NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD VAN DONDERDAG 23 MAART 2017

Transcriptie

1 NOTULEN VAN DE GEMEENTERAAD VAN DONDERDAG 23 MAART 2017 Zittinghebbende leden: 21 Aanwezig: Gino DUMON (sp.a), gemeenteraadslid-voorzitter; Ignace DEREEPER (CD&V), burgemeester; Myriam MAES (s.pa), Peter VELLE (CD&V), Ulrike VANHESSCHE (sp.a) en Johan TANGHE (CD&V), schepenen; Rita MEYNS (CD&V), OCMW-voorzitter en toegevoegde schepen, buiten quorum; Anthony DUMAREY (Open VLD), Roland BLOMME (Open VLD), Jaak LINGIER (Open VLD), Isabelle CAPELLE (CD&V), Gudrun DE VLAM (CD&V), Hubert DE GRYSE (CD&V), Stefaan REYNAERT (Open VLD), Romina VANHOOREN (Open VLD), [**hd**], Annie COBBAERT (CD&V), Jean-Pierre VAN DIERENDONCK (CD&V), Freddy DECLERCK (N-VA), Stefanie VAN EEGHEM (CD&V), Anni CHRISTIAEN (CD&V) en Marc GILLIAERT (N-VA), raadsleden; Johan ROSSEEL, secretaris. Verontschuldigd: Herlinde DEVRIENDT (Open VLD), raadslid. Afwezig zonder voorafgaande kennisgeving: - De gemeenteraadsleden werden door de voorzitter van de gemeenteraad uitgenodigd via . De oproeping werd overeenkomstig artikel 21 van het gemeentedecreet bezorgd op dinsdag 14 maart De plaats, dag, tijdstip en agenda werden overeenkomstig artikel 23, 1, lid 1 van het gemeentedecreet openbaar gemaakt op dezelfde dag. [De vergadering wordt geopend om uur.] [Quorum bij aanvang: 20.] A. IN OPENBARE VERGADERING 1. GOEDKEURING VAN DE NOTULEN VAN DE OPENBARE ZITTING VAN 23 FEBRUARI 2017 [Naar aanleiding van de tekst van het verslag, en meer bepaald de passage waarin melding wordt gemaakt van de insinuatie van de burgemeester dat sommige mandaten van raadslid Anthony DUMAREY rieken naar belangenvemenging, wenst het betrokken raadslid alsnog duidelijk te maken dat dit absoluut niet zo is. Hij verwijst ter zake naar de gangbare (administratieve) procedures bij de WVI inzake de aanleg van private verkavelingen en de ontwikkeling van bedrijventerreinen, waar noch de leden van de raad van bestuur noch de leden van het directiecomité rechtstreeks bij betrokken zijn. Waarvan akte. Raadslid Stefaan REYNAERT herinnert de burgemeester aan zijn belofte om bijkomende uitleg te verschaffen over de 1,7 miljoen euro die Publipart zou hebben uitgekeerd voor de diensten van consultants De burgemeester antwoordt dat hij dit schriftelijk zal meedelen (wanneer hij over meer informatie zal beschikken).../..

2 Raadslid Anthony DUMAREY tot slot vraagt een verduidelijking bij de uitspraak van de burgemeester dat hij nog nooit reiskosten heeft aangerekend. De burgemeester nuanceert die bewering en stelt dat het hier enkel gaat over zijn verplaatsingen in het kader van zijn gemeentelijke verplichtingen, met uitzondering evenwel van de kosten voor buitenlandse missies (die hij wel steeds aanrekent). Dat hij voor zijn verplaatsingen in het kader van de uitvoering van een (extern) mandaat vergoedingen ontvangen heeft, ontkent hij niet.] De raad; gelet op het gemeentedecreet, in het bijzonder artikel 33, artikel 180 en artikel 181; na voorlezing van de notulen van de vorige openbare zitting van de gemeenteraad gehouden op 23 februari 2017; overwegende dat deze notulen ten minste acht dagen voor huidige zitting ter beschikking werden gesteld van de gemeenteraadsleden; overwegende dat geen opmerkingen werden gemaakt over de tekst van de notulen; in openbare vergadering; aangenomen met eenparigheid van stemmen; besluit: artikel 1: De notulen van de openbare zitting van de gemeenteraad van 23 februari 2017 zijn goedgekeurd. artikel 2: De goedgekeurde notulen zullen worden ondertekend door de voorzitter en de secretaris en zullen worden overgeschreven in het register van de beraadslagingen. 2. DEFINITIEVE VASTSTELLING VAN HET GEMEENTELIJK MOBILITEITSPLAN NA EVALUATIE [Voor de eigenlijke bespreking wordt een korte toelichting gegeven door Stef LUYCKX, mobiliteitsdeskundige van de WVI. Hij belicht achtereenvolgens de totstandkoming en de doorlopen procedure, de structuur van het plan, de behandelde thema s (aan de hand van kaartmateriaal) en de actietabel. Daarna is het tijd voor de kritische vragenronde. Raadslid Anthony DUMAREY vindt het plan te vrijblijvend en te weinig ambitieus. Een duidelijke visie op langere termijn ontbreekt, zo oordeelt hij. Er worden volgens hem te veel opties open gelaten en te weinig keuzes gemaakt. Zo wordt geen werk gemaakt van een betere ontsluiting van Roksem en Westkerke met het openbaar vervoer. Ook de piste van een tramverbinding (zoals opgenomen in het toekomstplan van De Lijn voor West-Vlaanderen) verdiende nader onderzoek. Verder wordt naar zijn mening onvoldoende aandacht besteed aan de bezwaren die werden ingediend, en worden geen afdoende maatregelen voorgesteld om de gesignaleerde fenomenen (overdreven snelheid, de problematiek van de sluipwegen en de parkeeroverlast) aan te pakken. Hij stelt ook vast dat er van een schoolfietsroutekaart nog steeds geen sprake is. Schepen van mobiliteit MYRIAM MAES repliceert dat uit het gevoerde parkeeronderzoek gebleken is dat er in Oudenburg niet echt een plaatstekort is, maar veeleer een gebrek aan verantwoordelijkheid: iedereen wil voor zijn eigen deur staan, en dan nog het liefst op straat. Wat het openbaar vervoer betreft wijst ze met de vinger naar De Lijn die momenteel geen geld heeft voor meer verbindingen. Dit neemt niet weg dat zij (samen met de burgemeester) blijft lobbyen voor een betere bediening van Roksem en Ettelgem, ook richting Brugge. (Mobiliteitsdeskundige Stef LUYCKX verduidelijkt dat op vraag van De Lijn zelf geen expliciete lokale keuzes in het mobiliteitsplan werden opgenomen.) Dat Oudenburg zelf niet beschikt over een schoolfietsroutekaart is normaal aangezien dit bedoeld is voor gemeenten met een middelbare school. Schepen van jeugd Peter VELLE stelt dat die kaarten op provinciaal niveau worden opgemaakt en beschikbaar zijn op Daar kunnen de Oudenburgse scholieren de veiligste route terugvinden om naar school te fietsen. De schepen erkent dat dit dan misschien wel wat beter gepromoot zou kunnen worden.../..

