Toepassing verkeersveiligheid op maat

Transcriptie

1 Toepassing verkeersveiligheid op maat Hoe zien de Zeeuwse wegen er in de toekomst uit? Samenvatting Middelburg 21 april 2006

2 Inleiding In 2002 is het wegencategoriseringsplan voor de provincie Zeeland vastgesteld voor buiten de bebouwde kom. In dit categoriseringsplan is aan alle Zeeuwse wegen een functie toegekend, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen stroomwegen (120 en 100 km/uur), gebiedsontsluitingswegen (80 km/uur) en erftoegangswegen (60 km/uur). Stroomwegen hebben een continue doorstroming van het verkeer als functie. Zowel op kruispunten als op wegvakken. Daarmee zijn deze vooral bedoeld voor gebruik over lange afstanden. Stroomwegen zijn onder te verdelen in regionale stroomwegen (autowegen 100 km/uur) en nationale stroomwegen (autosnelwegen 120 km/uur). Erftoegangswegen (60 km/uur) hebben als functie uitwisselen op wegvakken (erfaansluitingen) en kruispunten. Deze laagste wegcategorie ontsluit daarmee bijvoorbeeld woningen, bedrijven en landbouwpercelen. Op basis van intensiteiten en functie wordt onderscheid gemaakt tussen erftoegangsweg A en erftoegangsweg B. Gebiedsontsluitingswegen (80 km/uur) liggen tussen regionale stroomwegen en erftoegangswegen in. Op kruispunten hebben deze wegen een uitwisselfunctie en op wegvakken staat stromen centraal. Vervolgens moet aan iedere weg een inrichting worden gegeven die past bij de categorisering. Het gedachtegoed Duurzaam Veilig streeft naar afstemming tussen vorm, functie en gebruik van de weg. De weginrichtingen conform het Handboek Wegontwerp van het CROW (februari 2002) voldoen aan deze eis. Belangrijke beperkingen bij de toepassing van het Handboek zijn echter: draagvlak inpasbaarheid financiële middelen. Om zo veel mogelijk rekening te houden met deze beperkingen is een andere strategie ontwikkeld: Verkeersveiligheid op maat. Verkeersveiligheid op maat gaat van eenvoudige, meest kosteneffectieve en Zeelandbrede maatregelen, naar minder kosteneffectieve maatregelen op specifieke locaties, op basis van prioriteiten en met respect voor de principes van Duurzaam Veilig. Onderdeel van verkeersveiligheid op maat zijn de essentiële herkenbaarheidkenmerken Dit is de weginrichting die minimaal noodzakelijk is om de wegcategorisering herkenbaar te laten zijn voor de weggebruiker. Doel daarvan is duidelijk te maken aan de weggebruiker welk gedrag verwacht wordt. Deze essentiële herkenbaarheidkenmerken zijn op 11 december 2003 door het Nationaal Mobiliteitsberaad, waar de koepels in vertegenwoordigd zijn, vastgesteld. Vervolgens is in oktober 2004 de Richtlijn Essentiële Herkenbaarheidkenmerken van weginfrastructuur van het CROW uitgebracht. De Toepassing Verkeersveiligheid op maat is onder andere de Zeeuwse vertaling van deze CROW-richtlijn. Ook bij de uitvoering van de essentiële herkenbaarheidkenmerken kunnen knelpunten ontstaan. Deze knelpunten kunnen verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld: landbouwverkeer en/of fietsers op de hoofdrijbaan beperkte verhardingsbreedte aanwezigheid van openbaar vervoer alignement ofwel het verloop van de weg zowel horizontaal als verticaal. Via een integrale afweging tussen verschillende belangen, zoals openbaar vervoer en verkeersveiligheid, wordt een keuze gemaakt voor een bepaalde markeringsvorm en snelheidsregime. VOORBEELD Op gebiedsontsluitingswegen wordt, volgens het Handboek Wegontwerp van het CROW, geen landbouwverkeer toegelaten. Voor het landbouwverkeer worden daarom parallelwegen aangelegd. Parallelwegen zijn soms moeilijk inpasbaar, de aanlegkosten hoog en de kosteneffectiviteit gering. Verkeersveiligheid op maat biedt het volgende alternatief: zolang de aanleg van parallelwegen niet mogelijk is, en er geen geschikte alternatieve route is, blijft landbouwverkeer toegestaan op gebiedsontsluitingswegen en mag ook ingehaald worden. De dubbele asmarkering is dan onderbroken. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

