Timing: 50 min. Graad: 2-3. Leerplandoelen: VVKBAO:

Transcriptie

1 Graad: 2-3 Timing: 50 min Leerplandoelen: VVKBAO: WO TE 6.11 Kinderen kunnen zeggen aan welke eisen een bestaande constructie en een constructie die ze zelf willen maken, moet voldoen. WO TE Dat houdt in dat ze kunnen formuleren dat een deur open en dicht moet kunnen gaan, een stoel het gewicht van een volwassene moet kunnen dragen, een auto moet kunnen rijden... WO TE 6.13 Kinderen kunnen een constructieactiviteit of een bereiding correct uitvoeren. WO TE Dat houdt in dat ze een eenvoudig visueel voorgesteld plan zelfstandig uitvoeren. WO TE Dat houdt in dat ze zich bereid tonen om veilig om te gaan met materialen en gereedschap van de klas. WO TE Dat houdt in dat ze aan de hand van een al dan niet zelfgemaakte, eenvoudige werktekening of handleiding het geschikte materiaal en gereedschap kiezen en daarmee de constructieactiviteit of de bereiding stap voor stap juist en veilig uitvoeren. WO TE 6.15 Kinderen kijken kritisch naar een zelfgemaakt product of bereiding. WO TE Dat houdt in dat ze controleren of een zelfgemaakt product voldoet aan de zelf vooropgestelde eisen. WO TE 6.16 Kinderen kunnen in concrete ervaringen stappen van het technisch proces herkennen (het probleem stellen, oplossingen ontwikkelen, maken, in gebruik nemen, evalueren). MUZO AD 8 Genieten van een kunstzinnige expressie of een kunstwerk. MUZO AD 8.4 Dat houdt in: in bewondering kunnen staan voor de bijzondere kwaliteiten van een kunstwerk: zijn expressieve kracht, technische perfectie, sterke verbeeldingskracht, oorspronkelijkheid, schoonheid, enz. MUZO AD 9 Over kunst communiceren. MUZO AD 9.1 Dat houdt in: eigen ervaringen of eigen interpretaties van een kunstzinnige creatie kunnen en durven uitdrukken MUZO AD 9.3 Dat houdt in: luisteren naar de uitdrukking van de kunstbeleving door anderen MUZO AD 9.4 Dat houdt in: gevoelens en gedachten die bij het beschouwen van een kunstwerk bij je opkomen, met anderen uitwisselen MUZO BE 4 Strategieën aanwenden om zinvoller te beschouwen. Dat houdt in dat kinderen: MUZO BE 4.2 details in werkstukken van dichtbij bekijken

2 MUZO BE 5 Beeldende middelen (beeldaspecten - materiaal/technieken) exploreren en ermee experimenteren. Dat houdt in dat kinderen: MUZO BE 5.1 experimenteren met allerlei materiaal (twee- en driedimensionaal) MUZO BE 6 De mogelijkheden van de beeldtaal gericht leren hanteren. Dat houdt in dat kinderen: MUZO BE 6.2 de beeldtaal leren beheersen MUZO BE 6.3 allerlei materialen en technieken kiezen volgens bepaalde doelen MUZO BE 16 De leerlingen kunnen het materiaal verkennen waarmee ze zich beeldend kunnen uitdrukken. MUZO BE 17 De leerlingen kunnen vrij experimenteren met materiaal, kunnen met dat materiaal gericht experimenteren of kunnen het gericht verkennen. MUZO BE 18 Materieel nodig om materiaal te bewerken, kunnen benoemen, juist gebruiken en er veilig mee omgaan. MUZO BE 19 Middelen kennen en kunnen aanwenden om verschillende materialen aan elkaar te bevestigen. OVSG: WO-TEC-01.02: De leerlingen ervaren dat vele technische realisaties gemaakt zijn uit verschillende materialen. WO-TEC-02.04: De leerlingen gaan vaardig en correct om met materialen en gereedschappen die aan hun leeftijd aangepast zijn. WO-TEC-02.08: De leerlingen gebruiken courante materialen en hulpmiddelen op een veilige en hygiënische manier. WO-TEC-02.09: De leerlingen bergen materialen en hulpmiddelen na gebruik ordelijk en schoongemaakt op. WO-TEC-02.21: De leerlingen kiezen geschikte materialen en gepaste hulpmiddelen voor het maken van een eenvoudige technische realisatie. WO-TEC-02.24: De leerlingen voeren een eenvoudige werktekening of handleiding stap voor stap uit. WO-TEC-02.28: De leerlingen reflecteren op hun werkwijze en sturen deze eventueel bij. WO-TEC-02.29: De leerlingen hernemen, indien nodig, één of meerdere stappen bij het doorlopen van het technisch proces. MV-BLD-OM-1.1: De kinderen staan open voor nieuwe materialen. MV-BLD-OM-2.3: Kinderen experimenteren met beeldelementen. Ze onderzoeken de mogelijkheden van kleur, vorm, volume, structuur, ritme, textuur, contrast, compositie, beweging,... MV-BLD-OM-3.4: Kinderen kunnen de materialen en hulpmiddelen met voldoende inzicht en vaardigheden gebruiken om vorm te geven aan de eigen belevingswereld. MV-BLD-OM-3.6: Kinderen vinden plezier en voldoening in het beeldend vormgeven.

