Kinderen met Angststoornissen met en zonder Autisme Spectrum Stoornissen: Het verschil op symptoomniveau?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Kinderen met Angststoornissen met en zonder Autisme Spectrum Stoornissen: Het verschil op symptoomniveau?"

Transcriptie

1 Kinderen met Angststoornissen met en zonder Autisme Spectrum Stoornissen: Het verschil op symptoomniveau? Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam Auteur: I.W. Bonger Drs. F.J.A. van Steensel Prof. Dr. S.M. Bögels Amsterdam, Mei 2011

2 Abstract The current study examined possible differences and similarities in symptomatology of anxiety disorders between children with an autism spectrum disorder (ASD) and clinical anxiety and children with clinical anxiety. In this study two groups were compared: a group of children who suffered from anxiety disorder(s) (N=98) and a group with children who were diagnosed with an ASD and co morbid anxiety disorder(s) (N=98). They all completed the ADIS, a semi-structured interview for diagnosing anxiety and other psychiatric disorders. Based on pre-treatment measurements, few significant differences were found between groups; (1) Specific phobia was more common in children with ASD compared to the clinically anxious children, and (2) Agoraphobia was more common in children with anxiety disorders (without an ASD). Overall there were more similarities than differences between the two groups with respect to the type and severity of anxiety symptoms. Children from the anxiety group had more fear for elevator and small rooms, whereas children with ASD had more fear for doctors and dentists. As the anxiety symptoms of children with ASD resemble those of children with anxiety disorders (without ASD), children with ASD may also benefit from usual treatment for anxiety disorders. Study limitations are identified and considerations for future research is presented. 2

3 Inhoudsopgave: Abstract Inleiding Angststoornissen Angststoornissen bij kinderen met ASS Vergelijking tussen kinderen met ASS en kinderen met angststoornissen Vraagstellingen en hypotheses Onderzoeksmethode Proefpersonen meetinstrumenten procedure Resultaten Aanpak Verschil in type angststoornis Verschil op symptoomniveau Discussie Referenties

4 2 Inleiding 2.1 Angststoornissen Een angststoornis is een psychische aandoening die zich kenmerkt door de aanwezigheid van een pathologische angst. De prevalentie van angststoornissen is 6-10% (Carr, 2006). Angststoornissen komen veel voor bij kinderen; Kashani & Orvaschel vonden de volgende prevalenties: bij kinderen van 8 jaar oud had 25.7% een angststoornis, bij kinderen van 12 jaar oud was dit 15.7% en bij kinderen van 17 jaar oud was dit 21.4% (in Barrett & Ollendick, 2004). Bij dertien tot achttienjarige noemen Verhulst, Van der Ende, Ferdinand en Kasius (1997) een prevalentie van 23.5%. Onder angststoornissen zijn verschillende soorten te onderscheiden, elk met hun eigen prevalenties. De prevalentie van de gegeneraliseerde angststoornis onder kinderen is 5%, voor de obsessieve compulsieve stoornis (hierna omschreven als OCD ) is dit 2.5%, voor de sociale fobie 3-13% en wat betreft een specifieke fobie is dit % (American Psychiatric Association [APA], 2000). Met betrekking tot de agorafobie zijn geen goede prevalentie gegevens voor kinderen voorhanden (Verhulst, Van der Ende, Ferdinand & Kasius, 1997). Agorafobie zonder paniek komt voor bij 0.9% van de mannen en bij 2.2% van de vrouwen in Amerika (de Beurs, Vandereyken, & van Widenfelt, 2004). 2.2 Angststoornissen bij kinderen met ASS Een autisme spectrum stoornis (hierna omschreven als ASS ) heeft de volgende kenmerken: kwalitatieve afwijkingen in de communicatievaardigheden en de sociale interactie en stereotype gedragingen wel of niet gecombineerd met stereotype interesses. ASS kent verschillende subtypes, waarvan de meest voorkomende de volgende drie zijn: syndroom van Asperger, Pervasive Development Disorder not otherwise specified (hierna omschreven als PDD-NOS ) en de autistische stoornis (ook wel klassiek autisme genoemd) (APA, 2000). Kinderen met een ASS-diagnose komen in Nederland steeds meer voor. Dit komt onder andere door de toevoeging van de diagnose PDD-NOS. In 2003 werd er een schatting gemaakt van 60 per kinderen (Fombonne, 2003; Johnson & Myers, 2007). De afgelopen 30 jaar zijn de kenmerken van ASS meer onderzocht en is de definitie van ASS breder geworden. Eerdere onderzoeken suggereren dat kinderen met ASS een significant hoger niveau van angst ervaren dan kinderen uit de normale populatie (Farrugia & Hudson, 2006; Gllott, Furnis & 4

5 Walter, 2001; Kim, Szatmari, Bryson, Steiner & Wilson, 2000; Russell & Sofronoff, 2005; Weisbrot, Gadow, DeVincent & Pomery, 2005). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat al een minimale verandering in de omgeving voor verwarring en stress kan zorgen bij een autistisch kind (Groden, Cantela, Prince & Berryman, 1994). De prevalentie van kinderen met ASS en een comorbide angststoornis is onderzocht door Simonoff en collega s (Simonoff, Pickles, Charman, Handler, Loucas en Baird, 2008). Zij vonden bij kinderen met ASS de volgende angststoornissen (met bijhorende prevalenties): sociale angst (29.2%), gegeneraliseerde angststoornis (13.4%) en paniekstoornis (10.1%). In dit onderzoek wordt de prevalentie van het hebben van een angststoornis bij 41.9% van de kinderen met ASS geconstateerd. Muris, Steerneman, Merckelbach, Holdrinet en Meesters (1998) concludeerde in hun onderzoek bij kinderen met PDD-NOS de prevalenties van verschillende angststoornissen: simpele fobieën (63.6%), sociale fobie (20.5%), agorafobie (45.5%), paniekstoornis (9.1%), OCD (11.4%) en separatie angststoornis (27.3%). De prevalentie van het hebben van een angststoornis (bij kinderen met ASS) wordt in het onderzoek van Muris et al. (1998) geschat op 84.1%. Het verschil in de prevalentie gevonden in deze twee studies (41.9% versus 84.1%) kan liggen in het feit dat Muris et al. hun onderzoek richtten op kinderen met PDD-NOS (volgens DSM-III criteria), terwijl Simonoff et al. (2008) een onderzoeksgroep hadden van kinderen met een autisme spectrum stoornis in het algemeen (aan de hand van de DSM-IV criteria). Daarnaast zit er 10 jaar tussen de onderzoeken, een periode waarin zoals eerder genoemd, de prevalentie van kinderen met een ASS diagnose is toegenomen. 2.3 Vergelijking tussen kinderen met ASS en kinderen met angststoornissen Bovenstaande onderzoeken laten zien dat in vergelijking met kinderen uit de normale populatie angststoornissen vaker voorkomen bij kinderen met ASS. Dit zegt enkel iets over de aanwezige angststoornissen, maar niet over de aanwezige symptoomverschillen binnen die angststoornissen. Daar zal hieronder op in worden gegaan. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat angst(stoornissen) bij kinderen met ASS een veel voorkomend probleem is. Russell en Sofronoff (2005) vergeleken de aanwezigheid van angst bij kinderen met het syndroom van Asperger met kinderen met een klinische angststoornis en normaal ontwikkelende kinderen in de leeftijd van 10 tot 13 jaar. Zij zien op grond van ouderrapportages zowel een grotere aanwezigheid van angst in het algemeen, als meer OCD symptomen bij kinderen met ASS. Farrugia en Hudson (2006) hebben dezelfde onderzoeksgroepen met elkaar vergeleken, maar dan bij adolescenten van 12 5

6 tot 16 jaar. Zij zien bij adolescenten met het syndroom van Asperger naast OCD ook vaker kenmerken van sociale fobie en gegeneraliseerde angststoornis. Beide onderzoeken vinden verschillen tussen kinderen met en zonder ASS, in de ernst van bepaalde angstsymptomen. Echter, er dient opgemerkt te worden dat er meer overeenkomsten dan verschillen gevonden zijn. Onderzoek naar mogelijke verschillen of overeenkomsten op symptoomniveau is schaars, of beperkt zich veelal tot volwassenen. Het is echter de vraag of de resultaten die gevonden zijn bij volwassenen met ASS generaliseerbaar zijn naar kinderen met ASS. Aan de ene kant zou beargumenteerd kunnen worden dat ASS een stoornis is die gebruikelijk in de kindertijd gediagnosticeerd wordt en niet meer verdwijnt (APA, 2000), wat suggereert dat de onderzoeksbevindingen over volwassenen met ASS mogelijk (deels) generaliseerbaar kunnen zijn naar kinderen. Aan de andere kant dient opgemerkt te worden dat kinderen andere angststoornissen kunnen ontwikkelen of dat angststoornissen op symptoomniveau kunnen verschillen met volwassenen doordat kinderen in een andere ontwikkelingsfase en belevingswereld zitten. De onderzoeken die hebben plaatsgevonden op symptoomniveau zullen hieronder achtereenvolgens besproken worden. Matson en Love (1990) hebben gekeken naar de intensiteit van angst bij kinderen met ASS in vergelijking met kinderen zonder ASS van dezelfde leeftijd (gemiddelde leeftijd was 9.5 jaar). In dit onderzoek ging het niet om kinderen met een angststoornis, maar om de angsten van het kind die de ouders rapporteerden. Kinderen met ASS lieten meer angst zien voor onweer, donkere plekken, grote menigten, donkere kamers of kasten, naar bed gaan in het donker en gesloten ruimtes. Kinderen zonder ASS lieten meer angst zien voor geesten of spoken, slangen, scherpe objecten en vreemde of eng uitziende honden. De resultaten van deze studie geven aan dat er een verschil bestaat in de soort angsten, maar niet in ernst of het aantal angsten. Een mogelijk probleem met deze studie is echter dat de angsten gerapporteerd werden door de ouders. Onderzoek van Lapouse en Monk s uit 1959 (zoals beschreven in Matson & Love, 1990) liet zien dat moeders een stuk minder angsten rapporteren dan hun kinderen zeggen te ervaren; de angsten van het kind blijken niet altijd accuraat observeerbaar. Het onderscheid in symptomen van een sociale angststoornis en OCD bij volwassenen met of zonder ASS is in 2008 onderzocht door Cath, Ran, Smit, van Balkom & Comijs (2008). Dit onderzoek wijst uit dat volwassenen met een ASS en comorbide OCD óf een sociale angststoornis meer angst (in het algemeen) ervaren dan volwassenen zonder ASS. Volwassenen met alleen een sociale angststoornis ervaren echter op een gelijk niveau sociale angst als iemand met ASS en een comorbide sociale angststoornis. 6