3 In de Toepassing Verkeersveiligheid op maat zijn de mogelijke knelpunten weergegeven met daarbij de oplossing hoe daarmee wordt omgegaan in de weginrichting. Op de volgende wegen zijn knelpunten te verwachten: regionale stroomwegen (SW, 100 km/uur) gebiedsontsluitingswegen (GOW, 80 km/uur) erftoegangswegen A (ETW A, 60 km/uur) erftoegangswegen B (ETW B, 60 km/uur). Vanwege de genoemde beperkingen bij de toepassing van het Handboek Wegontwerp op Duurzaam Veilige basis, kan niet overal direct het eindbeeld gerealiseerd worden. Daarom zal op veel wegen sprake zijn van een overgangssituatie. In figuur 1 is aangegeven welke configuraties mogelijk zijn. Iedere pijl vertegenwoordigt een afzonderlijke overgangssituatie. Oud Overgangssituatie Eindbeeld Nationale Stroomweg Autosnelweg (120 km/h) Autoweg (100 km/h) 80 km/h-wegen Regionale Stroomweg Gebiedsontsluitingsweg Erftoegangsweg A Erftoegangsweg B Figuur 1, overzicht aan te passen wegen Hoewel de vorm van een weg voor een groot deel bepaald wordt door de weginrichting, zijn aanverwante zaken zoals de inrichting van kruispunten of de aanwezigheid van verharde bermen relevant voor de verkeersveiligheid en herkenbaarheid. Vandaar dat aanvullend aanbevelingen zijn gedaan over diverse kruispunt- en wegvakmaatregelen. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

4 Maatregelen op kruispunten Kruispuntmaatregelen op gebiedsontsluitingswegen Uit onderzoek is gebleken dat een rotonde een Duurzaam Veilige kruispuntoplossing is. Deze oplossing heeft duidelijk de voorkeur, maar dat betekent niet altijd dat voor deze oplossing wordt gekozen. Bij de keuze voor de kruispuntvorm dienen ook andere criteria meegewogen te worden zoals: verkeersafwikkeling, kruispuntsafstanden eventuele aanwezigheid openbaar vervoer afwikkeling fietsverkeer wegfunctie beschikbaarheid van middelen. Op basis van een schema is te bepalen welke kruispuntvorm in beginsel is toe te passen. Voor een specifieke afweging voor het vervangen van een verkeersregelinstallatie is een afwegingsmodel ontwikkeld. Oversteken voor (brom)fietsers op zijwegen van gebiedsontsluitingswegen In een Duurzaam Veilig wegennet is er, in het eindbeeld, bij gebiedsontsluitingswegen een beperkt aantal uitwisselpunten. Aangezien niet alle wegen op korte termijn aangepast kunnen worden, blijft het aantal uitwisselpunten op gebiedsontsluitingswegen voorlopig nog groot. Voor (brom)fietsers die gebruik maken van een vrijliggende fietsvoorziening langs een gebiedsontsluitingsweg, levert dit vaak gevaarlijke situaties op. Oversteken over de hoofdrijbaan worden meegenomen in het Actieplan fiets. Onderzocht is welke maatregelen getroffen kunnen worden op de fietsoversteken om het veiliger te maken voor de (brom)fietsers. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar fietsers in en uit de voorrang en naar één- en tweerichtingen bereden fietspaden. De oplossingen richten zich met name op het verhogen van het attentieniveau van de automobilist door het verhogen van de oversteek, waarbij de (brom)fietser voorrang heeft. En het verhogen van het attentieniveau van de (brom)fietser, door het uitbuigen van het fietspad bij een aansluiting, waarbij de (brom)fietser geen voorrang heeft. Het toepassen van de precieze voorkeursoplossing is afhankelijk van de intensiteit, categorisering en of het een éénrichtings- of tweerichtingsfietspad betreft. Algemeen geldt dat getracht moet worden zoveel mogelijk eenheid te brengen in de oversteekvoorzieningen. Amoveren rechtsafvakken Rechtsafvakken op kruispunten van 80 km/h en 60 km/h wegen, zonder verkeersregelinstallatie zijn ongewenst, aangezien deze kunnen leiden tot zogenaamde afdekongevallen. Verkeer dat een voorrangskruispunt nadert heeft niet altijd voldoende zicht op het rechtdoorgaande verkeer als tegelijkertijd een voertuig vanaf de hoofdrijbaan rechts afslaat via een rechtsafvak. Afdekking is één van de belangrijkste oorzaken van ernstige verkeersongevallen in zulke situaties. Het Handboek Wegontwerp ontraadt bij nieuwe werken uitrijstroken voor rechtsafslaand verkeer bij kruispunten en T-aansluitingen. Bij bestaande situaties wordt bij renovatie of naar aanleiding van veel afdekongevallen de rechtsafvakken bij voorkeur opgebroken. Markering op rotondes Een rotonde wordt in beginsel alleen wordt toegepast op gebiedsontsluitingswegen. De kantmarkering op een rotonde is in die gevallen 3-3. De vraag is echter hoe omgegaan wordt met de markering op rotondes op kruispunten waar meerdere wegcategorieën samenkomen? Het opgestelde schema geeft antwoord op deze vraag. Aanvullend is een concrete uitwerking gemaakt van de exacte markeringsvorm op de rotonde en de toeleidende wegen. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