3 Raadslid Romina VANHOOREN heeft het plan getoetst aan het verkiezingsprogramma van de sp.a. Ze vindt er niets in terug over de aanleg van fietsstraten en de aanstelling van een fietsambtenaar. Er is wel sprake van overdekte fietsenstallingen maar daarvan is op het terrein nog niks te merken. Schepen MAES antwoordt dat men moeilijk alles kan realiseren wat men heeft beloofd. En het is niet omdat er nog niets in het straatbeeld te zien is dat er niet aan gewerkt wordt. Raadslid Stefaan REYNAERT wenst te vernemen welke maatregelen in het verleden reeds genomen werden om het verkeer in de Dorpsstraat te vertragen en te beveiligen (ontwerpplan pagina 18, sub 1.1.3). Burgemeester Ignace DEREEPER geeft (uit het hoofd en voor de vuist weg) een opsomming: de heraanleg van de schoolomgeving, het Essenthoplein en het kruispunt met de Vijfwegstraat, de verkeersdrempel op het kruispunt met de Paddegatstraat en de Korte Vijfwegstraat, en het poorteffect ter hoogte van het project van WoonWel (Dorpsstraat 9). De herinrichting van het kruispunt ter hoogte van café Monico staat nog op de planning, evenals de heraanleg van het gedeelte tussen de autostrade en café Monico (in combinatie met de vernieuwing van de riolering in dit gedeelte van de Dorpsstraat, waarvoor door de gemeentelijke rioolbeheerder reeds een dossier werd ingediend bij de Vlaamse Milieumaatschappij). Het blijft de bedoeling om elke legislatuur een stuk van de straat onder handen te nemen. Wat de invoering van een zone 30 in de Pastoriestraat betreft (ontwerpplan pagina 19, sub 1.1.5) antwoordt de burgemeester dat dit zal afhangen van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling op de aanpalende gronden (en niet enkel van het al dan niet omvormen van de kerk tot een gemeenschapscentrum). Op de vraag of er al veel gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om speelstraten in te richten (ontwerpplan pagina 20, sub 1.3.3) deelt schepen van jeugd VELLE mee dat dit nog maar een paar keer werd aangevraagd. Er wordt voorgesteld om dit meer te promoten. Wat de aanleg van het vrijliggend fietspad tussen Roksem en Jabbeke betreft (ontwerpplan pagina 24, sub 2.5) weet de burgemeester te vertellen dat dit waarschijnlijk pas in 2019 zal kunnen starten. Dat is begrijpelijk niet alleen omdat de voorbereiding van dit project de nodige afstemming vereist tussen de verschillende betrokken partijen (naast de stad Oudenburg zijn ook de gemeente Jabbeke, het Agentschap Wegen en Verkeer en het departement Mobiliteit en Openbare Werken van de Vlaamse overheid, de Vlaamse Milieumaatschappij en Aquafin betrokken) maar ook omdat de uitvoering pas kan na overleg met de omringende gemeenten, wil men de hinder en overlast voor de inwoners beperken. Het project staat wel al op de meerjarenplanning van het Vlaamse gewest. Wat de heropening van bepaalde kerkwegels betreft als mogelijke fiets- of wandeldoorsteek (ontwerpplan pagina 26, sub 2.5) stelt schepen VELLE dat in het recente verleden reeds drie kerkwegels in ere werden hersteld: de Nieuwekerkwegel (Ettelgem), de Korteweg (Roksem) en de Roozenweg (Westkerke, na een felle juridische strijd). Volgende verbindingen zijn voor de schepen prioritair: de verbinding tussen de Ossenweg en de Bourgognestraat (uit recreatief oogpunt, om een circulaire wandelroute te creëren) en de verbinding Oudekerkstraat-Torhoutweg-Zeeweg (omwille van een betere mobiliteit, om te voorzien in een verkeersveilige verbinding met het speelplein en de sporthal). Beide trajecten vereisen evenwel gesprekken met de eigenaars van de betrokken percelen, over wiens erf de kerkwegel loopt. De schepen vreest dat dit niet vlekkeloos zal verlopen, en dat enkel een hertekening van het tracé uitkomst zal kunnen bieden. Anderzijds is de schepen ook van mening dat bepaalde kerkwegels ook moeten afgeschaft worden omdat ze niet meer bestaan, omdat ze niet meer gebruikt kunnen worden of omdat ze niet meer zinvol zijn. De schepen is niet bang dat dwangsommen geëist zouden worden om bepaalde kerkwegels terug open te stellen. Hij gelooft dat steeds een oplossing gevonden zal kunnen worden via overleg. Naast de kerkwegels zijn er ook nog heel wat andere trage wegen die ingeschakeld kunnen worden in het fiets- en wandelnetwerk (in totaal gaat het om een vijftigtal), zo besluit de schepen.../..

