor het lokaal bestuur in Vlaanderen. Die Keure: Brugge. Bourgeois, G. (2011). Witboek Interne Staatshervorming. Geraadpleegd 10 maart 2013 op Bourgeois, G. (2013). Omzendbrief: wijziging decreet intergemeentelijke samenwerking. De Ceuninck, K. (2009). Over de bestuurlijke schaal van de Vlaamse lokale overheden. In VLABEST: Memorandum ( pp ). Geraadpleegd op 30 november 2011 op 59

70 De Ceuninck, K. (2010). Opgeruimd staat netjes? Fusies en alternatieven voor bestuurlijke verrommeling. Geraadpleegd op 2 mei De Peuter, B., De Smedt, J. & Bouckaert, G. (2007). Handleiding beleidsevaluatie. Geraadpleegd op 10 oktober De Rynck, F. (1994). Streekontwikkeling in Vlaanderen: bestuurskundig bekeken. Leuven: Katholieke universiteit te Leuven. De Rynck, F., Wayenberg, E., Decorte, A. & Voets, J. (2011). Van inventarisatie naar debat. Het gebruik van de regioscreening als bestuurlijk evaluatie instrument. Geraadpleegd op 13 maart De Rynck, F. & Decorte, A. (2010). Sterkere netwerking, sterkere regio. Voorstellen voor de bestuurlijke organisatie van de regio Midden-West-Vlaanderen. Geraadpleegd op 10 maart die%20schaalveranderingen%20midwest%2015%20juni% pdf. De Rynck, F., Wayenberg,E. & Voets, J.(2007). Interbestuurlijke samenwerking in Vlaanderen: een exploratieve studie van een aparte bestuurlijke wereld. Vaststellingen, besluiten en aanbevelingen. Leuven: SBOV. De Rynck, F. en Steur,B. (2009). Inleiding: Samenwerking voor een grotere bestuurskracht. In: Res Publica,3, pp De Witte, L. (2013). Samenwerking tussen overheden. De stap naar een efficiënter bestuur. Provincie Vlaams-Brabant. Koppenjan, J. & Klijn, E.H. (2004). Managing uncertainties in networks. Korsten A.F.A., Becker, B.L, Van Kraai, T. (2006). Samenwerking beproefd. Innovatieve organisatievormen bij samenwerking tussen gemeenten. Sdu Uitgevers bv: Heerlen/Arnhem Lauwers, L., Maddens, G. & Streefkerk, P. (2003). Aankopen en Openbare besturen. De organisatie van overheidsopdrachten. Kluwer: Mechelen. Mortelmans, D. (2007). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Acco: Leuven 60

71 Provincie Vlaams Brabant (2013). Vlaams-Brabant in cijfers. Geraadpleegd op 2 december 2013 op Reynaert, H., De Ceuninck, K., Olislagers, E., Steyvers, K. & Valcke, T. (2013). De bolletjeskermis van 14 oktober Politiek is een kaartspel. In: sampol, 1, pp Vandendriessche, F. (2003). Publieke en private rechtspersonen? Naar een graduele, meerduidige en evolutieve benadering van het onderscheid in de wetgeving en de rechtspraak. Universiteit Gent Vanderstraeten,G.,Verschuere, B., Goeminne, S., De Rynck, F. (2013). Onderzoeksrapport: Samenwerking tussen de Vlaamse Centrumsteden en hun OCMW s op het vlak van Financieel Management. Hogent Vanholsbeeck, D. (2010). De gemeentelijke vzw: speelt u nog mee? In: Lokaal, pp Verhelst, T., Olislagers, E., Reynaert, H., Steyvers, K. & Valcke, T. (2011). Andere schaal, dezelfde problemen? Een vergelijkend onderzoek naar de rol van raadsleden in de Vlaamse en lokale en provinciale politiek. In: Burger, Bestuur en Beleid, 7(4), pp Vlaamse adviesraad voor binnenlands bestuur (2012). Regioscreening - Rapport inventarisatiefase. Geraadpleegd op 30 november Vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten (2012). Lessen uit de regioscreening: van inventarisatie naar evaluatie. Geraadpleegd op 30 november df. Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten (2010). VVSG standpunt oprichting Vlaams Plattelandsfonds. Geraadpleegd op 1 december 2013 op Voets, J. (2008). Lokale bestuurders in gebiedsgerichte projecten zoals Leader: wat wordt van mij verwacht in al die bovenlokale samenwerking? Lezing Plattelandsacademie, 4 november 2008, Geel. Yin, R. (2009). Case study research, design and methods, fourth edition. Sage. 61

72 Interviews Naert, Ann. Herne 6 november 2013 Devos, Patrick. Herne 12 november Vandeneucker, Lieven. Herne 16 november 2013 Dierickx, Jean-Marie. Herne 16 november Ricour, Carina. Herne 18 november 2013 Devriese, Marie-Louise. Herne 25 november 2013 Poelaert, Kris. Herne 30 november 2013 Snoeks, Lieven. Herne 30 november

73 Bijlage 1: kaart Vlaams-Brabant Bron: provincie Vlaams-Brabant 63

Dr. Koenraad De Ceuninck Centrum voor lokale politiek Universiteit Gent

Dr. Koenraad De Ceuninck Centrum voor lokale politiek Universiteit Gent Dr. Koenraad De Ceuninck Centrum voor lokale politiek Universiteit Gent Interne staatshervorming Wat? Context? Doel? Regioscreening Wat? Doel? Evaluatie interne staatshervorming Uitgevoerd in opdracht