5 Maatregelen op wegvakken Rijbaanscheidingen/ inhalen Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid wordt, op basis van Duurzaam Veilig uitgangspunten, de voorkeur gegeven aan een volledig inhaalverbod op regionale stroomwegen (100 km/uur) en gebiedsontsluitingswegen (80 km/uur). Het inhaalverbod is op de volgende wijzen te accentueren: harde middenscheiding moeilijk overrijdbare rijbaanscheiding overrijdbare of visuele scheiding. Anderzijds heeft een deel van de weggebruikers de wens om in te halen. Gekozen is voor een aanpak die rekening houdt met zowel verkeersveiligheid als draagvlak. Een deel van het wegennet wordt voorzien van een inhaalverbod terwijl op een ander deel inhalen blijft toegestaan. Op basis van criteria wordt bepaald of delen van een regionale stroomweg of gebiedsontsluitingsweg voorzien worden van een inhaalverbod. Indien één van de onderstaande criteria van toepassing is, wordt het wegvak voorzien van een inhaalverbod. In de huidige situatie geldt reeds een inhaalverbod. Conform de richtlijnen moet een inhaalverbod gelden vanwege zichtbeperkingen. De gemiddelde etmaalintensiteit groter is dan motorvoertuigen/etmaal De gemiddelde etmaalintensiteit in de zomer (juni - augustus) groter is dan m.v.t./ etmaal. De invoering van de inhaalverboden wordt uitgesmeerd over een periode van 5 jaar ( ). Bij de planning is rekening gehouden met onder andere het te verwachten draagvlak voor het betreffende wegvak, onderhoudsplanning en inhaalverboden in de directe omgeving. Aanvullend wordt de politie nog betrokken bij de reeds opgestelde planning. Na de invoering van de inhaalverboden vindt jaarlijks onderzoek plaats naar de effecten van het inhaalverbod. Ontwikkelingen op het gebied van verkeersveiligheid, snelheidsgedrag en onderlinge volgafstand (bumperkleven) worden dan gemonitoord en teruggekoppeld aan het bestuurlijk overleg tussen de wegbeheerders buiten de kom. Figuur 2 geeft het uitgangspunt betreffende inhaalverboden. De paars gemarkeerde wegvakken in figuur 3 komen in aanmerking voor een inhaalverbod volgens de genoemde criteria. Gerealiseerd moet worden dat het kaartbeeld een indicatie is. Specifieke afwegingen zoals minimale lengte van een inhaalverbod zijn nog niet meegenomen. Indien op gebiedsontsluitingswegen langzaam gemotoriseerd verkeer (landbouwverkeer) rijdt, moet het voor het overige verkeer mogelijk zijn om het landbouwverkeer in te halen. Het inhalen van landbouwverkeer is onafhankelijk van de intensiteit op het betreffende wegvak. In 2005 heeft de weggebruiker de mogelijkheid gehad te reageren op of vragen te stellen over de voorgestelde inhaalverboden. Meerdere weggebruikers hebben de suggestie gedaan om na rotondes of kruispunten een inhaalstrook aan te leggen. Langzaam accelererend vrachtverkeer kan daar ingehaald worden. Voordeel ten opzichte van een inhaalstrook op een wegvak is dat de lengte van de inhaalstrook korter kan zijn. De wegbeheerders zullen deze suggestie serieus meenemen. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

6 Figuur 2, uitgangspunt inhaalverboden Figuur 3, locaties waar inhaalverbod wordt toegepast op basis criteria Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