7 In het onderzoek van McDougle et al. (1995) wordt geconcludeerd dat er significante verschillen zijn in de dwanggedachtes en dwanghandelingen tussen volwassenen met ASS en volwassenen met OCD. Volwassenen met ASS hebben minder dwanggedachtes met betrekking tot agressie, verontreiniging, seks, religie, symmetrie en somatische betrekkingen dan volwassenen met enkel OCD. De dwanggedachtes waarvan gevonden werd dat deze minder voorkwamen bij volwassenen met ASS kunnen allemaal in een sociale context geplaatst worden. Wat dit mogelijk kan verklaren is dat mensen met ASS sowieso beperkingen laten zien m.b.t. de sociale interactie (APA, 2000). Dwanggedachtes die vaker voorkomen bij volwassenen met ASS worden niet expliciet genoemd in dit onderzoek. Het kunnen plaatsen van angsten in de sociale context is in het onderzoek van Baron- Cohen en Weelwright (1999) ook beschreven. Dit onderzoek toonde verschillende patronen van obsessies aan bij kinderen met autisme in vergelijking met kinderen met het Tourette syndroom. Op symptoomniveau kwam naar voren dat kinderen met autisme meer obsessies hebben in relatie tot folk physics (denk aan machines, voortuigen en computers) en minder obsessies in folk psychology (waar bijvoorbeeld roddelen en relaties onder wordt verstaan). 2.4 Vraagstellingen en hypotheses De voorgaande alinea s maken duidelijk dat wetenschappelijk onderzoek over de verschillen tussen kinderen met een angststoornis en kinderen met ASS en een angststoornis op symptoomniveau beperkt is. Wel is bekend dat angststoornissen vaak voorkomen bij kinderen met een ASS (Fombonne, 2003) en dat zij hogere angstniveaus hebben in vergelijking met kinderen uit een normale populatie (Farrugia & Hudson, 2006; Gillott, Furnis & Walter, 2001; Russell & Sofronoff, 2005). Het doel van dit onderzoek is om te bekijken hoe vaak specifieke symptomen binnen verschillende angststoornissen voorkomen bij kinderen met ASS in vergelijking tot normaal functionerende kinderen met een angststoornis. Om dit te doen zullen er twee onderzoeksvragen worden beantwoord: (1) bestaat er een verschil in de typen angststoornissen tussen kinderen met ASS gecombineerd met een angststoornis en kinderen met alleen een angststoornis, en (2) bestaat er een verschil in de specifieke vormen van angststoornissen op symptoomniveau bij kinderen met ASS gecombineerd met een angststoornis en kinderen met alleen een angststoornis? De hypothese voor onderzoeksvraag 1 is dat er weinig verschil bestaat in type en ernst van de angststoornis tussen kinderen met ASS gecombineerd met een angststoornis en kinderen met alleen een angststoornis (Farugia & Hudson, 2006; Russell & Sofronoff, 2005). Wat betreft de tweede onderzoeksvraag is de verwachting dat er een significant verschil bestaat in de specifieke 7

8 vormen van een angststoornis op symptoomniveau bij kinderen met ASS gecombineerd met een angststoornis en kinderen met alleen een angststoornis (Cath et al., 2008; Matson & Love, 1990). Als blijkt dat er geen verschil is in type en ernst van de angststoornis tussen de twee groepen, zouden de behandelprogramma s ontwikkeld voor kinderen met angststoornissen mogelijk goed inzetbaar kunnen zijn voor kinderen met ASS en comorbide angststoornissen. Cognitieve Gedragstherapie voor angststoornissen is effectief gebleken bij kinderen zonder ASS (Kendall, 1994; Nauta, 2005), maar zal zodoende ook mogelijk effectief en toegankelijk kunnen zijn voor kinderen met ASS. Daartegenover staat dat als duidelijk wordt dat er wel een verschil is in het voorkomen van bepaalde typen angststoornissen, of indien veel verschillen zijn op symptoomniveau, dat dan de behandelprogramma s mogelijk specifiek moeten worden aangepast voor de angsten van kinderen met ASS of dat zelfs nieuwe programma s moeten worden ontwikkeld. 8

9 3 Onderzoeksmethode 3.1 Proefpersonen De totale onderzoeksgroep bestaat uit 196 kinderen. De groep bestaat uit kinderen van 8 tot en met 18 jaar met ASS (PDD-NOS, Asperger of een autistische stoornis) en comorbide angststoornissen (N=98) en kinderen van 8 tot en met 18 jaar met uitsluitend angststoornissen (N=98). De gemiddelde leeftijd van de gehele onderzoeksgroep is jaar (SD = 2.797). Inclusiecriteria waren: (1) het hebben van een gediagnosticeerde angststoornis (met of zonder ASS) en (2) tenminste één ouder bereid tot deelname aan het onderzoek. Exclusiecriteria waren: (1) acute suïcidaliteit; (2) psychotische stoornis; (3) IQ<70; (4) V-code van huidig seksueel of fysiek misbruik, en; (5) CGT gehad in het afgelopen jaar voor de behandeling van angststoornissen. Alle kinderen zijn afkomstig van verschillende GZZ instellingen en zijn daar aangemeld in verband met hun angstproblematiek. De groep met kinderen met een angststoornis (hierna omschreven als angstgroep ) bestaat uit 98 kinderen, waarvan 53 jongens en 45 meisjes met een gemiddelde leeftijd van jaar (SD = 2.717). De groep kinderen met ASS en comorbide angststoornis (hierna omschreven als ASS + angstgroep ) bestaat uit 98 kinderen, waarvan 74 jongens en 24 meisjes. De gemiddelde leeftijd is jaar (SD = 2.743). De twee onderzoeksgroepen verschillen significant van elkaar in leeftijd (t = 3.258; p =.001) en verschillen significant van elkaar in geslacht (t = 3.206; p =.002). Van de totale populatie (N = ontbrekende waarde) bezoeken 92 kinderen (47.2%) het basisonderwijs, waarvan 79 (40.5%) het reguliere basisonderwijs (angstgroep n = 34, ASS + angstgroep n = 45) en 13 (6.7%) het speciaal basisonderwijs (angstgroep n = 1, ASS + angstgroep n = 12). De onderzoeksgroepen verschillen significant (X² = 5.917; p =.015) van elkaar wat betreft het volgen van regulier versus speciaal basisonderwijs. Significant meer kinderen uit de ASS + angstgroep volgen het speciale basisonderwijs. Het voortgezet onderwijs wordt gevolgd door 103 kinderen (52.8%) van de totale populatie. Er is een onderscheid gemaakt in het niveau van de cognitieve capaciteit van het kind. Kinderen vanaf 13 jaar oud die naar het (Z)MOK gaan vallen in de categorie speciaal onderwijs. VMBO Basis Beroepsgerichte Leerweg, VMBO Kader Beroepsgerichte Leerweg en VMBO Gemengde Leerweg vormen de categorie laag. De categorie midden zijn de kinderen die naar het VMBO Theoretische Leerweg en het MBO gaan. De categorie hoog zijn de kinderen die de HAVO, het VWO of het HBO volgen. Er volgen 8 kinderen (7.8%) 9

10 het speciaal voortgezet onderwijs (angstgroep n = 1, ASS + angstgroep n = 7), 29 kinderen (28.2%) volgen onderwijs in de categorie laag (angstgroep n = 20, ASS + angstgroep n = 9), 29 kinderen (28.2%) volgen onderwijs in de categorie midden (angstgroep n = 20, ASS + angstgroep n = 9) en tenslotte volgen 37 kinderen (35.9%) onderwijs in de categorie hoog (angstgroep n = 21, ASS + angstgroep n = 16). De twee groepen verschillen niet significant (U = -.463; p =.643) van elkaar. In tabel 1 is een totaaloverzicht te zien van het type onderwijs van het kind per onderzoeksgroep. Tabel 1: frequentietabel van het type onderwijs van het kind per onderzoeksgroep. Angstgroep ASS + angstgroep Gehele populatie Basis Onderwijs 34 (35.1) 45 (45.9) 79 (40.5) Speciaal- onderwijs 1 (1.0) 11 (11.2) 12 (6.2) (Z)MOK 12 jaar 0 (0.0) 1 (1.0) 1 (0.5) (Z)MOK 12 jaar 1 (1.0) 7 (7.1) 8 (4.1) VMBO BBL 8 (8.2) 6 (6.1) 14 (7.2) VMBO KBL 8 (8.2) 3 (3.1) 11 (5.6) VMBO GL 4 (4.1) 0 (0.0) 4 (2.1) VMBO TL 14 (14.4) 8 (8.2) 22 (11.3) HAVO 14 (14.4) 5 (5.1) 194 (9.7) VWO 7 (7.2) 11 (11.2) 18 (9.2) MBO 6 (6.2) 1 (1.0) 7 (3.6) HBO 0 (0.00) 0 (0.00) 0 (0.00) Totaal 97 (100%) 98 (100%) 195 (100%) In de totale populatie doen 189 moeders mee aan het onderzoek met een gemiddelde leeftijd van jaar (SD = 5.262). Binnen de angstgroep participeren 93 moeders aan het onderzoek. De moeders hebben een gemiddelde leeftijd van jaar (SD = 5.293). In de ASS + angstgroep doen 96 moeders mee. Zij hebben een gemiddelde leeftijd van jaar (SD = 5.244). De leeftijd van de moeders is niet significant verschillend (t = 0.761; p =.448) tussen de twee onderzoeksgroepen. Voor een overzicht van het opleidingsniveau van de moeders, zie tabel 2. De angstgroep en de ASS + angstgroep zijn niet significant verschillend met betrekking tot het opleidingsniveau van de moeders (U = ; p =.158). Aan het onderzoek doen 138 vaders mee met een gemiddelde leeftijd (N = 138) van jaar (SD = 5.197). De angstgroep bestaat uit 68 vaders. Zij hebben een gemiddelde leeftijd van (SD = 5.281). Binnen de ASS + angstgroep doen 70 vaders mee met een gemiddelde leeftijd van jaar (SD = 5.065). De leeftijd van de vaders is niet significant 10