Nadere informatie

Toekomst intergemeentelijke samenwerking Besturen is samenwerken

Toekomst intergemeentelijke samenwerking Besturen is samenwerken Toekomst intergemeentelijke samenwerking Besturen is samenwerken Ontmoetingsavond Leiedal 28 mei 2013 Harelbeke Mark Suykens, algemeen directeur VVSG vzw Samenleving in verandering 2 - VVSG - Evoluties

Nadere informatie

Extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm Dr. Steven Van Garsse Manager Vlaams Kenniscentrum PPS Overzicht Inleiding Begrip Wanneer Welke vorm Statuut PEVA s praktisch Onderscheid

Nadere informatie

nr. 237 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 2 januari 2017 aan LIESBETH HOMANS Lokale besturen - Financieringsmogelijkheden

nr. 237 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 2 januari 2017 aan LIESBETH HOMANS Lokale besturen - Financieringsmogelijkheden SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 237 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 2 januari 2017 aan LIESBETH HOMANS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN,

Nadere informatie

Het provinciedecreet voert wel een nieuwheid in, nl. het budgethouderschap. (art. 154 e.v. Provinciedecreet)

Het provinciedecreet voert wel een nieuwheid in, nl. het budgethouderschap. (art. 154 e.v. Provinciedecreet) WERKINSTRUMENTEN VAN DE PROVINCIES VOOR HET VOEREN VAN HET PROVINCIAAL BELEID Het is de algemene regel dat de provincies de hun toevertrouwde opdrachten zelf uitvoeren via hun administratie. Veel van hun

Nadere informatie

1902 ( ) Nr. 1 5 februari 2013 ( ) stuk ingediend op. Voorstel van decreet. van de heer Filip Dewinter

1902 ( ) Nr. 1 5 februari 2013 ( ) stuk ingediend op. Voorstel van decreet. van de heer Filip Dewinter stuk ingediend op 1902 (2012-2013) Nr. 1 5 februari 2013 (2012-2013) Voorstel van decreet van de heer Filip Dewinter houdende wijziging van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking,

Nadere informatie

Prof. Dr. Kristof Steyvers Dr. Koenraad De Ceuninck Centrum voor lokale politiek Universiteit Gent

Prof. Dr. Kristof Steyvers Dr. Koenraad De Ceuninck Centrum voor lokale politiek Universiteit Gent Prof. Dr. Kristof Steyvers Dr. Koenraad De Ceuninck Centrum voor lokale politiek Universiteit Gent Interne staatshervorming Wat? Context? Doel? Regioscreening Wat? Doel? Bestuurskracht en schaalvergroting

Nadere informatie

REGIONALE SAMENWERKING IN VLAANDEREN DE AGENDA

REGIONALE SAMENWERKING IN VLAANDEREN DE AGENDA REGIONALE SAMENWERKING IN VLAANDEREN DE AGENDA Filip De Rynck 1 Gebied of regio: een kruispunt Verschillende ratio s laden schalen op: met verlengd lokaal bestuur en met Vlaamse planningsregio s (eerder

Nadere informatie

Intergemeentelijke samenwerking in kader van wijk-werken

Intergemeentelijke samenwerking in kader van wijk-werken Intergemeentelijke samenwerking in kader van wijk-werken Overzicht Inleiding 1. Interlokale vereniging A. Inleiding B. Oprichting C. Beheerscomité D. Beherende gemeente E. Personeel Overzicht: 2. De projectvereniging

Nadere informatie

Verzelfstandiging in het Gemeentedecreet

Verzelfstandiging in het Gemeentedecreet Verzelfstandiging in het Gemeentedecreet Verzelfstandiging in het gemeentedecreet Doel gemeentedecreet: gemeenten een keuzemenu aanbieden Twee soorten verzelfstandiging: - Intern: geen rechtspersoonlijkheid:

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING

MEDEDELING AAN DE VLAAMSE REGERING De minister president van de Vlaamse Regering Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed en Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en armoedebestrijding

Nadere informatie

Het vermoeden van verzelfstandiging, de weerlegging ervan en de gemeentelijke vzw: much ado about nothing? Rasschaert Advocaten

Het vermoeden van verzelfstandiging, de weerlegging ervan en de gemeentelijke vzw: much ado about nothing? Rasschaert Advocaten Het vermoeden van verzelfstandiging, de weerlegging ervan en de gemeentelijke vzw: much ado about nothing? Rasschaert Advocaten Wim Rasschaert maart 2010 Gent Hasselt Leuven Torhout Antwerpen Inhoudstafel

Nadere informatie

Regioscreening. Fase 2 evaluatie Turnhout 10 juni 2013

Regioscreening. Fase 2 evaluatie Turnhout 10 juni 2013 Regioscreening Fase 2 evaluatie Turnhout 10 juni 2013 1 Regioscreening Agenda 1. Inleiding 2. Synthese zelfevaluatie 3. Debat Stadsregio Turnhout Tafelronde 4. Verder vervolg regioscreening 2 Regioscreening

Nadere informatie

Rol: clustermanager Inwoners

Rol: clustermanager Inwoners Datum opmaak: 2017-08-24 Goedgekeurd door secretaris op: Revisiedatum: Eigenaar: Koen De Feyter Doel van de functie Definiëren van de missie, visie en strategie van de cluster inwoners en plannen, organiseren,

