HOOFDSTUK 21: OEFENINGEN
|
|
- Alfons van de Velden
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 1 HOOFDSTUK 21: OEFENINGEN 1 In een gesloten economie zonder overheid, en waar de ondernemingen niet afschrijven noch winst reserveren, geldt : BNP = Y = consumptie + investeringen, BNP = Y = consumptie + sparen Dit impliceert natuurlijk dat het sparen gelijk is aan de investeringen In de macro-economische analyse is die laatste gelijkheid veeleer de uitzondering dan de regel Zijn de nationale rekeningen dan een onbetrouwbare weergave van de werkelijkheid? Leg uit 2 Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen Geef telkens een korte verklaring bij je antwoord De netto actuele waarde van een investering neemt met zekerheid toe als, ceteris paribus : a) zowel de aankoopprijs van het investeringsgoed als de verwachte toekomstige opbrengsten toenemen ; b) de intrestvoet verhoogt ; c) de aankoopprijs van het investeringsgoed en de actuele waarde van de verwachte toekomstige opbrengsten evenveel toenemen ; d) bij constante jaarlijkse verwachte toekomstige opbrengsten de levensduur van het investeringsgoed toeneemt 3 In een gesloten economie zonder overheid bedraagt het evenwichtsinkomen oorspronkelijk 28 miljard BEF De investeringen zijn exogeen In het evenwicht bedraagt de consumptie 21 miljard BEF De consumptiefunctie is een rechte door de oorsprong a) Het evenwichtsinkomen bij volledige benuttiging van alle productiefactoren bedraagt 3 miljard BEF Bereken de benodigde investeringswijziging om volledige tewerkstelling te bereiken b) Onderstel dat de marginale spaarneiging met,25 toeneemt Met hoeveel verandert het oorspronkelijk evenwichtsinkomen (Y*=28)? Verklaar je antwoord 4 In een gesloten economie zonder overheid veroorzaakt een toename van de autonome besparingen: a) een even grote toename van de autonome investeringen ; b) een even grote afname van de autonome investeringen ; c) een grotere afname van het evenwichtsinkomen ; d) een even grote afname van het evenwichtsinkomen 5 Welke van de onderstaande uitdrukkingen geeft de evenwichtsvoorwaarde weer voor de reële sector in een gesloten economie met overheid? a) AA = C + feitelijke investeringen + overheidsbestedingen ; b) Y = b C + S ; c) S + T = I + G ; d) AV = private consumptie + gewenste investeringen + de overheidsbestedingen
2 2 6 Antwoord met juist of fout op onderstaande bewering Geef een korte verklaring bij je antwoord Een toename van de autonome consumptie beïnvloedt in een gesloten economie met forfaitaire belastingen, het evenwichtsinkomen in dezelfde richting als een verhoging van de forfaitaire belastingen 7 Beschouw het volgende structurele model voor de reële sector van een gesloten economie met overheid : AV = C + I + G C = C + cy b Y = b Y T AA = Y a) Benoem de endogene en exogene variabelen in het model Duid ook de parameters aan b) Bereken het evenwichtsinkomen als C = 25, c =, 8, I = 5 en T = G = 25 c) Bereken de multiplicator van de overheidsbestedingen, de investeringen en de belastingen d) Geef een grafische voorstelling van het evenwicht in de reële sector aan de hand van het 45- graden diagram Duid op deze grafiek ook de lekken en de injecties aan e) Geef ook een grafische voorstelling van de beknopte evenwichtsvoorwaarde 8 In Ecoland hebben de consumenten een minimumconsumptie van 7 Eco (de nationale munt van Ecoland) nodig om te overleven Verhoogt het beschikbare inkomen, dan wordt 8% van dit extra-inkomen geconsumeerd en de rest wordt gespaard Elke Ecolander betaalt belastingen : een vaste som van 2 Eco en daar bovenop een proportionele belasting van 4% op zijn inkomen De geplande investeringen bedragen 95 Eco De overheid besteedt een bedrag van 24 Eco De export bedraagt 8 Eco Ecolanders zijn tuk op buitenlandse goederen Zij importeren minstens voor een bedrag van 14 Eco Van elke inkomenstoename wordt nog eens 18% geïmporteerd a) Bereken de evenwichtsproductie in Ecoland