11 verschillend (t = 1.514; p =.132) tussen de twee onderzoeksgroepen. De angstgroep en de ASS + angstgroep zijn niet significant verschillend met betrekking tot het opleidingsniveau van de vaders (U = ; p =.237) (zie tabel 2 voor een overzicht van het opleidingniveau van de vaders). Tabel 2: Frequentietabel van het type onderwijs van de ouders per onderzoeksgroep. Angstgroep ASS + angstgroep Gehele populatie Moeder Vader Moeder Vader Moeder Vader Geen 0 (0.0) 1 (1.5) 0 (0.0) 1 (1.4) 0 (0.0) 2 (1.4) LBO 17 (18.5) 15 (22.1) 14 (14.7) 8 (11.4) 31 (16.6) 23 (16.7) MAVO 18 (19.6) 7 (10.3) 16 (16.8) 7 (8.4) 34 (18.2) 14 (10.1) HAVO 5 (5.4) 2 (2.9) 7 (7.4) 3 (4.3) 12 (16.4) 5 (3.6) MBO 25 (27.2) 19 (27.9) 31 (32.6) 23 (32.9) 56 (29.9) 42 (33.4) VWO 1 (1.1) 1 (1.5) 0 (0.00) 1 (1.4) 1 (0.5) 2 (1.4) HBO 20 (21.7) 16 (23.5) 25 (26.3) 18 (25.7) 45 (24.1) 34 (24.6) WO 2 (2.2) 6 (8.8) 2 (2.1) 8 (11.4) 4 (2.1) 14 (10.1) Basis Onderwijs 4 (4.3) 1 (1.5) 0 (0.00) 1 (1.4) 4 (2.1) 2 (1.4) Totaal 92 (100%) 68(100 %) 95 (100 %) 70(100 %) 187 (100%) 138 (100%) 3.2 meetinstrumenten Voor dit onderzoek zijn de ADIS-C kindformulier en ADIS-P ouderformulier (Siebelink & Treffers, 2001) afgenomen. Dit is een gestructureerd diagnostisch interview, wat bij zowel de ouders als de kinderen afgenomen wordt. De vragenlijst wordt gebruikt om het type, aantal en de ernst van de angststoornissen van het kind te bepalen. Beide versies nemen ongeveer een uur in beslag. In het huidige onderzoek is er gekeken naar de agorafobie, gegeneraliseerde angststoornis, OCD, sociale fobie, separatieangststoornis, paniekstoornis, post-traumatische stress stoornis (hierna omschreven als PTSS ) en de specifieke fobie. Bovenstaande angststoornissen zullen meegenomen worden in onderzoeksvraag 1. Voor de tweede onderzoeksvraag zal gekeken worden naar de agorafobie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessieve-compulsieve stoornis (OCD), sociale fobie en de specifieke fobie. Dit heeft als reden dat in de ADIS-C en ADIS-P (Siebelink & Treffers, 2001) voor deze angststoornissen in gaat op kenmerken op symptoomniveau. De sociale fobie is bijvoorbeeld onder te verdelen in 22 items zoals vragen beantwoorden in de klas en een gesprek beginnen. Bij de specifieke fobie wordt er onderscheid gemaakt tussen 17 items zoals hoge plekken en dokters en tandartsen. De agorafobie bestaat uit 10 items zoals angst bij dan wel 11

12 voor de kantine en menigten. Gegeneraliseerde angststoornis wordt gespecificeerd in 20 items (onder andere school en kleine dingen ). OCD bestaat in de ADIS-C uit 12 items en de ADIS-P uit 15 items, voorbeelden zijn agressie en onzinnige gedachtes. In de ADIS- C/P is naast het symptoomniveau ook gevraagd naar een ernst/angstbeoordeling (Siebelink & Treffers, 2001). Deze geeft in een schaal van 0 tot en met 8 aan hoe hoog iemand de angst ervaart. Dit is relevant om te kijken hoeveel last iemand van het symptoom heeft binnen de betreffende angststoornis. De Cotan heeft de ADIS-C/P nog niet beoordeeld, maar de studie van Silverman, Saavedra en Pina (2001) toont aan dat de ADIS-C/P een zeer hoge betrouwbaarheid kent voor het diagnosticeren van een angststoornis. 3.3 procedure De voor het onderzoek geselecteerde kinderen werden op een natuurlijke wachtlijst geplaatst. Een eerste meting vond plaats in deze wachtperiode. Afhankelijk van de verstreken tijd vond een tweede meting (direct) voor aanvang van de therapie plaats. Na afloop van de 12 sessies durende therapie, vond een nameting plaats, vervolgens een follow-up meting 3 maanden na afloop van de therapie, een follow-up meting 1 jaar na afloop van de therapie en een laatste follow-up meting 2 jaar na afloop van de therapie. Voor het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van de gegevens van de eerste meting. De kinderen volgden de Cognitieve Gedragstherapie Denken + Doen = Durven ontwikkeld door Susan Bögels. Deze therapie bestaat in totaal uit 15 sessies, waarbij zowel kind als ouder(s) worden betrokken. Voor het huidige onderzoek is gebruik gemaakt van de data van de voormeting. 12

13 4 Resultaten 4.1 Aanpak Er zijn twee onderzoeksgroepen vergeleken, namelijk de kinderen met een angststoornis (angstgroep) en kinderen met ASS in combinatie met een angststoornis (ASS + angstgroep), om te kijken of er verschillen zijn tussen deze twee groepen wat betreft (1) de soorten angststoornissen, en (2) de symptomen van de verschillende angststoornissen. Hiervoor zijn verschillende analyses uitgevoerd. Er is met behulp van een chi-kwadraat toets gekeken of bepaalde angststoornissen en angstsymptomen wel of niet vaker voorkwamen bij kinderen met een ASS en comorbide angststoornissen in vergelijking met kinderen met angststoornissen (zonder een ASS). Daarnaast is met behulp van verschillende t-toetsen gekeken of het aantal symptomen (interval variabele) en de ernst van de symptomen (interval variabele) op klinisch niveau (ernst van een symptoom 4) van de angststoornissen tussen de twee groepen verschilden. 4.2 Verschil in type angststoornis. Tabel 3 geeft een overzicht van hoe vaak een bepaalde angststoornis voorkomt en of de groepen verschillen in het voorkomen van bepaalde angststoornissen. Links staat de ouderrapportage en rechts de kinderrapportage vermeld. Tussen de groepen werd een verschil gevonden met betrekking tot de specifieke fobieën (voor zowel ouder- als kindrapportage) en met betrekking tot de agorafobie (kindrapportage, maar niet ouderrapportage). Voor de specifieke fobie werd gevonden dat deze angststoornis significant vaker voorkomt bij kinderen met ASS in vergelijking met kinderen met angststoornissen. Met betrekking tot de agorafobie werd gevonden dat deze angststoornis vaker voorkomt bij kinderen met angststoornissen in vergelijking met kinderen met ASS. Echter, alleen met betrekking tot de kindrapportage werd voor de agorafobie een significant verschil gevonden. Voor de overige angststoornissen (separatieangst, sociale fobie, paniekstoornis, gegeneraliseerde angststoornis, OCD en PTSS) zijn geen groepsverschillen aangetroffen. 13

14 Tabel 3: Verschillen in voorkomen van typen angststoornissen bij kinderen met angststoornissen met en zonder autisme-spectrum stoornis; volgens het ADIS interview ouder- en kindrapportage; middels de Chi-kwadraat toets. Ouderrapportage Kindrapportage Angstgroep N=98 ASS + Angstgroep N=98 x² p Angstgroep N=98 ASS + Angstgroep N=98 x² p Separatieangst 20 (20.4 ) 25 (25.5) (25.5) 20 (20.4) Sociale fobie 50 (51.0) 57 (58.2) (48.0) 42 (42.9) Specifieke fobie 61 (62.3) 79 (80.6) * 59 (60.2) 74 (75.5) * Paniekstoornis 5 (5.1) 7 (7.1) (8.2) 4 (4.1) Agorafobie 15 (15.3) 8 (8.2) (15.3) 6 (6.1) * Gegeneraliseerde 54 (55.1) 52 (53.1) (43.9) 37 (37.8) angststoornis Obsessievecompulsieve 13 (13.3) 12 (12.2) (15.3) 9 (9.2) stoornis PTSS 9 (9.2) 8 (8.2) (10.2) 5 (5.1) * significant verschil bij α < Verschil op symptoomniveau. In de ADIS-C/P wordt voor de volgende angststoornissen de verschillende symptomen en de ernst ervan uitgevraagd: sociale fobie, agorafobie, gegeneraliseerde angststoornis en OCD. Voor de specifieke fobie is het voorkomen van de verschillende soorten specifieke fobieën (en de ernst ervan) uitgevraagd. In tabel 4 is het verschil op symptoomniveau van de sociale fobie weergegeven. De sociale fobie bestaat binnen de ADIS-C/P uit 22 symptomen. Binnen de angstgroep rapporteerden 74 ouders gemiddeld 5.11 symptomen, de 68 kinderen noemden 4.97 symptomen. Binnen de ASS + angstgroep rapporteerden 62 ouders gemiddeld 3.46 symptomen, de 62 kinderen noemden 4.95 symptomen. Het totale aantal symptomen van de sociale fobie verschilt niet significant tussen de twee groepen (ouder- en kindrapportage). Ook op het voorkomen van bepaalde symptomen van de sociale fobie worden geen groepsverschillen gevonden. Interessant is dat het symptoom angst om met mensen te praten die je niet kent zowel bij de ouder- als de kindrapportage in beide condities het meest genoemd werd. 14