Nadere informatie

INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING IN VLAANDEREN

INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING IN VLAANDEREN K.U.Leuven Instituut voor de Overheid Universiteit Antwerpen Universiteit Gent Hogeschool Gent www.steunpuntbov.be INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING IN VLAANDEREN Ellen Wayenberg & Filip De Rynck Spoor Bestuurlijke

Nadere informatie

BESTUURSKRACHT LOKALE BESTUREN. Dag van de Openbare sector CIPAL Mark Suykens, algemeen directeur VVSG vzw 26 juni GEEL

BESTUURSKRACHT LOKALE BESTUREN. Dag van de Openbare sector CIPAL Mark Suykens, algemeen directeur VVSG vzw 26 juni GEEL BESTUURSKRACHT LOKALE BESTUREN Dag van de Openbare sector CIPAL Mark Suykens, algemeen directeur VVSG vzw 26 juni 2012 - GEEL Bestuurskracht versterken 2 - VVSG - Bestuurskracht lokale besturen Het vermogen,

Nadere informatie

Artikel 1. In de gemeente Destelbergen wordt een gemeentelijke Adviesraad voor Lokale Economie (ALE) opgericht.

Artikel 1. In de gemeente Destelbergen wordt een gemeentelijke Adviesraad voor Lokale Economie (ALE) opgericht. 23 mei 2013 DE GEMEENTERAAD, Overeenkomstig artikel 28 van het Gemeentedecreet in openbare zitting vergaderd; Overwegende dat de gemeenteraad in uitvoering van de artikelen 199 en 200 van het Gemeentedecreet

Nadere informatie

Statuten projectvereniging Berg en Nete

Statuten projectvereniging Berg en Nete 1 STATUTEN Statuten projectvereniging Berg en Nete Hoofdstuk 1: naam, zetel, doelstellingen en duur Artikel 1 - Naam van de projectvereniging De projectvereniging wordt genoemd projectvereniging Berg en

Nadere informatie

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030 Brussel

Nadere informatie

Statuten jeugdraad Glabbeek

Statuten jeugdraad Glabbeek Statuten jeugdraad Glabbeek 2018-2025 Algemeen Art 1. In de gemeente Glabbeek wordt een gemeentelijke jeugdraad opgericht in uitvoering van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en

Nadere informatie

RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN 18 FEBRUARI 2019 TOELICHTINGSNOTA DIENST SECRETARIE

RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN 18 FEBRUARI 2019 TOELICHTINGSNOTA DIENST SECRETARIE RAAD VOOR MAATSCHAPPELIJK WELZIJN 18 FEBRUARI 2019 TOELICHTINGSNOTA DIENST SECRETARIE Openbare zitting DEPARTEMENT MANAGEMENT EN PERSONEEL 1 Zorgbedrijf. Aanduiden vertegenwoordiging in de algemene vergadering

Nadere informatie

AGB of vzw? De motiveringsplicht bij verzelfstandiging volgens het gemeentedecreet

AGB of vzw? De motiveringsplicht bij verzelfstandiging volgens het gemeentedecreet AGB of vzw? De motiveringsplicht bij verzelfstandiging volgens het gemeentedecreet Anneleen Christiaens Agentschap Binnenlands Bestuur 1. Uitgangspunt bij verzelfstandiging Het uitgangspunt bij de vraag

Nadere informatie

Interne staatshervorming: Hoe zit dat nu? WELKOM

Interne staatshervorming: Hoe zit dat nu? WELKOM Interne staatshervorming: Hoe zit dat nu? WELKOM Koen Loete Voorzitter Resoc Meetjesland, Leiestreek en Schelde Welkom& inleiding Programma Kris Snijckers Raadgever binnenlands bestuur Kabinet Minister

Nadere informatie

De vraag stelt zich welke juridische vorm het meest aangewezen en noodzakelijk is om vorm te geven aan de huidige vzw.

De vraag stelt zich welke juridische vorm het meest aangewezen en noodzakelijk is om vorm te geven aan de huidige vzw. Verslag/Motivatienota Voor- en nadelen van externe verzelfstandiging als Autonoom Gemeentebedrijf (AGB)- conform artikel 232 van het gemeentedecreet van 15 juli 2005 Inleiding Uiterlijk op 1 januari 2014

Nadere informatie

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Brussel, 10 september 2003 091003_AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen Advies Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding...3 2. Krachtlijnen van het advies... 3 3. Advies...4 3.1.

Nadere informatie

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zitting 2008-2009 18 februari 2009 ONTWERP VAN DECREET betreffende de organisatie en erkenning van toeristische samenwerkingsverbanden TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zie: 1853 (2008-2009)

Nadere informatie

Naar een sterker lokaal sociaal beleid Organisatie van het sociaal beleid na integratie gemeente-ocmw

Naar een sterker lokaal sociaal beleid Organisatie van het sociaal beleid na integratie gemeente-ocmw Naar een sterker lokaal sociaal beleid Organisatie van het sociaal beleid na integratie gemeente-ocmw Ronde van Vlaanderen 28/1/15 12/2/15 Hasselt, Gent, Torhout, Malle, Leuven Inhoud 2 - Vlaams regeerakkoord

Nadere informatie

Rasschaert Advocaten. Gemeentelijke VZW s en verzelfstandiging. 1. Begrip verzelfstandiging (1/3) 1. Begrip verzelfstandiging (2/3)

Rasschaert Advocaten. Gemeentelijke VZW s en verzelfstandiging. 1. Begrip verzelfstandiging (1/3) 1. Begrip verzelfstandiging (2/3) Gemeentelijke VZW s en verzelfstandiging Wim Rasschaert VVJ 17 februari 2011 1. Begrip verzelfstandiging (1/3) Verzelfstandiging: een lokaal bestuur heeft de mogelijkheid rechtspersonen op te richten die

Nadere informatie

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting?