b) Hoeveel bedragen de gerealiseerde investeringen bij een productie van 6? c) Bereken het gezinssparen in het evenwicht van de reële sector d) Bereken het saldo van de overheidsbegroting in het evenwicht van de reële sector e) Bereken de netto-uitvoer van goederen en diensten in het evenwicht van de reële sector f) Via een aanpassing van de overheidsbestedingen wil de overheid haar begroting sluitend maken Hoeveel zal de overheid uiteindelijk besteden indien bovendien de reële sector in evenwicht is? 9 Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen Geef telkens een korte verklaring bij je antwoord In een gesloten economie zonder overheid is de consumptie lineair afhankelijk van het inkomen Het inkomen is er zo laag dat de consumptie groter is dan het inkomen In dit geval moet gelden dat : a) MCQ >1 ; b) GCQ > MCQ ; c) de consumptie een autonome component bevat ; d) MCQ = MSQ
3 3 1 Welke van de volgende uitdrukkingen uit een model van een gesloten economie zonder overheid is een identiteit? a) De gewenste investeringen zijn gelijk aan de feitelijke investeringen b) Het sparen is gelijk aan de investeringen ex ante c) AA = C + I d) BNP = private consumptie + de feitelijke investeringen 11 Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen Geef telkens een korte verklaring bij je antwoord De netto actuele waarde van een investering neemt met zekerheid af als, ceteris paribus : a) de aankoopprijs van het investeringsgoed daalt, terwijl de verwachte toekomstige opbrengsten toenemen ; b) de intrestvoet toeneemt ; c) de aankoopprijs van het investeringsgoed meer toeneemt dan de actuele waarde van de toekomstige verwachte opbrengsten ; d) de jaarlijkse toekomstige verwachte opbrengsten afnemen terwijl de levensduur van het investeringsgoed toeneemt 12 In een gesloten economie zonder overheid bedraagt het evenwichtsinkomen oorspronkelijk 28 miljard BEF De investeringen zijn exogeen Ongeacht het inkomen wordt altijd minstens 6 miljard BEF geconsumeerd In het evenwicht bedraagt de consumptie 258 miljard BEF De consumptiefunctie is lineair a) Het evenwichtsinkomen bij volledige benuttiging van alle productiefactoren bedraagt 3 miljard BEF Bereken de benodigde investeringswijziging om volledige tewerkstelling te bereiken b) Onderstel dat het sparen in de economie als volgt verandert Bij elk inkomensniveau nemen de besparingen met 2 miljard BEF toe (beter: Het autonome sparen neemt toe met 2 miljard BEF), terwijl bovendien de marginale spaarneiging met,1 toeneemt Met hoeveel verandert het oorspronkelijk evenwichtsinkomen (Y*=28)? 13 Indien de besparingen in een gesloten economie zonder overheid bij elk inkomensniveau met 2 miljard toenemen(beter: Het autonome sparen neemt toe met 2 miljard BEF), zal in het Keynesiaanse model van de reële sector het evenwichtsinkomen met : a) meer dan 2 miljard afnemen ; b) minder dan 2 miljard afnemen ; c) meer dan 2 miljard toenemen ; d) minder dan 2 miljard toenemen 14 De reële sector van een gesloten economie met overheid is in evenwicht als : a) S + T = feitelijke investeringen + G ; b) er volledige tewerkstelling is ; c) S = I ; d) de ongewenste voorraadinvesteringen gelijk zijn aan nul 15 Een verhoging van de exogene overheidsuitgaven zal in een gesloten economie, ceteris paribus, eenzelfde effect hebben op het evenwichtsinkomen als een even grote : a) verhoging van de forfaitaire belastingen ; b) verlaging van de forfaitaire belastingen ; c) verhoging van de autonome besparingen ; d) verhoging van de exogene investeringen