15 Tabel 4:Verschillen in voorkomen van sociale fobie op symptoomniveau bij kinderen met angststoornissen met en zonder autismespectrum stoornis; volgens het ADIS interview ouder- en kindrapportage; middels de t- toets. Ouderrapportage kindrapportage AN N=74 AS N=62 X² P X² p Vragen beantwoorden in de klas 23 (31.1) 23 (37.1) (33.8) 20 (32.3) Een spreekbeurt houden 33 (44.6) 30 (48.4) (43.1) 29 (46.8) De leraar iets vragen/om hulp vragen 23 (31.1) 27 (42.2) (20.6) 14 (22.6) Proefwerk maken 16 (21.6) 13 (20.9) (14.7) 11 (17.4) Op het bord schrijven 13 (17.6) 18 (29.0) (26.5) 13 (20.9) Werken of spelen met een groepje 13 (17.6) 17 (27.4) (8.8) 12 (19.4) Gymnastiek 6 (8.1) 4 (6.5) NG NG 6 (8.8) 7 (11.3) Over de gang lopen 8 (10.8) 9 (14.5) (14.7) 4 (6.5) Een gesprek beginnen 20 (27.0) 26 (41.9) (25.0) 22 (35.5) Op school naar de wc gaan 8 (10.8) 13 (20.9) (4.4) 5 (8.1) Eten met anderen 14 (18.9) 6 (9.7) NG NG 9 (13.2) 4 (6.5) Bijeenkomst van bijv. de scouting 13 (17.6) 7 (11.3) (14.7) 8 (12.9) Opbellen of de tel. Beantwoorden 18 (24.3) 21 (33.9) (16.2) 20 (32.3) Meedoen aan een wedstrijd 12 (16.2) 16 (25.8) (26.5) 15 (24.2) Een vriend(innet)je uitnodigen 10 (13.5) 19 (30.7) (13.2) 10 (16.1) Met een volwassene praten 14 (18.9) 16 (25.8) (13.2) 8 (12.9) Met mensen praten die je niet kent 35 (47.3) 37 (59.7) (55.9) 35 (56.4) Op partijtjes, schoolfeesten zijn 14 (18.9) 23 (37.1) (27.9) 13 (20.9) Een (pas)foto maken 9 (12.2) 5 (8.1) (16.2) 7 (11.3) Een afspraakje maken/hebben 14 (18.9) 14 (22.6) (19.1) 9 (14.5) Nee zeggen 32 (43.2) 26 (41.9) (38.2) 20 (32.3) Zeggen dat iemand moet ophouden 30 (40.5) 24 (38.7) (30.9) 21 (33.9) X (SD) X (SD) t P X (SD) X (SD) t p Totaal aantal symptomen 5.11 (3.78) 3.46 (4.11) (4.09) 4.95 (3.56) NG= Niet Getoetst door frequentie te klein om betrouwbaar te kunnen toetsten. AN= Angstgroep, AS= ASS + angstgroep. AN N=68 AS N=62 In tabel 5 is het verschil in het type specifieke fobie weergegeven. De specifieke fobie bestaat binnen de ADIS-C/P uit 17 typen. Binnen de angstgroep rapporteerden 72 ouders gemiddeld 3.81 verschillende specifieke fobieën, de 75 kinderen noemden er gemiddeld Binnen ASS + angstgroep rapporteerden 75 ouders gemiddeld 4.52 specifieke fobieën, en de 76 kinderen noemden er gemiddeld Het gemiddelde aantal specifieke fobieën verschilt niet significant tussen de twee groepen. Op het voorkomen van bepaalde specifieke fobieën worden wel enkele groepsverschillen gevonden. De specifieke fobie liften of kleine ruimten (p =.034) komt bij kinderen uit de angstgroep vaker voor in vergelijking met kinderen met ASS en een comorbide specifieke fobie (kindrapportage, maar niet ouderrapportage). De fobie 15

16 dokters of tandartsen (p =.023) komt bij kinderen met ASS en een comorbide specifieke fobie vaker voor in vergelijking met de kinderen uit de angstgroep (kindrapportage, maar niet ouderrapportage). Op basis van de ouderrapportages werden geen verschillen gevonden tussen de twee groepen. De specifieke fobie donker werd in de ouderrapportages bij de angstgroep het meest genoemd. De specifieke fobie dier werd in de ouderrapportage bij de ASS + angstgroep en in beide condities door de kinderen het meest genoemd. Tabel 5: Verschillen in voorkomen van specifieke fobie op type niveau bij kinderen met angststoornissen met en zonder autismespectrum stoornis; volgens het ADIS interview ouder- en kindrapportage; middels de t- toets. Ouderrapportage Kindrapportage AN N= 72 AS N= 75 X² P X² p Dier 29 (40.3) 40 (53.3) (45.3) 45 (59.2) Natuur Hoge plekken 21 (29.2) 18 (24.0) (32.0) 27 (35.5) Onweer of bliksem 22 (30.6) 30 (40.0) (15.3) 22 (28.9) Water 2 (2.8) 2 (2.7) NG NG 1 (1.3) 3 (3.9) Donker 38 (52.8) 37 (49.3) (34.7) 30 (39.5) Bloed/injectie/verwonding Een prik krijgen 23 (31.9) 31 (41.3) (29.3) 32 (42.1) Bloedafname 21 (29.2) 23 (30.7) (26.7) 25 (32.9) Bloed zien uit een wond 15 (20.8) 12 (16.0) (14.7) 13 (17.1) Situationeel Reizen 23 (31.9) 16 (21.3) (26.7) 17 (22.4) Liften of kleine ruimten 14 (19.5) 13 (17.3) (22.7) 9 (11.8) * Overig Harde geluiden 4 (5.6) 22 (29.3) (9.3) 16 (21.1) Verklede mensen 4 (5.6) 10 (13.3) (4.0) 12 (15.8) Dokters of tandartsen 7 (9.7) 16 (21.3) (12.0) 17 (22.4) * Overgeven 11 (15.3) 14 (18.6) (9.3) 9 (11.8) Stikken/ zich verslikken 8 (11.1) 9 (12.0) NG NG 12 (16.0) 7 (9.2) Ziek worden 13 (18.1) 15 (20.0) (24.0) 9 (11.8) Aangegeven door het kind: 19 (26.4) 31 (41.3) (32.0) 27 (35.5) X (SD) X (SD) T P X (SD) X (SD) T p Totaal aantal specifieke fobieën 3.81 (2.46) 4.52 (2.91) (2.58) 4.15 (2.35) AN N= 75 NG= Niet Getoetst door frequentie te klein om betrouwbaar te kunnen toetsten. AN= Angstgroep, AS= ASS + angstgroep. * significant verschil bij α < AS N=76 In tabel 6 is het verschil op symptoomniveau van de gegeneraliseerde angststoornis weergegeven. De gegeneraliseerde angststoornis bestaat binnen de ADIS-C/P uit 10 symptomen. Binnen de angstgroep rapporteerden 77 ouders gemiddeld 3.77 symptomen, de 16

17 72 kinderen noemden gemiddeld 3.72 symptomen. Binnen ASS + angstgroep rapporteerden 62 ouders gemiddeld 4.07 symptomen, de 49 kinderen noemden gemiddeld 3.06 symptomen. Het totale aantal symptomen van de gegeneraliseerde angststoornis verschilt niet significant tussen de twee groepen. Op het voorkomen van bepaalde symptomen van de gegeneraliseerde angststoornis worden geen groepsverschillen gevonden. Zowel de ouders van de kinderen uit beide condities als de kinderen met ASS noemde het symptoom sociaal/ interpersoonlijk het meest voorkomende piekeronderwerp. De kinderen uit de angstgroep rapporteerden school als het meest genoemde piekeronderwerp. Tabel 6: Verschillen in voorkomen van gegeneraliseerde angststoornis op symptoomniveau bij kinderen met angststoornissen met en zonder autismespectrum stoornis; volgens het ADIS interview ouder- en kindrapportage; middels de t- toets. Ouderrapportage Kindrapportage AN N= 77 AS N= 62 X² P X² p School 43 (55.8) 31 (50.0) (61.1) 21 (42.9) Prestaties 27 (35.1) 22 (35.5) (43.1) 12 (24.5) Sociaal/ interpersoonlijk 44 (57.1) 45 (72.6) (50.0) 22 (44.9) Kleine dingen 36 (46.8) 31 (50.0) (40.3) 19 (38.8) Perfectionisme 23 (29.9) 17 (27.4) (36.1) 9 (18.4) Gezondheid van zichzelf 21 (27.3) 17 (27.4) (30.6) 14 (28.6) Gezondheid van belangrijke 30 (38.9) 30 (48.4) (40.3) 21 (42.9) anderen Familie 29 (37.7) 19 (30.6) (29.2) 13 (26.5) Gebeurtenissen in de wereld 19 (24.7) 22 (35.5) (12.5) 10 (20.4) Iets anders: 18 (23.4) 18 (29.0) (29.2) 9 (18.4) X (SD) X (SD) t P X (SD) X (SD) t p Totaal aantal symptomen 3.77 (2.13) 4.07 (2.13) (2.36) 3.06 (1.98) AN= Angstgroep, AS= ASS + angstgroep. AN N= 72 AS N= 49 De agorafobie bestaat binnen de ADIS-C/P uit 20 symptomen. Volgens de ouderrapportage hadden 11 kinderen uit de angstgroep een agorafobie, tegenover 7 kinderen uit de ASS + angstgroep. Volgens de kindrapportage waren dit respectievelijk 13 en 7 kinderen. Aangezien de groepen te klein zijn om de verschillen in symptomen te toetsen, is deze enkel beschrijvend weergegeven in tabel 7. Er is wel gekeken of het aantal gerapporteerde symptomen van agorafobie tussen de groepen verschilt. De 11 ouders van de kinderen uit de angstgroep rapporteerden gemiddeld 5.27 symptomen, de ouders van de kinderen uit de ASS + angstgroep rapporteerden er gemiddeld Deze gemiddelden verschilden niet significant van elkaar. Met betrekking tot de kindrapportage werd gevonden dat 13 kinderen uit de angstgroep gemiddeld 6.46 symptomen rapporteerden en dat 7 kinderen 17