INLEIDING. Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting? INLEIDING Wat is het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting? Het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting werd in 1999

Nadere informatie

Toelichting. Het verslag van de zitting van 30 januari ligt ter inzage op het gemeentehuis en wordt bezorgd via e- mail aan de raadsleden.

Toelichting. Het verslag van de zitting van 30 januari ligt ter inzage op het gemeentehuis en wordt bezorgd via e- mail aan de raadsleden. Gemeenteraad woensdag, 27 februari 2019 Vleteren, 22 februari 2019 Toelichting 1. Verslag vorige zitting Het verslag van de zitting van 30 januari ligt ter inzage op het gemeentehuis en wordt bezorgd via

Nadere informatie

Mededeling Vlaamse Regering. Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces

Mededeling Vlaamse Regering. Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces Mededeling Vlaamse Regering Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces 1. Context Na het leggen van de grondvesten van een nieuw systeem van Vlaamse openbare statistieken door de

Nadere informatie

SPORTRAAD GLABBEEK. Hoofdstuk I: doel STATUTEN

SPORTRAAD GLABBEEK. Hoofdstuk I: doel STATUTEN SPORTRAAD GLABBEEK STATUTEN Gelet op het decreet van 09.03.07 houdende organisatie van het overleg en de inspraak in het gemeentelijk sportbeleid wordt te Glabbeek een gemeentelijke sportraad opgericht

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid VR 2017 2402 DOC.0170/2BIS Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging,

Nadere informatie

Normen in performance audit Het Belgisch Rekenhof

Normen in performance audit Het Belgisch Rekenhof Normen in performance audit Het Belgisch Rekenhof Eddy Van Loocke eerste- auditeur- revisor Rekenhof De praktijk van performance audit - 18 mei 2006 1 Indeling presentatie performance audit in het Rekenhof

Nadere informatie

Groenboek Interne Staatshervorming: Samenvatting

Groenboek Interne Staatshervorming: Samenvatting Groenboek Interne Staatshervorming: Samenvatting 1. Knelpuntenanalyse Zes knelpunten vormen de basis van de analyse van onze Vlaamse Bestuurlijke organisatie a. Verrommeling op Intermediair niveau De drie

Nadere informatie

Decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen

Decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen BIJLAGE 2 Decreet van 30 april 2004 houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen Dit decreet wil onder meer de ontwikkeling van een lokaal ouderenbeleid

Nadere informatie

3/04/2015. De OCMW s opdoeken: een goed idee? Situatie in Vlaanderen. Inhoud

3/04/2015. De OCMW s opdoeken: een goed idee? Situatie in Vlaanderen. Inhoud Inhoud De OCMW s opdoeken: een goed idee? Situatie in Vlaanderen AV afdeling OCMW s AVCB-VSGB 26/3/2015 De relatie gemeente-ocmw vandaag Vlaams regeerakkoord 2014-2019 en motie Vlaams parlement Conceptnota

Nadere informatie

De rekeningen van de Vlaamse lokale besturen en de uitdagingen. Geert Mertens, Agentschap Binnenlands Bestuur

De rekeningen van de Vlaamse lokale besturen en de uitdagingen. Geert Mertens, Agentschap Binnenlands Bestuur De rekeningen van de Vlaamse lokale besturen en de uitdagingen Geert Mertens, Agentschap Binnenlands Bestuur 1 Inhoud 1. Situering 2. Beleids- en beheerscyclus 3. Het actuele controlekader 4. Conclusies

Nadere informatie

Omzendbrief BB 2007/03

Omzendbrief BB 2007/03 Omzendbrief BB 2007/03 Omzendbrief Aan de provinciegouverneurs Aan de colleges van burgemeester en schepenen Aan de leden van de deputaties Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen

Nadere informatie

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid

Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid Voorontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, BESLUIT: De Vlaamse minister

Nadere informatie

Verslag aan de Provincieraad

Verslag aan de Provincieraad 6e Directie Dienst 61 Welzijn Verslag aan de Provincieraad registratienr. 0616809 betreft verslaggever HUISVESTING Aandeelhouderschap huisvestingsmaatschappijen en kredietvennootschappen - vertegenwoordiging

Nadere informatie

STATUTEN LOKALE WELZIJNSRAAD TIELT

STATUTEN LOKALE WELZIJNSRAAD TIELT STATUTEN LOKALE WELZIJNSRAAD TIELT INLEIDING EN SITUERING In het lokaal sociaal beleidsplan Tielt voor de periode 2008-2013 worden onder Hoofdstuk 8: Participatie de beginselen vastgelegd voor de oprichting

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 september 2013 Toelichting Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/4 Provinciale initiatieven. Dienstverlenende vereniging IGEAN.