3 Materiaal: karton schaar ducktape stanleymes of breekmes buigbare rietjes draad katoen dikke elastiekjes lijmpistool potlood

4 Lesverloop: Voorbereiding Instap Indien u geen digitaal bord of projector heeft, print u best enkele werken van Brian Despain af op groot formaat. Laat de leerlingen van thuis buigbaar karton meebrengen en eventueel een breekmes. Als leerkracht voorzie je ook voldoende reserve materiaal. Zoek enkele kunstwerken van Brian Despain op en beschouw deze met de leerlingen. Wat zie je allemaal op de schilderijen? Zien de robots er allemaal het zelfde uit? Wat kan er anders? Welke kleuren gebruikt de schilder? Waarom zou hij dat doen? Hoe voel je je bij deze schilderijen? Welk gevoel stralen ze uit? Bang? Blij? Boos? Enkele terugkomende kenmerken die u uit de kunstwerken kan halen zijn o.a. robotten, allerlei dieren waaronder vissen, wolken, donker kleurgebruik deze kenmerken kan u ook nog extra gebruiken. Laat de leerlingen na een eerste keer beschouwen zelf verwoorden wat hen opvalt en hoe zij zich bij deze werken voelen. Waarschijnlijk viel het de leerlingen meteen op dat Brian Despain robotten tekent in zijn kunstwerken. Vraag hen wat er zo anders is aan de robotten dan gewone mensen. Beschouw een tweede keer met de leerlingen en geef een tweede kijkopdracht mee: de leerlingen kijken naar de handen van de robotten. Hier valt op dat de handen van de robotten niet zo verschillend zijn als die van mensen. Vertel de leerling dat jullie een robothand zullen maken net zoals in het werk van Brian Despain.

5 Kern 1. De leerlingen doen enkele uitbeeldoefeningen met hun handen bv. maak een vuist, wijs naar het bord, vouw je handen alsof je wilt bidden Bespreek met de leerlingen ook wat de functie is van hun vingers. Zo gaan ze er nog meer stil bij staan. Vanuit deze uitbeeldoefeningen stellen de leerlingen enkele eisen op waaraan hun robothand moet voldoen: de vingers moeten afzonderlijk kunnen bewegen van elkaar, elke vinger moet op twee plaatsen kunnen buigen. Noteer deze eisen op het bord. Deze kunnen op het einde van de les geëvalueerd worden. 2. De leerlingen krijgen elk een stappenplan over hoe de robothand gemaakt wordt. Lees eerst met de leerlingen het stappenplan. Dit kan individueel of klassikaal. Maken duidelijke afspraken omtrent het gebruik van het stanleymes (en het lijmpistool). Laat de kinderen dit nooit alleen gebruiken, als leerkracht houdt u steeds een oogje in het zeil. Zorg ervoor dat elk groepje beschikt over de nodige materialen om de robothanden te maken. Terwijl de leerlingen het stappenplan volgen loopt u als leerkracht rond om de leerlingen te begeleiden. 3. De leerlingen testen hun robothand. Werkt deze goed: voldoet deze aan de twee vooropgestelde eisen? U kan eventueel als extra opdracht de hand laten versieren zodat het een echte robothand wordt. Slot Haal er opnieuw enkele kunstwerken van Brian Despain bij. De leerlingen nemen elk hun robothand bij de hand en proberen de aangeduide hand op het schilderij zo goed mogelijk na te beelden. Bespreek nogmaals bij wie de hand goed werkt en bij wie minder. Wat zouden de leerlingen anders kunnen doen? Hoe komt het dat de hand minder goed werkt? Hoe zou je dat nog kunnen oplossen? Tips: - Hang eventueel een stickertje op het breekmes dat aangeeft waar leerlingen hun vinger moeten zetten. Variatie: - Als extra opdracht zou u de hand ook kunnen beschilderen. In het kunstwerk van Brian Despain wordt veel gebruik gemaakt van wolken, vissen, donker kleurgebruik. U kan eventueel de handen beschilderen in wolkmotief of met schubben - Deze les kan ook kaderen in een thema W.O. over het menselijk lichaam.