18 uit de ASS + angstgroep gemiddeld 3.43 symptomen noemden. Het totaal aantal symptomen van de agorafobie volgens de kindrapportage verschilt hierbij significant: kinderen met een agorafobie geven meer symptomen aan dan kinderen met ASS en een comorbide agorafobie. Tabel 7: Verschillen in voorkomen van agorafobie op symptoomniveau bij kinderen met angststoornissen met en zonder autismespectrum stoornis; volgens het ADIS interview ouder- en kindrapportage; totaal aantal sympt. middels de t- toets. Ouderrapportage Kindrapportage AN N= 11 Klaslokalen 6 (54.5) 2 (28.6) 7 (53.8) 1 (14.3) De schoolbus of schooltaxi 2 (18.2) 1 (14.3) 2 (15.4) 1 (14.3) De kantine 2 (18.2) 2 (28.6) 4 (30.8) 1 (14.3) Andere schoolsituaties 2 (18.2) 3 (42.9) 3 (23.1) 2 (28.6) Het rijden in een auto 2 (18.2) 0 (0.0) 1 (7.7) 1 (14.3) Openbaar vervoer 5 (45.5) 1 (14.3) 4 (30.8) 1 (14.3) Menigten 5 (45.5) 5 (71.4) 9 (69.2) 2 (28.6) Wachten in een rij 4 (36.4) 1 (14.3) 5 (38.5) 2 (28.6) Dokter- of tandartsbezoek 1 (9.1) 0 (0.0) 3 (23.1) 3 (42.9) Restaurants 1 (9.1) 2 (28.6) 2 (15.4) 1 (14.3) Bioscoop/theater/schouwburg 1 (9.1) 2 (28.6) 5 (38.5) 1 (14.3) Alleen thuis zijn 3 (27.3) 1 (14.3) 2 (15.4) 0 (0.0) Afgesloten ruimtes 4 (36.4) 1 (14.3) 4 (30.8) 1 (14.3) Open ruimtes 1 (9.1) 1 (14.3) 2 (15.4) 1 (14.3) Kerken of tempels 3 (27.3) 1 (14.3) 3 (23.1) 0 (0.0) Van huis weg zijn 3 (27.3) 2 (28.6) 6 (46.2) 1 (14.3) Wandelingen maken 1 (9.1) 1 (14.3) 2 (15.4) 0 (0.0) Winkels of winkelcentra 6 (54.5) 1 (14.3) 10 (76.9) 3 (42.9) Op kamp gaan/ kamperen 5 (45.5) 3 (42.9) 8 (61.5) 2 (28.6) Anders: 1 (9.1) 2 (28.6) 2 (15.4) 0 (0.0) AS N= 7 AN N= 13 X (SD) X (SD) t P X (SD) X (SD) t p Totaal aantal symptomen 5.27 (3.26) 4.43 (4.08) (2.73) 3.43 (2.57) * AN= Angstgroep, AS= ASS + angstgroep. * significant verschil bij α < AS N= 7 De obsessieve-compulsieve stoornis (OCD) bestaat binnen de ADIS-C uit 12 symptomen en de ADIS-P uit 15 symptomen. Volgens de ouderrapportage hadden 10 kinderen uit de angstgroep een OCD, tegenover 6 kinderen uit de ASS + angstgroep. Volgens de kindrapportage waren dit 13 kinderen uit de angstgroep en 9 kinderen uit de ASS + angstgroep. Aangezien ook deze groepen te klein zijn om de verschillen in symptomen te toetsen, is deze enkel beschrijvend weergegeven in tabel 8. Er is wel gekeken of het aantal gerapporteerde symptomen van een OCD tussen de groepen verschilt. De 10 ouders van de 18

19 kinderen uit de angstgroep rapporteerden gemiddeld 2.10 symptomen, de ouders van de kinderen uit de ASS + angstgroep rapporteerden er gemiddeld Deze gemiddelden verschilden niet significant. Met betrekking tot de kindrapportage werd gevonden dat 13 kinderen uit de angstgroep gemiddeld 2.30 symptomen rapporteerden en dat 9 kinderen uit de ASS + angstgroep gemiddeld 3.11 symptomen noemden. Ook deze gemiddelden verschilden niet significant. Tabel 8: Verschillen in voorkomen van obsessieve-compulsieve stoornis op symptoomniveau bij kinderen met angststoornissen met en zonder autisme-spectrum stoornis; volgens het ADIS interview ouder- en kindrapportage; totaal aantal sympt. middels de t- toets. Ouderrapportage Kindrapportage AN N= 10 Agressie 1 (10.0) 0 (0.0) 3 (23.1) 2 (22.2) Besmetting 4 (40.0) 4 (66.7) 4 (30.8) 3 (33.3) Onzekerheid 4 (40.0) 1 (16.7) 5 (38.5) 4 (44.4) AS N= 6 AN N= 13 Onzinnige gedachten: Zinnen of liedjes horen 1 (10.0) 0 (0.0) 3 (23.1) 2 (22.2) Nummers, woorden of letters herhalen 1 (10.0) 2 (33.3) 2 (15.4) 3 (33.3) Nummers, letters of gezegden gebruiken 1 (10.0) 0 (0.0) 0 (0.0) 1 (11.1) Hamsteren/ bewaren 1 (10.0) 2 (33.3) 2 (15.4) 3 (33.3) God of de duivel 1 (10.0) 1 (16.7) 1 (7.7) 3 (33.3) Symmetrie/ nauwkeurigheid: n.v.t. n.v.t. 4 (30.8) 2 (22.2) In goede volgorde zijn 2 (20.0) 2 (33.3) n.v.t. n.v.t. Gelijk zijn 1 (10.0) 1 (16.7) n.v.t. n.v.t. Allerlei: n.v.t. n.v.t. 2 (15.4) 3 (33.3) Afschuwelijke gedachten 2 (20.0) 2 (33.3) n.v.t. n.v.t. Gedachten over pijn doen 1 (10.0) 1 (16.7) n.v.t. n.v.t. Gedachten dat er iets mis is 3 (30.0) 1 (16.7) n.v.t. n.v.t. Gedachten over sex 1 (10.0) 0 (0.0) 1 (7.7) 1 (11.1) Overige gedachten 0 (0.0) 1 (16.7) 3 (23.1) 1 (11.1) X (SD) X (SD) T P X (SD) X (SD) t P Totaal aantal symptomen 2.1 (1.85) 2.5 (1.38) (2.50) 3.11 (2.09) AN= Angstgroep, AS= ASS + angstgroep. AS N= 9 19

20 5 Discussie Vooraf werd als doel van deze studie gesteld om te onderzoeken of er (1) een verschil bestaat in het voorkomen van bepaalde type angststoornissen en (2) een verschil op symptoomniveau binnen de angststoornis tussen kinderen met een angststoornis en kinderen met een ASS comorbide een angststoornis. Er is gebleken dat er op zowel het type als het symptoomniveau meer overeenkomsten dan verschillen te zien zijn tussen de twee groepen. Er werd met betrekking tot het hebben van een angstdiagnose (onderzoeksvraag 1) enkel een verschil gevonden voor de specifieke fobieën (voor zowel ouder- als kindrapportage) en met betrekking tot de agorafobie (kindrapportage, maar niet ouderrapportage) tussen de groepen. In eerder onderzoek (bijvoorbeeld: Russel & Sofronoff, 2005) is er, net als in het huidige onderzoek, ook weinig verschil gevonden tussen kinderen met een ASS en comorbide een angststoornis en kinderen met een angststoornis, wat betreft het type angststoornis. Zodoende is te concluderen dat in grote lijnen de bevindingen overeenkomen met eerder onderzoek (Farrugia & Hudson, 2006; Russel & Sofronoff, 2005). In tegenstelling tot het onderzoek van Russel en Sofronoff (2005) komt echter in het huidige onderzoek naar voren dat de specifieke fobie vaker voorkomt bij kinderen met een ASS en is voor OCD geen significant verschil gevonden tussen de ASS + angstgroep en de angstgroep. Een verklaring waarom een specifieke fobie vaker voorkomt in de ASS + angstgroep kan zijn dat kinderen met een ASS vaak overgevoelig zijn voor bepaalde prikkels (denk aan: geluiden of aanraking) (APA, 2000). Daarnaast kunnen kinderen met een ASS angsten ontwikkelen door hun motorische problemen (Rapp, Vollmer & Hovanetz, 2005). Ook dient opgemerkt te worden dat het onderzoek van Russell en Sofronoff (2005) gebaseerd is op de Spence Children s Anxiety Scale (SCAS), een angstsymptomenvragenlijst, terwijl in het huidige onderzoek de ADIS-C/P, een angstinterview, gebuikt is. Naast een verschil in het voorkomen van de specifieke fobie is ook een verschil gevonden in het voorkomen van de agorafobie. Er werd gevonden dat deze angststoornis vaker voorkomt bij kinderen met angststoornissen in vergelijking met kinderen met een ASS. Agorafobie kan omschreven worden als de angst om een vertrouwde en veilige omgeving te verlaten (APA, 2000). Bij kinderen met ASS kan dit als mogelijk onderdeel van hun ASS gezien worden en daardoor niet als agorafobie gediagnosticeerd worden (Schopler & Mesiblov, 1994). De resultaten van onderzoeksvraag 2 laten enkele verschillen op symptoomniveau zien tussen de ASS + angstgroep en de angstgroep, maar ook hier zijn voornamelijk overeenkomsten gevonden. Enkel binnen de specifieke fobie zijn er verschillen gevonden op 20