4 4 16 De introductie van een exogene uitvoer en een invoer die toeneemt met het inkomen : a) verlaagt de absolute waarde van de multiplicatoren en vermindert het aantal multiplicatoren ; b) verhoogt de absolute waarde van de multiplicatoren en vermindert het aantal multiplicatoren ; c) verlaagt de absolute waarde van de multiplicatoren en vermeerdert het aantal multiplicatoren ; d) heeft meestal geen invloed op het evenwichtsinkomen 17 Beschouw de multiplicator van de overheidsbestedingen in een model waarin de marginale en de gemiddelde aanslagvoet gelijk zijn aan 1 % en verklaar economisch-intuïtief het verschil tussen die multiplicator en dezelfde multiplicator in een model met forfaitaire belastingen BRON Carlier, A, Pepermans, G, Steurs, G (1997), Economie: van opgave tot uitkomst, Universitaire pers Leuven, 57p OPLOSSINGEN De nationale rekeningen vormen een boekhoudkundige weergave van de macro-economische werkelijkheid Boekhoudkundig is de vraag altijd gelijk aan het aanbod, omdat in de vraag ook de ongewenste voorraadinvesteringen zijn opgenomen De macro-economische werkelijkheid zelf is niet noodzakelijk in evenwicht Er is slechts evenwicht als de ongewenste voorraadinvesteringen gelijk zijn aan nul In symbolen worden de investeringen in de nationale boekhouding voorgesteld door BINV (=gewenste+ongewenste investeringen) zodat in de beschouwde economie altijd geldt dat S = BINV In de macro-economische analyse gebruikt men I (= geplande of gewenste investeringen) Er is evenwicht in zover S = I a) Fout De netto actuele waarde (NAW) is de geactualiseerde stroom van verwachte toekomstige opbrengsten, verminderd met de prijs van het kapitaalgoed Een stijging van de verwachte toekomstige opbrengsten verhoogt de netto actuele waarde Een stijging van de aankoopprijs van het kapitaalgoed vermindert de netto actuele waarde Naargelang het effect van de aankoopprijs groter, even groot of kleiner is dan (als) het effect van de verwachte toekomstige opbrengsten, zal de NAW dalen, gelijk blijven of stijgen Het resultaat is daarom niet a priori te voorspellen b) Fout Een stijging van de intrestvoet vermindert de actuele waarde van de verwachte toekomstige opbrengsten De NAW daalt c) Fout De NAW verandert niet doordat de twee termen in het verschil evenveel toenemen d) Juist Een langere levensduur verhoogt de actuele waarde van de verwachte toekomstige opbrengsten De NAW stijgt a) De reële sector is in evenwicht als Y = C + I = cy + I De gereduceerde vorm is I Y* = en de investeringsmultiplicator is Y * 1 = Aangezien in het evenwicht 1 c I 1 c Y = 2 8 en C = 2 1, volgt uit de consumptiefunctie C = cy dat c =,75 De * 1 investeringsmultiplicator is dus = = 4 Doordat de benodigde I 1, 75 inkomenswijziging gelijk is aan * = = 2, is * 2 I = = = 5 4 4
5 5 De benodigde investeringswijziging kan ook nog op een andere wijze worden berekend In het oorspronkelijk evenwicht geldt : Y* C I cy * I = + = +, of 2 8 =, I, waaruit I = In het nieuwe evenwicht geldt : 3 =, I, waaruit I = 75 De investeringen moeten met 5 toenemen b) Een toename van de marginale spaarneiging met,25 impliceert een gelijke afname van de marginale consumptieneiging De marginale consumptiequote bedraagt nu,5 Het nieuwe 7 evenwichtsinkomen is gelijk aan Y* = = 14 De wijzing van het 1, 5 evenwichtsinkomen bedraagt dus * = = 14 Een toegenomen spaarneiging, of een verminderde consumptieneiging ontmoedigt de vraag, zodat het aanbod en het inkomen afnemen Een toename van de autonome besparingen heeft geen effect op de autonome investeringen Als S stijgt, daalt C Dat oefent een meervoudige neerwaartse druk uit op Y*, aangezien de multiplicator Y * C = 1 1 c groter is dan 1 Het antwoord is c Uitdrukking a) is de bestedingsbenadering van het BNP in een gesloten economie met overheid Het is een identiteit, maar geen evenwichtsvoorwaarde Uitdrukking b) is eveneens een identiteit, aangezien het beschikbaar inkomen van de gezinnen altijd geconsumeerd en/of gespaard wordt Ze impliceert daarom niet het evenwicht Uitdrukking c) is de (beknopte) evenwichtsvoorwaarde in een gesloten economie met overheid Links staan de lekken, rechts de injecties Uidrukking d) is de definitievergelijking van de AV in een gesloten economie met overheid Het is evenwel geen voorstelling van de evenwichtsvoorwaarde, aangezien moet gelden dat AA = AV Het antwoord is c Fout De reële sector van een gesloten economie met forfaitaire belastingen is in evenwicht als AA = AV, of : Y = C + I + G = C + c Y T + I + G De gereduceerde vorm is dan : Y* = C ct + I + G 1 c Partiële afleiding van de gereduceerde vorm naar C geeft : * 1 = > C 1 c Het evenwichtsinkomen neemt toe bij een verhoging van de autonome consumptie Partiële * c afleiding naar T geeft anderzijds = T 1 c <