7 Essentiële Herkenbaarheidkenmerken Om het onderscheidt voor weggebruikers duidelijk te maken tussen de drie wegcategorieën wordt de volgende markering toegepast volgens de Richtlijn Essentiële Herkenbaarheidskenmerken van weginfrastructuur: Regionale stroomwegen 100 km/uur: een dubbele asmarkering met een groene vulling ertussen en doorgetrokken kantbelijning Gebiedsontsluitingswegen 80 km/uur: een dubbele asmarkering en onderbroken kantmarkering Erftoegangswegen 60 km/uur: geen asmarkering en een onderbroken kantmarkering of geen kantmarkering. Aanvullend worden de volgende aanbevelingen gedaan: Regelmatig aanbrengen van het snelheidsregime op reflectorpalen door middel van stickers op wegen die nog niet, of nog niet goed zijn voorzien, van essentiële herkenbaarheidkenmerken. Met het aanbrengen van broodjes en flapjes tussen de dubbele asmarkering dient terughoudend te worden omgegaan. Wel wordt aanbevolen deze voorzieningen te gebruiken bij verkeersonveilige situaties. De maximumsnelheid is voor veel weggebruikers onduidelijk. De oplossing wordt gezocht in de essentiële herkenbaarheidkenmerken die de maximumsnelheid continue weergeven. In de huidige overgangssituatie treft de weggebruiker zowel oude als nieuwe markering aan. Tevens zijn er nog uitzonderingen (bijvoorbeeld erftoegangswegen met 80 km/uur) en zijn wegen nog onjuist gemarkeerd (bijvoorbeeld het ontbreken van groene vulling op regionale stroomwegen). Tijdens de overgangssituatie worden de wegen die nog niet zijn ingericht volgens de essentiële herkenbaarheidkenmerken voorzien van extra snelheidsaanduidingen. Dit omwille van kosten in de vorm van stickers welke zijn aan te brengen op reflectorpalen. De wegbeheerders gaan gezamenlijk communiceren over de essentiële herkenbaarheidkenmerken onder regie van het ROVZ. Immers de weggebruikers zal duidelijk gemaakt moeten worden welk (snelheids)gedrag bij welke markering hoort. Vandaar dat de wegbeheerders buiten de kom mottoborden plaatsen, folders uitdelen bij benzineverkooppunten, advertenties plaatsen in dag- en weekbladen en een web-site openen. Via het ROVZ zullen ook de rijschoolhouders benaderd worden. Bebakening Naast de markering heeft ook de bebakening invloed op de berijdbaarheid van de weg. Wenselijk is het om de bebakening eenduidig toe te passen, afhankelijk van de wegcategorie. Dit betekent het volgende: Op regionale stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen reflectorpalen op wegvakken en bochten. In scherpe bochten worden bochtschilden geplaatst. Flauwe bochten worden voorzien van zogenaamde starschilden of bochtreflectorpalen. Op erftoegangswegen géén reflectorpalen op wegvakken met uitzondering van bochten. In scherpe bochten worden deze aangevuld met starschilden, bochtreflectorpalen of in het uiterste geval bochtschilden. Fietsstroken Fietsers kunnen op twee manieren van het overige verkeer gescheiden worden; fysiek en visueel. De toepassing van een visuele scheiding is mogelijk bij autosnelheden tussen 30 en 60 km/uur. Bij hogere snelheden worden (in principe) fysieke scheidingen (vrij liggend fietspad) toegepast. Er is een stappenplan ontwikkeld met betrekking tot het toepassen van visuele scheidingen. Daarin komen de volgende stappen aan de orde. snelheidsregime mogelijkheden vrijliggend fietspad beschikbare verhardingsbreedte auto-intensiteiten. Een visuele scheiding kan enkel in de vorm van een fietsstrook. Fietsstroken worden uitgevoerd in rood en zijn voorzien van een fietssymbool. De breedte van de fietsstrook dient minimaal 1 m te zijn. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