Nadere informatie

Verslag vergadering gemeenteraadscommissie algemeen beleid op 08/09/2015

Verslag vergadering gemeenteraadscommissie algemeen beleid op 08/09/2015 Verslag vergadering gemeenteraadscommissie algemeen beleid op 08/09/2015 Aanwezig: C. De Jonghe, voorzitter; G. Soete, M. Declerck, J.M. Dedecker, D. Demarcke, L. Feys-Peelman, K. Devos, commissieleden

Nadere informatie

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Iedereen mee, iedereen actief Reflecties over samenwerking tussen Vlaamse overheid en lokale besturen

DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE. Iedereen mee, iedereen actief Reflecties over samenwerking tussen Vlaamse overheid en lokale besturen DEPARTEMENT WERK EN SOCIALE ECONOMIE Iedereen mee, iedereen actief Reflecties over samenwerking tussen Vlaamse overheid en lokale besturen De theorie: conceptnota(2007) en ERSV decreet (2004) Het lokaal

Nadere informatie

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales Prof. dr. Jan Wouters Maarten Vidal Instituut voor Internationaal Recht K.U. Leuven www.internationaalrecht.be

Nadere informatie

Ontwerp van decreet. houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen

Ontwerp van decreet. houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen stuk ingediend op 1716 (2011-2012) Nr. 6 28 november 2012 (2012-2013) Ontwerp van decreet houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen Tekst aangenomen

Nadere informatie

Betreft: draagwijdte van het machtigingsbesluit van de provincies (RN/IP/2007/002) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Betreft: draagwijdte van het machtigingsbesluit van de provincies (RN/IP/2007/002) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna het Comité); 1/6 Sectoraal comité van het Rijksregister Aanbeveling RR nr. 04/2008 van 7 mei 2008 Betreft: draagwijdte van het machtigingsbesluit van de provincies (RN/IP/2007/002) Het Sectoraal comité van het Rijksregister,

Nadere informatie

bosgroepen en regionale landschappen

bosgroepen en regionale landschappen Briefadvies bosgroepen en regionale landschappen Bosgroepen en regionale landschappen Datum van goedkeuring 18 december 2014 Volgnummer 2014 42 Coördinator + e-mailadres Co-auteur + e-mailadres Kathleen

Nadere informatie

Seniorenadviesraad Galmaarden

Seniorenadviesraad Galmaarden Seniorenadviesraad Galmaarden DE GEMEENTERAAD Gelet op het decreet van 7 december 2012 van de Vlaamse Regering houdende de stimulering van een inclusief Vlaams ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van

Nadere informatie

Filip De Rynck UGent. Kennisplatform Intergemeentelijke Samenwerking Ieper, 19 februari 2019

Filip De Rynck UGent. Kennisplatform Intergemeentelijke Samenwerking Ieper, 19 februari 2019 Filip De Rynck UGent Kennisplatform Intergemeentelijke Samenwerking Ieper, 19 februari 2019 DE AGENDA 1. Intergemeentelijke samenwerking: kosten en baten, kritisch bekijken 2. Bestuurskracht onder druk

Nadere informatie

NAAR EEN VITALE SAMENWERKING tussen KINDEROPVANG en LOKAAL BESTUUR

NAAR EEN VITALE SAMENWERKING tussen KINDEROPVANG en LOKAAL BESTUUR NAAR EEN VITALE SAMENWERKING tussen KINDEROPVANG en LOKAAL BESTUUR Een lokale engagementsverklaring als basis voor een vitale samenwerking tussen kinderopvang en lokaal bestuur Zowel in het decreet van

Nadere informatie

Wendbaarheid binnen de Vlaamse overheid: het witboek open en wendbare overheid

Wendbaarheid binnen de Vlaamse overheid: het witboek open en wendbare overheid Wendbaarheid binnen de Vlaamse overheid: het witboek open en wendbare overheid Dieter Vanhee Programmaverantwoordelijke bestuurlijke vernieuwing Gepresenteerd door Anne van Autreve 16 maart 2018 Den Haag

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit departement Interne Organisatie dienst Juridische Aangelegenheden & Bestuurszaken dossiernummer: 1805298 Provincieraadsbesluit betreft Algemene vergadering SOLVA 12 december 2018 aanduiding provinciale

Nadere informatie

Zo kijkt VVJ naar participatie 1

Zo kijkt VVJ naar participatie 1 Zo kijkt VVJ naar participatie Groeien naar meer participatief besturen Groeien naar, want kun je niet snel snel, en niet in je eentje Participatief besturen : is voor VVJ een voorwaarde voor goed beleid

Nadere informatie

Intergemeentelijke Samenwerking een procesmatige aanpak

Intergemeentelijke Samenwerking een procesmatige aanpak Intergemeentelijke Samenwerking een procesmatige aanpak 27.06.16 Workshop Zwembaden Subsidies David Nassen directeur ISB Als de weg naar je doel moeizaam is verander dan niet je doel, maar verander de

Nadere informatie

Transparante vertegenwoordiging bij intercommunales

Transparante vertegenwoordiging bij intercommunales Transparante vertegenwoordiging bij intercommunales Het gemeentebestuur van Zaventem heeft een transparant en democratisch systeem dat enerzijds afgevaardigden in intercommunales aanstelt en anderzijds

Nadere informatie

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1]

Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1] Organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen [1] Ten gevolge van de goedkeuring van de bisconceptnota betreffende de organisatie van opvang en vrijetijdsbesteding van schoolkinderen,