6 6 Het evenwichtsinkomen neemt af bij een belastingverhoging Economisch wordt dit verklaard doordat in het ene geval de consumptie, en dus de vraag en het aanbod, toenemen In het andere geval vermindert het beschikbare inkomen De consumptie, en dus de vraag en het aanbod, nemen af 7 a) De exogene variabelen zijn T, I en G C en c zijn geen variabelen maar parameters Y, Y b, C en AV zijn endogene variabelen b) In het evenwicht geldt AA=AV, of : Y = C + c Y T + I + G, of : ( c) Y = C ct + I + G 1 De gereduceerde vorm is dus : C ct + I + G Y * = 1 c Toegepast op het cijfervoorbeeld geeft dit : 25, 8( 25) Y * = = = 4 1, 8, 2 c) Afleiding van de gereduceerde vorm (zie b) naar G en I geeft : * * = = = = = 5 G I 1 c 1, 8, 2 Afleiding naar de forfaitaire belastingen geeft : * c,, = T c = 8 = 8 = 4 1 1, 8, 2 d) Doordat de consumptie afhangt van Y b en het evenwicht getekend wordt op een assenstelsel met Y op de horizontale as, dient voorafgaandelijk de consumptiefunctie uitgedrukt te worden in termen van Y Gezien Yb = Y T, wordt de consumptiefunctie : C = C + c Y T = C ct + cy,of : C = 25, 8( 25) +, 8Y = 5 +, 8Y Dit is een rechte door de punten : C = 5 als Y = en C = 45 als Y = 5 De consumptiefunctie wordt vervolgens evenwijdig naar boven verschoven met 5 ( I = 5 ) en 25 ( G = 25 ), wat resulteert in de AV-curve Het evenwicht bevindt zich in het snijpunt van de AV-curve en de 45-graden lijn of van de AV- en AA-curve Dit is bij Y = 4 Links van het evenwichtsinkomen is AV>AA, omdat de injecties ( I G) zijn dan de lekken ( S T) injecties ( I + G) kleiner zijn dan de lekken ( S T) + groter + Rechts van het evenwichtsinkomen geldt dat AV<AA, omdat de + Grafisch zijn de injecties de verticale afstand tussen de AV- en de consumptiecurve De lekken zijn de verticale afstand tussen de
7 7 45-gradenlijn (of het aanbod of Y) en de consumptiefunctie Dit volgt uit Y = b Y T, of Y + T = C + b S + T = Y, waaruit Y C = S + T = de lekken AV Y C AA Y = AA S + T C + I + G = AV I + G C = 5 +,8Y I + G S + T Y 1 Y* = 4 Y 2 Y e) De beknopte evenwichtsvoorwaarde vereist gelijkheid van injecties en lekken De injecties zijn I + G = = 75 Ze zijn exogeen en verlopen evenwijdig met de horizontale as De spaarfunctie dient eveneens in functie van Y te worden uitgedrukt, zodat : ( ) ( 1 ) S = Y C = Y T C = Y T C + c Y T = C + c Y T of : b S = 25 + ( 1, 8)( Y 25) = 3 +, 2Y Dit is een rechte door de punten : S = 3 als Y = en S = 7 als Y = 5 De spaarfunctie wordt vervolgens evenwijdig naar boven verschoven met 25 ( T = 25 ) wat resulteert in de curve van de lekken Het evenwicht bevindt zich in het snijpunt van de curven van de lekken en de injecties bij Y = 4 Links van het evenwichtsinkomen zijn de injecties ( I + G) groter dan de lekken ( S T) injecties ( I + G) kleiner dan de lekken ( S T) + Rechts van het evenwichtsinkomen zijn de +
8 8 S I + G S + T S + T S = -3 +,2Y 75 I + G -5-3 Y 1 Y* = 4 Y 2 Y 8 a) In het evenwicht van de reële sector geldt : Y = C + c Y T ty + I + G + E Z zy AA = AV of Toegepast op het cijfervoorbeeld wordt dit : Y = 7 +, 8 Y 2, 4Y , 18Y, waaruit : Y* = 6 5 b) De gerealiseerde of werkelijke investeringen zijn de som van de gewenste investeringen en ongewenste voorraadinvesteringen Bij een productie Y = 6 is de aggregatieve of effectieve vraag : AV = C + c Y T ty + I + G + E Z of :, AV = 7 +, 8( 6 2, 4( 6 ) ) , 18( 6 ) waar uit : AV = 6 35 Bij een productie van slechts 6 nemen de voorraden met 35 af om aan de vraag te kunnen voldoen De werkelijke investeringen zijn I + V = = 6 c) In het evenwicht bedraagt het gezinssparen :