4 Dit is meteen ook een antwoord op de door raadslid REYNAERT gestelde vraag over de kerkwegels; zie VARIA, sub B.3). Raadslid DUMAREY merkt op dat daar na twintig jaar nog steeds niet veel van te zien is. De schepen repliceert dat hij dit ook spijtig vindt maar dat (volgens de betrokken diensten) slechts een daadwerkelijk en zichtbaar resultaat op korte termijn niet mogelijk is zonder de permanente inzet van een extra halftijdse medewerker. Toch hoopt hij op nog enige beweging in dit dossier voor het einde van de legislatuur. Raadslid Freddy DECLERCK stelt vast dat voor slechts tien van de ruim 80 acties geld voorzien is (samen 1,2 miljoen euro), waarvan het leeuwenaandeel dan nog voor de vernieuwing van de Mandelwijk bestemd is ( euro). Schepen MAES antwoordt dat niet alles op korte termijn kan of zal worden gerealiseerd. De nodige middelen zullen te gepasten tijde worden voorzien in het meerjarenplan. Hetzelfde raadslid pleit nogmaals voor de aanleg van een zebrapad in de Marktstraat ter hoogte van het John Cordierpad (om zo het Romeins Archeologisch Museum te bereiken), wat volgens hem een extra veiligheidsmaatregel is die niet veel zou kosten. Burgemeester DEREEPER legt andermaal uit dat het Agentschap Wegen en Verkeer van oordeel is dat er al voldoende oversteken in de onmiddellijke nabijheid zijn en dus niet op dit verzoek (dat ook al herhaaldelijk door de burgemeester werd geuit) wenst in te gaan. Raadslid DECLERCK vraagt wat kan gedaan worden aan de overlast die het zwaar vervoer veroorzaakt langsheen de Keiweg en de Vaartstraat. De burgemeester zegt dat daar momenteel weinig aan te doen is, maar dat de heraanleg van de betrokken gewestweg (tussen Salons Provoost en de site De Meulenaere) daarvoor wellicht een opportuniteit biedt. Raadslid REYNAERT komt nog even terug op de aangekondigde maatregel om de langparkeerders te weren van de markt. Schepen MAES hoopt dat de borden er tegen eind mei zullen staan. Raadslid DUMAREY stelt tot besluit dat het voorliggende plan een gemiste kans is. Zijn fractie zal het dus niet goedkeuren. De Open VLD wordt hierin gevolgd door de raadsleden van de N-VA.] De gemeenteraad, gelet op het gemeentedecreet inzonderheid op artikel 2, artikel 3 en artikel 42; gelet op het decreet van 20 maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid, met latere wijzigingen, inzonderheid artikel 16 tot en met artikel 20; gelet op het decreet van 20 april 2001 betreffende de mobiliteitsconvenants; gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 24 april 2008 houdende goedkeuring van koepelmodule nr /1/A, met inbegrip van de samenstellende module 1 betreffende de opmaak en de bijsturing van een (inter)gemeentelijk mobiliteitsplan; gelet op het decreet van 10 februari 2012 houdende wijziging van het decreet van 20 maart 2009 betreffende het mobiliteitsbeleid en opheffing van het decreet van 20 april 2001 betreffende de mobiliteitsconvenants; gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 2013 tot bepaling van de nadere regels betreffende de organisatorische omkadering, de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid, meer bepaald artikel 19 en artikel 20; gelet op de oprichting van de (nieuwe) gemeentelijke begeleidingscommissie inzake mobiliteit voor de stad Oudenburg, bij gemeenteraadsbeslissing van 26 juni 2014; overwegende dat het aan de gemeenteraad toekomt om een gemeentelijk mobiliteitsplan vast te stellen, dat het kader aangeeft voor het gewenste duurzame lokale mobiliteitsbeleid, met een tijdshorizon van tien jaar; overwegende dat het gemeentelijk mobiliteitsplan op elk moment kan worden herzien, maar ten minste om de 6 jaar moet worden geëvalueerd, en zo nodig geheel of gedeeltelijk herzien, volgens de procedure die geldt voor de opmaak en de vaststelling ervan; gelet op de rol en de opdrachten van de gemeentelijke begeleidingscommissie ter zake; gelet op het gemeentelijk mobiliteitsplan van de stad Oudenburg, zoals conform verklaard door de Provinciale Auditcommissie op 15 mei 2001;../..

5 gelet op de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 30 mei 2007 tot uitvoering van de sneltoets; gelet op de evaluatie van het huidige mobiliteitsplan aan de hand van de sneltoets, zoals vastgesteld in de schoot van de gemeentelijke begeleidingscommissie op 21 december 2007; overwegende dat de sneltoets als doel heeft het gemeentelijk mobiliteitsplan te toetsen op zijn actualiteitswaarde en richting te geven aan het toekomstige gemeentelijk mobiliteitsbeleid; overwegende dat gekozen werd voor een verbreding en verdieping van het mobiliteitsplan rond volgende vier thema s: (1) trage wegen, (2) ruimtelijke ontwikkelingen, (3) openbaar vervoer en (4) parkeren; gelet op het positief advies (over de sneltoets) van de bevoegde auditor verleend op 12 februari 2008, na bespreking in de Provinciale Auditcommissie op 11 februari 2008; gelet op de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 28 maart 2008 houdende toewijzing aan de dienstverlenende vereniging WVI van de opdracht voor de opmaak van een verkenningsnota (plan van aanpak) met het oog op de bijsturing van het gemeentelijk mobiliteitsplan, in het kader van de nazorgfase voorzien in de basisovereenkomst inzake het uitwerken van een mobiliteitsplan, zoals afgesloten met WVI (destijds WITAB), en goedgekeurd bij gemeenteraadsbeslissing van 26 februari 1997; gelet op de verkenningsnota zoals vastgesteld in de schoot van de gemeentelijke begeleidingscommissie op 4 april 2012; gelet op de gunstige beoordeling (van de verkenningsnota) door de bevoegde auditor opgemaakt op 14 juni 2012, na bespreking in de Provinciale Auditcommissie op 11 juni 2012; gelet op de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 25 juni 2013 houdende toewijzing aan de WVI van de opdracht voor de uitwerking van de verkenningsnota en de opmaak van een nieuwe gecoördineerde versie van het mobiliteitsplan; gelet op de uitwerkingsnota, zoals besproken en goedgekeurd door de gemeentelijke begeleidingscommissie op 27 januari 2015; gelet op het gunstig advies (over de uitwerkingsnota) van de kwaliteitsadviseur van 10 maart 2015, na bespreking in de Regionale Mobiliteitscommissie (voorheen de Provinciale Auditcommissie) op 9 maart 2015; gelet op de voorlopige vaststelling van het gemeentelijk mobiliteitsplan (na evaluatie) bij gemeenteraadsbeslissing van 26 mei 2016; gelet op het openbaar onderzoek dat werd gevoerd van 20 juni 2016 tot 20 augustus 2016; gelet op de kennisname (en de beoordeling) van de resultaten van het openbaar onderzoek door het college van burgemeester en schepenen op 4 oktober 2016; gelet op de bespreking van de resultaten van het openbaar onderzoek in de schoot van de Regionale Mobiliteitscommissie op 7 november 2016 en het navolgend gunstig advies van de kwaliteitsadviseur op gemaakt op 14 november 2016 (zoals medegedeeld bij brief van 5 december 2016, ontvangen op 8 december 2016); overwegende dat de gemeenteraad het gemeentelijk mobiliteitsplan (in principe) definitief dient vast te stellen binnen zestig dagen na de ontvangst van het gunstig advies van de kwaliteitsadviseur (dit was uiterlijk op 7 februari 2017) gelet evenwel op de aanbeveling van de kwaliteitsadviseur om het plan toch nog redactioneel aan te passen; overwegende dat deze aanbeveling werd gevolgd, waardoor het echter onmogelijk bleek om de definitieve vaststelling van het gemeentelijke mobiliteitsplan binnen de voorziene termijn te agenderen; dat de aangepaste versie (versie februari 2017, opgemaakt door de WVI) werd bezorgd op 6 maart 2017; overwegende dat het thans aan de gemeenteraad toekomt om het mobiliteitsplan voorlopig vast te stellen; dat ten opzichte van het voorlopig vastgestelde plan nog alleen wijzigingen kunnen worden aangebracht die zijn gebaseerd op of voortvloeien uit de opmerkingen en bezwaren van het openbaar onderzoek en, in voorkomend geval, de wijzigingen die gebaseerd zijn op of voortvloeien uit de uitgebrachte adviezen; overwegende dat er geen dergelijke wijzigingen aan de orde zijn;../..

