Naar de stad. Emy Geyskens Sanne Miltenburg GEGEVENS BOEK: KORTE INHOUD: ISBN ,99. Uitgeverij Bakermat. Suggesties: Emy Geyskens

Transcriptie

1 Naar de stad Emy Geyskens Sanne Miltenburg GEGEVENS BOEK: ISBN ,99 Uitgeverij Bakermat Suggesties: Emy Geyskens Vanaf 3 jaar Thema s: stad, platteland, verschillen, vriendschap, verkeer kerntitel jeugdboekenweek 2016 KORTE INHOUD: Een leerrijk prentenboek over de verschillen tussen het platteland en de stad, alsook over de gelijkenissen. Miel en Divine zijn familie, maar ook de beste vrienden. Tot hun verdriet zien ze elkaar niet zo vaak. Dat komt omdat Divine in de stad woont en Miel in een dorp. Ze zien elkaar eigenlijk alleen maar tijdens familiefeestjes. Divine heeft een nieuwe grote slaapkamer gekregen, en Miel is daar wel heel erg benieuwd naar. De vrienden spreken af in de stad voor een logeerpartijtje bij Divine thuis. Miel merkt al gauw dat het leven in de stad toch best wel anders is dan bij hem in het dorp. Een hartverwarmend prentenboek over huisje, boompje en beestje. Over flats, stadsparken en grappige vissen!

2 VOOR HET VOORLEZEN De stad Het is fijn om met de kinderen op voorhand te werken rond de verschillen en gelijkenissen tussen de stad en het platteland. Daarvoor dienen ze eerst goed te begrijpen wat de stad en het platteland precies is. Ga daarom goed de beginsituatie van de kinderen na en speel hierop in. Laat hen hierover vertellen, maak een uitstapje naar een stad of neem eens een kijkje op het platteland. Door ervaringsgericht te werken, zullen ze dit vast snel begrepen hebben. Verder kunnen kinderen zelf ook twee collages maken: één met prenten van de stad en één met prenten van het platteland. Dit kunnen ze doen door te knippen in tijdschriften en magazines, door keuzes te maken uit prenten die je samen met hen op het internet opzoekt enzovoorts Hierbij kun je ook gebruik maken van het boek Naar de stad. Aan de binnenzijde vind je meteen een praatplaat: links vind je het platteland (waar Miel woont) en rechts zie je de stad (waar Divine woont). - Wat zie je op de prent links? (het platteland) - Wat zie je allemaal op deze prent? (een koe, een bakker, veel velden, een tractor, een boer, een jogger, één auto, een fietser ) - Wat zie je op de prent rechts? (de stad) - Wat merk je op in de stad? (een basisschool, een museum, een sportschool, een supermarkt, een speelgoedwinkel, veel auto s, een bus, een park, appartementen, parkeerplaatsen ) - Wat zijn de verschillen? Wat zijn de gelijkenissen? - Waar zou jij het liefst wonen? Waarom? Verder vind je op Pinterest ook heel wat leuke praatplaten over de stad! Tip: Het thema van de Jeugdboekenweek 2016 is Weg van de stad. Op vind je dan ook heel wat leuke tips om met het thema aan de slag te gaan.

3 HET VOORLEESMOMENT Voorlezen uit Naar de stad Je bekijkt met de kinderen de praatplaten meteen aan de binnenkant van het boek (het platteland versus de stad). Wanneer je deze nog niet besproken hebt bij voor het voorlezen kun je dat nu doen. Voor je begint met voorlezen bekijk je eerst samen de cover van het boek. - Wat zie je op de cover? (een jongen en een meisje, de stad op de achtergrond, een mama die zwaait en wacht bij de auto) - Waar zouden ze naartoe gaan? (naar de stad dit is ook de titel van het boek) Je vertelt dat de kinderen Miel en Divine heten. Divine is het nichtje van Miel. Ze zien elkaar niet zo vaak maar wanneer ze elkaar zien, is het altijd dolle pret. Meestal komt Divine bij Miel op bezoek, bijvoorbeeld wanneer er feest is (zoals nu: Miel is jarig!). mama van Divine is tante Saar. De papa van Divine is oom Frank. Tante Saar, oom Frank en Divine zijn op bezoek bij Miel op het platteland Daarna lees je het verhaal voor. Doorheen het verhaal wordt er een spelletje gespeeld Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Daarbij moeten de kinderen op zoek gaan naar een detail van de prent uit het boek. Na het voorlezen kun je dit spelletje herhalen in de klas. De kinderen kunnen dit per twee spelen of je kunt het met de hele groep spelen. Je zegt dan zelf Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet. Daarna omschrijf je iets wat de kinderen kunnen ontdekken in de klas. Bv. een klaspop, een boekentas Aan het einde van het boek loopt Miel bijna de straat over, terwijl het licht op rood staat. Creëer hier een spanningsboog tijdens het lezen. Pas op! waarschuwt Divine. Kijk uit! roept tante Saar. Hier kun je eventueel even halt houden en stil staan bij wat er dreigt te gebeuren. - Wat doet Miel nu? (Hij wil de straat oversteken, terwijl het licht voor de voetgangers op rood staat!) - Waar loopt hij naartoe? (Naar oom Frank, aan de overkant van de straat.) - Wat kan er gebeuren? (De brommer nadert aan de linkerkant met een snelheid, deze kan Miel aanrijden of de auto aan de rechterkant ) Oei, laten we hopen dat Miel het op tijd gehoord en gezien heeft allemaal Dan lees je weer verder. Je begint met een grote, opgeluchte zucht Gelukkig Miel ziet net op tijd dat het licht voor de voetgangers op rood staat