9 9 9 1 d ( 1 ) S = Y C = Y * T ty * C + c Y * T ty * = C + c Y * T ty * f : b ( ) S = 7 + 1, , 4 65 = 4 d) Het saldo bedraagt : ( ) G T = G T + ty * = , 4 65 = = 4 Er is dus een overschot gelijk aan 4 e) De uitvoer is exogeen en gelijk aan 8 De invoer bedraagt : Z = Z + zy = + * 14, = 131 De netto-uitvoer is gelijk aan : E Z = = 51 f) De begroting sluitend maken betekent G T = of G = T Inbrenging van die voorwaarde in de evenwichtsvoorwaarde : Y = AV = C + c Y T ty + I + G + E Z zy geeft :, Y = C + c Y T ty + I + T + ty + E Z zy waaruit :, C + ( 1 c) T + I + E Z Y* = 1 c( 1 t) t + z zodat : Y* = =, 3 3 (, ) =, 1, 8 1, 4, 4 +, 18 In het nieuwe evenwicht bedragen de overheidsbestedingen : G = T = , = 3 3 a) Fout b) Juist c) Juist d) Fout 11 a) Fout b) Juist c) Juist d) Fout
10 a 14 d 15 d 16 c 17 a) I = 2 b) * = 15 De multiplicator is bij forfaitaire belastingen groter dan 1 Bij een marginale en gemiddelde belastingvoet gelijk aan 1 % bedraagt hij 1, omdat de initiële inkomensstijging volledig wordt wegbelast De multiplicator dooft na de eerste ronde uit
HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER
1 HOOFDSTUK 21: DE VRGZIJDE DE REELE SFEER Uitgangspunt: J. M. Keynes Bestaan van werkloosheid en niet benutte productiecapaciteit productie kan stijgen zonder dat de prijzen van de productiefactoren stijgen
Nadere informatie4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt
Nadere informatieKeynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn.
Samenvatting door E. 2316 woorden 27 april 2013 9 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 8: Een model van een economie 8.1 Verschillende modellen Macro-economische modellen kunnen
Nadere informatieInleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en het nationaal inkomen bestaat.
Bestedingsevenwicht - 1 van 15 MACRO-ECONOMISCH BESTEDINGSEVENWICHT Welke factoren bepalen de grootte van het nationaal inkomen? Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en
Nadere informatieAantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen
Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Hoofdstuk 1 + 2 Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Bedoeld om de werkelijkheid te verklaren Bedoeld om voorspellingen
Nadere informatieInleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1
Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse
Nadere informatieHOOFDSTUK 14: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte a) Indien een Amerikaans toerist op de Grote Markt van Brussel een Deens bier drinkt,
Nadere informatieModellen. Hoofdstuk 3
Modellen Hoofdstuk 3 Keynes in model Vereenvoudigde weergave van de economische werkelijkheid met geaggregeerde grootheden. Economische modellen worden gebruikt voor voorspellingen en daarop wordt overheidsbeleid
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert 11-14 december 2015 1. Wat wordt niet meegerekend in het netto nationaal inkomen (nni) van België? A. Lonen van Belgische grensarbeiders
Nadere informatieEconomie (TEW) - Formule blad
Economie Formuleblad Hoofdstuk 1. Marginaal product van arbeid = de toename in de productie van een goed bij inzet van één extra eenheid arbeid. MPL = X/ L of MPL = dx/dl Hoofdstuk 2. Prijselasticiteit
Nadere informatieAuteursrechtelijk beschermd materiaal. OEFENING 1 a) In hoofdstuk 19 gaat het over figuur 19.3. In hoofdstuk 20 stelt figuur 20.6. het evenwicht voor.
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 20 Open Vragen OEFENING 1 a) In hoofdstuk 19 gaat het over figuur 19.3. In hoofdstuk 20 stelt figuur 20.6. het evenwicht voor. b) In hoofdstuk 19 is deze coördinerende
Nadere informatieProefexamen Macro-economie: verbetering
Proefexamen Macro-economie: verbetering Deel 1: Drie open vragen op telkens 6 punten. 1. H9 a) Leid wiskundig de Philipscurve af uit de prijszettingsrelatie op de arbeidsmarkt. Verklaar de gebruikte symbolen.