21 symptoomniveau. Kinderen uit de angstgroep geven aan vaker angst voor liften en kleine ruimtes te hebben. Matson en Love (1990) vonden angst voor kleine ruimtes echter veelvoorkomend bij zowel kinderen met een ASS als normaal ontwikkelende kinderen. Uit het huidige onderzoek bleek ook dat kinderen uit de ASS + angstgroep vaker een specifieke fobie hadden voor dokters en tandartsen. Dat kinderen met een ASS angst ontwikkelen voor de tandarts is eerder beschreven door Howling en Rutter (1987) en Luscre en Center (1996). De ontwikkeling van angst op dit vlak wordt toegeschreven aan de mogelijke sensorische gevoeligheid en angst voor het onbekende bij kinderen met een ASS. Beperkingen en aanbevelingen Voor zowel de angstgroep als de ASS + angstgroep was de populatie met een agorafobie of OCD te klein om statistische vergelijkingen te maken op symptoomniveau. In het onderzoek van Russell en Sofronoff (2005) werd geconcludeerd dat bij kinderen met een ASS vaker OCD gezien wordt dan bij kinderen zonder ASS. In het huidige onderzoek is dit niet bevestigd. Wel kan in het huidige onderzoek geconcludeerd worden dat er geen significant verschil is tussen de angstgroep en ASS + Angstgroep wat betreft het aantal symptomen dat een kind heeft binnen OCD (ouderrapportage en kindrapportage). Eerder onderzoek bij volwassenen (McDougle et al.,1995) heeft echter aangetoond dat er mogelijke verschillen zijn op OCD symptoomniveau. Een grotere steekproef van kinderen met OCD (met en zonder ASS) en vervolgonderzoek naar verschillen (en overeenkomsten) met betrekking tot OCD symptomen bij kinderen met en zonder ASS zou dus waardevol zijn. In het huidige onderzoek is het verschil tussen de ouder en kind rapportages niet statistisch getoetst. Lapouse en Monk s (1959) beschrijven in hun onderzoek dat moeders minder angst rapporteren dan kinderen. Middels het huidige onderzoek is de ADIS bij zowel de ouder als het kind afgenomen is. Op beschrijvend niveau is te zien dat wat betreft de angstgroep er minder vaak angst gerapporteerd wordt door de ouders bij de separatieangst, paniekstoornis, OCD en PTSS. Wat betreft de ASS + angstgroep wordt er voor alle angststoornissen in het huidige onderzoek meer angst gerapporteerd door de ouders dan door de kinderen (zie bijvoorbeeld tabel 3), echter verder onderzoek naar de verschillen en overeenkomsten tussen kind en ouderrapportage is noodzakelijk om betrouwbare uitspraken hierover te kunnen doen. Een andere beperking is dat het huidige onderzoek gericht was op kinderen met een IQ>70, hierdoor is de generalisatie voor de totale ASS groep beperkt. Aangezien er aanwijzingen zijn dat sommige angststoornissen in verband staan met een lager dan wel hoger 21

22 IQ bij kinderen met ASS (Kim et al., 2000) zou het voor vervolg onderzoek interessant zijn te kijken naar kinderen met autistische stoornissen met een bredere IQ range. De angstgroep en de ASS + angstgroep zijn in aantal exact even groot. Er is echter wel een significant verschil in leeftijd en geslacht tussen de twee groepen. Dit kan mogelijk een rol spelen in de uitkomsten van het onderzoek. Angststoornissen komen vaker voor bij meisjes dan bij jongens (Carr, 2006) en sommige angsten ontwikkelen zich eerder of juist later tijdens de ontwikkeling van een kind. Daarnaast is de ontwikkelingsleeftijd van een kind met een ASS niet altijd gelijk aan die van een zich normaal ontwikkelend kind (APA, 2000; Carr, 2006). De resultaten uit dit onderzoek zijn van belang voor het ontwikkelen van therapieën en het al dan niet aanpassen of verbeteren van bestaande therapievormen. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat er nauwelijks tot geen verschil bestaat in angststoornissen op symptoomniveau tussen kinderen met een angststoornis en kinderen met ASS en comorbide een angststoornis. Door deze bevinding is het goed mogelijk dat behandelingen ontwikkelt voor de normale populatie kinderen met angststoornissen, goed inzetbaar zijn voor kinderen met ASS en comorbide angststoornissen. Cognitieve Gedragstherapie voor angststoornissen is effectief gebleken bij kinderen met angststoornissen zonder ASS (Kendall, 1994; Nauta, 2005) maar zal zodoende ook mogelijk effectief en toegankelijk kunnen zijn voor kinderen met een ASS. 22

23 6 Referenties American Psychiatric Association. (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4de druk). Washington: American Psychiatric Association. Baron-Cohen, S., Wheelwright, S. (1999). Obsessions in Children with Autism or Asperger Syndrome. Content Analysis in Terms of Core Domains of Cognition. British journal of Psychiatry, 175, Barrett, P., & Ollendick, T. H. (2004). Handbook of interventions that work with children and adolescents: From prevention to treatment. Londen: John Wiley and Sons. Beurs, E., de, Vandereyken, W., & Widenfelt, B. van. (2004). Paniekstoornis en Agorafobie. Leuven: Bohn Stafleu van Loghum. Carr, A. (2006). The handbook of child and adolescent clinical psychology. A contextual approach. London and New York: Routledge. Cath, D. C., Ran, N., Smit, J. H., Balkom, van, A. J. L. M., Comijs, H. C. (2008). Symptom Overlap between Autism Spectrum Disorder, Generalized Social Anxiety Disorder and Obsessive- Compulsive Disorder in Adults: A Preliminary Case-Controlled Study. Psychopathology, 41, Farrugia, S., & Hudson, J. (2006). Anxiety in Adolescents with Asperger Syndrome: Negative Thoughts, Behavioural Problems, and Life Interference. Focus on Autism and Other Developmental Disabilities, 21, Gillott, A., Furniss, F., & Walter, A. (2001). Anxiety in High-functioning Children with Autism. Autism, 5, Groden, J., Cantela, J., Prince, S., & Berryman, J. (1994). The Impact of Stress and Anxiety on Individuals with Autism and Developmental Disabilities, in E. Schopler & G. B. Mesibov. Behavioural Issues in Autism. New York: Plendum. Johnson, C. P., Myers, S. M. (2007). American Academy of Pediatrics Council on Children With Disabilities; American Academy of Pediatrics Council on Children With Disabilities. Identification and Evaluation of Children with Autism Spectrum Disorders. Pediatrics, 120-5, Kim, J. A., Szatmari, P., Bryson, S. E., Steiner, D. L., & Wilson, F. J. (2000). The Prevalence of Anxiety and Mood Problems Among Children with Autism and Asperger Syndrome. Sage Publications, 4-2,

24 Matson, J. L., & Love, S. R. (1990). A Comparison of Parent-reported Fear for Autistic and Non-handicapped Age-matched Children and Youth. Australian and New Zealand Journal of Developmental Disabilities, 16, McDougle, C. J., Kresch, L. E., Goodman, W. K., Naylor, S. T., Volkmar, F. R., Cohen, D. J., & Price, L. H. (1995). A Case-Controlled Study of Repetitive Thoughts and behavior in Adults With Autistic Disorder and Obsessive-Compulsive Disorder. Am J Psychiatry,152, Muris, P., Steerneman, P., Meckelbach, H., Holdrinet, I., & Meesters, C. (1998). Comorbid Anxiety Symptoms in Children with Pervasive Developmental Disorders. Journal of Anxiety Disorders, 12, Nauta, M. H. (2005). Anxiety disorders in children and adolescents: assessments, cognitive behavioural therapy and predictor of treatment outcome. Groningen: University Library Groningen. Russell, E., Sofronoff, K. (2005). Anxiety and social worries in children with Asperger syndrome. Australian and New Zealand Journal Psychiatry, 39, Schopler, E. & Mesibov, G. B. (1994). Behavioural Issues in Autism. New York: Plendum. Siebelink, B. M., & Treffers, Ph. A. D. (2001). ADIS-C: Nederlandse bewerking van Anxiety Disorder interview Schedule for DSM-IV. Lisse: Swets Test Publishers. Silverman, W. K., Saavedra, L. M., Pina, A. A. (2001). Test-retest Reliability of Anxiety Symptoms and Diagnoses with Anxiety Disorders Interview Schedule for DSM-IV: Child and Parent Versions. Journal of the American Academy for Child and Adolescent Psychiatry, 40, Verhulst, F. C., Ende, J. van der, Ferdinand, R. F., & Kasius, M. C. (1997). The prevalence of DSM-III-R diagnoses in a national sample of Dutch adolescents. Archives of General Psychiatry, 54, Weisbrot, D. M., Gadow, K. D., DeVincent, C. J., & Pomery, J. (2005). The presentation of anxiety in children with pervasive developmental disorders. Journal of Child and Adolescent Psychophamracology, 15,

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Addendum A 173 Nederlandse samenvatting Het doel van het onderzoek beschreven in dit proefschrift was om de rol van twee belangrijke risicofactoren voor psychotische stoornissen te onderzoeken in de Ultra

Nadere informatie

Masterscriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Orthopedagogiek, Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam Sekse- en leeftijdsgerelateerde verschillen in angst en het effect van cognitieve gedragstherapie bij kinderen en jongeren van 8-18 jaar met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) Masterscriptie

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Samenvatting 141 Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst Hoofdstuk 1 is de inleiding van dit proefschrift. Internetbehandeling voor depressie en angst is bewezen effectief. Dit opent

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

Autisme, wat weten we?