6 gelet op het meerjarenplan van de stad Oudenburg, goedgekeurd bij gemeenteraadsbeslissing van 30 december 2013 (en laatst aangepast bij gemeenteraadsbeslissing van 22 december 2016); overwegende dat deze beslissing de verwezenlijking betekent van actie A (Het bijsturen van het gemeentelijk mobiliteitsplan) en als dusdanig ook het sluitstuk vormt van actieplan A-100 (Het voorzien van de noodzakelijke randvoorwaarden voor plaatselijk mobiliteitsbeleid) maar meteen ook de aanzet geeft tot actieplan A-135 (De implementatie van het nieuw mobiliteitsplan) binnen het raamwerk van beleidsdoelstelling BD-6 (Het voeren van een plaatselijk integraal mobiliteitsbeleid); op voorstel van het college van burgemeester en schepenen; na toelichting, bespreking en beraad; in openbare vergadering; aangenomen met 13 ja-stemmen (Myriam MAES, Peter VELLE, Ulrike VANHESSCHE, Isabelle CAPELLE, Gudrun DE VLAM, Hubert DE GRYSE, Annie COBBAERT, Jean-Pierre VAN DIERENDONCK, Anni CHRISTIAEN, Stefanie VAN EEGHEM, Johan TANGHE, Ignace DEREEPER en Gino DUMON) tegenover 7 neen-stemmen (Marc GILLIAERT, Freddy DECLERCK, Romina VANHOOREN, Stefaan REYNAERT, Jaak LINGIER, Roland BLOMME en Anthony DUMAREY); besluit: artikel 1: Het ontwerp van het herziene en bijgestuurde gemeentelijk mobiliteitsplan van de stad Oudenburg (versie februari 2017) wordt definitief vastgesteld. artikel 1bis: Deze beslissing houdt de verwezenlijking in van actie A artikel 2: Het vaststellingsbesluit zal bij uittreksel worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Het nieuwe gemeentelijk mobiliteitsplan treedt in werking veertien dagen na de bekendmaking ervan. artikel 3: Het bestaande plan blijft gelden tot het nieuwe plan is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. artikel 4: Het college van burgemeester en schepenen zal na de inwerkingtreding een ruime bekendheid geven aan het gemeentelijk mobiliteitsplan. artikel 5: Er zal een subsidieaanvraag worden ingediend bij de Vlaamse overheid, via het Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Beleid Koning Albert II-laan 20, bus 2, 1000 Brussel, voor het bekomen van de gewestbijdrage tot tussenkomst in de studiekosten die gepaard gingen met de herziening en de bijsturing van het gemeentelijk mobiliteitsplan. artikel 6: Een afschrift van dit besluit wordt bezorgd aan de dienst mobiliteit, aan de dienst communicatie, aan de financiële dienst en aan het opdrachthoudende studiebureau, WVI, dienstverlenende vereniging, Baron Ruzettelaan 35, 8310 Brugge. 3. GOEDKEURING VAN DE NIEUWE CODE VOOR INFRASTRUCTUUR- EN NUTSWERKEN LANGS GEMEENTEWEGEN [De burgemeester geeft een korte toelichting bij de nieuwe code, die een verfijning is van de vorige versie (die dateert uit 2001) op basis van de opgedane praktijkervaring en in het licht van de digitale evolutie. Een betere afstemming en een vlottere gegevensuitwisseling zouden ook moeten leiden tot minder hinder.../..

7 Raadslid Romina VANHOOREN merkt op dat de code voorziet dat bewoners in de directe omgeving van de werken slechts 48 uur voor de start van de werken moeten worden geïnformeerd. Zij vindt dit zeer laat. Zij vraagt of hier dan voor de gemeente geen extra taak is weggelegd. Volgens de burgemeester worden de inwoners nu al ruim op voorhand door het stadsbestuur geïnformeerd over de op stapel staande werken en ook nadien verloopt de communicatie vrij vlot. Het zijn volgens hem veeleer de aannemers die op dat vlak tekortschieten. De stadsdiensten maken nu al gebruik van sociale media, zoals Facebook, maar misschien kan wel nog werk gemaakt worden van een betere afstemming met de digitale berichtgeving uitgaande van de lokale politie, zo erkent schepen van informatie Peter VELLE.] De raad, gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid artikel 119 en artikel 135; gelet op het gemeentedecreet, onder andere artikel 2, artikel 42, artikel 43, artikel 57, artikel 58, artikel 64 en artikel 192; gelet op de Code voor infrastructuur en nutswerken langs gemeentewegen (versie 2001), zoals goedgekeurd bij beslissing van de gemeenteraad van 31 januari 2002 (ook de vorige Code genoemd); overwegende dat deze code de afspraken bevat tussen de nutsbedrijven en de gemeenten voor werken op het openbaar domein; overwegende dat uit de opgedane ervaring op het terrein gebleken is dat niet alle doelstellingen werden bereikt en dat er meer nood was aan afdwingbaarheid; dat in de voorbije jaren ook een aantal digitale werkinstrumenten werden ontwikkeld die de implementatie van de code zouden kunnen ondersteunen (inzonderheid GIPOD, het Generiek Informatieplatform Openbaar Domein); dat daarom werk werd gemaakt van een grondige actualisering; gelet op de nieuwe Code voor infrastructuur en nutswerken langs gemeentewegen (versie 18 oktober 2016) die tot stand kwam na intensief overleg tussen een delegatie van nutsbedrijven, een delegatie van gemeenten (van klein tot groot), de Vlaamse Raad van Netwerkbeheerders, de Vereniging van Vlaamse steden en gemeenten, TedeWest (de vereniging van diensthoofden van de technische diensten van de lokale besturen binnen de provincie West-Vlaanderen) en Igemo (de Intergemeentelijke vereniging voor ontwikkeling van het Gewest Mechelen en Omgeving) (verder ook de nieuwe Code genoemd); overwegende dat de gemeente en de netwerkbeheerders partners zijn bij de aanleg van infrastructuur in het gemeentelijk openbaar domein; dat gemeentewerken en nutswerken en nutswerken onderling continu afstemming en overleg vergen; overwegende dat de nieuwe code (bij voortduur) wil zorgen voor een duurzaam beheer en een duurzame inrichting van het openbaar domein en van de ondergrondse- en bovengrondse infrastructuur, voor een kwaliteitsvolle uitvoering van werken (inclusief puntwerken) in het openbaar domein, voor een goed herstel van het openbaar domein na nutswerken, voor een betere afstemming van de werken, voor een betere communicatie, voor meer aandacht voor de omwonenden en de (zwakke) weggebruikers en voor een performante opvolging voor meldingen en klachten; dat in de nieuwe code ook afspraken staan over de handhaving ervan; dat er bij het opstellen van deze code bovendien naar werd gestreefd om een behoorlijk bestuur door de overheid en de minimale hinder voor de burger zoveel mogelijk te associëren met een goede dienstverlening aan de klanten van de nutsbedrijven; dat de VVSG alle gemeenten en nutsbedrijven oproept om deze code te onderschrijven; dat door een standaardisering van de afspraken de nutsmaatschappijen de afspraken beter zullen kunnen laten doorwerken in hun organisatie en beter zullen kunnen worden afgedwongen bij de uitvoerders op het terrein; dat het de bedoeling is om de code toepasselijk te maken op alle nutsbedrijven werkzaam op het grondgebied van onze gemeente; dat de naleving van de afspraken uit de code zal bijdragen tot een betere afstemming van de verschillende werken op elkaar en tot een hogere kwaliteit van de werken;../..