Nadere informatie

EINDELIJK EEN PUBLIEKRECHTELIJK KADER VOOR GEDECENTRALISEERDE VLAAMS-FRANSE SAMENWERKING

EINDELIJK EEN PUBLIEKRECHTELIJK KADER VOOR GEDECENTRALISEERDE VLAAMS-FRANSE SAMENWERKING EINDELIJK EEN PUBLIEKRECHTELIJK KADER VOOR GEDECENTRALISEERDE VLAAMS-FRANSE SAMENWERKING Prof. dr. Jan Wouters en Maarten Vidal * Hoewel in de praktijk lokale, gedecentraliseerde overheden (gemeenten,

Nadere informatie

Functie en bevoegdheden Sociale raad

Functie en bevoegdheden Sociale raad Functie en bevoegdheden Sociale raad De statuten van de Sociale Raad van Zaventem worden als volgt vastgesteld : OPDRACHT EN BEVOEGDHEID Artikel 1 : De Sociale Raad heeft als opdracht : 1. het verstrekken

Nadere informatie

Samen aan de IJssel Inleiding

Samen aan de IJssel Inleiding Samen aan de IJssel Samenwerking tussen de gemeenten Capelle aan den IJssel en Krimpen aan den IJssel, kaders voor een intentieverklaring en voor een onderzoek. Inleiding De Nederlandse gemeenten bevinden

Nadere informatie

Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus

Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus VJR-20100511 Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus Inleiding De Vlaamse regering wil de lokale sectorale en thematische beleidsplannen, waaronder

Nadere informatie

Federaal Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid De heer Rudy Demotte - Minister Kunstlaan Brussel. Brussel, 30 september 2009

Federaal Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid De heer Rudy Demotte - Minister Kunstlaan Brussel. Brussel, 30 september 2009 Federaal Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid De heer Rudy Demotte - Minister Kunstlaan 7 1210 Brussel Uw kenmerk : Ons kenmerk : NDG d431 Bijlage(n) : Contact : Nele De Gols 02 211 55 35 Betreft

Nadere informatie

RAAD voor MAATSCHAPPELIJK WELZIJN ZITTING van 22 januari 2019

RAAD voor MAATSCHAPPELIJK WELZIJN ZITTING van 22 januari 2019 Aanwezig: RAAD voor MAATSCHAPPELIJK WELZIJN ZITTING van 22 januari 2019 Jean-Pierre Taverniers, voorzitter, M. Lefevre, H. Decoster, T. Groeseneken, F. Havet, leden vast bureau H. Princen, L. Dotremont,

Nadere informatie

Flexibiliteit en toerekenbaarheid in lokaal arbeidsmarktbeleid (verslag van de OECD(LEED)/UA studie)

Flexibiliteit en toerekenbaarheid in lokaal arbeidsmarktbeleid (verslag van de OECD(LEED)/UA studie) Flexibiliteit en toerekenbaarheid in lokaal arbeidsmarktbeleid (verslag van de OECD(LEED)/UA studie) Kristel Bogaerts - Ive Marx (Centrum voor Sociaal Beleid) Wouter Van Dooren - Hans Echelpoels (Management

Nadere informatie

Bijlage bij raadsvoorstel nr Nota verbonden partijen

Bijlage bij raadsvoorstel nr Nota verbonden partijen Bijlage bij raadsvoorstel nr. 10-24 Nota verbonden partijen april 2010 Inhoudsopgave pagina 1. Inleiding 3 a. Aanleiding b. Formeel kader voor deze nota c. Opbouw van deze nota 2. Verbonden partijen 5

Nadere informatie

BBC EN PLANNING IN GEEL

BBC EN PLANNING IN GEEL BBC EN PLANNING IN GEEL Geel? GEEL? Geel? 38.000 inwoners Antwerpse Kempen Gezinsverpleging - Barmhartige Stede Uitgestrekt grondgebied: ca 11.000 ha Stedelijke kern versus landelijk buitengebied Aanwezigheid

Nadere informatie

Functieprofiel Beleidsadviseur Functieprofiel titel Functiecode 00

Functieprofiel Beleidsadviseur Functieprofiel titel Functiecode 00 1 Functieprofiel Beleidsadviseur Functieprofiel titel Functiecode 00 Doel Ontwikkelen, implementeren en evalueren van beleid en adviseren op één of meerdere aandachtsgebieden/beleidsterreinen ten behoeve

Nadere informatie

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden. Aan: Gemeenteraad van Druten Druten, 27 juli 2015 Geachte voorzitter en leden van de gemeenteraad, In de eerste rekenkamerbrief van 2015 komt inkoop en aanbesteding aan bod. Dit onderwerp heeft grote relevantie,

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding; BESLUIT:

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding; BESLUIT: Voorontwerp van decreet betreffende het Vlaams Pensioenfonds en het publieke pensioenstelsel voor de werknemers van de diensten van de Vlaamse overheid en andere besturen DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel

Nadere informatie

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2011/2 over de aanpassing van het Decreet ouderenbeleidsparticipatie

VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2011/2 over de aanpassing van het Decreet ouderenbeleidsparticipatie VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2011/2 over de aanpassing van het Decreet ouderenbeleidsparticipatie Vlaamse Ouderenraad vzw 26 augustus 2011 Koloniënstraat 18-24 bus 7 1000 Brussel VLAAMSE OUDERENRAAD Advies

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20; Besluit van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 6 maart 2009 betreffende de organisatie en erkenning van toeristische samenwerkingsverbanden DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere

Nadere informatie

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking Brussel, 5 juli 2006 050706_Advies_kaderdecreet_Vlaamse_ontwikkelingssamenwerking Advies over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking 1. Inleiding Op 24 mei 2006 heeft Vlaams minister