Autisme, wat weten we? Autisme, wat weten we? Matt van der Reijden, kinder- en jeugdpsychiater & geneesheer directeur Dr Leo Kannerhuis, Oosterbeek 1 autisme agenda autisme autisme en het brein: wat weten we? een beeld van autisme:

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher. Bedankt voor het downloaden van dit artikel. De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding)

Nadere informatie

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie per type angststoornis.

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie per type angststoornis. FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie per type angststoornis. Een vergelijking tussen

Nadere informatie

Angst en de ziekte van Parkinson. te veel of te weinig controle. Annelien Duits Harriët Smeding. www.smedingneuropsychologie.nl

Angst en de ziekte van Parkinson. te veel of te weinig controle. Annelien Duits Harriët Smeding. www.smedingneuropsychologie.nl Angst en de ziekte van Parkinson te veel of te weinig controle Annelien Duits Harriët Smeding www.smedingneuropsychologie.nl Wat moet deze workshop brengen, zodat je zegt: dat was de moeite waard? Smeding

Nadere informatie

Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie

Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie Diagnostische instabiliteit van terugval bij angststoornissen en depressie Willemijn Scholten NEDKAD 2015 Stelling In de DSM 6 zullen angst en depressie één stoornis zijn Achtergrond Waxing and waning

Nadere informatie

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst Nederlandse samenvatting Patiënten met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) hebben last van recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst veroorzaken. Om deze angst

Nadere informatie

Publiekssamenvatting PRISMO. - De eerste resultaten-

Publiekssamenvatting PRISMO. - De eerste resultaten- Publiekssamenvatting PRISMO - De eerste resultaten- Inleiding In maart 2005 is de WO groep van de Militaire GGZ gestart met een grootschalig longitudinaal prospectief onderzoek onder militairen die werden

Nadere informatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication UvA-DARE (Digital Academic Repository) Coparenting and child anxiety Metz, M. Link to publication Citation for published version (APA): Metz, M. (2017). Coparenting and child anxiety General rights It

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Nederlandse samenvatting (Dutch summary) 125 Angststoornissen zijn veel voorkomende psychiatrische aandoeningen (ongeveer 1 op de 5 Nederlanders heeft, op enig moment in het leven een angststoornis). Onder

Nadere informatie

Samenhang tussen angststoornissen van ouders en kinderen

Samenhang tussen angststoornissen van ouders en kinderen Samenhang tussen angststoornissen van ouders en kinderen Vak: Master Orthopedagogiek, Thesis Jeugdzorg Naam: Jeske Meijsing Studentnummer: 3062937 Thesisbegeleidster: D. Bodden, Universiteit Utrecht Tweede

Nadere informatie

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor de behandeling van angststoornissen bij kinderen met en zonder een Autisme Spectrum Stoornis The effectiveness of cognitive behavioral therapy for the

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Het verband tussen ouderlijke angsten en angststoornissen bij kinderen met en zonder autisme.

Het verband tussen ouderlijke angsten en angststoornissen bij kinderen met en zonder autisme. Het verband tussen ouderlijke angsten en angststoornissen bij kinderen met en zonder autisme. The relationship between parental anxiety and anxiety disorders in children with and without autism. Masterscriptie

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten met diabetes mellitus type 2 in de huisartsenpraktijk Thinking

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems. Spelgroepbehandeling voor kinderen met internaliserende problemen De Effectiviteit van een Psychodynamische Spelgroepbehandeling bij Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic

Nadere informatie

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor angst bij kinderen. met en zonder een autisme spectrumstoornis. Maarten van Dijk

De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor angst bij kinderen. met en zonder een autisme spectrumstoornis. Maarten van Dijk De effectiviteit van cognitieve gedragstherapie voor angst bij kinderen met en zonder een autisme spectrumstoornis Maarten van Dijk 6033415 Begeleider: dr. F.J.A. van Steensel Tweede begeleider: Prof.

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra

Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedra 139 Samenvatting Tussen januari 2002 en december 2005 is er een grootschalig onderzoek uitgevoerd naar de kosten-effectiviteit van gezins cognitieve gedragstherapie en individuele of kind cognitieve gedragstherapie

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

Psychiatrie & Psychologie bij 22q11DS

Psychiatrie & Psychologie bij 22q11DS Studiedag Stichting 22Q11 19 november 2017 A.M. Fiksinski a.m.fiksinski@umcutrecht.nl Psycholoog & onderzoeker (PhD kandidaat) Department of Psychiatry, Rudolf Magnus Institute of Neuroscience, University

Nadere informatie

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller

Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Do Fathers Matter? The Relative Influence of Fathers versus Mothers on the Development of Infant and Child Anxiety E.L. Möller Samenvatting 207 Samenvatting Zijn vaders belangrijk? De relatieve invloed

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial

Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial Cognitive behavioral therapy for treatment of anxiety and depressive symptoms in pregnancy: a randomized controlled trial dr. T. Verbeek arts-epidemioloog Afd. Huisartsgeneeskunde en Epidemiologie 22 januari

Nadere informatie

Angststoornissen en cognitieve gedragstherapie bij kinderen met en zonder Autisme Spectrum Stoornissen. De invloed van leeftijd

Angststoornissen en cognitieve gedragstherapie bij kinderen met en zonder Autisme Spectrum Stoornissen. De invloed van leeftijd Angststoornissen en cognitieve gedragstherapie bij kinderen met en zonder Autisme Spectrum Stoornissen. De invloed van leeftijd Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Stress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch

Stress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch Stress en Psychose 59 Noord Stress and Psychosis 59 North A.N.M. Busch Prevalentie van Subklinische Psychotische Symptomen en de Associatie Met Stress en Sekse bij Noorse Psychologie Studenten Prevalence

Nadere informatie

Inhoudsopgave Samenvatting Summary Inleiding Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Samenvatting Summary Inleiding Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Evaluatieonderzoek naar de Effectiviteit van de Zomercursus Plezier op School bij Kinderen met Verschillende Mate van Angstig en Stemmingsverstoord Gedrag en/of Autistische Gedragskenmerken Effect Evaluation

Nadere informatie

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met

Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Cognitieve Gedragstherapie en Mindfulness Based Stress Reduction Therapie voor Angst en Depressie klachten bij volwassenen met Autismespectrumstoornissen: ADASS Achtergrond ADASS Veelvuldig voorkomen van

Nadere informatie

University of Groningen

University of Groningen University of Groningen De ontwikkeling van prikkelverwerking bij mensen met een Autisme Spectrum Stoornis en de invloed van hulp en begeleiding gedurende het leven. Fortuin, Marret; Landsman-Dijkstra,

Nadere informatie

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn 9 november 2012 VU Medisch Centrum/GGZinGeest/Amsterdam Patricia van Oppen 1 Presentatie

Nadere informatie

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren:

Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren: Datum 18-11-2011 1 Voorspellers van CGT behandelsucces bij angstige kinderen en jongeren: een rol voor temperament en opvoedingsstijl? Helma Festen Klinische Psychologie Rijksuniversiteit Groningen h.festen@rug.nl

Nadere informatie

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 (SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 Psychologische Inflexibiliteit bij Kinderen: Invloed op de Relatie tussen en de Samenhang met Gepest worden en (Sociale) Angst Psychological

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Anxiety disorders in children with autism spectrum disorders: A clinical and health care economic perspective van Steensel, F.J.A.

Anxiety disorders in children with autism spectrum disorders: A clinical and health care economic perspective van Steensel, F.J.A. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Anxiety disorders in children with autism spectrum disorders: A clinical and health care economic perspective van Steensel, F.J.A. Link to publication Citation for

Nadere informatie

1 2 3 4 5 Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het nooit zelden soms meestal altijd

1 2 3 4 5 Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het Ik vermijd het nooit zelden soms meestal altijd MI 1 Naam:... Datum:... Hieronder vindt U een lijst met situaties en activiteiten. Het is de bedoeling dat U aangeeft in hoeverre U die vermijdt, omdat U zich er onplezierig of angstig voelt. Geef de mate

Nadere informatie

Comorbiditeitspatronen bij OCD. Resultaten van de NOCDA studie

Comorbiditeitspatronen bij OCD. Resultaten van de NOCDA studie Comorbiditeitspatronen bij OCD Resultaten van de NOCDA studie Patricia van Oppen, Harold J. van Megen, Neeltje M. Batelaan, Danielle C. Cath, Nic J.A. van der Wee, Brenda W. Penninx Marcel A. van den Hout,

Nadere informatie

Angststoornissen bij kinderen en jongeren

Angststoornissen bij kinderen en jongeren 197 Samenvatting Angststoornissen bij kinderen en jongeren Diagnostiek, cognitieve gedragstherapie en voorspellers van therapieresultaat Dit proefschrift beschrijft een aantal onderzoeken rond de diagnostiek

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.