Nadere informatieHOOFDSTUK 17: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 17: OEFENINGEN 1. Antwoord met juist of fout op elk van de onderstaande beweringen. Geef telkens een korte verklaring bij je antwoord. a) Door zijn liquiditeit is geld altijd een uitstekend
Nadere informatieEconomie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:
Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 samengevat 3 h4 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6 & 7 Links 7 Test je
Nadere informatieKeuzeonderwerp. Keynesiaans model. Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt. fransetman.nl
Keuzeonderwerp Keynesiaans model Gesloten /open economie zonder/met overheid met arbeidsmarkt Vraag op de goederenmarkt Alleen gezinnen en bedrijven kopen op de goederenmarkt. C = 0,6 Y Aa = 4 mln mensen
Nadere informatie6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod
6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten
Nadere informatieMacro-economie examenvragen
Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.
Nadere informatieDEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)
VERSIE DEEL : Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 8 punten). Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een jaar
Nadere informatieDEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten)
VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 6 (6 vragen van 3 punten = 18 punten) 1. Zijn de volgende stellingen waar of niet waar? I. Voorraadinvesteringen kunnen negatief
Nadere informatieHOOFDSTUK 19: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 19: OEFENINGEN 1. Op de beurs van New York worden de volgende koersen genoteerd : 100 JPY = 0,8 USD ; 1 GBP = 1,75 USD en 1 euro = 0,9273 USD. In Tokyo is de notering 1 USD = 140 JPY. In Londen
Nadere informatieEconomie Samenvatting H11
Paragraaf 1 Inkomens- en productiebegrippen Economie Samenvatting H11 Toegevoegde waarde = de waarde die tijdens het productieproces met behulp van productiefactoren aan gebruikte grond- en hulpstoffen
Nadere informatieSlechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatieMacro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets December 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een lijst
Nadere informatieDEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)
DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden
Nadere informatie: Macro-economie voor Bedrijfseconomie
TENTAMEN inclusief antwoorden Vaknaam : Macro-economie voor Bedrijfseconomie Vakcode : 330091 Datum tentamen : donderdag 16 mei 2013 Duur tentamen : 3 uur Docent : Dr. B.J.A.M. van Groezen ANR : 649627
Nadere informatieHoofdstuk 4. Bepaling van de macro-economische activiteit: het eenvoudigste keynesiaans model
Hoofdstuk 4 Bepaling van de macro-economische activiteit: het eenvoudigste keynesiaans model In dit hoofdstuk zetten we een zeer eenvoudig model ter verklaring van de macro-economische activiteit uiteen.
Nadere informatieVoorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur
Economische wetenschappen 1 en recht Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei 13.30 16.30 uur 19 99 Dit examen bestaat uit 34 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven
Nadere informatieAuteursrechtelijk beschermd materiaal. De investeringen zijn dus gelijk aan het private sparen en het publieke sparen
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 21 Open Vragen OEFENING 1 a) I. een gesloten economie zonder overheid AA = AV AA = Y = Yb = C + S AV = C + I C+I=C+S en bijgevolg S = I II. een gesloten economie met overheid
Nadere informatieDEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)
VERSIE 1 DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. Veronderstel een economie waar drie goederen worden geproduceerd. Alles wat in een
Nadere informatiePropedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus
Nadere informatieUIT theorie ASAD
Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is een samenvoeging van de theorie van Keynes met de oude klassieke modellen. In verschijningsvorm
Nadere informatieOefeningen Producentengedrag
Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De
Nadere informatieHoofdstuk 5: De Consument
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2
Nadere informatieOefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie
Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen
Nadere informatieHOOFDSTUK 2: OEFENINGEN
HOOFDSTUK 2: OEFENINGEN. Bij welke marktvorm is de individuele vraag tevens de marktvraag en is het individuele aanbod tevens het marktaanbod? a) Bij een bilateraal monoolie. b) Bij een monoolie. c) Bij
Nadere informatieModule 4. aanvulling theorie pag. 2. opgaven uit werkboek.. pag. 12 *** oefenopgaven. pag. 13 ***
Module 4 aanvulling theorie pag. 2 opgaven uit werkboek.. pag. 2 *** oefenopgaven. pag. 3 *** Aanvulling theorie European economies Vroom, sputter, sputter, bang Nov 2th 2004 Is the European recovery over
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatieOefeningen vraag en aanbod
Oefeningen vraag en aanbod Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen (telkens ceteris paribus). a. De productiviteit van een groot aantal
Nadere informatieSamenvatting Economie Toetsweek 2
Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN
Nadere informatieInleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1
Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker
Nadere informatieErrata Economie: oefeningen
1 Errata Economie: oefeningen! Deze correcties gelden alleen voor de eerste druk van 2010! p. 11 Hoofdstuk 1 Open Vraag 1 e) We zetten nu voor het jaar 1990 het BBP van de randzone om in dollars. We delen
Nadere informatieUitleg theorie AS-AD model. MEV Wat betekent AS-AD. Aggregated demand: de macro-economische vraag.