8 gelet op de goedkeuring van de ontwerptekst door de raad van bestuur van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten in de zittingen van 3 februari 2016 en 2 maart 2016; overwegende dat deze code uniform is voor gans Vlaanderen en gedragen wordt door beide betrokken partijen, gemeenten en nutsbedrijven; overwegende dat deze code ruimer is dan een gemeentelijk reglement; overwegende dat deze code het uitvaardigen van een gemeentelijke reglement ter zake overbodig maakt; op voorstel van het college van burgmeester en schepenen; na toelichting en beraad; in openbare vergadering; aangenomen met eenparigheid van stemmen; besluit: artikel 1: De nieuwe Code voor infrastructuur- en nutswerken langs gemeentewegen (versie 18 oktober 2016) wordt onderschreven en goedgekeurd. De tekst van de Code maakt integrerend deel uit van deze beslissing. Deze code heeft als voorwerp: - het vastleggen van eenvormige duidelijke afspraken bij (1) werken op het openbaar domein met een nutsbedrijf, leidingenbeheerder of derde als opdrachtgever, en (2) gemeentelijke infrastructuurwerken, waarvoor de gemeente optreedt als opdrachtgever met onder andere noodzakelijke aanpassings- en verplaatsingswerken aan de nutsleidingen en/of aan infrastructuur van derden; en - het vastleggen van de door alle partijen te respecteren technische en administratieve regels. Deze code heeft als doel: a. het duurzaam beheer en inrichting van het openbaar domein en van de ondergrondse- en bovengrondse infrastructuur; b. de kwaliteitsvolle uitvoering van werken (inclusief puntwerken) in het openbaar domein; c. het informeren van de domeinbeheerder over puntwerken en de tijdige uitwisseling van alle noodzakelijke informatie tussen de betrokken kabel- en leidingbeheerders, nutsbedrijven, domeinbeheerders en eventuele andere opdrachtgevers van werken (in het openbaar domein) met het oog op afstemming van de planning, de studiefase, de uitvoering en de opvolging van werken door de betrokkenen; d. het coördineren van de uitvoering van werken waarvoor tijdens de studiefase wederzijdse verbintenissen werden aangegaan; e. de vlotte en snelle uitvoering van de werken, om de hinder en de duur van de werken zoveel mogelijk te beperken in evenwicht met noodzakelijke veiligheidsmaatregelen en andere flankerende maatregelen; f. het voorkomen van werken gedurende de sperperiode na uitgevoerde werken met het oog op minder hinder en duurzaam beheer; g. de tijdige en correcte communicatie met de buurtbewoners en weggebruikers; h. de performante opvolging voor meldingen en klachten in verband met de werken (inclusief nazorg); i. het vastleggen van gemeenschappelijke afspraken die gelden in alle steden en gemeenten die de code onderschrijven en een uniforme toepassing van die afspraken. artikel 2: De bepalingen van de nieuwe Code gelden voor elke opdrachtgever die de code heeft goedgekeurd en die werken uitvoert op het grondgebied van de gemeente. artikel 3: De bepalingen van de nieuwe Code gelden vanaf 1 januari Tot zolang blijven de bepalingen van de vorige Code, zoals goedgekeurd bij gemeenteraadsbeslissing van 31 januari 2002, van kracht. Vanaf 1 januari 2018 dient de vorige Code als opgeheven te worden beschouwd.../..

9 artikel 4: Mededeling van deze beslissing zal worden gedaan aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten vzw, Paviljoenstraat 9, 1030 Brussel, t.a.v. Christophe Claeys (via Een afschrift van deze beslissing zal worden meegestuurd. artikel 5: Een afschrift van deze beslissing wordt ook bezorgd aan de dienst openbare werken, de technische uitvoeringsdienst, de dienst vergunningen, de GIS-cel, de dienst lokale economie en de dienst communicatie, alsook aan de plaatselijke wijkafdeling van de lokale politie. 4. GOEDKEURING VAN HET LOKAAL TOEWIJZINGSREGLEMENT VOOR SOCIALE HUURWONINGEN MET ALS DOELGROEP OUDEREN [Raadslid Romina VANHOOREN wenst te weten of er ook nog andere doelgroepen aan bod zullen komen. Volgens de burgemeester komen die genoeg aan hun trekken bij andere projecten van de sociale huisvestingsmaatschappijen.] De raad, gelet op het gemeentedecreet, inzonderheid artikel 2 en artikel 42; gelet op de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997, inzonderheid artikel 4 en artikel 95; gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2007 tot reglementering van het sociale huurstelsel ter uitvoering van titel VII van de Vlaamse Wooncode (het Socialehuurbesluit), inzonderheid artikel 26 tot en met artikel 29; gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 4 oktober 2013 tot wijziging van diverse besluiten betreffende het woonbeleid; gelet op de omzendbrief van 23 januari 2014 van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie betreffende de mogelijkheid van een verkorte procedure bij de opmaak van een lokaal toewijzingsreglement voor ouderen; gelet op de voorbereidende besprekingen in de schoot van het lokaal woonoverleg (waarin alle relevante lokale huisvestingsactoren zijn vertegenwoordigd) op 30 september 2014 en 3 december 2014; gelet op de beslissing van het college van burgemeester en schepenen van 9 december 2014 houdende principiële beslissing tot opmaak van een lokaal toewijzingsreglement en houdende vaststelling van de totstandkomingsprocedure; gelet op de vervolgbesprekingen in de schoot van het lokaal woonoverleg op 14 april 2015 en op 18 oktober 2016; overwegende dat de Oudenburg deel uitmaakt van de interlokale vereniging Woonpunt, een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Gistel, Ichtegem en Oudenburg, met het oog op de uitbouw van het lokaal woonbeleid en de verbetering van de dienstverlening inzake wonen; overwegende dat het wenselijk geacht wordt om de woongelegenheden voorzien in het bouwproject van sociale bouwmaatschappij De Mandel in de Bellerochelaan (tussen de Ettlegemsestraat en de Bekestraat) bij voorrang te kunnen toewijzen aan senioren, gezien de ligging nabij het woonzorgcentrum; dat ook Woondienst JOGI vragende partij is om een aantal kleine woningen zonder treden te kunnen toewijzen aan senioren in functie van de optimalisatie van de huursubsidie; dat hierover een consensus werd bereikt in de schoot van het lokaal woonoverleg; overwegende dat de gemeente kan afwijken van de algemeen geldende toewijzingsregels zoals vastgelegd in het Socialehuurbesluit, op basis van specifieke behoeften en lokale noden; dat voor de voorbereiding van het lokaal toewijzingsreglement een beroep werd gedaan op Woonpunt; dat hierbij het modelsjabloon werd gebruikt; overwegende dat de keuze voor de afbakening van de doelgroep op basis van de leeftijd (met als ondergrens 65 jaar) verantwoord wordt door de gestage toename van het aantal 65-plussers (toename met 25% tussen 2004 en 2016) en het niet onbelangrijk aantal van hen dat op een wachtlijst staat voor een aangepaste en betaalbare huurwoning;../..