Nadere informatie

Regionaal Landschap Schelde- Durme

Regionaal Landschap Schelde- Durme 1 STATUTEN Projectvereniging Regionaal Landschap Schelde- Durme 1.1 HOOFDSTUK 1: NAAM, ZETEL, DOELSTELLINGEN EN DUUR Artikel 1 - Naam van de projectvereniging De projectvereniging wordt genoemd projectvereniging

Nadere informatie

Projectvereniging Kempens Karakter - Statuten

Projectvereniging Kempens Karakter - Statuten Projectvereniging Kempens Karakter - Statuten HOOFDSTUK 1: NAAM, ZETEL, DOELSTELLINGEN EN DUUR Artikel 1 Naam van de projectvereniging De projectvereniging werd op 16 november 2007 opgericht onder de naam

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING MEMORIE VAN TOELICHTING Zitting van 28 januari 2019 OPENBARE ZITTING 1. Proces-verbaal van de raad voor maatschappelijk welzijn van 20 december 2018 - goedkeuring. Aan de raad wordt gevraagd om het proces-verbaal

Nadere informatie

AFDELING 4. HET STUURORGAAN VLAAMS INFORMATIE- EN ICT-BELEID

AFDELING 4. HET STUURORGAAN VLAAMS INFORMATIE- EN ICT-BELEID AFDELING 4. HET STUURORGAAN VLAAMS INFORMATIE- EN ICT-BELEID BESTUURSDECREET Art. III.74. Er wordt een stuurorgaan Vlaams Informatie- en ICT-beleid opgericht. Het stuurorgaan heeft, binnen de krijtlijnen

Nadere informatie

FUNCTIEPROFIEL LID RAAD VAN COMMISSARISSEN PROFIEL VASTGOED VELISON WONEN

FUNCTIEPROFIEL LID RAAD VAN COMMISSARISSEN PROFIEL VASTGOED VELISON WONEN FUNCTIEPROFIEL LID RAAD VAN COMMISSARISSEN PROFIEL VASTGOED VELISON WONEN Functie-eisen Algemene eisen Academisch niveau van denken en functioneren en inzicht in (strategische) bestuurlijke processen binnen

Nadere informatie

nr. 236 van MARIUS MEREMANS datum: 13 januari 2016 aan LIESBETH HOMANS Organisatie-audits bij lokale besturen - Verbeterpunten

nr. 236 van MARIUS MEREMANS datum: 13 januari 2016 aan LIESBETH HOMANS Organisatie-audits bij lokale besturen - Verbeterpunten SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 236 van MARIUS MEREMANS datum: 13 januari 2016 aan LIESBETH HOMANS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE

Nadere informatie

het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de heer Geert Bourgeois, minister-president,

het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van de heer Geert Bourgeois, minister-president, Overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en de provincie Oost- Vlaanderen betreffende de ondersteuning van een provinciaal steunpunt duurzaam wonen en bouwen. Tussen, het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door

Nadere informatie

Evaluatie van Open Bedrijvendag

Evaluatie van Open Bedrijvendag Evaluatie van Open Bedrijvendag Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030 Brussel April 2011 Samenvatting De Open Bedrijvendag

Nadere informatie

VOORSTEL VOOR EEN PROEFTUINPROJECT VOOR DE REGIO MEETJESLAND. 1. Situering en vraag om experimenteerruimte

VOORSTEL VOOR EEN PROEFTUINPROJECT VOOR DE REGIO MEETJESLAND. 1. Situering en vraag om experimenteerruimte VOORSTEL VOOR EEN PROEFTUINPROJECT VOOR DE REGIO MEETJESLAND S Streekplatform + Meetjesland Oostveldstraat 91 9900 Eeklo Contactpersoon: Geert Van de Woestyne directeur 0476 478 679 geert@meetjesland.be

Nadere informatie

De gemeente Gistel, vertegenwoordigd door de heer Erwin De Clercq, schepen van cultuur;

De gemeente Gistel, vertegenwoordigd door de heer Erwin De Clercq, schepen van cultuur; Statuten Ginter Benaming: GINTER, Intergemeentelijke Cultuurpartners Rechtsvorm: projectvereniging Zetel: Snellegemsestraat 1, 8210 Zedelgem Onderwerp akte De gemeente Gistel, vertegenwoordigd door de

Nadere informatie

nr. 274 van KURT DE LOOR datum: 17 december 2014 aan LIESBETH HOMANS Administratie Binnenlands Bestuur - Juridische adviezen

nr. 274 van KURT DE LOOR datum: 17 december 2014 aan LIESBETH HOMANS Administratie Binnenlands Bestuur - Juridische adviezen SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 274 van KURT DE LOOR datum: 17 december 2014 aan LIESBETH HOMANS VICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR, INBURGERING, WONEN, GELIJKE

Nadere informatie

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder Doel van de functiefamilie Het beleidsthema vanuit theoretische en praktische deskundigheid implementeren en uitbouwen teneinde toepassingen omtrent het thema te initiëren, te stimuleren en te bewaken

Nadere informatie

STATUTEN VAN DE GEMEENTELIJKE CULTURELE RAAD

STATUTEN VAN DE GEMEENTELIJKE CULTURELE RAAD STATUTEN VAN DE GEMEENTELIJKE CULTURELE RAAD In Dentergem wordt een gemeentelijke culturele raad opgericht in uitvoering van het dekreet van 24 juli 1991 houdende de organisatie van het overleg en de inspraak