Uitleg theorie AS-AD model. Het AS-AD model is een theoretisch model over de werking van de economie. Het model is daarmee een macro-economisch model. Het model maakt sterk gebruik van het marktmodel uit
Nadere informatieMINISTERIE VAN ONDERWIJS WETENSCHAP EN CULTUUR
MINISTERIE VAN ONDERWIJS WETENSCHAP EN CULTUUR CORRECTIEMODEL UNIFORM EXAMEN HAVO 2015-2016 VAK : ECONOMIE -1 DATUM : TIJD : 07.45.15 uur Aantal opgaven : 3 Aantal pagina s : 5 Opmerking: bij vragen die
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Modellen
Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met
Nadere informatieDoorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw boekje.
EXAMEN GLOBALE ECONOMIE 2 september 2017 Reeks 1 Instructies Controle Doorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw
Nadere informatieMacro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Tentamen 1 Januari 2009 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten met
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 3 boek 2
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1, 2 en 3 boek 2 Samenvatting door een scholier 2565 woorden 29 januari 2005 7,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Hoofdstuk 1 1.1 Macro-economie
Nadere informatieHoofdstuk 15 Economische relaties
Hoofdstuk 15 Economische relaties Open vragen 15.1 Gegeven is de onderstaande economische kringloop: Verder is nog gegeven dat de afschrijvingen van bedrijven gelijk zijn aan 200. De overheid schrijft
Nadere informatieHoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid
Samenvatting door Een scholier 2055 woorden 2 november 2003 5.7 113 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie Modellen H3 t/m 7 Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid Y inkomensevenwicht
Nadere informatieOpdracht 1 Macro-economie [30p]
Opdracht 1 Macro-economie [30p] De effectieve vraag van land Angeloziё bestaat uit de voorgenomen consumptie van de gezinnen en de voorgenomen investeringen van de bedrijven. In dit land was het Bruto
Nadere informatieEindexamen vwo economie 2013-I
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2004-II
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 2,6% 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:
Nadere informatieUNIFORM EINDEXAMEN VWO 2015
MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EINDEXAMEN VWO 2015 VAK : ECONOMIE 1 DATUM : DINSDAG 16 JUNI 2015 TIJD : 07.45-10.15 UUR Aantal opgaven bij dit vak : 3 Aantal pagina s : 5; Calculator
Nadere informatieMacro-economie (6011P0125) Proeftentamen 1
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie (6011P0125) Proeftentamen 1 Lente 2013 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus een blad met antwoordmogelijkheden
Nadere informatieEindexamen economie havo II
Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juist antwoord: Een antwoord waaruit blijkt dat
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11
OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk Open Vragen OEFENING a) i. De vraagcurve van arbeid verschuift naar rechts. ii. Daar we in de korte termijn zijn, kan de kapitaalstock niet worden aangepast aan de stijging
Nadere informatieLESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3
LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2000-I
Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van
Nadere informatieEconomische effecten van een verlaging van de administratieve lasten
CPB Notitie Datum : 7 april 2004 Aan : Projectdirectie Administratieve Lasten Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten 1 Inleiding Het kabinet heeft in het regeerakkoord het
Nadere informatieMacro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1
Faculteit Economie en Bedrijfskunde Universiteit van Amsterdam Macro-economie voor AEO (225P05) Proeftentamen 1 November 2008 1. Zorg dat er niets op je tafel ligt behalve deze vragenbundel (plus lijsten
Nadere informatieEindexamen economie vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een
Nadere informatieEindexamen vwo economie II
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de particuliere
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag
Nadere informatieOnderneming en omgeving - Economisch gereedschap
Onderneming en omgeving - Economisch gereedschap 1 Rekenen met procenten, basispunten en procentpunten... 1 2 Werken met indexcijfers... 3 3 Grafieken maken en lezen... 5 4a Tweedegraads functie: de parabool...
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2003-I
4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening
Nadere informatieWelvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?
1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte
Nadere informatieSPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR
SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI 2016 15.30 17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie ALGEMENE ECONOMIE Maandag 27 juni 2016 B / 9 2016 NGO-ENS B / 9 Opgave 1 (20 punten)
Nadere informatieVijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5
ijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5 Opgave 1 Gegevens: q a = 0,6p ; q a : aanbod tarwe van boeren in de EU q v = -0,1p + 40; q v : vraag naar tarwe binnen de EU (q: hoeveelheid
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2004-I
4 Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening
Nadere informatieEindexamen economie havo I
Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 Voorbeeld van een juiste berekening: 47,5 27,5 100% = 72,73% 27,5
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.