10 dat de keuze van het voorbehouden patrimonium verantwoord wordt door de centrale ligging van de woningen in kwestie (nabij de dorpskern en vlakbij alle voorzieningen), en door hun vlotte toegankelijkheid; dat het voorbehouden patrimonium dat bij voorrang zou worden toegewezen de indicatieve bovengrenzen niet overschrijdt; dat derhalve de vereenvoudigde procedure van toepassing is; gelet op het voorliggende ingevulde aanvraagsjabloon; op voorstel van het college van burgemeester en schepenen, in afwijking van de algemeen geldende toewijzingsregels, doch zonder afbreuk te doen aan de verplichte voorrangsregels, zoals vastgelegd in het Socialehuurbesluit; in openbare vergadering; na bespreking en beraad; aangenomen met eenparigheid van stemmen; besluit: artikel 1: Dit besluit regelt de specifieke voorrangsregeling die van toepassing zullen zijn voor bepaalde categorieën van ouderen bij de verhuring van sociale woningen op het grondgebied van de stad Oudenburg. Deze voorrangsregeling vormt het lokaal toewijzingsreglement voor ouderen. artikel 2: De voorrangsregeling geldt voor kandidaat-huurders die op het ogenblik van de toewijzing minstens 65 jaar oud zijn. Bij de toekenning van een woning aan een koppel volstaat dat minstens één van beide partners 65 jaar of ouder is. Voor woningen die rolstoeltoegankelijk zijn wordt binnen deze doelgroep eerst voorrang gegeven aan kandidaat-huurders die tevens rolstoelgebruiker zijn, en pas daarna aan kandidaat-huurders die geen rolstoelgebruiker zijn. artikel 3: Deze voorrangsregeling geldt voor volgende sociale woningen op het grondgebied van de stad Oudenburg die verhuurd worden door sociale bouwmaatschappij De Mandel en sociaal verhuurkantoor Woondienst JOGI, meer bepaald: 1. voor wat betreft Woondienst JOGI, de woning gelegen in de Dorpsstraat 53 bus 8, 8460 Oudenburg (Ettelgem); 2. voor wat betreft De Mandel, de woningen gelegen op volgende adressen: - Bellerochelaan 4 bus 1, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 2, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 3, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 4, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 5, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 6, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 7, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 8, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 9, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 4 bus 10, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 1, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 2, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 3, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 4, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 5, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 6, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 7, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 8, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 9, 8460 Oudenburg - Bellerochelaan 6 bus 10, 8460 Oudenburg.../..

11 Deze adreslijst kan te allen tijde worden aangepast. artikel 4: Sociale bouwmaatschappij De Mandel en sociaal verhuurkantoor Woondienst JOGI zijn gehouden tot naleving van het reglement en van de aanvullende bepalingen van deze beslissing. Zij dienen onderhavige voorrangsregeling in hun interne huurreglement op te nemen. artikel 5: Elke wijziging aan het reglement zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de gemeenteraad en aan de bevoegde minister of diens gemachtigde. Hetzelfde geldt voor elke wijziging van de adreslijst van de sociale woningen waar de voorrang van ouderen geldt. artikel 6: Het reglement zal (samen met het administratief dossier) ter goedkeuring worden voorgelegd aan de minister bevoegd voor de huisvesting, p/a Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, Agentschap Wonen-Vlaanderen, Afdeling Woonbeleid, Koning Albert II-laan 19 bus 21, 1210 Brussel. Voor de vlotte digitale afhandeling wordt het dossier ook digitaal bezorgd op artikel 7: Het reglement treedt in werking op de vijfde dag volgend op de ontvangstmelding van de goedkeuring door het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed van de Vlaamse overheid, of bij gebrek aan een beslissing binnen de negentig dagen te rekenen vanaf de ontvangstmelding van het dossier door de Afdeling Woonbeleid. artikel 8: Na goedkeuring zal dit reglement onverwijld door de burgemeester worden bekendgemaakt op de gemeentelijke website, met vermelding van zowel de datum waarop het reglement werd aangenomen als de datum waarop het reglement op de website werd bekendgemaakt. De bekendmaking en de datum van bekendmaking van de aanpassing van het reglement zullen moeten blijken uit de aantekening in een speciaal daartoe gehouden register. Voorts zal het bestaan van het reglement worden bekendgemaakt in het gemeentelijk infoblad en op de website van de stad. Vanuit de website van de stad zal een link worden voorzien naar de tekst van het reglement. Het reglement zal ook ter inzage worden gelegd aan de centrale onthaalbalie van de gemeente. artikel 8bis: Sociale bouwmaatschappij De Mandel en sociaal verhuurkantoor Woondienst JOGI dienen het reglement bekend te maken via hun eigen nieuws- en informatiekanalen. Het plaatselijke OCMW dient het reglement bekend te maken via haar website. Sociale bouwmaatschappij De Mandel, sociaal verhuurkantoor Woondienst JOGI en het plaatselijke OCMW dienen het reglement ter inzage te leggen aan hun onthaalbalies. artikel 9: Deze beslissing wordt opgenomen op de lijst met de beknopte omschrijving van de gemeenteraadsbesluiten en de daarin geregelde aangelegenheden die binnen de twintig dagen aan de gouverneur van de provincie zal worden gezonden in het kader van het algemeen bestuurlijk toezicht. Dit zal geschieden op digitale wijze. artikel 10: Kennisgeving van deze beslissing zal worden gedaan aan sociale bouwmaatschappij De Mandel en sociaal verhuurkantoor Woondienst JOGI met het uitdrukkelijk verzoek het reglement en de aanvullende bepalingen van deze beslissing na te leven. Een afschrift van deze beslissing zal worden meegestuurd.../..