8 Landbouwverkeer Het toestaan van landbouwverkeer op gebiedsontsluitingswegen is omwille van verkeersveiligheid en doorstroming ongewenst. Uitgangspunt is derhalve dat landbouwverkeer niet wordt toegelaten op de hoofdrijbaan tenzij argumenten aanwezig zijn om van het uitgangspunt af te wijken. Per situatie is integraal onderzoek en overleg noodzakelijk tussen de wegbeheerders en belanghebbenden. Verharde bermen Gemiddeld valt een kwart van de slachtoffers van verkeersongevallen bij enkelvoudige ongevallen op wegvakken buiten de bebouwde kom. Bij enkelvoudige ongevallen is de vormgeving van de weg van invloed op het ontstaan ervan en het gedrag van de automobilist. Een mogelijkheid is het vergroten van de correctiemogelijkheden in het geval van te ver rechts rijden, bijvoorbeeld in de vorm van verharde bermen langs gebiedsontsluitingswegen en regionale stroomwegen. Alignement en wegbeeld In beginsel is de maximale snelheid op een wegvak afhankelijk van de toegekende wegcategorie. Op een aantal wegvakken is het alignement (bochten en hoogteverschillen) en wegbeeld ongeschikt voor de snelheid die bij de categorisering hoort. Indien het wegvakken van enige omvang betreffen, dient deze volledig te worden ingericht volgens de richtlijnen van een lagere categorie. De N59 is bijvoorbeeld wel gecategoriseerd als regionale stroomweg maar thans ongeschikt voor 100 km/uur gezien het bochtige verloop van de weg en de vele aansluitingen. Deze weg wordt daarom in de huidige vorm volledig ingericht als gebiedsontsluitingsweg met bijbehorend snelheidsregime van 80 km/uur. Gebiedsverbindende wegen Een aantal wegen hebben een gebiedsverbindende functie. Deze wegen liggen wat betreft functie tussen regionale stroomwegen (100 km/uur) en gebiedsontsluitingswegen (80 km/uur) in. Verkeersveiligheid op maat gaat uit van een status-quo met betrekking tot het huidige snelheidsregime. Het huidige snelheidsregime is dan bepalend of de weg wordt ingericht als gebiedsontsluitingsweg of regionale stroomweg. Indien er argumenten zijn om hier van af te wijken, omwille van alignement of wegbeeld (zie hiervoor), dan is dat mogelijk. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

9 Regionale stroomweg (SW, 100 km/uur) UITGANGSPUNT EINDBEELD Regionale stroomwegen worden voorzien van een harde rijbaanscheiding. De maximumsnelheid is 100 km/h. De as- en kantmarkeringen zijn doorgetrokken lijnen. MAATWERK Kosten en ruimtelijke inpassing maken het toepassen van een harde scheiding niet altijd mogelijk. In die gevallen wordt volstaan met een dubbele onderbroken asmarkering met een tussenruimte van minimaal 10 cm. Ten behoeve van de herkenbaarheid wordt deze tussenruimte voorzien van een groene vulling. Inhalen is toegestaan. INHALEN VERBODEN Een deel van het wegennet wordt voorzien van een inhaalverbod terwijl op een aantal wegen inhalen blijft toegestaan. Op wegen met hoge intensiteiten (>7000 m.v.t. per etmaal in de zomer of jaargemiddelde) is inhalen verboden. BOCHTIG TRACÉ Het snelheidsregime op regionale stroomwegen is 100 km/uur. Als de weg een bochtig verloop heeft, is dit niet altijd wenselijk. In die gevallen dient de weg ingericht te worden als gebiedsontsluitingsweg met een snelheidsregime van 80 km/uur. LANDBOUWVERKEER Landbouwverkeer op regionale stroomwegen is onacceptabel gezien het snelheidsverschil tussen landbouwverkeer en het overige verkeer. Indien een weg niet afgesloten kan worden voor landbouwverkeer, moet de weg ingericht worden als gebiedsontsluitingsweg. AFWIJKENDE VERHARDINGSBREEDTE Indien de verhardingsbreedte smaller is dan 7,50 voldoet bovenstaand maatwerk niet meer. In die gevallen wordt de weg ingericht conform een gebiedsontsluitingsweg. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