1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 19
Extra opgaven hoofdstuk 19 Opgave 1 In de bij deze opgave behorende figuur is de fietsenmarkt van een gesloten economie weergegeven. Door een reclameactie van de fietsenfabrikant nemen de vraag naar en
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip
Nadere informatieINLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land
INLEIDING: Het BBP als welvaartsindicator van een land A. Inleidende begrippen 1. Het begrip BBP Het BBP is de som van alle bruto toegevoegde waarden geproduceerd door alle ondernemingen in 1 land in een
Nadere informatieindexcijfers geven de verhouding weer tussen de omvang van een grootheid in een bepaalde periode en de op 100 gestelde omvang
Samenvatting door een scholier 1001 woorden 1 oktober 2003 3,9 15 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Module 4 Economie 1: Hoofdstuk 1: productiegroei => toeneming van het binnenlands product reële
Nadere informatie1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?
1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de
Nadere informatieProductie is het voortbrengen van goederen en diensten met als doel het verwerven van een inkomen door de verkoop van deze producten.
Lesbrief Modellen Productie is het voortbrengen van goederen en diensten met als doel het verwerven van een inkomen door de verkoop van deze producten. Productie = Toegevoegde Waarde = Omzet geldswaarde
Nadere informatieHoofdstuk 3: Vraag en Aanbod
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod 1 Vraag en Aanbod - Inhoudstafel 1. De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen 2. Het aanbod als uitdrukking van marginale kosten 3. Prijsvorming
Nadere informatieLever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.
SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE DINSDAG 4 OKTOBER 2016 09.00 10.30 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 12 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle
Nadere informatie2.1 De vraag naar spijkerbroeken
2.1 De vraag naar spijkerbroeken Voorbeeld 1: Q v = -0,10P + 9 met Q v = gevraagde hoeveelheid spijkerbroeken van Petra P = prijs van een spijkerbroek in euro s P 90 80 60 30 0 Q v 0 1 3 6 9 Er is een
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2005-I
4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juist antwoord is: Een
Nadere informatieMACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD
pdf18 MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD De macro-vraaglijn of geaggregeerde vraaglijn geeft het verband weer tussen het algemeen prijspeil en de gevraagde hoeveelheid binnenlands product. De macro-vraaglijn
Nadere informatieDomein D: markt (module 3) havo 5
Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte
Nadere informatie1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?
Nadere informatieEXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018
EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018 (het examen bestaat uit 25 multiplechoice-vragen, u start op -5 en er is geen giscorrectie. De nadruk ligt op redeneren en economische mechanismes. ) 1) 1e wet
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2007-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische
1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als
Nadere informatieRuilen over de tijd (havo)
1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?
Nadere informatieExamen januari De productiemogelijkhedencurve in luilekkerland ziet er als volgt uit
Examen januari 2006 1. De productiemogelijkhedencurve in luilekkerland ziet er als volgt uit appelen 150 100 peren De alternatieve kost van één peer is A. 1,5 appelen B. 1 appel C. 0,666 appelen D. Onmogelijk
Nadere informatieHerhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten
Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Oefening 1: De overheid treedt onder druk van milieugroepen op tegen vervuilende ondernemingen en legt de ondernemingen een belasting per eenheid
Nadere informatieEindexamen economie 1 havo 2008-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 bij (1) primair bij (2) directe
Nadere informatieNetto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden
Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele
Nadere informatieDeeltoets micro-economie propedeuse
Deeltoets micro-economie propedeuse 20 november 2012 Versie 1 ü Deze toets bestaat uit 14 meerkeuzevragen. ü Op het antwoordformulier dient steeds - met potlood - het correcte antwoord te worden aangestreept.
Nadere informatieHoofdstuk 1: Vraag en aanbod
Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid
Nadere informatieProductie=toegevoegde waarde= omzet-geldswaarde ingekochte grond en hulpstoffen
Samenvatting door een scholier 2167 woorden 14 december 2012 0 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1crisis 1.2 wat is een crisis Crisis in economische zin: Een periode waarin de groei van de productie
Nadere informatieHet opstellen van een lineaire formule.
Het opstellen van een lineaire formule. Gegeven is onderstaande lineaire grafiek (lijn b). Van deze grafiek willen wij de lineaire formule weten. Met deze formule kunnen we gaan rekenen. Je kan geen lineaire
Nadere informatie