12 artikel 10bis: Sociale bouwmaatschappij De Mandel en sociaal verhuurkantoor Woondienst JOGI zullen ook op de hoogte worden gebracht van de beslissing van de Vlaamse overheid en van de inwerkingtreding van het reglement. Dit geldt ook voor alle hierna vermelde instanties en diensten. artikel 11: Kennisgeving van deze beslissing zal worden gedaan aan het secretariaat van de lokale seniorenraad, p/a Ettelgemsestraat 18, 8460 Oudenburg. Een afschrift van deze beslissing zal worden meegestuurd. artikel 12: Kennisgeving van deze beslissing zal worden gedaan aan de voorzitter van het OCMW, p/a Ettelgemsestraat 18, 8460 Oudenburg. Een afschrift van deze beslissing zal worden meegestuurd. artikel 13: Een afschrift van deze beslissing wordt bezorgd aan Woonpunt iv, Stationsstraat 1, 8480 Ichtegem. artikel 14: Een afschrift van deze beslissing wordt bezorgd aan de dienst ruimtelijke ordening, aan de dienst huisvesting, aan de dienst welzijn en aan de dienst communicatie. 5. AANDUIDING VAN EEN NIEUW LID VAN DE RAAD VAN BESTUUR MET RAADGEVENDE STEM BIJ PROJECTVERENIGING GINTER EN PROJECTVERENIGING POLDERRAND De gemeenteraad, gelet op het gemeentedecreet, inzonderheid artikel 2, artikel 35, artikel 42 en artikel 43; gelet op het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking, inzonderheid artikel 16, artikel 17, artikel 19 en artikel 48; gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 30 december 2013 tot hertoetreding tot projectvereniging Ginter, intergemeentelijke cultuurpartners, met maatschappelijke zetel te 8210 Zedelgem, Snellegemstraat 1; gelet op de gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2015 tot oprichting van projectvereniging Polderrand, met maatschappelijke zetel te 8460 Oudenburg, Weststraat 24; gelet op de statuten van de projectvereniging Ginter en van projectvereniging Polderrand; gelet op de intrinsieke samenhang tussen de statutaire doelstellingen van beide verenigingen en de nood aan inhoudelijke afstemming tussen de onderscheiden invalshoeken; overwegende dat beide projectverenigingen beschikken over een raad van bestuur; dat elke deelnemende gemeente recht heeft op een raadgevend lid, verkozen onder de raadsleden verkozen op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen of aangesteld is als voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn; gelet op het feit dat de leden van het college van burgemeester en schepenen (met inbegrip van de OCMW-voorzitter) verkozen werden op de lijsten nummer 4 (sp.a) en nummer 7 (CD&V) zodat enkel de verkozenen op de lijsten nummer 1 (Open VLD) en nummer 2 (N-VA) in aanmerking komen voor een mandaat met raadgevende stem in de raad van bestuur van een intergemeentelijke vereniging; overwegende dat bij de oprichting van projectvereniging Polderrand werd beslist dat het - zowel vanuit beleidsmatig oogpunt als uit praktische overwegingen en om redenen van efficiëntie - aangewezen zou zijn dat de gemeentelijke vertegenwoordigers in de raad van bestuur van projectvereniging Polderrand dezelfde personen zouden zijn als de gemeentelijke vertegenwoordigers in de raad van bestuur van projectvereniging Ginter; dat gemeenteraadslid Herlinde DEVRIENDT (Open VLD) voor beide projectverenigingen werd aangeduid als lid van de raad van bestuur met raadgevende stem (met name bij gemeenteraadsbeslissing van 6 februari 2013 voor wat betreft Ginter en bij gemeenteraadsbeslissing van 17 december 2015 voor Polderrand); dat Herlinde DEVRIENDT de wens heeft geuit om ontslag te nemen uit de raad van bestuur van Ginter en de raad van bestuur van Polderrand, omwille van professionele redenen;../..

13 dat het ontslag door de respectieve raden van bestuur werd aanvaard, respectievelijk op 7 februari 2017 (voor wat betreft Ginter) en 8 maart 2017 (voor wat betreft Polderrand); dat het thans aan de gemeenteraad toekomt in haar vervanging te voorzien; gelet op de ingediende kandidatuur door gemeenteraadslid Stefaan REYNAERT (Open VLD); overwegende dat betrokkene voldoet aan de voorwaarden; in openbare vergadering; na geheime stemming, met volgend resultaat: 20 ja-stemmen; besluit: artikel 1: Wordt aangeduid als lid van de raad van bestuur van de projectvereniging Ginter, met raadgevende stem, en als lid van de raad van bestuur van de projectvereniging Polderrand, met raadgevende stem, in opvolging van Herlinde DEVRIENDT: Stefaan REYNAERT, gemeenteraadslid, verkozen op een lijst waarvan geen enkele verkozene deel uitmaakt van het college van burgemeester en schepenen of aangesteld is als voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, wonende te Oudenburg, Mariastraat 5 bus 5. artikel 2: Deze aanduiding geldt in principe voor de resterende duur van het lidmaatschap van de gemeenteraad, maar kan te allen tijde door de gemeenteraad worden herroepen. De bestuurder blijft evenwel in functie tot in zijn vervanging is voorzien. artikel 3: Het aangeduide lid kan zich niet laten vervangen op de vergaderingen van de raad van bestuur. artikel 4: Kennisgeving van deze aanduiding zal worden gedaan aan het secretariaat van projectvereniging Ginter, p/a Snellegemsestraat 1, 8210 Zedelgem, aan het secretariaat van projectvereniging Polderrand, p/a Weststraat 24, 8460 Oudenburg, en aan het nieuw aangeduide lid, ter bevestiging van zijn dubbelmandaat. Een afschrift van deze beslissing zal worden meegestuurd. artikel 5: Een afschrift van deze beslissing wordt bezorgd aan de dienst cultuur, toerisme en erfgoed, aan de dienst archeologie, aan de stedelijke bibliotheek en aan de archiefdienst, alsook aan de dienst financiën. [Raadslid Stefaan REYNAERT voelt zich vereerd bij het unanieme vertrouwen dat hem geschonken wordt.] 6. ADVIES OVER DE JAARREKENINGEN 2016 VAN DE OUDENBURGSE KERKFABRIEKEN [Raadslid Freddy DECLERCK vraagt hoe ver het staat met het kerkenbeleidsplan, en of dit ook aan de gecoro zal worden voorgelegd. De burgemeester antwoordt dat de ontwerpplannen (van elk van de vier kerkbesturen) grotendeels klaar waren maar nu in extremis nog moesten worden aangepast ingevolge een recente wijziging van de wetgeving en nieuwe instructies van de Vlaamse overheid. De burgemeester heeft er geen bezwaar tegen dat het kerkenbeleidsplan aan de gecoro wordt voorgelegd. Hij hoopt dat dit nog voor 1 juni van dit jaar zal kunnen. Raadslid Anthony DUMAREY stelt dat zijn fractie zich voor alle vier de kerkfabrieken zal onthouden.] 6.1. ADVIES OVER DE JAARREKENING 2016 VAN DE KERKFABRIEK ONZE-LIEVE-VROUW, OUDENBURG [DN0908] De raad, gelet op het gemeentedecreet, in het bijzonder artikel 42 en artikel 43;../..