10 Gebiedsontsluitingsweg (GOW, 80 km/uur) UITGANGSPUNT EINDBEELD Gebiedsontsluitingswegen hebben een dubbele asmarkering. De maximumsnelheid is 80 km/h. De asmarkering is doorgetrokken, de kantmakering is onderbroken om het verschil aan te duiden met regionale stroomwegen. MAATWERK Het verschil ten opzichte van het uitgangspunt is dat de ruimte tussen de dubbele asmarkering kleiner kan zijn (10 cm). Ook de breedte van de redresseerstrook en de breedte van de markeringen is versmald. De minimale benodigde verhardingsbreedte voor maatwerk is 6,40 m tegenover 7,50 m in het uitgangspunt. Inhalen is toegestaan. INHALEN VERBODEN Een deel van het wegennet wordt voorzien van een inhaalverbod terwijl op een aantal wegen inhalen blijft toegestaan. Op wegen met hoge intensiteiten (>7000 m.v.t. per etmaal in de zomer of jaargemiddelde) is inhalen verboden. FIETSERS Op een aantal gebiedsontsluitingswegen zijn fietsers op de hoofdrijbaan aanwezig. In die gevallen wordt de weg ingericht conform erftoegangswegen A. Dat betekent, indien de verhardingsbreedte het toelaat, dat een fietsstrook wordt aangelegd. LANDBOUWVERKEER Het weren van landbouwverkeer op gebiedsontsluitingswegen is niet altijd te realiseren vanwege draagvlak en de hoge kosten voor de aanleg van parallelwegen. In die gevallen houdt landbouwverkeer toegang tot de hoofdrijbaan. Het inhalen van landbouwverkeer is voor het overige verkeer toegestaan. Ook bij intensiteiten hoger dan 7000 m.v.t. etmaal. AFWIJKENDE VERHARDINGSBREEDTE Indien de verhardingsbreedte smaller is dan 6,40, voldoet bovenstaand maatwerk niet meer. In die gevallen wordt het toepassen van een asmarkering achterwege gelaten en geldt er geen inhaalverbod meer. Alleen in bochten is het toepassen van enkele doorgetrokken asmarkering te overwegen. Bij zeer smalle gebiedsontsluitingswegen wordt zelfs in bochten géén as toegepast. De snelheidslimiet blijf in principe 80 km/uur. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

11 Erftoegangsweg A (ETW A, 60 km/uur) UITGANGSPUNT EINDBEELD Erftoegangswegen A hebben alleen een kantmarkering. De maximumsnelheid is 60 km/uur. Bromfietsers rijden bij voorkeur op de hoofdrijbaan, voor fietsers is een vrijliggend fietspad aanwezig MAATWERK Indien Erftoegangswegen A zijn voorzien van fietsvoorzieningen dan blijven deze gehandhaafd. Nadeel is dat het bij de aanwezigheid van fietspaden moeilijker is de snelheid door wegvakmaatregelen te reduceren tot 60 km/uur. Daarnaast zorgen mogelijk hoge intensiteiten ervoor dat er geen eenduidige inrichting mogelijk is. Aan de wegbeheerder wordt daarom de keus gelaten welke van de onderstaande inrichtingen hij het beste acht: Inrichting conform Gebiedsontsluitingswegen.(figuur A) Toepassing van het uitgangspunt met als variant dat de kantstrook versmald wordt tot 0,50 m door bijvoorbeeld het gedeeltelijk wegfrezen van de toplaag. (figuur B) Figuur A Figuur B FIETSERS Indien géén fietspad aanwezig is wordt de hoofdrijbaan voorzien van een rode fietsstrook om te benadrukken dat er fietsers op de rijbaan bevinden. De markering heeft een patroon van 1-1. DOORGAANDE FUNCTIE Een aantal erftoegangswegen A hebben de status van een doorgaande plattelandsweg, bijvoorbeeld als gevolg van een belangrijke buslijn. Op deze wegen blijft, tijdens de overgangssituatie, de maximumsnelheid in principe 80 km/uur. AFWIJKENDE VERHARDINGSBREEDTE In het geval van een zeer smalle verhardingsbreedte wordt geen fietsstrook aangebracht indien geen fietspad aanwezig is. De weg heeft in dat geval een kantstrook van minimaal 0,25 m en een onderbroken kantmarkering. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april

12 Erftoegangsweg B (ETW B, 60 km/uur) UITGANGSPUNT EINDBEELD Erftoegangswegen B hebben geen markering en een beperkte verhardingsbreedte (maximaal 4,50 m) De maximumsnelheid is 60 km/uur. In principe is er geen fietsvoorziening aanwezig op deze wegen. MAATWERK Een deel van de erftoegangswegen B is breder dan 4,50 m. In principe moeten deze wegen versmald worden. Gezien de hoge kosten van het wegfrezen van het asfalt is de verhardingsbreedte in de overgangssituatie te handhaven. FIETSERS Indien de fietsintensiteit aanzienlijk is én er een verhardingsbreedte van meer dan 5,70 m aanwezig is, is te overwegen een fietsstrook aan te brengen. De inrichting komt daarmee overeen met de inrichting van erftoegangswegen A met fietsers op de rijbaan. PARALLELWEGEN Inmiddels zijn enkele erftoegangswegen B voorzien van markering. Dit betreffen met name parallelwegen. Het is echter wenselijk hier terughoudend mee om te springen. Toepassing verkeersveiligheid op maat_samenvatting_21 april