4 Bij het laatste spel Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet zegt Divine Het is oranje en het zwemt. De kinderen zullen wellicht nog wel weten dat het om Blub gaat. Maar op dat moment is haar nachtlampje nog aan. Na de zoektocht doet ze haar nachtlampje helemaal uit en is de kamer donker. Kinderen merken echter tijdens het zoekspel al op dat Blub niet oranje ziet op de prent, maar donkerder/blauwer. Laat hen zelf ontdekken hoe dit kan komen? (Doordat het donker is in de kamer ) Hier kun je dieper op ingaan wanneer je hiervoor de tijd hebt.

5 NA HET VOORLEZEN Weet je het nog? Stel na het voorlezen enkele vraagjes over het boek. - Wat was er goed aan het verhaal? - Wat vond je grappig? - Wat vond je spannend? - Wat bezocht Miel allemaal in de stad? - Wat zijn de verschillen tussen het huis van Miel en de woning van Divine? - Waar zou jij het liefst willen wonen? Waarom? - Waarom maakten Miel en Divine ruzie? - Welk idee had tante Saar? - Weet je nog waar Miel een groentetuin opmerkte? Waar was dat? - Wie kan er vertellen wat een museum is? Wat is er allemaal te zien? - Een boerderij in de stad waar stond die? - Waarom mag je in een museum nergens aan komen, denk je? - De man in de winkelstraat beeldde een standbeeld uit. Wat deed Divine? Hoe reageerde de man? Wat deed tante Saar? Kunnen jullie ook een standbeeld uitbeelden? We doen het eens samen Wie houdt dit het langste vol?! - Enzovoorts We bouwen zelf een stad! Welke plaatsen zijn in de stad? Welke op het platteland? Laat de kinderen herhalen welke plaatsen er in het boek aan bod komen. Het platteland (de boerderij van Miel en zijn ouders, en zijn hondje Dax) Het appartement van Divine, tante Saar en oom Frank (en Blub!) Het museum De winkelstraat Het park (waar Miel wil oversteken en naar oom Frank wil rennen) Vertel dat jullie de stad van Divine zullen nabouwen met allerlei (wegwerp)materiaal. Neem de praatplaat erbij. Welke plaatsen/gebouwen/ merken ze nog op in de stad? (een basisschool, een museum, een sportschool, een supermarkt, een speelgoedwinkel, veel auto s, een bus, een park, appartementen, parkeerplaatsen )

6 Wat kan er nog in een stad te vinden zijn? (een kapper, een pizzeria, een restaurant, een ziekenhuis ) Verdeel de gebouwen/plaatsen onder de kinderen. Ze mogen per twee werken. Samen gaan jullie een stad nabouwen. Enkele ideetjes om dit aan te pakken: 1) Huisjes maken met klontjes. 2) Een brug over het water maken met houten spateltjes. 3) Appartementsgebouwen maken met kartonnen schoendozen. 4) Een winkel maken uit een grote, kartonnen doos. Bv. Eerst de ramen en deur erin maken, die gewoon open kunnen klappen. Een hartje maken in de ramen en een dakraampje. (Kun je er best zelf uitsnijden met een stanleymes). Van de bovenste fl appen kun je een schuin dak maken, met een extra stuk karton. Met een melkpak kun je een schoorsteen maken. De kinderen kunnen de winkel dan schilderen. Door in tijdschriften op zoek te gaan naar zaken die in de winkel kunnen passen, kunnen ze een etalage maken. Bijvoorbeeld broodjes en taarten voor een bakkerij. Enzovoorts... 5) Met houten blokken maken ze fl ats die tegen elkaar gebouwd zijn. 6) Een auto knutselen met het kind aan het stuur. Bijvoorbeeld: de omtrek van de auto knip je uit een kartonnen bordje. De wielen zijn wc-rolletjes die je in stukken knipt. Hun auto mogen ze mooi verven. Een foto van het kind achter het stuur, en de wagen is klaar! Allemaal netjes achter elkaar, kunnen ze een fi le vormen 7) Een verkeerslicht knutselen. Enzovoorts