14 gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, inzonderheid artikel 55, gewijzigd bij decreet van 6 juli 2012 (wat betreft het tijdstip van indienen van de rekening); gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 5 september 2008 en van 14 december 2012; gelet op de omzendbrief BB-2007/01 van 12 januari 2007 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering betreffende de boekhouding van de besturen van de eredienst, inzonderheid de slotbepalingen inzake de inwerkingtreding; gelet op de omzendbrief BB 2008/01 van 22 februari 2008 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering betreffende de toepassing van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten; gelet op de omzendbrief BB 2013/01 van 1 maart 2013 van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand betreffende de boekhouding van de besturen van de eredienst; gelet op het keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkbesturen; gelet op de wet van 4 maart 1870 op het tijdelijke der erediensten; overwegende dat elke kerkraad jaarlijks de rekening van de kerkfabriek over het voorgaande jaar dient vast te stellen en dit voor 1 maart bij het centraal kerkbestuur moet indienen; dat de rekeningen jaarlijks voor 1 mei bij de gemeenteoverheid en bij de provinciegouverneur moeten worden ingediend door het centraal kerkbestuur; dat de rekeningen onderworpen zijn aan het advies van de gemeenteraad en aan de goedkeuring van de provinciegouverneur; overwegende dat de gemeenteraad beschikt over een termijn van 50 dagen, die ingaat op de dag na het inkomen van de rekeningen bij de gemeenteoverheid, om advies uit te brengen; dat de gemeenteraad zijn advies uiterlijk de laatste dag van deze termijn dient te versturen aan de provinciegouverneur; dat bij ontstentenis van deze kennisgeving de gemeenteraad geacht wordt een gunstig advies te hebben uitgebracht; gelet op de gezamenlijke afgifte van de rekeningen 2016 van de Oudenburgse kerkfabrieken door het centrale kerkbestuur op 7 maart 2017 (samen met een begeleidend schrijven gedateerd op 4 maart 2017, en aangevuld met een overzicht van de overschotten en tekorten van de jaarrekeningen en van de betaalde toelagen); gelet inzonderheid op de jaarrekening 2016 van de kerkfabriek van Oudenburg, opgemaakt en goedgekeurd bij beslissing van de kerkraad van 22 december 2016 (volgens document) of 4 januari 2017 (volgens ondertekening) en ingediend bij het centraal kerkbestuur op 28 februari 2017; gelet op het financieel gedeelte van de jaarrekening; gelet op de ingediende bewijsstukken; gelet inzonderheid op het bewijs van de kastoestand op 31 december 2016, op de nihilstaat inzake openstaande schulden en vorderingen, op de staat van het vermogen en op het nihiloverzicht (uit de integrale inventaris) inzake investeringsprojecten, gelet voorts op de bijgevoegde interne kredietaanpassing zoals goedgekeurd door de kerkraad op 31 december 2016 (volgens document) en op 4 januari 2017 (volgens ondertekening); gelet op de cijfers van de jaarrekening, die enkel betrekking hebben op de exploitatie; overwegende dat de ontvangsten ,65 EUR bedragen; dat de uitgaven ,83 EUR bedragen; dat het overschot op de vorige jaarrekening ,58 EUR bedraagt; dat de exploitatietoelage ,68 EUR bedraagt; dat het dienstjaar 2016 derhalve afgesloten wordt met een batig saldo van ,08 EUR inzake exploitatie; gelet op de bijgevoegde summiere verklarende nota bij de jaarrekening 2016; overwegende dat de betrokken kerkfabriek geen slecht beheer kan worden verweten; op voorstel van het college van burgemeester en schepenen; na toelichting en beraad;../..

15 in openbare vergadering; aangenomen met 15 ja-stemmen (Myriam MAES, Peter VELLE, Ulrike VANHESSCHE, Isabelle CAPELLE, Gudrun DE VLAM, Hubert DE GRYSE, Annie COBBAERT, Jean-Pierre VAN DIERENDONCK, Anni CHRISTIAEN, Stefanie VAN EEGHEM, Marc GILLIAERT, Freddy DECLERCK, Johan TANGHE, Ignace DEREEPER en Gino DUMON) tegenover 5 onthoudingen (Romina VANHOOREN, Stefaan REYNAERT, Jaak LINGIER, Roland BLOMME en Anthony DUMAREY); besluit: artikel 1: Er wordt een gunstig advies uitgebracht over de jaarrekening 2016 van de kerkfabriek Onze-Lieve-Vrouw (Oudenburg). artikel 2: Dit advies zal voor verder gevolg worden overgemaakt aan de gouverneur van de provincie, via het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, afdeling West-Vlaanderen, Jacob van Maerlantgebouw, Koning Albert I-laan 1-2 bus 103, 8200 Brugge (voor het verstrijken van de voorgeschreven termijn van 50 dagen, d.i. uiterlijk op 26 april 2017). Dit zal geschieden op digitale wijze. artikel 3: Een eensluidend afschrift van deze beslissing zal verzonden worden naar de betrokken kerkfabriek, p/a Martin VANHAECKE, voorzitter, Westkerksestraat 10, 8460 Oudenburg, ter kennisgeving, en met uitdrukkelijk verzoek om ook bij de rekening van het volgende dienstjaar een verantwoordingsnota te voegen waarin het tekort of het overschot wordt toegelicht. artikel 4: Een kopie van deze beslissing wordt bezorgd aan het centraal kerkbestuur, p/a Yvan JONCKHEERE, Zuidstraat 2, 8460 Oudenburg, ter informatie ADVIES OVER DE JAARREKENING 2016 VAN DE KERKFABRIEK SINT-ELIGIUS, ETTELGEM [DN0909] De raad, gelet op het gemeentedecreet, in het bijzonder artikel 42 en artikel 43; gelet op het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en werking van de erkende erediensten, inzonderheid artikel 55, gewijzigd bij decreet van 6 juli 2012 (wat betreft het tijdstip van indienen van de rekening); gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 oktober 2006 houdende het algemeen reglement op de boekhouding van de besturen van de erkende erediensten en van de centrale besturen van de erkende erediensten, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 5 september 2008 en van 14 december 2012; gelet op de omzendbrief BB-2007/01 van 12 januari 2007 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering betreffende de boekhouding van de besturen van de eredienst, inzonderheid de slotbepalingen inzake de inwerkingtreding; gelet op de omzendbrief BB 2008/01 van 22 februari 2008 van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering betreffende de toepassing van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de materiële organisatie en de werking van de erkende erediensten; gelet op de omzendbrief BB 2013/01 van 1 maart 2013 van de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand betreffende de boekhouding van de besturen van de eredienst; gelet op het keizerlijk decreet van 30 december 1809 op de kerkbesturen; gelet op de wet van 4 maart 1870 op het tijdelijke der erediensten; overwegende dat elke kerkraad jaarlijks de rekening van de kerkfabriek over het voorgaande jaar dient vast te stellen en dit voor 1 maart bij het centraal kerkbestuur moet indienen; dat de rekeningen jaarlijks voor 1 mei bij de gemeenteoverheid en bij de provinciegouverneur moeten worden ingediend door het centraal kerkbestuur;../..