ANGST. Dr. Miriam Lommen. Zit het in een klein hoekje? Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug. ANGST Zit het in een klein hoekje? Dr. Miriam Lommen Assistant professor Klinische Psychologie en Experimentele Psychopathologie m.j.j.lommen@rug.nl Wie is er NOOIT bang? Heb ik een angststoornis? Volgens

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare)

Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare) Blended behandelen van angststoornissen bij kinderen en jongeren Maaike Nauta (UHD RuG / GZ Accare) Leonie Kreuze (PhD RuG/ Accare) Gemma Kok (InterPsy) In samenwerking met: Accare (Groningen, Friesland,

Nadere informatie

Tahnee Anne Jeanne Snelder. Open Universiteit

Tahnee Anne Jeanne Snelder. Open Universiteit Effecten van Gedragstherapie op Sociale Angst, Zelfgerichte Aandacht & Aandachtbias Effects of Behaviour Therapy on Social Anxiety, Self-Focused Attention & Attentional Bias Tahnee Anne Jeanne Snelder

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Publications. Publications

Publications. Publications Publications Publications Publications De Bildt, A., Mulder, E.J., Scheers, T., Minderaa, R.B., Tobi, H. (2006) PDD, behavior problems and psychotropic drug use in children and adolescents with MR, Pediatrics

Nadere informatie

Nonrespons en ernstige klachten bij OCD: richtlijnen herzien? Else de Haan PhD Lidewij Wolters PhD Amsterdam, the Netherlands

Nonrespons en ernstige klachten bij OCD: richtlijnen herzien? Else de Haan PhD Lidewij Wolters PhD Amsterdam, the Netherlands Nonrespons en ernstige klachten bij OCD: richtlijnen herzien? Else de Haan PhD Lidewij Wolters PhD Amsterdam, the Netherlands Behandeling OCS bij kinderen Cognitieve gedragstherapie (CGT) Combinatie CGT

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/40073 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Schat, A. Title: Clinical epidemiology of commonly occurring anxiety disorders

Nadere informatie

Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen?

Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen? 21/11/11 Triple P (Positive Parenting Program): effectief bij gedragsproblemen? Inge Glazemakers Dirk Deboutte Inhoud Het probleem Oplossingen: de theorie Triple P Het project De eerste evaluatie - - -

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

ANGSTSTOORNISSEN BIJ KINDEREN MET AUTISME- SPECTRUMSTOORNISSEN

ANGSTSTOORNISSEN BIJ KINDEREN MET AUTISME- SPECTRUMSTOORNISSEN ANGSTSTOORNISSEN BIJ KINDEREN MET AUTISME- SPECTRUMSTOORNISSEN Angststoornissen komen vaak voor, ook bij kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS). Bij de meeste kinderen volstaat cognitieve gedragstherapie

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

Paniekaanval als specificatie

Paniekaanval als specificatie DSM-IV-TR 1. Paniekstoornis met agorafobie 2. Paniekstoornis zonder agorafobie 3. Agorafobie zonder paniekstoornis in de voorgeschiedenis 4. Specifieke fobie 5. Sociale fobie 6. Obsessieve-compulsieve

Nadere informatie

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:

Nadere informatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nicotine en alcohol kunnen de placenta passeren en zo het risico op nadelige uitkomsten voor het ongeboren kind verhogen. Stoppen met roken en alcoholgebruik tijdens de zwangerschap lijkt vanzelfsprekend,

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Op grond van klinische ervaring en wetenschappelijk onderzoek, is bekend dat het gezamenlijk voorkomen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis en een verstandelijke beperking tot veel bijkomende

Nadere informatie

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider

Nadere informatie

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme

Deel VI Verstandelijke beperking en autisme Deel VI Inleiding Wat zijn de mogelijkheden van EMDR voor cliënten met een verstandelijke beperking en voor cliënten met een autismespectrumstoornis (ASS)? De combinatie van deze twee in een en hetzelfde

Nadere informatie

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-

Nadere informatie

Schrik om het hart! CoRPS. Dr. Annelieke Roest. Promotoren: Peter de Jonge, PhD. Johan Denollet, PhD

Schrik om het hart! CoRPS. Dr. Annelieke Roest. Promotoren: Peter de Jonge, PhD. Johan Denollet, PhD Schrik om het hart! Center of Research on Psychology in Somatic diseases Promotoren: Peter de Jonge, PhD Johan Denollet, PhD Dr. Annelieke Roest Anxiety and Depression In Coronary Heart Disease: Annelieke

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten.

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten. Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten. Differences in Personality Traits and Personality Structure between Groups of Eating Disorder

Nadere informatie

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen Effectiviteit kortdurende behandeling PrOP model 1 PrOP Tussen Je Oren Effectiviteit van een Kortdurende Psychologische Behandeling bij Kinderen en Jongeren gebaseerd op het PrOP-model Effectiveness of

Nadere informatie

Physical activity in a multi-ethnic population: measurement and associations with cardiovascular health and contextual factors de Munter, J.S.L.

Physical activity in a multi-ethnic population: measurement and associations with cardiovascular health and contextual factors de Munter, J.S.L. UvA-DARE (Digital Academic Repository) Physical activity in a multi-ethnic population: measurement and associations with cardiovascular health and contextual factors de Munter, J.S.L. Link to publication

Nadere informatie

Mentaal Weerbaar Blauw

Mentaal Weerbaar Blauw Mentaal Weerbaar Blauw de invloed van stereotypen over etnische minderheden cynisme en negatieve emoties op de mentale weerbaarheid van politieagenten begeleiders: dr. Anita Eerland & dr. Arjan Bos dr.

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review Zoekstrategie JGZ-richtlijn Taalontwikkeling Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken zijn deze eerst omgevormd tot PICO uitgangsvragen. Hierbij wordt achtereenvolgens het volgende

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling

Studie type Populatie Patiënten kenmerken Interventie Controle Dataverzameling Evidence tabel bij ADHD in kinderen en adolescenten (studies naar adolescenten met ADHD en ) Auteurs, Gray et al., 2011 Thurstone et al., 2010 Mate van bewijs A2 A2 Studie type Populatie Patiënten kenmerken

Nadere informatie

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit Onderzoek naar het Effect van de Aanwezigheid van een Hond op het Alledaags Functioneren van een Kind met Autisme M.I. Willems Open Universiteit Naam student: Marijke Willems Postcode en Woonplaats: 6691

Nadere informatie

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere vrouwen: Onderzoek naar de relatie tussen angst, depressieve

Nadere informatie

Stepped care behandeling voor paniekstoornis

Stepped care behandeling voor paniekstoornis Stepped care behandeling voor paniekstoornis Een vergelijking van een 10-weeks begeleide zelfhulp, zo nodig gevolgd door protocollaire CGT, vergeleken met TAU. M. Kampman, A.J.L.M. van Balkom, T. G. Broekman,

Nadere informatie

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor.

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor. Zoekstrategieën JGZ-richtlijn Taalontwikkeling oekstrategie Om de uitgangsvragen op een gestructureerde manier uit te werken tot beantwoordbare vragen zijn deze eerst omgewerkt tot PICO uitgangsvragen.

Nadere informatie

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Chapter 8. Nederlandse samenvatting Chapter 8 Nederlandse samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING Angst is een menselijke emotie die iedereen van tijd tot tijd wel eens ervaart. Veel mensen voelen zich angstig of nerveus wanneer ze bijvoorbeeld

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally

Nadere informatie

! "! " #)% Lichamelijke Klachten Lichamelijk Onverklaarde Klachten (LOK) Somatoforme stoornissen

! !  #)% Lichamelijke Klachten Lichamelijk Onverklaarde Klachten (LOK) Somatoforme stoornissen Bert van Hemert psychiater Parnassia psycho-medisch centrum Leids Universitair Medisch Centrum L U M C Shakespeare Lichamelijke klachten Door de dokter niet verklaard door pathologische bevindingen Door

Nadere informatie

Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen. Denise Bodden, Universiteit Utrecht

Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen. Denise Bodden, Universiteit Utrecht Individuele of Gezins CGT voor kinderen met angststoornissen Denise Bodden, Universiteit Utrecht Waarom effectieve therapie nodig? meest voorkomende vorm van psychopathologie bij kinderen/adolescenten

Nadere informatie

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch

SUMMARY IN DUTCH. Summary in Dutch SUMMARY IN DUTCH Summary in Dutch Summary in Dutch Introductie Dit proefschrift richt zich met name op het voorspellen van de behandeluitkomst bij kinderen met angststoornissen. Een selectie aan variabelen

Nadere informatie

Kikker is bang. Angststoornissen in DSM 5. Angst bij kinderen: een casus. Angststoornis Prevalentie 6/19/2015

Kikker is bang. Angststoornissen in DSM 5. Angst bij kinderen: een casus. Angststoornis Prevalentie 6/19/2015 Werkzame factoren in de behandeling van kinderen met angststoornissen na de transitie jeugdzorg Welke symptomen van angst herken je? Kikker is bang Denken + Doen = Durven Door: Liesbeth Telman en Marija

Nadere informatie

Van universiteit naar klinische praktijk

Van universiteit naar klinische praktijk Research Institute Child Development and Education Van universiteit naar klinische praktijk De implementatie van Denken+Doen=Durven Loes Jongerden, Susan Bögels, Dorreke Peijnenburg Implementatiestudie

Nadere informatie

Anne Berg William W. Hale Universiteit Utrecht

Anne Berg William W. Hale Universiteit Utrecht NON-VERBAAL GEDRAG EN BEHANDELUITKOMST BIJ ADOLESCENTEN MET INTERNALISERENDE PROBLEMEN Anne Berg William W. Hale Universiteit Utrecht ACHTERGROND ZonMw-programma Effectief werken in de jeugdsector Gebrek

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22989 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Pouw, Lucinda Title: Emotion regulation in children with Autism Spectrum Disorder

Nadere informatie

Ines Volders 3 de licentie orthopedagogiek 1

Ines Volders 3 de licentie orthopedagogiek 1 AUTISME Autisme is een ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door problemen op het gebied van communicatie, sociale omgang, verbeelding en repetitief gedrag. Ongeveer 70% van de mensen met autisme

Nadere informatie

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD

100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD 100% ONLINE CGT GOOI HET KIND NIET MET HET BADWATER WEG! DR. JEROEN RUWAARD ONLINE COGNITIEVE GEDRAGSTHERAPIE 2 100% Online CGT E-BOOMING? 3 100% Online CGT MIND THE GAP! 4 100% Online CGT EFFECTEN ONLINE

Nadere informatie