Nadere informatie

Bekendmakingen beslissingen gemeenteraad van 13/05/2019 cf. art. 286 van het decreet lokaal bestuur

Bekendmakingen beslissingen gemeenteraad van 13/05/2019 cf. art. 286 van het decreet lokaal bestuur Bekendmakingen beslissingen gemeenteraad van 13/05/2019 cf. art. 286 van het decreet lokaal bestuur Goedkeuren statutenwijziging projectvereniging Regionaal Landschap Schelde-Durme DE RAAD, Gelet op het

Nadere informatie

INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING JURIDISCHE WENSDROOM OF RECHTSILLUSIE? WERKGROEP WELZIJN 7 februari 2014

INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING JURIDISCHE WENSDROOM OF RECHTSILLUSIE? WERKGROEP WELZIJN 7 februari 2014 INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING JURIDISCHE WENSDROOM OF RECHTSILLUSIE? WERKGROEP WELZIJN 7 februari 2014 Isabelle Van Vreckem Departement WVG (Vlaamse overheid) Interbestuurlijke relaties VL-provincies

Nadere informatie

Grip op Regionale Samenwerking! Provinciale Staten Friesland. Rob de Greef en Roeland Stolk

Grip op Regionale Samenwerking! Provinciale Staten Friesland. Rob de Greef en Roeland Stolk Grip op Regionale Samenwerking! Provinciale Staten Friesland Rob de Greef en Roeland Stolk Doelstelling en agenda Doelstelling Zicht krijgen op wat gemeenschappelijke regelingen zijn Zicht krijgen op hoe

Nadere informatie

STATUTEN SAMENLEVINGSFORUM

STATUTEN SAMENLEVINGSFORUM STATUTEN SAMENLEVINGSFORUM Artikel 1. Oprichting en doel 1. Het gemeentebestuur richt een adviesraad op met de naam "Gemeentelijk samenlevingsforum". Het betreft een adviesraad conform artikel 200 van

Nadere informatie

STATUTEN RAAD VERKEER EN MOBILITEIT

STATUTEN RAAD VERKEER EN MOBILITEIT STATUTEN RAAD VERKEER EN MOBILITEIT Artikel 1. Oprichting en doel 1. Het gemeentebestuur richt een adviesraad op met de naam "Adviesraad Verkeer en Mobiliteit dewelke fungeert als opvolger van de Inspraakgroep

Nadere informatie

Whitepaper Verbonden Partijen

Whitepaper Verbonden Partijen Whitepaper Verbonden Partijen Om meer aandacht te kunnen besteden aan hun kernactiviteiten zijn steeds meer lokale overheden geneigd om organisatieonderdelen te verzelfstandigen al dan niet in samenwerking

Nadere informatie

De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Pagina 1 van 5 De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerp van decreet tot wijziging van diverse bepalingen

Nadere informatie

Vlaamse Regering rssjj^f ^^

Vlaamse Regering rssjj^f ^^ Vlaamse Regering rssjj^f ^^ Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van ISjuli 2007 houdende de organisatie van opvoedingsondersteuning DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de decreten

Nadere informatie

3. Inspraak - Participatie aan het beleid

3. Inspraak - Participatie aan het beleid kwaad berokkenen. Vaak is de zorgverlener zich dus niet bewust van de gevolgen van zijn handelingen (vandaar de be tussen haakjes). Voor Vlaanderen bestaat er een Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling.

Nadere informatie

VR DOC.0432/1

VR DOC.0432/1 VR 2018 0405 DOC.0432/1 DE VLAAMSE MINISTER VAN BUITENLANDS BELEID EN ONROEREND ERFGOED EN DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Definitieve goedkeuring

Nadere informatie

FUNCTIEBESCHRIJVING 1

FUNCTIEBESCHRIJVING 1 FUNCTIEBESCHRIJVING 1 Functie Hoofddoel van de functie Afdelingshoofd grondgebiedszaken A4a-A4b U coördineert de afdeling grondgebiedszaken, die bestaat uit: - de dienst vergunningen en beleidsondersteuning

Nadere informatie

Goedgekeurd in gemeenteraad van 31 januari 2013

Goedgekeurd in gemeenteraad van 31 januari 2013 Goedgekeurd in gemeenteraad van 31 januari 2013 Hoofdstuk 1: ERKENNING - ZETEL - DOEL Artikel 1: Het gemeentebestuur van Moorslede bevestigt de erkenning van de gemeentelijke jeugdraad Moorslede in uitvoering

Nadere informatie

De organisatie van inspraak en beleidsadvies via advies- en beheersorganen in de vrijetijdssectoren

De organisatie van inspraak en beleidsadvies via advies- en beheersorganen in de vrijetijdssectoren De organisatie van inspraak en beleidsadvies via advies- en beheersorganen in de vrijetijdssectoren Lerend netwerk vrijetijdscoördinatoren Huis van het Nederlands, 8 november 2018 INHOUD Wettelijke referenties

Nadere informatie

De ADOMA wordt in ieder geval om advies gevraagd over de verplichtingen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst milieu met het Vlaams gewest.

De ADOMA wordt in ieder geval om advies gevraagd over de verplichtingen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst milieu met het Vlaams gewest. Statuten ADOMA Artikel 1 Er wordt een adviesraad voor milieu en natuur opgericht, hierna Adviesraad voor Duurzame Ontwikkeling en Milieu van de stad Antwerpen (afgekort ADOMA) genoemd. De ADOMA is tevens

Nadere informatie